H1 Egypte in het begin…………
Egypte ligt midden in de woestijn van Noord-Afrika. Het is er erg warm, en droog en het regent er vrijwel nooit. Er is dus weinig, of helemaal geen plantengroei. Egypte was dan ook nooit ontstaan als de Nijl er niet was geweest! De Nijl is wel 965 meter lang en had 2 belangrijke functies: water voorzien, en het zorgde voor vruchtbare grond. Want elk jaar rond een bepaalde tijd stroomde de rivier over waardoor grote (soms kurkdroge gebieden) weer helemaal onder water staan. Na ongeveer 2 a 3 maanden zakte het water weer en bleef er een vruchtbare grond achter. De zwervende volkeren kwamen erachter dat je langs de Nijl goed planten kon verbouwen, en gingen zich naar vestigen. Dat waren de eerste Egyptenaren. De grond werd steeds meer gebruikt om gewassen op te verbouwen en er ontstonden dorpen. De meeste mensen bouwden hun huis op een heuveltje, om zo beschermt te zijn tegen de jaarlijkse overstromingen. Ze gingen steeds meer samen werken om zich beter tegen het water te kunnen beschermen; ze gingen dammen bouwen om het water beter tegen te kunnen houden. Zo ontstonden er 2 kleine landen: Boven-Egypte en Onder-Egypte. Maar dankzij Koning Menes (de eerste farao van Egypte) zijn die 2 aparte landen ongeveer 5000 jaar geleden samen gebracht, en is het Egypte ontstaan dat wij nu nog kennen. Toen is ook de aanzet gegeven voor een stabiele heerschappij van opeenvolgende koningen (dynastie van koningen). De Nijl is nu nog steeds de bron van economisch, sociaal, politiek en religieus leven.
H2 Geloof en verering
De legende van de ´goddelijke familie´ van Egypte is al meer dan 5000 jaar geleden begonnen, toen Menes de twee helften van het land Egypte bijeenbracht. De manier van leven van de Egyptenaren in die tijd heeft meer dan 3000 jaar voortbestaan en zelfs op de oude Grieken en Romeinen indruk gemaakt. Egypte had vele goden en koningen. De koningen werden ook wel farao´s genoemd en waren eigenlijk de goden hierop aarde, zij stamden van de goden in het hiernamaals af.
Dit is een van de ´mythes´, hoe het allemaal begon….
`In het begin was er Atoem, de zon, die uit zichzelf is gaan bestaan, uit de oerwateren, de Noen. Daarna had Atoem Sjoe, de god van de lucht, en Tefnet, de godin van de vochtigheid, geschapen. Sjoe maakte een scheiding tussen de hemel en de aarde. Daarna schiep hij Noet, de godin van de hemel, en geb, de god van de aarde. Noet en Geb kregen op hun beurt twee zonen, Osiris en Seth, en twee dochters, Isis en Nepthys. Als de god Geb dood gaat, verdeelt hij zijn rijk tussen zijn twee zonen, Osiris en Seth. Osiris krijgt Egypte en Seth alleen de ontvruchtbare woestijn. Seth is woedend. Hij laat een prachtige kist maken waar Osiris precies in past. Tijdens een feestmaal zegt Seth: Wie in deze kist past krijgt hem. Toen Osiris erin ging liggen om te kijken of hij er precies in paste deed Seth het deksel erop en sluit hem goed vast. Hij laat zijn hulpen de kist in de Nijl gooien en Osiris verdrinkt. Als Isis er bijna achter komt laat hij seth in 14 stukken snijden en gooit hij hem verspreid over de Nijl. Isis verzamelde de lichaamsdelen van haar overleden echtenoot, die ze met hulp van de trouwe Anoebis, de eerste balsemer, weer in elkaar zette. Daarna veranderde Isis in een valk en werd bevrucht door Osiris. Toen was Horus geboren. Horus groeide op in een klein huisje bij Nijl en toen hij groot werd besloot hij koning te worden. Horus daagde Seth uit in een twee gevecht, versloeg hem en regeerde vanaf dat moment op aarde. Osiris stond op uit de dood. Hij trok zich terug in onderwereld en werd koning van het dodenrijk.´
Verschillende goden en godinnen
De Egyptenaren hadden niet 1 god of godin die zo vereerden. Je had aardgoden en vruchtbaarheidsgoden voor de landbouwers, beschermgoden voor de werklui.
Je had er overal haast wel een voor. De ene god zorgde voor de welvaart van een land, de andere bracht geluk. Om ze te vereren en te zorgen dat het niet slechter met het land zo gaan, de goden geruststellen om het maar kort te zeggen hadden de Egyptenaren tempels voor ze gemaakt. Ze aanbidden de goden en godinnen in die tempels, dat waren hun ´aardse woningen´ hier op aarde.
De gewone bevolking mocht hier nooit naar binnen, alleen de priesters en priesteressen hadden toestemming om naar binnen te gaan. De gewone bevolking mocht wel bij de poorten baden. Ook werd elke dag het beeld in de tempel verzorgt en gaven de gelovigen het voedsel en drank als offers.
Dieren
De goden werden vaak verbeeld als dieren.
Dieren werden dan ook vaak vereerd in de Egyptische tijd. Zelfs als er een hongersnood was aten de mensen nog liever elkaar op dan de vereerde dieren.
Haast alle dieren die in Egypte bekent waren zijn ooit wel eens ´heilig´ geweest;
Koeien, nijlpaarden, katten en palingen.
Een god werd dan niet als beeld vereerd, maar als beeld. En je mocht het dan ook geen pijn doen, of zomaar doodmaken. Zoals de valk voor Horus, de gans of de ram voor Amon, de sprinkhaan of de stier voor Re, de krokodil voor Sobek en de baviaan voor Thot.
Een god kan dus verschillende vormen aannemen, zo staat hij dichter bij de mensen; hij maakt hetzelfde lot mee en hun dagelijkse leven.
Er is geen verschil tussen een god met een menselijk gezicht of met een dierlijk gezicht, of het een wild of tam dier is; nee, ze zijn allemaal even belangrijk.
De Egyptenaren hadden plaatselijke goden die zij vereerden en ´echte´ heilige dieren die in de zielen van sommige goden of godinnen zaten. Koeien, stieren en krokodillen waren ´echte´ heilige dieren, en sommige dieren waren tijdelijk heilig zoals het nijlpaard. Een heilig dier wordt net als het beeld van de hoogste god van het heiligdom vereert en leeft binnen in een tempel. Het vangt ook offergaven van de gelovigen, en na de dood van het dier word het lichaam gebalsemd en gemummificeerd. Het wordt haast net als een mens begraven, met haast dezelfde ceremonie. Zo wilden ze er zeker van zijn dat het overleden dier rustig naar het hiernamaals kan gaan. Deze ´heilige dieren´ werden meestal in de buurt van de koninklijke begraafplaatsen begraven. Het dier werd nadat hij plechtig was begraven, opgevolgd door een dier van dezelfde soort.
De dood
De oude Egyptenaren geloofden in het leven na de dood. Iedereen bleef ook na zijn dood voortleven in het hiernamaals. Als iemand dood ging, werd het lichaam naar de werkplaats van de balsemers gebracht. De balsemers haalden de organen, hart en hersenen uit het lijk en stopte er speciale specerijen, kruiden, oliën en reukstoffen. Daarna strooiden ze er zout over, om het te consumeren (zodat het langer bewaard bleef) . Hierna werd het lichaam ingepakt met linnen en wat later begraven.
De ziel zou tijdens de plechtigheid de rivier oversteken en zo bij het dodenrijk aankomen.
De farao´s lieten speciale piramides bouwen om hun bezit voor het hiernamaals in te leggen. Ook slaven ( het overgrote deel van de Egyptenaren) kwamen in het hiernamaals terecht; alleen hadden ze geen bezittingen om mee te nemen.
De kunst van het mummificeren.
De Egyptenaren geloofden dat de wereld werd beheerst door goden, en dat de wereld was ingericht volgens de wil van goden, en dat zij moesten zorgen dat alles bij het oude bleef. De farao had alle macht in het land, hij kon beslissen over oorlog en vrede, dood en leven. De farao was de baas over het leger, de handel rechters, godsdienst enz. Hij was in staat gesteld door de goden om te heersen. Een farao was te herkennen aan de afbeelding van een giftige slang op zijn voorhoofd. De slang zou de farao beschermen en vuur spuwen naar zijn tegenstanders, mocht dat nodig zijn. Ook droeg hij een baard die nep was en een stierenstaart, het teken van macht en vruchtbaarheid. Hij had meerdere vrouwen waarvan een de Grote Koninklijke Vrouw was; haar zoon werd de opvolger van de farao en heerser over Egypte. De vrouwen van de farao´s werden als goddelijk beschouwd, maar kwamen vrijwel nooit aan de macht. Mocht er een farao sterven dan zou zijn geest in Egypte blijven en zijn kracht over het land verspreiden.
H3 Leven in het oude Egypte
De mensen in het Oude Egypte leefden onder een farao. Hij had alle macht en de ambtenaren stonden rechtstreeks onder hem. Er was een monarchie in Egypte; de farao besliste over het hele land en niemand had wat in te brengen. Wetten en bevelen werden door hem genomen hij benoemde ambtenaren en priesters. Zij deden dingen in zijn naam en alles wat de farao had beveelt moesten hun uitvoeren.
De maatschappij was onder te verdelen in 3 delen: - voeding - wonen - economie.
Voeding
De basis van alle maaltijden bestond uit brood en bier. Hiermee betaalde men ook bijvoorbeeld arbeiders in de steengroeve of van grote bouwprojecten.
Er werden twee soorten graan verbouwd; gerst en spelt. Om verschillende deegsoorten te kunnen maken voegden ze er vruchten aan toe en gebruikten ze volkorenbloem of tarwebloem. De onderste laag (armere mensen) aten vooral peulvruchten zoals; linzen, tuinbonen, erwten, kikkererwten en hoornklaver.
De rijkere mensen aten uitgebreider zij aten;
groenten zoals waterkers, postelein, latuw, uien, knoflook en pompoenen maar ook wortelstok, zaadjes van de lotus en delen van de papyrusplant.
Veel gegeten fruitsoorten waren wijndruiven, vijgen, dadels en noten van de doempalm. Eerst werd deze fruitsoort vooral geïmporteerd uit Azië maar al snel gingen te het zelf kweken.
Naast het bier en brood at de onderste laag van de bevolking ook groeten, goedkope soorten vis en pluimvee. Ook aten ze vaak vlees van geiten, schapen en varkens.
Alleen mensen met een groot huis konden vee houden, hoge ambtenaren met hofsteden en villa’s. In de stallen hielden ze het vee en daar konden de dieren ook geslacht worden. Het vlees werd gekookt in grote pannen of gegrild op een groot vuur. Wilden ze het vlees bewaren voor later dan werd het vlees gepekeld (geconserveerd door inzouten) of gedroogd.
Wonen
Meestal lag de keuken in het achterste gedeelte van het huis, bij grote villa’s soms in de bijgebouwen. Omdat ze vooral op open vuur kookte was de keuken niet overdekt. In een hoek was een maalsteen voor het malen van graan en meel, een kleine oven voor het bakken van brood en een gemetselde vuurplaats voor het koken of grillen. Ze hadden grote potten of kruiken om voorraden erin te kunnen bewaren. Ze bewaarden hierin drank maar ook graan, meel, vet, olie en vlees. Voor producten die niet lang goed bleven hadden te een kleine voorraadkelder in het huis.
Doordat er haast geen meubels bewaard zijn gebleven, weten we de meeste dingen uit grafvondsten.
Daaruit zie je dat de muren vaak bekleed waren met wandtapijten die beschilderd waren in verschillende kleuren. Op de vloer lagen vaak matten van gevlochten vezels, en werden ook vaak gebruikt als matras. Je had veel verschillende soorten stoelen; lage krukjes, stoelen met armleuningen. Vaak werden er ook kussens op de stoelen gelegd om lekkerder te kunnen zitten. Tafels en kasten hadden de meeste ook, ze waren vaak van hout gemaakt of stevig vlechtwerk.
De Egyptenaren hadden niet echt grote eettafels, bij grote maaltijden had iedereen een eigen tafeltje of een plaat dat steunde op een houten stoel. De kleding werd vaak beschermd tegen kruipende dieren door het te bewaren in kelders of houten kisten.
Om ook zich ook zelf te kunnen beschermen tegen dieren sliepen de mensen vaak op een verhoging.
Economie
De economie was erg streng in het oude Egypte. Ze hadden geen vrije beroepskeuze. De moest hetzelfde beroep uitoefenen dat zijn vader ook zijn hele leven had gedaan; zo kon de vader het zijn zoon leren. De kinderen van de ambtenaren werden naar de scholen gestuurd om hier te leren lezen en schrijven en ook zij moesten hun vader weer opvolgen.
Het loon was altijd hetzelfde en werd uitbetaald in een zak van vastgestelde grootte met graan. Dit kon je ook omzetten in zilver en koper. Ook de arbeidstijd die je moest werken voor een bepaald loon was vast, en veranderde nooit.
Verzorging
Bijna iedereen waste zich in de Nijl of in kanalen en vijvers. Alleen de rijkere mensen konden zich een bad of douche veroorloven. In de kamer waar het bad stond was meestal ook een toilet.
Ook hadden de meeste mensen zeep; natron of speciale waspasta’s die tegelijkertijd zorgen voor de verbetering van de huid. De ´zeep´ Ze bestond uit dierlijke of plantaardige vetten, vermengd met kalksteen of krijt. Ook hadden ze voor onaangename lichaamsgeur aromatische stoffen zoals wierook, aluin en mirre, om alles wat lekkerder te laten ruiken. Deze werd vervolgens gewoon op de huid gewreven. Voor een aangename adem waren er allerlei soorten pillen. Deze zogenaamde kyphi-pastilles bestonden uit de gemalen zaadjes van de hoornklaver vermengd met wierrook, mirre, jeneverbes, het gomhars mastiek, rozijnen en honing.
Kleding
De Egyptenaren droegen vaal linnen stoffen. Afhankelijk van je rijkdom was dat grof of fijn linnen. Omdat Egypte erg droog en heet was; waren de meeste stoffen erg dun. Soms gebruikten ze ook wol. Soms werden de stoffen ook gebleekt of na het wassen in de zon gelegd om te zorgen dat het extra wit werd. Naast het bleken kenden de Egyptenaren ook het verven van kleding. In het Oude Rijk en het Midden Rijk droegen de vrouwen eenvoudige jurken en zij zaten strakke jurken. De mannen droegen knievoorschotten. In het Nieuwe Rijk droegen de meeste Egyptenaren wijd zittende tunica. Bij officiële gelegenheden droegen mannen en vrouwen een pruik, in verschillende lengtes en kapsels. Vrouwen droegen grote wikkeljurken van een grote lap stof, kinderen liepen in de zomer vaak naakt en in de winter droegen ze een mantel van linnen.
Het hele jaar door droegen de Egyptenaren sandalen. Sandalen werden gemaakt uit plantaardige grondstoffen zoals palmbladeren, grassoorten, bies of papyrus. Vaak werden ze gemaakt door de vrouwen thuis. Je had ook lederen sandalen, zij gingen langer mee maar waren ook duurder.
Egyptenaren droegen vaak sieraden, bijna iedereen had wel een ring of amulet. Deze werden vooral gedragen om boze geesten tegen te houden. Mannen en vrouwen hadden oorringen en armbanden. Het verschil tussen de sieraden van arme en rijke mensen was het materiaal waarvan de sieraden ze waren gemaakt.
piramides bouwen
De piramiden van de farao´s werden niet door slaven, maar door handwerkslieden gebouwd.
Sommige handwerkslieden uit de boerenbevolking werden gevraagd of ze (als het nodig was) mee wilden helpen aan openbare werken. Zij konden elk moment worden opgeroepen door de vizier (hoofd openbare werken van de Farao).
Deze arbeiders wilden graag voor de farao werken, en vonden het een enorme eer omdat ze het zagen als een ´goddelijke zaak´.
Doordat het soms wel 20 jaar kon duren voordat een piramide af was en om te blijven zorgen dat er wel genoeg verbouwd werd (op het platteland) werden de ploegen om de 3 maanden afgewisseld.
Rondom het bouwterrein ontstond een groot aantal gelegenheidsdorpen, waar veel werkplaatsen en levensmiddelenwinkels waren. Op de plaats waar de piramide gebouwd werd heerste altijd grote bedrijvigheid. Er werden manden en korven gemaakt en vrouwen droegen zware waterkruiken op hun hoofd. Iedereen droeg zijn steentje bij; boeren die als arbeiders waren ingezet moesten zware steenblokken verslepen voor de steenhouwers of ander materiaal voor de schilders, houtbewerkers, timmerlui enz. De boeren waren in de meerderheid drie maanden lang moesten zij de velden en hun kudde achterlaten om mee te bouwen. De meeste werden uit de buurt van de omgeving gehaald, maar als voor een groot project zoals de bouw van een piramide en enkele duizenden krachten nodig waren, aarzelde de vizier niet om de boeren langer dan drie maanden te laten werken, of mensen van verder af te laten komen. Veel professionele ambachtslieden kwamen van dichtbij of uit grote steden.
Het systeem van verplichte herendienst heeft nog lang bestaan, zelfs na het bestaan van farao’s. Bepaalde beroepsgroepen kwamen in opstand toen anderen hiervan werden vrijgesproken. In de loop van de eeuwen neemt het verzet alleen maar toe en als je als herendienstplichtige vlucht wordt je tot levenslange dwangarbeid veroordeeld. De schuldige krijgt nooit meer zijn vrijheid terug, kan naar een ander gebied worden overgeplaatst of worden verkocht.
H3 Belangrijke farao´s uit het oude Egypte
Vrouwelijke farao
Cleopatra was 20 jaar de baas over Egypte, samen met haar jongere broer Ptolemaios XIII. Cleopatra is al vroeg met de politiek bezig, en bemoeit zich er veel mee.
Ze zorgt voor een religieuze politiek, voor de bevolking en omdat de geestelijken in het land een derde van de landerijen bezit. Cleopatra houdt zich ook veel bezig met de internationale politiek; ze zorgt ervoor dat het conflict met Rome niet uit de hand loopt. Rome had namelijk zijn toepen in het Midden-Oosten gezet en wil er alles aan doen om hen tevreden te stellen.
Als Cleopatra op achttienjarige met haar broer trouwt (dit was traditie in Egypte), wordt ze koningin. Het is dan 51. v. Chr.
Er zijn meteen al problemen over hoe ze het land, elk op hun eigen manier, willen regeren. Het was zelfs zo uit de hand gelopen dat ze naar Syrië werd verbannen, door haar echtgenoot. Maar ze liet het er niet bij neer zetten en vormde in Syrië een eigen leger. Cleopatra viel in 50 v. Chr. Alexandrië binnen. Om te zorgen dat er geen Romeinse invallen kwamen in haar rijk wilde zij Caesar (nogmaals) persoonlijk ontmoeten.
Ze ontmoette Caesar in Rome daar kregen ze wat met elkaar en niet veel later hadden ze samen een zoon. Haar eerste echtgenoot Ptolemaios XIII was hier op tegen en wilde de Romeinen het land uit jagen. Dit mislukte en hij vluchtte in een felluca (zeilbootje) maar verdronk. Een andere broer van Cleopatra kwam toen met haar op de troon, Ptolemaios XIV. Ze bleef echter bij Caesar in Rome wonen.
In 47 v. Chr. liet Caesar haar in Alexanrië weer tot koningin van Egypte tronen.
Cleopatra had haar doel bereikt……
Caesars macht bleef groeien, en in 46 v. Chr. werd hij benoemd tot eeuwige dictator. Maar jammer genoeg kan hij hier niet lang van genieten, hij wordt vermoord op een senaatsvergadering. Ondanks dat hij eerder een kroon kreeg aangeboden en koning kon worden, maar dit nadrukkelijk weigerde, werd hij uiteindelijk toch vermoord.
Cleopatra vlucht met haar zoon uit Rome naar Egypte. Alleen is er een probleem; wie krijgt nu de Romeinse macht in handen? Marcus Antonius of Octavianus, door Caesar aangewezen als zijn wettige erfgenaam. Er ontstaat een burgeroorlog in Italië en Antonius wordt verslagen. Het Italiaanse conflict nadert al snel Egypte, en Cleopatra probeert zo goed mogelijk te handelen.
Ze weigert de republikeinen, die verantwoordelijk waren voor de dood van Caesar, te steunen. Toch komt Antonius naar Cleopatra om te kijken of zij hem financieel en militair wil steunen.
Cleopatra en Antonius kunnen het erg goed met elkaar vinden, vooral omdat Antonius veel roem heeft. Ze feesten en genieten volop van het leven, er volgems goede en rijke jaren. Alleen de dreiging dat ze van haar zetel zou worden verdreven door de Romeinen bleef. In 36 v. Chr. trouwden Cleopatra en Antonius.
Antonius moest de omringende landen onder Romeins gezag houden. Hij keerde twee jaar later terug naar Cleopatra en gaf Egypte aan haar en haar kinderen.
Een paar jaar later kwam er opnieuw een oorlog tussen Antonius en Octavianus, En uiteindelijk werden Antonius en Cleopatra gevangen genomen. Niet lang daarna overleed Antonius doordat hij zich op zijn zwaard had laten vallen. Cleopatra is vastbesloten er een einde aan te maken. Ze gaat nog een laatste keer naar het graf van haar overleden man, laat zich daarna wassen en opmaken als vorstin kleden. Ze eet nog van een prachtig opgediende maaltijd en stuurt Octavianus een brief om hem te vragen of haar lichaam naast dat van Antonius mag worden bijgezet. Niet veel erna ligt ze dood in haar staatsiebed, waarschijnlijk door een slangenbeet….
De laatste koningin van Egypte werd (samen met Antonius) begraven met pracht en praal door Octavianus. Egypte werd vanaf dat moment een deel van het Romeinse Rijk, en zou nog eeuwenlang onder vreemde overheersing blijven.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Er staat dat de Nijl 965m lang is, terwijl da 6300km is, waarvan slechts 1000km door Egypte zelf!!!!!!
17 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
dat is waar!! de helf van deze werkstuk slaat nergers op!
11 jaar geleden
AntwoordenO.
O.
stomme werkstuk!! XD
11 jaar geleden
Antwoorden