Economie Hoofdstuk 5
Ondernemingsvormen: - eenmanszaak - vennootschap onder firma(VOF) - besloten vennootschap(BV) - naamloze vennootschap (NV)
Eenmanszaak:
* kleine winkels, kleine dienstverlenende bedrijven, kleine industriële ondernemingen
* eigenaar heeft de leiding
* eigenaar alleen aansprakelijk voor mogelijke verliezen
* schulden kunnen worden betaald uit het privé-vermogen
Vennootschap onder firma(VOF)
* enkele mensen(firmanten) brengen arbeid en vermogen in
* leiderschap wordt verdeeld bv: inkoop, productie, verkoop
2 voordelen:- verdeelde taken(arbeidsverdeling)
- firmanten kunnen met elkaar overleggen
* ieder vennoot is hoofdelijk aansprakelijk voor mogelijke schulden
Besloten vennootschap/ naamloze vennootschap
* eigenaars zijn aandeelhouders
* deel van de winst(dividend) wordt toegevoegd aan de reserve van BV of NV
* de aandeelhouder kunnen nooit met hun privé-vermogen aansprakelijk worden gesteld met hun vermogen( de aandeelhouder kunnen alleen het geld kwijt zijn dat ze voor de aandelen hebben betaald)
rechtspersoon: een organisatie met rechten en plichten kan zijn eigen bezittingen en eigen schulden hebben, los van de leden die ertoe behoren.
NV: beste ondernemingsvorm als er veel vermogen nodig is. Een NV kan zijn aandelen vrij verhandelen. BV: aandelen zijn niet rij verhandelbaar. De aandeelhouders staan met hun vermogensdeelname geregistreerd.
Balans en de resultatenberekening van een onderneming: Debet Credit
Bezittingen Eigen vermogen
grond aandelenvermogen
gebouwen reserves
machines leningen
voorraden schulden- aan leveranciers(crediteuren)
vorderingen(debiteuren)
nog af te dragen belasting
kas, bank, giro
resultatenberekening: kosten en opbrengsten van een onderneming (Winst-&Verlies rekening)
Opbrengsten:
Opbrengst uit verkoop
Overheidssubsidies
Kosten: geldbedragen
Loon
Huur
Rente
Pacht
Belastingen
Winst:
Verschil tussen een balans en resultatenberekening: Op een balans staan bezittingen, eigen vermogen en vreemd vermogen terwijl op een resultatenberekening kosten en opbrengsten staan
Het break-evenpunt
TO= totale opbrengst (omzet)
TK= totale kosten
TCK= totale constante kosten
variëren niet met de productieomvang, blijven niet altijd gelijk
TVK=totale variabele kosten
variëren met de productieomvang
TW=TO-TK
break-even punt: Het snijpunt van de TO-lijn en de TK-lijn
break-even omzet: de break-even afzet x verkoopprijs
2 dingen om naar te streven: - maxiamale winst - kostendekking
De vraag naar consumptiegoederen
Factoren die er vanaf hangen hoeveel eenheden van een product de consumenten kopen:
- (ver) koopprijs
Factoren die de vraag van een consument naar een bepaalde consumptie bepalen:
- preferenties
- inkomen
- prijs van het product
- prijzen van andere producten
- aantal vragers
beïnvloeding van behoeften:
- reclame van de producenten
- modetrends
- marktonderzoek
substitutie goederen: als producten elkaar kunnen vervangen ?koffie-thee, bloemkool-prei
complementaire goederen: als producten elkaar aanvullen -> benzine-auto’s, shag-vloei
(prijs)vraaglijn: geeft aan hoeveel eenheden van een product worden gekocht bij uiteenlopende prijzen van een product.
qv=-5p + 250 (bijvoorbeeld)
eerstegraadsvraagfunctie: schema opstellen om de X-as en Y-as.
individuele vraagfunctie: geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van één persoon.
collectieve vraagfunctie: krijg je als je alle individuele vraagfuncties bij elkaar optelt. Die laat zien hoeveel eenheden van een product in totaal gevraagd wordt bij uiteenlopende prijzen van dat product.
De prijselasticiteit van een de vraag
prijselastisch: auto’s
prijsinelastisch: brood
Bij een prijselastisch product wordt een prijsverandering gevolgd door een grotere verandering van de vraag. Bij een prijsinelastisch product wordt een prijsverandering gevolgd door een kleinere verandering van de vraag.
procentuele verandering van het gevolg ------------------------------------- E =procentuele verandering van de oorzaak
Ev=procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid ----------------------------------------- procentuele verandering van de prijs
Ev is meestal negatief: - stijging van de prijs veroorzaakt normaal gesproken een daling van de gevraagde hoeveelheid - bij een daling van de prijs stijgt ( normaal gesproken) de gevraagde hoeveelheid
procentuele verandering berekenen:
nieuwe waarde-oude waarde ------------------------ oude waarde x 100% Ev=------------------------------- nieuwe waarde-oude waarde --------------------------- oude waarde x 100% =
nieuwe waarde-oude waarde ------------------------- oude waarde x 100%
Als p met een groter percentage stijgt dan qv daalt: - neemt TO= p x qv toe - ligt Ev tussen -1 en 0, omdat het negatieve getal boven de breukstreep kleiner is dan het positieve getal onder de breukstreep.
Als p met een kleiner met een kleiner percentage stijgt dan qv daalt: - neemt TO=p x qv af - is de uitkomst van de Ev kleiner dan -1, omdat het negatieve
De prijsvorming op de markt
Markt: samenhangend geheel van vraag naar en aanbod van een goed.
concrete markt: duidelijk aanwijsbare plaats, groentemarkt, vlooienmarkt
abstractemarct: niet duidelijk aanwijsbaar, huizenmarkt, arbeidersmarkt, vermogensmarkt
Bij een hogere prijs neemt het aanbod toe. aanbodfunctie: qa = 10p – 200
Positief verband tussen de prijs p en de aangeboden hoeveelheid qa: - een stijging van p leidt tot een stijging van qa - een daling van p leidt tot een daling van qa
Macht op de markt
vraaglijn(formule) en de aanbodlijn(formule) aan elkaar gelijk stellen.
Evenwichtsprijs: momentopname, de vraag- en aanbodlijnen verschuiven steeds
In het algemeen schuift de aanbodlijn van een product naar rechts als: - de technische ontwikkelingen het eenvoudiger maakt om een product voort te brengen - het aantal aanbieders toeneemt
Oorzaken van de macht op de markt (door producenten):
- Een aanbieder op de markt(monopolie)
- Klein aantal bieders (prijsoorlog wordt vermeden, zo laag mogelijke prijzen)
- Uitvoeringen verschillen(producenten van verschillende typen stellen zelf prijs vast)
- Onderlinge afspraken
Monopolist stelt zelf de verkoopprijs vast maar moet wel rekening houden met potentiële concurrenten.
Wet Economische Mededinging: mededinging= concurrentie
prijskartel: verbod om een product niet onder een bepaalde prijs te verkopen
productiekartel: hoeveel eenheden van een product elke onderneming in een bepaalde periode mag voortbrengen
consumentenbond: ANWB, Vereniging eigen huis, NIBUD
- vergelijkende warenonderzoeken
- informatie en voorlichting geven over de aanschaf van producten
- juridische bijstand verlenen bij problemen met leveranciers
- overheid adviseren ten aanzien van de wetgeving of voorschriften die belangrijk zijn voor de consument
prijsdrukkend effect: de macht die consumenten organisaties hebben op bedrijven
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden