Boekvergelijking

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 4231 woorden
  • 25 augustus 2003
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
19 keer beoordeeld

De boeken

Auteur: J. Bernlef
Titel: Hersenschimmen
Aantal bladzijden: 162
Datum waarop ik het boek uit had: 1 april

Auteur: B. Büch
Titel: Het dolhuis
Aantal bladzijden: 183
Datum waarop ik het boek uit had: 14 januari

Auteur: R. Dorrestein
Titel: Buitenstaanders
Aantal bladzijden: 169
Datum waarop ik het boek uit had: 25 februari

Auteur: Y. Keuls
Titel: Jan Rap en zijn maat
Aantal bladzijden: 272
Datum waarop ik het boek uit had: 23 maart

Voorbereidingsfase

1. Hersenschimmen: als ik deze titel zo voor het eerst zie denk ik aan het verleden aan hersenschimmen en het boek zal dan ook wel over hersenschimmen van iemand gaan. Ik verwacht dat dit boek over iemand gaat die alleen nog maar hersenschimmen heeft en daarom misschien ook wel gestoord? kan worden genoemd. Maar is dit wel gestoord, dat ga je je dan afvragen.

1. Het dolhuis: deze titel is eigenlijk een ander woord voor gekkenhuis en ik verwacht dat dit boek dus over een gekkenhuis gaat waar waarschijnlijk mensen zitten waarvan gezegd wordt dat ze gestoord zijn.

1. Buitenstaanders: deze titel zegt iets over mensen die niet geaccepteerd worden en dus buitenstaanders zijn. Als je naar het thema kijkt ga je denken dat dit boek over mensen gaat die als gestoord gezien worden en dus buitstaanders zijn.

1. Jan Rap en zijn maat: deze titel vind ik een beetje vaag en ik weet dan ook eigenlijk niet wat ik van dit boek moet verwachten, misschien dat deze Jan Rap en zijn maat de hoofdpersonen zijn in dit boek. Het vraagteken dat bij het thema hoort, zou dan kunnen aanvullen bij de vraag of deze Jan Rap en zijn maat gestoord zijn.

2. Wanneer is iemand volgens mij gestoord? • Als iemand zelfmoordpogingen heeft gedaan of wil gaan doen. • Als iemand in zichzelf praat. • Als iemand een trauma heeft van vroeger en je dat nu nog goed kan merken. • Als iemand een ander vermoord of wil vermoorden. • Als iemand een ander verkracht. • Als iemand een ander mishandelt.

3. A. Middeleeuwen: toen zaten er in de gekkenhuizen veel mensen die al snel gek werden gevonden en er niet naar hun oorzaak werd gekeken. Het waren vervallen huizen met slechte hygiëne. Nu: nu zijn er veel minder gekkenhuizen en heet het ook anders en worden de mensen ook echt geholpen. De gebouwen zijn veel verzorgder en de patiënten worden beter opgevangen. B. Verschillen • Nu is alles veel verzorgder en hygiënischer. • De mensen worden nu beter opgevangen • De patiënten worden nu beter geholpen doordat er wordt gekeken naar wat de oorzaak is van hun “gekheid” en dat was vroeger niet zo. • Er zijn nu veel minder inrichtingen doordat de mensen beter worden geholpen.

4. Ik ben het aan de ene kant wel eens met de stelling omdat ze inderdaad een gevaar voor de samenleving kunnen vormen. Vaak hebben moordenaars een psychische reden voor hun moord dus is het inderdaad een gevaar voor de samenleving. Aan de andere kant moeten deze mensen geholpen worden en ook moeten ze een kans krijgen om weer “normaal” te worden. Je moet ze dan dus niet alleen maar ergens wegstoppen maar ze ook echt helpen. Als ze zo weggestopt worden dan denkt iedereen, dan hebben we er geen last van maar het is nou eenmaal zo dat niet iedereen perfect is en dat die mensen er ook zijn en dus ook een kans verdienen om weer in de samenleving terug te keren.

5. A. • Het woord: onbeholpen, dit betekent dat diegene niks zelf kan en dus niet helemaal goed bij zijn verstand is. • De regel: en hij hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen, dit houdt in dat diegene dus niet zo slim is, dus zijn geest niet begrijpt en dus niet helemaal geestelijk in orde is. • De regel: stribbelt hij tegen en dan huilt hij even, een normaal iemand gaat niet huilen als hij wordt aangekleed en dus is diegene niet helemaal in orde. B. De woorden die bij mij de meeste emotie oproepen zijn: • Lelijk en onbeholpen, hierdoor vind ik diegene die in bad moet een beetje zielig en niet geliefd, waardoor dat mij ook niet vrolijk laat voelen. • Een oud vertrouwde droom, hierdoor voel ik me vrolijk en vertrouwde doordat het ook een vertrouwde droom is wat fijn is. • En dan huilt hij even, dit vind ik zielig omdat huilen nooit fijn is natuurlijk.

6. Ik vond het thema gestoord heel interessant klinken en daarom heb ik voor dit thema gekozen. Ik vind namelijk gestoord een interessant onderwerp omdat het over de persoonlijkheid van mensen gaat en wij kunnen dit allemaal meemaken want, wij zijn allemaal mensen met een eigen wil. Dat is voor mij heel belangrijk, want als ik het boek niet interessant vind dan duurt het heel lang voor ik het uit heb. Een goed boek is goed als je er gemakkelijk doorheen komt omdat het verhaal bijvoorbeeld zo mooi is.

Verwerkingsfase

1. Hersenschimmen
Hoofdpersoon: Maarten Klein, 71 jaar en woont met zijn vrouw Vera in de VS. Hij is diegene waar het boek over gaat, over zijn dementie en dat dit steeds erger wordt. Hij lijdt dus aan de “gekte” dementie en vergeet daardoor steeds meer dingen en herinnerd zich bijna niks meer van zijn verleden.

1. Het dolhuis
Hoofdpersoon: Winkler Brockhaus, een jongen die seksueel misbruikt is vroeger door zijn vader. Hij is ziek omdat hij later door dit misbruik een trauma heeft en vaak depressief is. Hij doet zelfs een aantal zelfmoordpogingen en niemand begrijpt hem. Hij is toen hij negen was naar een kindertehuis gestuurd door zijn moeder en Winkler wil weten waarom maar zijn moeder wil hem niet helpen.

1. Buitenstaanders
Hoofdpersonen: Max en Laurie, man en vrouw van elkaar. Zij zijn eigenlijk niet echt gek alleen Max die bedriegt zijn vrouw en Laurie speelt dat spelletje eigenlijk terug door ook vreemd te gaan en zo Max jaloers te maken. Nog een belangrijk persoon is Wibbe, hij is zorgde er namelijk voor dat het huis van Agripinna een soort projecthuis werd van de inrichting. Hij is niet echt gek alleen wordt hij wel gek gevonden over hoe hij zijn gezin behandeld en mee deed aan dat project voor de inrichting. De mensen die in het huis zitten, zitten daar omdat ze volgens doktoren gek zijn.

1. Jan Rap en zijn maat
Hoofdpersonen: Yvonne, zij heeft dit boek geschreven en zij loopt vanaf 1 dec. tot 18 maart mee in een opvangtehuis. Zij leidt eigenlijk aan geen gekte, zij helpt de patiënten in het opvangtehuis. Nog een belangrijk persoon is Gemma, zij is eigenlijk het hele boek aanwezig ook al gaat ze na een tijdje weg om in therapie te gaan. Gemma is “gek” omdat ze verstoten is door haar moeder en daardoor zich nergens thuis voelt, ze kan het ook niet aanvaarden dat haar moeder haar niet wil zien. Een ander belangrijk persoon is Derek, hij is homo en een zeurpiet. Hij heeft geen vrienden terwijl hij dat heel graag zou willen, hij trekt erg naar Charrie toe die dat eigenlijk niet wil. Hij wordt “gek” gevonden omdat hij homo is en zich daardoor heel raar gedraagt en heel vervelend is. Derek loopt ook eigenlijk het hele boek mee.

2. Hersenschimmen
Beste Vera, U moet de ziekte die Maarten heeft aanvaarden en ook aanvaarden dat U er niks aan zal kunnen doen. De ziekte wordt steeds erger maar U moet wel proberen klaar te staan voor Maarten als hij bijvoorbeeld wil praten en hem helpen als hij iets niet meer weet.

2. Het dolhuis
Beste moeder van Winkler, Het is natuurlijk heel erg wat Winkler zijn vader doet bij Winkler, maar ik vind wel dat u hem het meeste kan helpen door met zijn vader te gaan praten en als dat niet werkt samen met Winkler weg te gaan bij hem en van hem te scheiden. U heeft Winkler naar een kindertehuis gestuurd maar dit lost niets op, hier denken ze alleen maar dat hij gek is terwijl hij iemand nodig heeft om mee te praten. U zou die rol kunnen vervullen en Winkler helpen.

2. Buitenstaanders
Beste Laurie, U weet dat Max u bedriegt en toch wil u bij hem blijven, alleen maar uit principe. U moet niet bij hem blijven en hem ook nog terugpakken, maar gewoon bij hem weggaan. Het doet u niet goed als u bij hem blijft en alles slikken wat hij doet.

2. Jan Rap en zijn maat
Beste Yvonne, U kunt Gemma het beste helpen door de band met haar moeder proberen te herstellen en haar laten praten. U moet haar niet opdringen om naar een tehuis te gaan, maar hier rustig met haar over praten en dit tijd geven. Ze zal dan zelf zien dat het de enige oplossing is.

3. Hersenschimmen
A. Het perspectief in dit boek is: ik-perspectief, het verhaal wordt door Maarten zelf verteld. B. Dit perspectief is heel betrouwbaar omdat Maarten de hoofdpersoon is en zo kan je goed met hem meeleven en is het beter te begrijpen. Zo weet je precies wat iemand die dement wordt meemaakt. C. Bij dit boek ga je helemaal niet twijfelen aan de betrouwbaarheid omdat alles verteld wordt door Maarten zelf en hij weet het het beste omdat hij alles zelf meemaakt.

3. Het dolhuis
A. Het perspectief in dit boek is: hij/zij-perspectief. B. Dit perspectief is niet helemaal betrouwbaar omdat Winkler de hoofpersoon is en andere personen ook haar of zijn mening over Winkler geven waardoor het niet erg betrouwbaar is. C. Aan het einde van het boek ga je wel twijfelen omdat dan de waarheid boven tafel komt, dat de moeder van Winkler gechanteerd wordt door zijn vader en daardoor is het perspectief minder betrouwbaar omdat die moeder dus eerst heeft gelogen. 3. Buitenstaanders
A. Het perspectief in dit boek is: vertellers-perspectief
B. Dit perspectief is niet helemaal betrouwbaar omdat de schrijfster dingen voor jou kan achterhouden zodat je dus om de tuin geleid kan worden. C. Bij dit boek ging ik aan de betrouwbaarheid twijfelen aan het einde toen je te weten kwam dat het huis van Agripinna een soort fasehuis was en dat dat pas aan het einde van het boek naar boven kwam. De schrijfster had dit dus achtergehouden.

3. Jan Rap en zijn maat
A. Het perspectief in dit boek is: hij/zij-perspectief, het verhaal wordt door Yvonne verteld en zo door haar ogen bekeken. B. Dit perspectief is wel betrouwbaar omdat Yvonne alles meemaakt en je ziet door haar ogen het gedrag van de personen in het opvangtehuis. C. Ik heb bij dit boek niet getwijfeld aan de betrouwbaarheid omdat Yvonne alles verteld en zij het het beste weet, omdat zij in het opvanghuis werkt.

4. Hersenschimmen
A. Voor Maarten
B. Ik zou aan Maarten willen veranderen dat hij geneest van zijn ziekte zodat het aan het einde van het verhaal goed afloopt en hij nog lang en gelukkig zal leven met zijn vrouw Vera. C. Het effect op dit verhaal zou hebben dat Maarten steeds minder dement wordt in plaats van meer en dat het verhaal goed zal aflopen. Hij zal dan niet hoeven te lijden.

4. Het dolhuis
A. Voor de moeder van Winkler
B. Ze wordt in het boek gechanteerd door haar man en dit zou ik dan veranderen, daardoor kan ze weg bij haar man wanneer ze wil en kan ze een gelukkig leven leiden. C. Het verhaal zou hierdoor anders afgelopen zijn. Winkler’s moeder zou dan weg zijn gegaan bij haar man en daardoor zou Winkler zelf ook geholpen zijn en minder pijn hebben door zijn vader.

4. Buitenstaanders
A. Voor Max
B. Ik zou aan hem willen veranderen dat hij niet vreemd zou gaan waardoor Laurie en hij echt gelukkig zouden zijn. C. Door deze verandering zou Max ook niet vreemd zijn gegaan met Ebbe en Laurie dus ook niet met Lupo. Het verhaal zou hierdoor minder ernstig zijn.

4. Jan Rap en zijn maat
A. Voor Louis
B. Ik zou hem veranderen in een persoon dat niet zo grote problemen heeft als in het boek en hem zijn agressie niet op anderen af te reageren. C. Door deze verandering zal Koen geen inzakking krijgen en gewoon hulpverlener kunnen blijven. Louis zou dan gewoon geholpen kunnen worden en niet zoveel ophef maken in het huis.

5. Hersenschimmen
A. In dit boek leef ik het meest mee met Maarten omdat het heel erg is wat hij meemaakt. Ik zou het zelf ook heel erg vinden omdat sommige dingen gewoon niet meer te herinneren en herinneringen zijn wel een van de belangrijkste dingen in het leven. B. In dit boek zit er morele spanning als Maarten naar de inrichting wordt gebracht. Er zit hier morele spanning omdat de schrijver eigenlijk zegt dat uiteindelijk alle mensen die dement worden belanden in een inrichting. Ik ben het niet met dit beeld eens omdat ik vind dat deze mensen geholpen moeten worden en niet zomaar op moeten worden gesloten.

5. Het dolhuis
A. In dit boek leef ik het meeste mee met Winkler omdat het heel erg is wat zijn vader bij hem doet. Hij is seksueel misbruikt en later wil niemand hem helpen. Als mij dat zou overkomen zou ik echt niet weten wat ik moest doen en ik vind het knap dat hij de moed heeft om na het kindertehuis toch nog terug te gaan naar zijn vader en moeder. B. Bij dit boek is sprake van morele spanning als Winkler in het kindertehuis zit waar hij mishandeld wordt en niemand aardig tegen hem doet. Ik vind dat hier morele spanning zit omdat de schrijver een beeld oproept dat zegt dat ze in alle kindertehuizen de kinderen niet goed behandelen. Ik ben het hier niet eens met de schrijver omdat dat niet in alle kindertehuizen gebeurt.

5. Buitenstaanders
A. Bij dit boek leef ik het meeste mee met Laurie, omdat zij bedriegt wordt door haar man en hem uit principe niet kan verlaten. Als mijn man dat zou doen en ik zou dat moeten verdragen weet ik niet wat ik zou doen. Het lijkt me heel erg moeilijk om dan met hem te leven. B. In dit boek is sprake van morele spanning als duidelijk wordt dat Laurie en Max uit principe bij elkaar blijven. De schrijver zegt dus eigenlijk dat het huwelijk voor altijd is en dat je wat er ook gebeurt bij elkaar hoort te blijven. Ik ben het met dit beeld niet eens want je moet kunnen scheiden als jij dat wil.

5. Jan Rap en zijn maat
A. Bij dit boek leef ik het meeste mee met Derek. Hij is homo en wordt door niemand begrepen. Hij wil Hannes en Hanneke helpen met hun kind maar deze hulp wordt niet gewaardeerd. Dit lijkt mij heel erg, als niemand iets met je te maken wil hebben en je dus heel erg eenzaam bent. B. In dit boek is sprake van morele spanning als Derek binnenkomt en zijn karakter eigenlijk wordt weergegeven. De schrijver schildert door een personage als Derek alle homo’s als gek af en vervelend. Hij schets dus een wereldbeeld waarbij alle homo’s raar en gek zijn. Ik ben het hier niet met de schrijver eens omdat niet alle homo’s zoals Derek zijn.

6. Hersenschimmen
A. De titel zegt eigenlijk een beetje wat er aan de hand is met de hoofdpersoon en dat hij dus hersenschimmen heeft. Dat is met Maarten zo, hij heeft alleen maar hersenschimmen van vroeger, vandaar de titel. B. Ik vind dat de titel heel goed bij het boek past omdat Maarten zelf hersenschimmen heeft dus het verklaart alles.

6. Het dolhuis
A. De titel zegt eigenlijk een andere naam voor het kindertehuis waarin Winkler zit en daarom heet het boek ook het dolhuis. Dolhuis is eigenlijk een ander woord voor psychiatrische inrichting. B. Ik vind dat de titel perfect bij het boek past omdat Winkler eigenlijk in zo’n dolhuis zit.

6. Buitenstaanders
A. De titel is eigenlijk een ander woord voor Max, Laurie en hun 2 zonen. Hun worden door de personen in het huis van Agripinna als buitenstaanders gezien en hebben niets met elkaar gemeen eigenlijk. B. Ik vind dat de titel heel goed bij het boek past omdat het verhaal over die buitenstaanders gaat. De titel maakt je ook wel nieuwsgierig naar wie die buitenstaanders zijn en dat is goed als een titel dat bij je oproept.

6. Jan Rap en zijn maat
A. De titel Jan Rap en zijn maat is omdat Gemma op een formulier voor het crisiscentrum moest invullen door wie ze is opgevoed en dat is door iedereen en niemand, vandaar Jan Rap en zijn maat. Daarom vult ze in: \'door Jan Rap en zijn maat\'. Dat geldt voor bijna iedereen in het opvanghuis en daarom heet het boek waarschijnlijk ook zo. B. Ik vind de titel wel goed bij het boek passen omdat het boek over het opvangtehuis gaat dat eigenlijk voor Jan Rap en zijn maat speelt, omdat het opvangtehuis de mensen die er worden opgevangen probeert opnieuw op te voeden.

7 A. Ik vind dat in het boek Het Dolhuis de vader van Winkler in een inrichting moet omdat het niet normaal is wat hij met zijn zoon doet. Hij is diegene die echt “gek” is en niet Winkler. Hij zou dan daar een inrichting moeten waar allerlei mensen zitten die op seksueel gebied niet in orde zijn en daar zou hij mee moeten praten zodat die mensen elkaar kunnen helpen. Ook in het boek Jan Rap en zijn maat zijn de “patiënten” die in het opvanghuis wonen allemaal geestelijk niet helemaal in orde. Elke patiënt heeft wel zijn problemen en horen allemaal in een andere inrichting thuis, gericht op het probleem van hem of haar. B. Ik vind dat Maarten en Vera uit Hersenschimmen niet in een inrichting horen omdat ze niet gek zijn. Maarten lijkt het misschien wel maar hij is ziek en daarvoor ga je niet naar een inrichting. Ik vind dat Winkler uit het boek Het Dolhuis zeker niet in een inrichting hoort omdat hij juist geholpen moet worden en HIJ degene is die misbruikt is. Om daarvoor geholpen te worden hoef je niet naar een inrichting. Ik vind dat uit het boek Buitenstaanders eigenlijk niemand naar een inrichting hoeft omdat ze volgens mijn eisen niet aan gestoord voldoen. Bij het boek Jan Rap en zijn maat hoeven Hannes en Hanneke zeker niet naar een inrichting, ze zitten dan wel in het opvangtehuis maar ze zijn daar alleen maar om ongestoord hun kind te krijgen.

8. Hersenschimmen
Bij dit boek is vooral de dokter uit de omgeving van Maarten diegene die veel invloed heeft op de “gekte” van Maarten. Hij zegt eigenlijk dat Maarten gek is terwijl Maarten ziek is.

8. Het dolhuis
Bij dit boek is het vooral de moeder van Winkler die ervoor zorgt dat Winkler “gek” wordt. Zij vertelt Winkler niet de waarheid over zijn vader en zij zet Winkler in het kindertehuis waardoor het trauma van Winkler alleen maar erger wordt.

8. Buitenstaanders
Bij dit boek is het vooral het huis van Agripinna als geheel wat ervoor zorgt dat Laurie “gek” wordt omdat hier haar man vreemd gaat en er allerlei dingen gebeuren die erg voor haar zijn.

8. Jan Rap en zijn maat
Bij dit boek is het bij Gemma vooral de medebewoners in het opvangtehuis, die ervoor zorgen dat zij nog gekker wordt eigenlijk. Zij bemoeien zich met haar zaken en dat kan ze niet hebben. Ze voelt zicht wel verantwoordelijk voor de anderen maar ze moeten zich niet met haar bemoeien.

Reflectiefase

1. Hersenschimmen
A. Bij dit boek zijn mijn verwachtingen heel erg goed uitgekomen want het boek gaat ook over iemand die hersenschimmen heeft. Ik zei ook dat iemand die hersenschimmen heeft vaak gek wordt gevonden en dat is bij dit boek ook zo dus dat klopte wel. B. Dit pas goed bij het thema omdat achter gestoord ook een vraagteken staat en of deze man gestoord is komt in dit boek ter discussie.

1. Het dolhuis
A. Bij dit boek zijn mij verwachtingen aardig uitgekomen want, het gaat inderdaad over het “gekkenhuis” waar Winkler in terecht is gekomen. Niet het hele boeke gaat erover dus dat klopt dan niet met mijn verwachtingen. B. Dit pas heel goed bij het thema want, in “gekkenhuizen” zitten meestal mensen die gestoord zijn en dat vraagteken komt dan ook goed van pas. Die kan je neerzetten bij mensen als je twijfelt, of die mensen wel echt gestoord zijn die in dat “gekkenhuis” zitten.

1. Buitenstaanders
A. Bij dit boek zijn mijn verwachtingen eigenlijk helemaal niet uitgekomen, omdat Max en Laurie en hun 2 kinderen wel een beetje als buitenstaanders worden gezien maar niet gek worden gevonden. De mensen in het huis van Agripinna worden juist gek gevonden en dat had ik ook niet verwacht. B. Dit pas heel goed bij het thema doordat buitenstaanders ook wel eens als gestoord worden gezien of niet en daarvoor is het vraagteken goed.

1. Jan Rap en zijn maat
A. Bij dit boek zijn mij verwachtingen helemaal niet uitgekomen, ik dacht dat die Jan Rap personen waren maar dat was dus helemaal niet zo. Het boek ging over een opvanghuis en dat had ik echt niet verwacht. B. Dit pas wel heel goed bij het thema omdat veel mensen die eerst in een opvanghuis komen later altijd nog psychische problemen kunnen krijgen. Als je in zo’n opvanghuis zit dan denken de mensen al snel dat je gestoord bent. Het vraagteken is hier ook weer goed want dat moet je je wel afvragen, of die mensen in dat opvanghuis ook echt gestoord zijn.

C. Er staat een vraagteken achter gestoord omdat sommige mensen een etiket opgeplakt krijgen met gestoord maar zijn ze dat ook echt wel. Dat moet je je wel afvragen en dat ligt natuurlijk aan jou eisen waaraan iemand moet voldoen om gestoord te zijn. Bij deze boeken komt de vraag of de personen gestoord zijn ook vaak ter sprake en dat ga jij je zelf ook afvragen.

2. In het boek Hersenschimmen is er spraken van een inrichting aan het einde van het boek, als Maarten zo ziek is dat hij naar die inrichting gaat. Deze inrichting lijkt wel op de omschrijvingen uit vraag 3 maar meer weet ik niet omdat de inrichting in dit boek niet echt beschreven wordt. In het boek Het Dolhuis is er zeker sprake van een inrichting, ze zeggen wel een kindertehuis maar het is eigenlijk gewoon een inrichting. Deze inrichting lijk helemaal niet op mij omschrijvingen bij vraag 3, deze inrichting is heel oud en de mensen daar worden niet echt geholpen maar meer mishandeld. In het boek Buitenstaanders komt alleen de inrichting ter sprake als de dokter van die inrichting aan het einde van het boek naar Wibbe komen om met hem te praten, maar niemand van de personen zit echt in een inrichting.

3. Ja, ik ben het nog steeds eens met mijn antwoord op vraag 4 van de voorbereidingsfase omdat sommige mensen echt een gevaar zijn. Ik vind nu wel dat eerst heel goed moet worden onderzocht of deze mensen die zogenaamd gestoord zijn ook wel écht gestoord zijn. Als dit niet zo is dan kun je de mensen beter helpen dan ze gewoon maar op te sluiten. Daar komt dat vraagteken bij het thema dus bij kijken.

4 A. Ik zou wel kennis willen maken met Yvonne uit het boek Jan Rap en zijn maat want, zij heeft dus een paar maanden meegelopen in het opvanghuis en ik zou wel willen weten wat zij er uiteindelijk van vond. Ik zou zelf namelijk ook wel een keer zoiets willen doen en daarom zou ik wel willen weten hoe zij het heeft ervaren. Ik zou ook wel kennis willen maken met Winkler, hoe hij nu is en hoe hij zich nu voelt. Ik zou met hem willen praten over vroeger en over het kindertehuis waar hij heeft gezeten. Ik zou hem wel willen helpen en willen weten hoe het nu met hem gaat. B. Ik zou met Yvonne uit eten gaan en dan willen praten over haar ervaringen. Tijdens het eten kun je dan rustig praten en het nog gezellig maken ook
Met Winkler zou ik naar een pretpark gaan, omdat ik denk dat hij vroeger toen hij een kind was dat nooit heeft gedaan met zijn ouders en hij dus niet echt kind kon zijn. Ik denk dat hij dat heel erg leuk zou vinden en dat het heel gezellig zou worden. C. Ik zou de vader van Winkler niet tegen willen komen omdat het me een hele enge man lijkt. Wat hij Winkler heeft aangedaan is niet echt normaal en daarom zou ik ook bang voor hem zijn. Ik zou hem dus echt niet tegen willen komen op straat.

5 A. Ik vind Jan Rap en zijn maat het beste bij het thema passen omdat gestoord met het vraagteken hier heel goed bij past. Je vraagt je namelijk bij sommige mensen in het opvanghuis af of ze wel echt gestoord zijn of niet. B. Ik vind Buitenstaanders het minst met het thema te maken heeft omdat ik het boek heel vaag vond en ik niet echt gestoorde mensen in het boek tegenkwam. Je kunt op zich wel bij jezelf gaan afvragen of bepaalde personen gestoord zijn maar ik vind dit boek het minst bij het thema passen. C. Ik zou dit thema wel aan andere aanraden omdat eigenlijk alle boeken heel erg goed waren en makkelijk om doorheen te komen. Alle boeken waren ook makkelijk te begrijpen alleen Buitenstaanders vond ik wel een beetje moeilijk, maar over het algemeen is het een heel erg leuk thema!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.