§1 INLEIDING
Op 9 november 1999 is de wet ‘opheffing algemeen bordeelverbod’ in het Staatsblad geplaatst (Stb. 1999, nr. 464). De inwerkingtreding van de wet is bepaald op 1 oktober 2000. Met ingang van die datum vervalt het algemeen bordeelverbod en het verbod op het souteneurschap. Tegelijkertijd worden de straffen voor ongewenste vormen van prostitutie, onvrijwillige prostitutie en misbruik van minderjarigen verhoogd. De wetswijziging heeft tot gevolg dat (exploitatie van) prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten meer worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksbedrijven te verbieden. Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid (ex artikel 149 en 151a Gemeentewet) is volgens de opvatting van de minister van justitie in strijd met artikel 19 van de Grondwet (vrije keuze van arbeid). Voor seksbedrijven geldt in principe vrijheid van vestiging, behoudens de beperkingen die in diverse regelgeving worden gesteld. Met het vervallen van het algemeen bordeelverbod is de noodzaak ontstaan voor regulering. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksbedrijven ligt bij de gemeentelijke overheid. De politie heeft een controlerende taak. De taken van het openbaar ministerie liggen op het terrein van vervolging van strafbare vormen van prostitutie. Tenslotte heeft de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) een belangrijke uitvoerende taak op het terrein van volksgezondheid. Het voeren van een adequaat lokaal prostitutiebeleid vergt een
goede afstemming tussen de inbreng van deze factoren. Er zal sprake moeten zijn van duidelijke beleidslijnen en vast omkaderde afspraken op het gebied van beleid, controle en handhaving. Alleen op die manier kan een integraal prostitutiebeleid vorm krijgen. Deze beleidsnota bevat een nadere uitwerking van de voorschriften die zijn neergelegd in de gemeentelijke prostitutieverordening, op te nemen in hoofdstuk 3 van de Algemeen plaatselijke
verordening (hierna: de verordening). Samen met de verordening schetst deze nota het beleidskader van het lokaal prostitutitiebeleid van de gemeente Reimerswaal. Verder bevat deze nota een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan (in de meeste gevallen de burgemeester). Daarnaast is in deze beleidsnota een handhavingsarrangement opgenomen waarin staat beschreven volgens welk stappenplan gemeente, politie en openbaar ministerie optreden ingeval van niet-naleving van de op het terrein van prostitutie geldende voorschriften.
§2 DOELSTELLINGEN
In de memorie van toelichting (TK 1996-1997, 25 437) worden zes hoofddoelstellingen genoemd die ten grondslag liggen aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod. Dit zijn:
1. beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie;
2. verbetering van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;
3. bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik;
4. bescherming van de positie van prostituées;
5. ontvlechting van criminaliteit en seksindustrie;
6. terugdringen van (exploitatie van) prostitutie door personen zonder geldige verblijfstitel.
Op basis van deze zes doelstellingen van de wetswijziging kunnen de doelstellingen voor het
lokaal prostitutiebeleid worden geformuleerd:
1. Bescherming van het woon- en leefklimaat.
Doelstelling van het lokaal prostitutiebeleid is een negatieve uitstraling van de exploitatie van
seksinrichtingen en sekswinkels te voorkomen.
2. Bescherming van de volksgezondheid.
Prostitutie is een bedrijfstak waarin gezondheidsrisico’s worden gelopen door zowel de prostituée als de klant. Doelstelling van het lokaal prostitutiebeleid is deze risico’s te beperken.
3. Bescherming van de positie van prostituées.
Prostitutie speelde zich tot op heden af in de (semi) illegale sfeer. Dit gegeven maakte de
positie van de prostituée extra kwetsbaar. Het lokaal prostitutiebeleid heeft tot doel deze
positie te verbeteren en te beschermen.
4. Het voorkomen van strafbare feiten.
Het lokaal prostitutiebeleid heeft tot doel ongewenste uitwassen van prostitutie zoals prostitutie door minderjarigen, onvrijwillige prostitutie en mensenhandel tegen te gaan. Deze
doelstelling sluit nauw aan met het taakveld van het openbaar ministerie en de politie.
§3 REGIONALE AFSTEMMING Net zoals in een aantal andere regio’s heeft ook Zeeland ervoor gekozen het opzetten van prostitutiebeleid regionaal af te stemmen. Om deze afstemming zo maximaal mogelijk te krijgen wordt de Zeeuwse gemeenten voorgesteld de modelverordening en deze beleidsnota onderdeel te maken van de lokale regeling, daarbij vanzelfsprekend rekening houdend met de lokale omstandigheden. De meerwaarde van de regionale afstemming blijkt uit het volgende: 1. Een regionale afstemming vergemakkelijkt de taak van de bij de uitvoering en handhaving van het beleid betrokken organisaties - politie, openbaar ministerie, GGD en lokaal bestuur - doordat sprake is van eenduidige voorschriften en vergunningsvoorwaarden en een eenduidig handhavingsbeleid. 2. Een eenduidig regionaal beleid verkleint de kans op ongewenste verschuivingseffecten binnen de provincie en creëert duidelijkheid. 3. Ingeval dat weigering van een vergunning of het toepassen van dwangmiddelen zijn basis vindt in een regionaal beleid is de positie van de overheid bij de (bestuurs)rechter sterker.
§4 BESCHRIJVING VAN DE FEITELIJKE SITUATIE In de huidige gemeente Reimerswaal zijn er geen sexinrichtingen of escortbedrijven. Wel zijn er twee “commerciële thuiswerksters” (0906-nummers) werkzaam in de gemeente Reimerswaal.
§5 REGELGEVING
§5.1 Algemeen
De legalisering van prostitutiebedrijven brengt met zich mee dat deze ondernemingen zich dienen te onderwerpen aan allerlei regels net zoals ieder andere onderneming. Hieronder volgt een niet-limitatieve opsomming van wet- en regelgeving die bepalingen bevatten welke op (de exploitatie van) prostitutie van toepassing kunnen zijn:
Wetboek van Strafrecht Artikel 250a Sr bevat bepalingen waarin bepaalde vormen van prostitutie en mensenhandel
strafbaar worden gesteld.
Ruimtelijke regelgeving
De vraag of een seksinrichting, escortbedrijf of sekswinkel op een bepaalde plaats is toegestaan is mede afhankelijk van de bestemming die op die locatie rust. De vigerende bestemmingsplannen kennen over het algemeen geen locaties met de bestemming ‘seksbedrijven’. Relevant is de vraag in hoeverre prostitutie is toegestaan onder de bestaande bestemmingen.
- Drank- en horecawet
Voor zover in een seksinrichting alcoholhoudende drank anders dan om niet voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, is deze wet met bijbehorende uitvoeringsbesluiten van toepassing.
- Bouwbesluit
Seksinrichtingen moeten voldoen aan de objectgebonden eisen inzake bouw- en brandveiligheid. Deze eisen zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Seksinrichtingen kunnen worden gerekend tot de in het Bouwbesluit opgenomen categorie ‘logiesbedrijven’.
- Arbowet
In alle bedrijven waarin sprake is van een werkgever-werknemerrelatie is deze wetgeving van toepassing. De Arbowet kent bepalingen voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in dienstverband.
- Sociaal - fiscale regelgeving
Seksbedrijven zijn, evenals andere bedrijven, gehouden tot afdracht van belasting en sociale premies.
- Infectieziektenwet
Krachtens deze wet bestaat voor de seksueel overdraagbare aandoening hepatitis B een meldingsplicht bij de GGD.
- Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
Deze wet legt de verantwoordelijkheid voor collectieve preventie van infectieziekten, waaronder seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) bij de gemeenten. De uitvoering is neergelegd bij de GGD.
- Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden
Seksinrichtingen kunnen de beschikking hebben over een zwemvoorziening als bedoeld in deze wet. In dat geval zijn de in de wet opgenomen regels ter bevordering van de veiligheid en hygiëne van toepassing.
- Wet arbeid vreemdelingen (Wav) Deze wet verbiedt de werkgever een vreemdeling te werk te stellen zonder dat hij/zij de beschikking heeft over een voor dat werk vereiste tewerkstellingsvergunning. Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van het Besluit arbeid vreemdelingen dient een tewerkstellingsvergunning te worden geweigerd voor werkzaamheden die geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verrichten van seksuele handelingen met of voor derden.
- Gemeentelijke prostitutieverordening en beleidsnota (beleidsregels) In de verordening zijn voorschriften opgenomen in het kader van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, openbare zedelijkheid, de werkomstandigheden van de prostituée, gezondheid en (sociale) hygiëne. In de beleidsnota staat de verdere uitwerking van het beleid zoals dit in de verordening is vastgelegd
§5.2 Gemeentelijke regelgeving
Artikel 149 van de Gemeentewet kent de gemeenteraad een autonome verordenende bevoegdheid toe op het terrein van de eigen huishouding. De reikwijdte van deze bevoegdheid wordt ingekaderd door een ondergrens en een bovengrens. De ondergrens is dat de gemeentelijke voorschriften niet zonder meer mogen treden in de particuliere sfeer van de burger. De voorschriften moeten voldoen aan het openbaarheidsvereiste en mogen niet zien op
handelingen die in geen enkel opzicht een openbaar karakter hebben en in geen enkel opzicht betrekking hebben op de openbare orde. De bovengrens wordt gevormd door ‘hogere’ regelgeving (verdragen, Grondwet, wetten in formele zin, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële besluiten en provinciale regelgeving). Gemeentelijke regelgeving mag niet treden in datgene wat reeds door een ‘hogere wetgever’ is geregeld. De wetgever is tot de conclusie gekomen dat artikel 149 Gemeentewet de gemeenten in juridische zin te weinig armslag geeft om de (exploitatie van) prostitutie adequaat te kunnen reguleren. Het probleem is het stellen van regels voor scortbedrijven. Deze bedrijven onttrekken zich aan het openbaarheidsvereiste waardoor het stellen van regels op grond van artikel 149 Gemeentewet juridisch niet goed houdbaar is. Om die reden heeft de wetgever artikel 151a Gemeentewet geïntroduceerd waarin de gemeenteraad de bevoegdheid krijgt toebedeeld regels te stellen met betrekking tot ‘het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling’.
§5.3 Bestemmingsplan
Hierboven is in het kort de ruimtelijke regelgeving aangestipt. Of een prostitutiebedrijf al dan niet op een bepaalde locatie kan worden toegestaan dient te worden getoetst aan de hand van de bestemmingen en de bestemmingsvoorschriften vastgelegd in het bestemmingsplan. Daarbij doet zich een probleem voor: bij de opstelling van bestemmingsplannen is (logischerwijs) geen rekening gehouden met de mogelijke vestiging van prostitutiebedrijven. In veel gevallen zal een prostitutiebedrijf vallen binnen de algemene definities zoals ‘bedrijven’,
‘gemengde functies’ en ‘horeca’. Dit betekent dat de thans vigerende bestemmingsplannen dienen te worden aangepast teneinde een adequate ruimtelijke regulering van seksinrichtingen mogelijk te maken. Het aanpassen van bestemmingsplannen vergt veel tijd.De gemeente heeft de herziening van een groot aantal bestemmingsplannen in voorbereiding (de zogenaamde parapluregeling). In die herziening zal ook een nadere regeling opgenomen worden over hoe ruimtelijk om te gaan met het vervallen van het prostitutieverbod. De ruimtelijke aspecten van het
prostitutiebeleid blijven in deze beleidsnotitie verder buiten beschouwing.
§5.4 Bevoegd bestuursorgaan
Op grond van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven (lid 1) en mede met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht (lid 3). Dit betekent dat de burgemeester in de meeste gevallen kan worden aangemerkt als het bevoegd
bestuursorgaan. Dit wordt alleen anders indien een prostitutiebedrijf niet is aan te merken als een voor publiek openstaand gebouw. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een prostitutiebedrijf is gevestigd in een voer- of vaartuig, ingeval van escortbedrijven en indien sprake is van prostitutie op de openbare weg. In deze gevallen is het college van burgemeester en wethouders het bevoegd bestuursorgaan. Van de specifieke aard van het prostitutiebedrijf is
dus afhankelijk welk bestuursorgaan bevoegd is: het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.
§6 DEFINITIES In artikel 3.1.1 van de verordening wordt een aantal begrippen gedefinieerd. Een aantal van deze begrippen verdienen bijzondere aandacht omdat zij bepalend zijn of bepaalde (prostitutie) activiteiten vergunningplichtig zijn op grond van artikel 3.1.2 van de verordening. Om misverstanden te voorkomen en ter verduidelijking worden de begrippen hieronder toegelicht en uitgelegd.
§6.1 Seksinrichting Seksinrichtingen zijn er in soorten en maten. De definitie van de verordening is daarom algemeen. In de definitie wordt het begrip ‘besloten ruimte’ gehanteerd. Hierbij gaat het om een overdekt geheel of een door wanden omsloten ruimte, die al dan niet met enige beperking, voor publiek toegankelijk is. Dit betekent dat ook een vaar- of een voertuig onder de definitie ‘seksinrichting’ kan vallen. De verordening ziet niet op handelingen die zuiver een privé karakter hebben. Om die reden dient sprake te zijn van bedrijfsmatige seksuele handelingen of van seksuele handelingen in een omvang alsof ze bedrijfsmatig zijn. Wanneer sprake is van ‘bedrijfsmatige’ seksuele handelingen dient te worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval. Belangrijke aanwijzingen voor het bedrijfsmatig karakter van seksuele handelingen zijn: het verrichten van seksuele handelingen anders dan om niet; advertenties of andere reclameuitingen; frequent bezoek van ‘bezoekers’. In het kader van de definitie ‘seksinrichting’ dient ook kort te worden ingegaan op het fenomeen ‘thuiswerk’. Indien iemand zichzelf in de eigen woning prostitueert en dit doet op zodanige wijze dat geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zoals hierboven omschreven dan wordt dit niet begrepen als het exploiteren van een seksinrichting. Een dergelijke vorm van prostitutie is dus niet vergunningplichtig. Om een vlucht naar het - niet vergunningplichtige - thuiswerk te voorkomen hanteert de gemeente de volgende voorwaarden: 1. Thuiswerk vindt uitsluitend plaats in de eigen woning: de man of vrouw die prostitutie bedrijft dient volgens het bevolkingsregister op dat adres te zijn ingeschreven. 2. Het werven van klanten geschiedt langs informele weg. Dit betekent dat de prostituée niet adverteert noch op een andere wijze openlijk reclame maakt. 3. Aan de buitenkant van het perceel mag niet duidelijk zijn dat er prostitutie wordt bedreven. 4. De prostituée mag niet toestaan dat anderen of andere bewoners in de woning prostitutie bedrijven. 5. De verdiensten voortkomend uit de prostitutie moeten uitsluitend ten goede komen aan de prostituée. 6. Er mag geen sprake zijn van overlast of aantasting van het woon- of leefklimaat. Alleen indien aan elk van de bovenstaande zes voorwaarden wordt voldaan is sprake van een ‘thuiswerk’, niet-vergunningplichtige vorm van prostitutie. Om misverstanden te voorkomen noemt de verordening een aantal bedrijven die wel onder de definitie vallen. Behalve een bordeel en een seksclub wordt onder seksinrichting ook verstaan: een seksbioscoop; een seksautomatenhal; een sekstheater en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
§6.2 Escortbedrijf Een escortbedrijf is een bedrijf dat bemiddelt tussen klanten en prostituées. Een escortbedrijf is apart gedefinieerd omdat het geen inrichting is. Een escortbedrijf kan een kantoortje zijn, maar ook een telefooncentrale of een website op het Internet. Een escortbedrijf biedt zijn services over het algemeen aan door middel van advertenties of andere reclame-uitingen.
§6.3 Sekswinkel Kenmerkend voor een sekswinkel is dat daar in hoofdzaak goederen van erotischpornografische aard worden verkocht. Dit betekent dat een tijdschriftenwinkel waar erotischpornografische lectuur deel uitmaakt van het assortiment niet onder deze definitie valt. Dit wordt anders indien het grootste deel van het assortiment uit dergelijke lectuur bestaat.
§7 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN VOOR VERGUNNINGVERLENING Artikel 3.2.1 is het centrale artikel van de verordening. Dit artikel verbiedt het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. De gemeente hanteert in het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat, de bescherming van de openbare zedelijkheid, de bescherming van de werkomstandigheden van de prostituées en bescherming van de (volks)gezondheid en hygiëne een aantal uitgangspunten.
§7.1 Maximumstelsel
In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat acht de gemeente Reimerswaal het noodzakelijk een streng beleid te voeren met betrekking tot de op grond van artikel 3.2.1 van de verordening te verstrekken vergunningen. Een aantal factoren, zoals omvang c.q. inwonertal, acceptatie en tolerantie en zedelijkheid, openbare orde dient te worden meegewogen. In de eerste plaats het karakter van de gemeente. Reimerswaal. De gemeente Reimerswaal is een landelijke gemeente bestaande uit acht, over het algemeen kleine tot zeer kleine, kernen met in totaal zo’n 20.000 inwoners. Yerseke is de grootste kern met zo’n 6300 inwoners. De vestiging van een seksinrichting heeft een grote impact op het woon- en leefklimaat in deze kleine dorpen. In de tweede plaats is van belang dat de gemeente Reimerswaal op dit moment geen seksinrichtingen kent. De gemeente ziet geen aanleiding de opheffing van het bordeelverbod aan te grijpen de huidige situatie drastisch te veranderen. Dit zou een negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat. In de derde plaats moet worden beseft dat prostitutie bij een belangrijk deel van de bevolking onder meer uit religieuze overwegingen weerstand oproept. In de vierde plaats zijn er in de direkte omgeving van de gemeente Reimerswaal voldoende sexinrichtingen aanwezig, in de aangrenzende gemeentes Goes, Bergen op Zoom en Woensdrecht is er voldoende aanbod op het gebied van sexinrichtingen en escortbureaus. De gemeente Goes heeft in haar beleid aangegeven een centrumfunctie te zijn voor de regio. Ook deze overweging leidt tot de conclusie dat het in het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat aanbeveling verdient terughoudend om te gaan met de vestiging van seksinrichtingen.
Uit de toelichting op het wetsvoorstel en de behandeling in de Tweede Kamer blijkt, dat de Minister van mening is, dat een gemeentelijk bordeelverbod een zgn. “0-beleid” niet tot de mogelijkheden behoort. Dit zou in strijd zijn met het grondwettelijk recht op vrije arbeidskeuze. Doch het grondwettelijke recht op vrije arbeidskeuze behoeft niet te worden doorkruist of geschaad indien bepaalde werkzaamheden c.q. bepaalde bedrijven op enige locatie wegens
aspecten van openbare orde, overlast, woon- en leefsituatie, bescherming milieu, ruimtelijke ordeningsaspecten, etc., niet worden toegestaan c.q. worden verboden.
§7.2 Ongewenste vormen van seksinrichtingen en prostitutie In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat verleent de gemeente geen vergunning voor (het exploiteren van) raamprostitutie en straatprostitutie. Onder een raamprostitutie-inrichting wordt verstaan een inrichting met één of meer ramen waarachter de prostituée tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen en aldus klanten te werven. Bij straatprostitutie begeeft de prostituée zich in de openbare ruimte om door de aandacht van passanten op zich te vestigen klanten te werven. Ervaring in andere gemeenten leert dat raamprostitutie en straatprostitutie een relatief grote impact hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Door het gedrag van de straat- en raamprostitué(e)s ten behoeve van mogelijke passanten c.q. klanten, zullen willekeurige voorbijgangers worden lastig gevallen en zullen zij zich onveilig voelen. Ook moet rekening worden gehouden met de toename van onrustige verkeersdrukte (excessieve toename verkeersdruk, claxonneren, plotseling remmen, snelheidsovertredingen, parkeerexcessen en kijktoerisme). Gezien het hiervoor geschetste karakter van Reimerswaal is de gemeente van oordeel dat deze impact onaanvaardbaar groot zou zijn.
§7.3 Vestigingsvoorschriften
De vestiging van seksinrichtingen en escortbedrijven wordt zoals gesteld in principe gereguleerd door het bestemmingsplan. In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat hanteert de gemeente naast het bestemmingsplan een aantal vestigingsvoorschriften. Nieuwe bedrijven wordt een vergunning geweigerd indien niet voldaan wordt aan deze vestigingsvoorschriften, ook indien vestiging op basis van het bestemmingsplan mogelijk is.
De vestigingsvoorschriften zijn:
1. Seksinrichtingen zullen niet worden toegestaan in of aan woonstraten. Onder het begrip ‘woonstraat’ wordt in dit verband verstaan: ‘alle voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen, waaraan bebouwing is gelegen, die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning’. Door de functie van dergelijke straten is het gevaar groot dat de vestiging van een prostitutiebedrijf de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat
op onaanvaardbare wijze zal aantasten. De hinder kan onder meer bestaan uit: parkeeroverlast; slaan van autodeuren; (angst voor ) waardevermindering van de woning; gevoelens van onbehagen en onveiligheid. Eén en ander zou aanleiding kunnen zijn voor allerlei conflictsituaties tussen bewoners en de exploitant. De gemeente beoogt een dergelijke ongewenste situatie te voorkomen.
2. Seksinrichtingen zullen niet worden toegestaan in straten, niet zijnde straten als bedoeld onder andere, waar sprake is van een concentratie van recreatiebedrijven of detailhandel. In straten met een concentratie van detailhandel is een af- en aanloop van klanten met bijbehorende parkeerproblemen. De vestiging van een prostitutiebedrijf in een dergelijke omgeving vergroot de druk op de openbare orde en het woon- en leefklimaat en kan mogelijk conflicteren met de detailhandelsfunctie. Voor straten met een concentratie van recreatiebedrijven geldt hetzelfde. In deze gebieden is een grote toeloop van toeristen waardoor de druk op de openbare orde en het woon- en leefklimaat reeds groot is. Vestiging van een prostitutiebedrijf in zo’n gebied kan gezien de uitstraling die een dergelijk bedrijf heeft tot conflicten leiden met de recreatiefunctie. De gemeente beoogt dit te voorkomen
3. Seksinrichtingen dienen onderling een afstand van tenminste 250 meter, hemelsbreed, te hebben, ten einde een zekere concentratie te voorkomen. Hierbij wordt aangetekend, dat, indien er sprake is van een natuurlijke barrière zoals een spoorlijn, singel, snelweg of talud, e.d., de afstand korter mag zijn. Concentratie wordt niet voorgestaan en wel om de volgende redenen, zoals de kans op getto-vorming, het ontstaan van druk op een centraal punt met een verhoogde kans op overlast, kans op tippelen en kans op verloedering van de buurt.
4. Sexinrichtingen mogen niet worden gevestigd in de directe omgeving van onderwijsinstellingen, sociaal-culturele instellingen, dan wel sportaccommodaties waarin op geregelde basis c.q. in belangrijke mate minderjarigen zich bevinden c.q. bezigheden hebben. Onder ‘de directe omgeving’ moet worden verstaan een afstand van zo’n 150 meter gerekend vanaf de entree van de sexinrichting tot aan enig terrein of gebouw onderdeel uitmakend van de beschreven instellingen. Hiermee wordt beoogd om te voorkomen dat minderjarigen op ongewenste wijze worden geconfronteerd met effecten welke als onzedelijk of hinderlijk moeten worden getypeerd en welke gepaard gaan met de aanwezigheid van een sexinrichting.
§7.4 Gezondheid en hygiëne In de prostitutiebranche worden gezondheidsrisico’s gelopen, met name op het terrein van besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) waarvan aids de meest beruchte is. Deze risico’s betreffen zowel de prostituée als de bezoeker. Dit betekent dat binnen een prostitutiebedrijf ‘arbeidsomstandigheden’, ‘hygiëne’ en ‘bescherming van de gezondheid’ bijzondere aandacht dienen te krijgen. De exploitant/beheerder van de seksinrichting of het escortbedrijf is hiervoor eindverantwoordelijk. Daartoe is de exploitant/beheerder in de eerste plaats gehouden tot het naleven van de voorschriften die hieromtrent in de verordening en de vergunning zijn opgenomen. Daarbij komt in de tweede plaats dat van de exploitant/beheerder verwacht wordt zelf een actief beleid te voeren ter bevordering van de arbeidsomstandigheden, de hygiëne en de gezondheid. Om dit inzichtelijk te maken moet de exploitant bij de aanvraag een ondernemingsplan overleggen waaruit onder meer blijkt welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de werkomstandigheden van de prostituées, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoekers en de prostituées. Voorts stelt de exploitant / beheerder ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen het bedrijf huisregels op. De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is er verantwoordelijk voor dat het bedrijf op geen enkele wijze betrokken raakt bij criminele activiteiten, met name niet bij strafbare vormen van prostitutie, onvrijwillige prostitutie, prostitutie met minderjarigen en mensenhandel.
§7.5 Vergunningverlening voor bepaalde tijd Een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 van de verordening wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie jaren. Ten behoeve van verlenging van de vergunning dient de aanvrager de stukken als bedoeld in paragraaf §8 over te leggen.
§7.6 Sekswinkels Sekswinkels vallen niet onder de vergunningsplicht van artikel 3.2.1 van de verordening. Regulering van de vestiging van sekswinkels vindt plaats door het bestemmingsplan. In aanvulling daarop kan de burgemeester op grond van artikel 3.2.7 van de verordening in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gebieden aanwijzen waar het verboden is een sekswinkel te exploiteren.
§8 AANVRAAG VAN DE VERGUNNING
Een vergunning ex artikel 3.2.1 van de verordening moet schriftelijk worden aangevraagd. Bij de aanvraag dienen de volgende bescheiden te worden overgelegd:
1. een geldig legitimatiebewijs zoals bedoeld in de Wet op de identificatieplicht van de aanvrager / exploitant - indien de exploitant een rechtspersoon is de tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon bevoegde natuurlijke personen - en de beheerder die in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzaam zullen zijn;
2. een geldige verblijfstitel van de exploitant en de beheerder die in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzaam zullen zijn;
3. een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en de beheerder;
4. een document (zoals een huurcontract of eigendomsakte) waaruit blijkt dat de aanvrager over de ruimte beschikt of gaat beschikken waarin de seksinrichting of het escortbedrijf wordt gevestigd;
5. een nauwkeurige plattegrond van de seksinrichting / escortbedrijf waarop tevens de oppervlakte van de in de seksinrichting / escortbedrijf aanwezige ruimtes staat aangegeven;
6. indien de exploitant de seksinrichting of het escortbedrijf gaat exploiteren ten behoeve van een vereniging of stichting: een afschrift van de statuten en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel;
7. voor zover van toepassing, een opgave van de adressen van overige / andere seksinrichtingen of escortbedrijven , die door de aanvrager werden of worden geëxploiteerd;
8. een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van het seksbedrijf of het escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en voorts welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituées, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoeker en de prostituée;
9. de huisregels als bedoeld in §10.3 onder 3 van deze beleidsnota;
10. eventuele andere gegevens of bescheiden, die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Indien de aanvrager bij herhaling weigert te voldoen aan het verzoek om bovengenoemde stukken over te leggen wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 4:2 lid 2
juncto artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht). Voor de bepaling van de volgorde van aanvraag in het kader van bovengenoemd maximumstelsel geldt als eerste aanvrager degene die als eerste de aanvraag en alle bovengenoemde stukken heeft overlegd, waarop door of namens het bevoegd bestuursorgaan de datum van ontvangst wordt gesteld.
§9 WEIGERING VAN DE VERGUNNING
De weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 3.3.2 van de verordening. Het artikel bevat drie imperatieve weigeringsgronden. De vergunning wordt geweigerd indien:
1. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de gedragseisen als genoemd in artikel
3.2.2. van de verordening;
2. er sprake is van strijd met het geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan, leefmilieuverordening en de nota lokaal prostitutiebeleid;
3. er aanwijzingen zijn dat in de inrichting personen werkzaam zullen zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Daarnaast worden in artikel 3.3.2 van de verordening enkele gronden aangegeven waarop het bevoegd bestuursorgaan de vergunning kan weigeren. Deze weigeringsgronden hebben betrekking op de openbare orde, overlast, het woon- en leerklimaat, de veiligheid van personen en goederen, de verkeersvrijheid en/of verkeersveiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituee en het aanbod van seksinrichtingen in de directe omgeving van de gemeente Reimerswaal. Deze weigeringsgronden geven het bestuursorgaan een grote mate van ruimte. Vanzelfsprekend wordt deze ruimte wel beperkt door de eis dat een eventuele weigering deugdelijk dient te worden gemotiveerd (artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht). Voorts wordt deze beleidsruimte ingekaderd door de uitgangspunten voor vergunningverlening die hierboven in §5 zijn geformuleerd.
§10 NADERE VOORSCHRIFTEN Aan een vergunning op grond van artikel 3.2.1 van de verordening worden in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de openbare zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituee en de volksgezondheid in elk geval de volgende voorschriften verbonden:
§10.1 Algemeen 1. De exploitant/beheerder is gehouden tot een zodanige exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf dat geen inbreuk wordt gemaakt op de openbare orde, het woon- en leefklimaat en/of de openbare zedelijkheid. 2. Het is de exploitant/beheerder verboden tijdens de opening personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt hebben in het bedrijf toe te laten of aanwezig te laten zijn. 3. De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verplicht een register bij te houden met daarin opgenomen de naam en de geboortedatum van alle in het bedrijf werkzame personen. 4. De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verplicht het register als bedoeld in de vorige bepaling desgevraagd ter inzage te geven aan een ambtenaar van politie of een daartoe aangewezen toezichthouder.
§10.2 Eisen aan de inrichting
Seksinrichtingen dienen te voldoen aan de eisen die ter zake in het Bouwbesluit - in het bijzonder de voorschriften opgenomen in hoofdstuk IX, titel II ‘logiesverblijven en logiesgebouwen’ en de gemeentelijke bouwverordening zijn gesteld. Voor zover het Bouwbesluit zulks reeds niet voorschrijft dient de seksinrichting in het belang van de hygiëne en de gezondheid van de prostituee en de bezoeker en de werkomstandigheden van de prostituee in ieder
geval te voldoen aan de volgende eisen:
1. In een seksinrichting dient een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf aanwezig te zijn met een vloeroppervlakte van tenminste 16 vierkante meter en een breedte van tenminste 3,5 meter.
2. In een seksinrichting waar 5 of meer werkruimten aanwezig zijn dient een keuken aanwezig te zijn met een oppervlakte van tenminste 5 vierkante meter en een breedte van tenminste 1,80 meter.
3. Het dagverblijf en de keuken mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.
4. In het dagverblijf en de keuken moet voldoende daglicht kunnen toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact met buiten mogelijk zijn.
5. Elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van ten minste 8 vierkante meter, waarvan de breedte tenminste 2,10 meter is.
6. Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en van heldere witte elektrische verlichting.
7. Elke werkruimte moet zijn voorzien van een afsluitbare hang- / legkast.
8. In een seksinrichting moeten tenminste één heren- en damestoilet en één badruimte aanwezig zijn:
- per bouwlaag,
- per 5 werkruimten.
9. De voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht in een seksinrichting moet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk II van het Bouwbesluit.
10. Een seksinrichting moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur als bedoeld in hoofdstuk II van het Bouwbesluit waarmee alle besloten ruimten kunnen worden verwarmd.
11. Iedere werkruimte moet zijn voorzien van een stil alarm.
§10.3 Eisen aan de werksituatie (gezondheid, werkomstandigheden en hygiëne) 1. De exploitant / beheerder is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees, alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico’s voor prostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken (veilig seksbeleid). 2. In de seksinrichting dienen voldoende condooms en voorlichtingsmateriaal over soa beschikbaar te zijn. 3. Ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of het escortbedrijf stelt de exploitant / beheerder huisregels op. Deze huisregels worden op zodanige wijze bekendgemaakt dat iedere bezoeker / klant er kennis van kan nemen. De exploitant / beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels. 4. De exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan voorlichtingscampagnes van de GGD ten behoeve van prostituees. Hij dient daartoe de verpleegkundige /arts van de GGD toegang tot het bedrijf te verlenen. 5. De exploitant / beheerder stelt de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid zich vier keer per jaar te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa). Dit onderzoek geschiedt volgens de ‘Richtlijnen voor soa-onderzoek’ van de stichting soa-bestrijding. Op verzoek van de GGD dient de naam van de arts die dit onderzoek heeft uitgevoerd bekend te worden gemaakt. 6. De prostituee kiest zelf de arts die het soa onderzoek verricht en mag niet worden verplicht gebruik te maken van een door de exploitant of de beheerder aangewezen arts. 7. De aanwezige vertrekken en sanitaire voorzieningen dienen te alle tijden in hygiënische staat te verkeren. 8. In iedere werkruimte dienen voldoende schone handdoeken en vloeibare zeep aanwezig te zijn. 9. Het bedlinnen in de werkruimten dient dagelijks te worden verschoond. Het bedlaken wordt na iedere bezoeker vervangen.
§10.4 Overige bepalingen 1. Het is verboden een prostituee te verplichten alcoholhoudende dranken te consumeren al dan niet in het gezelschap van bezoekers. 2. Het is de exploitant / beheerder verboden reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van soa. 3. Het is de exploitant / beheerder verboden te adverteren met de mogelijkheid van onveilig (zonder condoom) werken door prostituees. 4. De prostituee mag bezoekers en/of bepaalde seksuele handelingen weigeren. 5. Het bevoegd bestuursorgaan kan zo nodig andere voorschriften aan de vergunning verbinden.
REACTIES
1 seconde geleden
P.
P.
Eeey, vet goed werkstuk
21 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
Harstikke bedankt voor die vele informatie, ik heb er veel vandaan gehaald en heb daardoor en 8 voor het werkstuk gekregen
Hartstikke bedankt
Groetjes Britt
21 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
Hallo Rogier,
Ik heb even een vraagje, waar heb je al deze informatie vandaan gehaald en kan je misschien ook iets zeggen over het totale prostitutiebeleid van Nederland?
Groetjes,
Indy
17 jaar geleden
Antwoorden