Inhoud
-voorwoord
-inleiding
-hoofdstukken 1. De geschiedenis van de zeilkunst
2. Een zeilboot en de onderdelen
3. Soorten zeilboten
3.1. Soorten
3.2. Zeilvormen en de romp van de boot
4. De koersen
4.1. De koersen
4.2. De zeilstanden
5. De boot zeilklaar maken
5.1. Het zeil-klaar maken
5.2. Zeilen hijsen
6. Het zeilen
6.1. Het zeilen
6.2. Opkruisen en laveren
6.3. Wedstrijden zeilen
6.4. Leren zeilen
6.5. Wegvaren
6.6. Aanmeren
7. Zeiltermen
7.1. Overstag
7.2. Gijpen
8. Knopen
9. Het weer
10. Regels
11. Veiligheid
-Nawoord
Hoofdstuk 1 : De geschiedenis
Ongeveer 400 jaar geleden, was Nederland nog meer een waterland dan nu. De polders op het Ijsselmeer (een bekende is Flevoland) waren er toen nog niet.. Wat toen de zuiderzee heette heet nu het Ijsselmeer. Het water van die zee kwam ver nederland binnen. Nederland bestond toen vooral uit grote meren met kleine stukjes land ertussen in. In nederland werden de meeste mensen en goederen met zeilschepen vervoerd. Want roeien is veel te vermoeiend als je een flink stuk moet reizen. En een motortje achter de boot dan??? NEE Nee nee!!!! die waren toen nog niet uitgevonden en daarom moesten de mensen op windkracht varen. Maar met een klein zeiltje kom je ook niet snel vooruit, daarom zette men een grote dikke houten paal in het midden van de boot : de mast. Aan de mast kwam het zeil. Met lijnen en touwen werden de zeilen strakgespannen en bediend.
De kooplieden wilden natuurlijk wel lekker snel over het water en daarom lieten ze zeilschepen bouwen die snel konden varen. Deze zeilschepen noemen we een Jacht of een Jager. Omdat ze als het ware over het water joegen. Sommige kooplieden vonden dat zo leuk dat ze in hun vrije tijd ook in een jacht of jager gingen zeilen! Ze namen dan meestal hun gezin ,familie of vrienden mee. Na een tijdje kwamen er veel meer mensen die in hun vrije tijd gingen zeilen, ze deden het voor hun plezier of maakten er hun hobby van. Op deze manier ontstond zo tussen 1600 en 1700 in Nederland de zeilsport en vanaf die tijd kregen de mensen ook nog eens met 2 soorten zeilvaart te maken... de pleziervaart en de beroepsvaart. In het oude Egypte werd allang gezeild met boten waarvan de zeilen van papier waren.
En je hebt vast ook wel eens gehoord van de Noorse Vikingen. Die gingen namelijk ook zeilend op ontdekkingsreis en strooptocht met hun draken-zeil schepen!
In het oude Egypte werd allang gezeild met boten waarvan de zeilen van papier waren. En je hebt vast ook wel eens gehoord van de Noorse Vikingen. Die gingen namelijk ook zeilend op ontdekkingsreis en strooptocht met hun draken-zeil schepen!
Hoofdstuk 2: Onderdelen
1= de kuip
2= het grootzeil
3= de fok
4= de mast
5= fokkeschoot
6= grootschoot
7= roerblad
8= katrolletje
9= vaantje
10= zwaard of kiel
11= helmstok
Hoofdstuk 3: Soorten zeilboten
3.1 Zwaardboten en Kielboten
kielboten -kimkielers
-enkele kiel
zwaardboten -midzwaarden
-zijzwaarden
Het verschil tussen een zwaardboot en een kielboot is dat bij een kielboot de kiel vastzit aan de onderkant van de boot en dat je bij een zwaardboot het zwaard eruit kan halen of omhoog kunt takelen. Met een zwaardboot kun je dus ondieper varen want je kunt het zwaard ophalen als het zwaard bij de grond komt en vast komt te zitten! De meeste grote boten hebben een kiel maar zwaardboten gaan snellen over het water.
Bekende kielboten zijn de Valk en de BM (16 m²)
Bekende zwaardboten zijn de Optimist …. En de Laser (pico)
3.2 vormen van de romp
Platbodem Rondspant Knikspant
-tjalk - BM (16m²) - Valk
-botter - Barnegat - Volksboot
- Laser - Waarschip
Gaffeltuig
(b.v. Valk, veel oud Hollandse schepen, Platbodems)
Torentuig
(b.v. Laser (pico) , Askeladden, Schakel, Spanker, Flits,Barnegat)
Hoofdstuk 4: De koersen
4.1. de koersen
1=in de wind
2=aan de wind
3=halve wind
4=ruime wind
5=voor de wind
6=ruime wind
7=halve wind
8=aan de wind
4.2. de koersen mét zeilstanden
Aan de wind:
In de wind:
Halve wind:
Ruime wind:
Voor de wind:
1 in de wind
De boot ligt met de punt (de voorkant) in de wind.. de boot ligt nagenoeg stil. De zeilen hangen los en vangen geen wind
2 Aan de wind
De wind komt schuin van voren ongeveer is een hoek van 30-45graden. Dit is hoog aan de wind… de zeilen staan strak. (vanaf hier kan je overstag)
3 Halve wind
De wind komt precies van de zijkant van de boot. De zeilen staan half uit de boot. Dus losser dan bij Aan de wind.
4 Ruime wind
De wind komt schuin van achteren, de zeilen staan ruim uit de boot dus losser dan bij halve wind
5 Voor de wind
De wind komt recht van achteren en de zeilen staan zo ver mogelijk uit. (nu kun je Gijpen)
Het is dus belangrijk dat je weet waar de wind vandaan komt. Hierop pas je ook de standen van de zeilen aan. Vaar je in een voor de windse koers dan moeten de zeilen zo los als kan maar als je dan je zeilen (bij voor de wind) helemaal straktrekt, ga je steeds langzamer. Maar… hoe weet je nu of je zeilen goed staan?
- hert zeil gaat killen (=klapperen)
- als het zeil niet kilt, vier dan de schoot tot het zeil bijna kilt
- als je dan toch iets te ver gaat trek je het zeil weer een beetje aan tot het net niet meer kilt…
Hoofdstuk 5: zeilklaar maken
5.1. zeilklaar maken
De boot
Stap 1 Sla de fok aan. De fokkenvallen en de schoot eraan vast maken. De fok opbinden tot er gehesen kan worden. Als je een rolfok hebt zoals in de meeste nieuwerwetse zeilboten hoef je alleen maar aan de fokkeschoot te trekken.
Stap 2 het huikje(beschermzeiltje) van het grootzeil halen. De vallen aan de gaffel, giek of de punt van het grootzeil vast maken en het zeil opbinden aan de giek zodat er gehesen kan worden.
Stap 3 Het grootzeil uit de klem halen en een 8-knoop in de fokkenschoot.
Stap 4 Losliggende lijnen en andere spullen opruimen.
Stap 5 Stagen nakijken, zwanenhals nakijken
5.2. zeilen hijsen
Het belangrijkste wat je voor het hijsen moet doen is dat je altijd aan de kant van de kraanlijn gaat staan (bij een valk bijvoorbeeld of bij andere boten met een gaffel want anders kan je de gaffel tegen je hoofd aankrijgen)
Als je de zeilen wilt hijsen moet de boot wel met de punt in de wind liggen of al varend met een aan de windse koers. Als je in de haven hijst moet de punt ook in de wind liggen. Als je een motor hebt kun je eerst een goed plekje vinden om je zeilen te hijsen.
Je hijst altijd eerst het grootzeil, daarna de fok. Als je eerst de fok hijst of uittrekt vangt die al wind en keert de punt van de wind af en ja…. Dan kun je het grootzeil niet meer hijsen.
Hoofdstuk 6: Het zeilen
6.1 de basis
Tegen de wind in zeilen kan niet. Je zeilen staan dan recht boven de boot en klapperen als een vlag. De zeilen moeten bol staan van de wind anders kom je niet vooruit. Zeilen zijn bol gesneden en daarom kun je tegen de wind inzeilen. (net als de vleugels van een vliegtuig die zijn ook bol aan de boven kant)
De boot gaat het hardst als je ruime wind vaart en het langzaamst als je hoog aan de wind vaart. Als je hoog aan de wind vaart gaat de boot het schuinst. Het lijkt dan dat je heel hard gaat maar komt doordat je tegen de golven de wind in gaat.
En trouwens als je ruime wind vaart ga je ook nog voor een pietsie deeltje met de stroom mee en met aan de wind moet je tegen die stroom in. Bakboord is links en stuurboord is rechts als je vanaf de achterkant van de boot kijkt.
6.2. opkruisen of laveren
Het kan gebeuren dat je toch tegen de wind in moet om dat je bestemming recht voor je ligt. Dat kan met een zeilboot niet rechtstreeks. Je moet nu opkruisen of laveren.
Je vaart aan de wind en gaat steeds overstag
Dit gaat niet zo snel als je steeds een omweg moet maken…. Helaas gaat niet alles voor de wind en bovendien... overstag gaan remt ook nog eens af.
6.3. wedstrijden
zeilen kun je doen voor je plezier of in wedstrijdverband. Bij wedstrijden gaat het om de snelheid van de boot en ja tactiek. Ja kan op verschillende manieren gebruik maken van de wind en je tegenstanders de wind uit de zeilen nemen. Bij een wedstrijd vaar je een pacours waarin alle koersen zitten. De koersen worden aangegeven door de rakken en een rak is een koers van boei naar boei.
6.4. leren zeilen
Zeilen leer je door het te doen. Je kan in een bootje stappen en het gewoon uitproberen (met een reddingsvest aan ) of je gaat naar een zeilschool. Een zeilschool is meestal een gezellige boel, al zijn er wel regels. Je leert het zeilen stap voor stap en bent de hele dag bezig met zeilen en andere leuke activiteiten. Aan het eind van de week doe je examen en als je daarvoor slaagt krijg je een diploma. Ook krijg je een watersportpaspoort. Je moet bijvoorbeeld de boot zeilklaar kunnen maken, wegvaren van hogerwal, de zeilstanden kennen, knopen kunnen maken en da boot kunnen besturen en hem weer kunnen aanleggen. Je kan kiezen voor een eenmansboot b.v. een laser of een optimist een tweemansboot b.v. een pico driemansboot b.v. een askeladden of een viermansboot b.v. een valk.
6.5. wegvaren
van hogerwal:
Je duwt de punt de punt weg en trekt de fok bak (dat is de fok aal de verkeerde kant aantrekken zodat de boot sneller wegdraait)
Van lagerwal:
Dat is lastiger je moet eerst een stukje met de peddel of de vaarboom van de wal weg. Daarna hijs je al varend de zeilen met een aan de windse koers want je kan de zeilen alleen maar hijsen met een in of aan de windse koers..
6.6. aanmeren
hogerwal:
Komt aan de wind aanvaren en regelt je snelheid door je zeilen te laten vieren en aan te trekken. Het is de bedoeling dat je bijna stil ligt voor de wal. Anders is het BOEM!!!
Bij een aan de windse koers maak je een dwarspeiling dan weet je wanneer je overstag moet
Lagerwal:
Je strijkt de zeilen een stukje voor de wal een laat je naar de wal drijven.
Hoofdstuk 7: zeilthermen
7.1. overstag
overstag gaan betekent door de wind heen varen. Van aan de wind naar aan de wind. Als je met veel mensen in een boot zit kan je niet zomaar overstag gaan want als er iemand net wil opstaan als het zijl overkomt dan kan iemand zijn hoofd erg bezeren en misschien word het dan zelfs een bloederige boel in de boot. Voor het overstag gaan gelden dan ook een paar regels:
-iedereen laten weten/merken dat je overstag wil gaan , en dan zeg je klaar om te wenden? REE! (je zegt klaar om te wenden omdat als iemand dat niet weet er dan nare dingen kunnen gebeuren. En “REE”zeg je duidelijk) ik weet eigenlijk niet wat ree betekent maar het zal wel iets zijn van “okee, we gaan”
- op dat moment(dat je ree zegt) moet er veel achter elkaar gebeuren. Als je in een boot zeilt die een fok heeft dan moet op dat moment de fok los.
- degene die aan het roer zit moet het roer van zich afdoen maar niet in een schokbeweging want dat remt af (je mag best veel roer geven dat wel)
- dan moet meteen het grootzeil helemaal strakgetrokken worden want dan draai je sneller door je wind heen van wege het zeil die wind eerder vangt aan de andere kant.
- Als het zeil wind vangt moet het roer recht anders draai je door naar halve wind.
- Je moet ook gaan verzitten want anders zit je niet aan de goede kant van het zeil. En als je in een boot met fok zit moet die natuurlijk weer aangetrokken worden.
7.2. gijpen
Gijpen is met de achterkant van de boot door de wind heen draaien. En nat zoals bij overstag zijn daar regels voor. Gijpen is iets gevaarlijker dan overstag omdat je zeil een enorme zwaai maakt. Want je zeil staat (als je goed voor de wind zeilt) helemaal uit en om die naar de andere kant te krijgen; nou dat is best een flink stuk! En wat er zo gevaarlijk is , is dat als de wind draait en van de andere kant komt dan waar het zeil staat snap je dat het zeil de neiging krijgt om naar de andere kant te klappen. Als dat gebeurd heb je een klapgijp. Dat is gevaarlijk want er kunnen dan vreselijke dingen gebeuren. Bijvoorbeeld:
- iemand kan zijn hoofd stoten en een hersenschudding oplopen
- de boot kan omslaan
- de mast kan breken
- de stagen kunnen breken
- iemand kan er mee overboord geslagen worden.
En nog veel meer
Daarom zijn er regels voor het gijpen
-voor je gaat gijpen zeg je net als bij overstag klaar voor de gijp? (dan wacht je even) “GIJP!”
-nu moeten er weer heel veel dingen achter elkaar gebeuren
1 je gaat verzitten
2 je zegt klaar voor de gijp
3 je houd het roer vastgeklemd tussen je lijf en je arm
4 je pakt alle schoten beet (of de 3e en de 1e of de 4e en de 2e)
5 je haalt hand over hand het zeil binnen
6 als de giek op het midden niet meteen over wil komen geef je in het midden een klein rukje want dan doet het zeil het meestal wel.
7 de meeste mensen denken dat je nu klaar bent maar nee… dit is het belangrijkste stuk want als je nu de schoten toslaat klapt het zeil alsnog.
8 je laat het zeil hand over hand weer rustig vieren
9 je bent klaar met de gijp.. Meestal is het fijn om nog even achter je te kijken of de gijp goed gelukt is en er een rechte lijn in het water loopt als er een rechte lijn in het water loopt is je gijp geslaagd en netjes ook!
Hoofdstuk 8: knopen
Aan boord van een zeilboot/schip vind je veel touwen en lijnen waarmee de boot wordt vastgelegd. De lijnen waarmee een boot vastgelegd word aan de wal heten landvasten. De touwen/lijnen die aan de zeilen vastzitten worden schoten genoemd. Voor het grootzeil de grootschoot en voor de fok de fokkeschoot. Ook is het belangrijk dat alle verschillende lijnen/schoten/touwen op hun plaats zijn en niet in de war kunnen raken. En als je boot niet goed vastligt kan de boot losraken en wegdrijven. Daarom is het handig om toch een paar belangrijke knopen te weten en te kunnen… ik heb hier natuurlijk niet alle knopen want dan kan ik wel 100 bladzijdes volschrijven (knopen)
8-knoop
de 8-knoop word gebruikt voor de fokkeschoot zodat deze niet wegschiet door het oog. De 8-knoop dankt zijn naam aan de vorm die heel erg op een 8 lijkt.
Mastworp
De mastworp wordt gebruikt om een lijn vast te maken aan een stag of aan een paal langs het midden van de boot. Waar de naam vandaan komt weet ik zelf ook niet.
Paalsteek
Om een schip vast te leggen aan een paal. De paalsteek is een NIET verschuivende lus.
Slipsteek
De slipsteek is voor veel dingen geschikt. B.v. om de touwtjes van het zeil op te binden.
Platte knoop
De platte knoop gebruik je voor de zeilbandjes om het zeil aan de giek vast te maken.
Kikkerbeslag
Het kikkerbeslag word gebruikt om de boot vast te leggen en om te vallen vast te zetten.
Trompetsteek
De trompetsteek word gebruikt om een lijn in te korten.
Werpankersteek
Met de werpankersteek het anker vast aan de ankerlijn.
Opschieten
Dit is niet echt een knoop sterker nog het is geen knoop maar het opschieten is een manier om de losse lijnen netjes op te ruimen.
Hoofdstuk 9: het weer
Als je gaat zeilen is het natuurlijk wel handig als er een windje waait. Want ja…. Als er geen wind is kom je niet vooruit. Zo’n windkracht 4 is ideaal om mee te zeilen (met een valk) bij een optimist ligt dat weer anders daar is 2-3 ideaal. Maar ja als er windkracht 12 staat ga je wel heeeeel snel en heel schuin! Hoe meer wind er staat hoe hoger je aan de wing kan zeilen dus ben je ook nog eens sneller op je bestemming! Het is heel belangrijk dat als het gaat omweren je dan meteen aan wal komt omdat de mast meestal heel hoog staart en daar kan dan snel bliksem inslaan. Als je in de regen gaat zeilen moet je het zeil daarna goe drogen. Anders gaat het misschien schimmelen en word het helemaal stap met als gevolg: het valt uit elkaar en dat moet je niet hebben! Het is natuurlijk super als er een lekker zonnetje schijnt. Lekker warm ;maar let op, smeer je eerst goed inwant je verbrand levend op het water! Dus zet een pet en een zonnebril op want het water weerkaatst het licht dus je kan zoveel naar beneden kijken als je wilt maar een zonnebril is toch best handig! Bovendien is het, het veiligst om voor je te kijken.
Het is verstandig om een weerbericht te bekeiken voor ja gaat zeilen. Want als het hard gaat waaien moet de wel voorbereidt zijn! Als je geen diploma (s) hebt kun je beter niet gaan zeilen. Als je dat toch doet kun je beter in een beginnersbootje gaan en niet harder dan met windkracht 2 het water op gaan.
Hoofdstuk 10: de regels
- haal alleen in als er genoeg ruimte is
- drijf niet met de stroom mee
- vaar niet op gelijke hoogte met een ander schip in nauw vaarwater
- volg de rood omrande borden op
- je mag de regels overtreden als je daardoor een aanvaring kan voorkomen
- klein wijkt voor groot
- motor wijkt voor spier wijkt voor zeil
- grootzeil over stuurboord wijkt voor grootzeil over bakboord
- loef wijkt voor lij
- gestrekte koers heeft voorrang
- Stuurboortswal houden
Veel mensen denken dat zeilboten altijd voorrang hebben maar dat is niet zo. Beroepsvaart heeft altijd voorrang op pleziervaart dus ook op zeilboten.
Hoofdstuk 11: de veiligheid
Belangrijke regels voor de veiligheid.
- laag blijven
- met harde wind of met een zeilpak aan een zwemvest aan
- goede communicatie
- met hijsen en strijken aan de kant van de kraanlijn staan
- de stuurman is de baas en kan snel beslissen
Veiligheid aan boord en veiligheid bij het zeilen beginnen bij goede gewoontes. Op een opgeruimd schip hoeft niemand te struikelen en dan gebeuren er minder snel ongelukken. En als iedereen in de kuip zit valt er niet snel iemand overboord. Als het weer ineens verandert kan iemand het niet snel koud krijgen als iedereen aaneen regenpak of een zeilpak heeft gedacht… Als er onder het zeilen gevraagd wordt of het wel veilig is, dan zit het vaak al fout… Veiligheid aan boord betekent ongelukken voorkomen maar ook plezier hebben in zeilen en je lekker voelen aan boord, je niet schamen voor je uiterlijk of onzeker zijn want dan zit je er niet bij met je hoofd en dan kunnen er dus ook ongelukken gebeuren en…LET OP!!!! Draag altijd een reddingsvest. Zeker als je een zeilpak aan hebt. Er is nog een hele belangrijke veiligheidsregel:
Als het hard waait doe dan nooit de schoot van een zeil in de klem: als de boot opeens schuin gaat heb je niet genoeg tijd om de schoot uit de klem te trekken en dan kan je omslaan.
Nawoord
Het was leuk om over zeilen te schrijven maar gewoon doen is nog veel leuker. Zeilen is iedere keer anders. De ene keer staat er bijna geen wind en even later is er ineens bijna een storm. Ook zijn er veel dingen waar ik niet over heb verteld in het werkstuk. Bijvoorbeeld omslaan: dat moet je gewoon zelf meemaken, en dan nog maar te zien hoe je de boot weer recht krijgt. Omslaan met een Valk is trouwens niet zo handig, want die krijg je zelf niet overeind. Met een Laser, Pico of een Optimist lukt dat wel.
In dit werkstuk heb ik het vooral over de basis van het zeilen gehad.
Literatuur
Het Zeilboek: J. Peter Hoefnagels
Uitgave CWO
Bootje varen: Informatie Junior
Drijven of Zinken: Informatie Junior
Zeilsport: Informatie Junior
Internet
Zeilen
7- Werkstuk door een scholier
- groep 8 | 3311 woorden
- 27 maart 2004
- 411 keer beoordeeld
7
411
keer beoordeeld
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.750 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Zo wordt kerst op andere plekken in de wereld gevierd
Naïm won twee keer de Nederlandse Wiskunde Olympiade: ‘Het is echt mijn passie’
Kerstgala: expectations vs reality
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
waar is die plaatje van hoooofdstuk 2?????
ik zie die niet echt
xxxx anniek
14 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
in hoofdstuk 1 staat op het laatst 2 keer het zelfde stukje over egypte en de vikingen.
13 jaar geleden
AntwoordenX.
X.
prima verslag waar je veel aan hebt als je ook begint met zeilen!
ook leuk om te lezen, omdat je het in eigen woorden verteld!
13 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
een goed werkstuk waar je wat aan hebd !!!!!!!!!! :) :D xD :P
12 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
best goed ik ga me werkstuk erover houden me meester gaat tevreden worden:)
12 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
handig
7 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Ree staat voor geREEd.
https://www.pean.nl/nl/blog/zomer-2014/waar-komt-ree-vandaan
6 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Ree staat voor geREEd.
https://www.pean.nl/nl/blog/zomer-2014/waar-komt-ree-vandaan
6 jaar geleden
Antwoorden