DE DUBBELMONARCHIE OOSTENRIJK-HONGARIJE VOOR, TIJDENS EN NA DE EERSTE WERELDOORLOG
INHOUD:
INLEIDING
DEELVRAAG 1
Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije voor de Eerste Wereldoorlog?
DEELVRAAG 2
Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije tijdens de Eerste Wereldoorlog?
DEELVRAAG 3
Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog?
CONCLUSIE
Antwoord op de hoofdvraag: Hoe raakte de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije betrokken bij WO I en wat waren de gevolgen daarvan voor dit land?
SLOT
INLEIDING Het hoofdonderwerp van ons werkstuk is de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Onze hoofdvraag luidt als volgt: hoe raakte de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije betrokken bij WO I en wat waren de gevolgen daarvan voor dit land. De deelvragen hierbij zijn: 1. Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije voor de eerste wereldoorlog? 2. Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije tijdens de eerste wereldoorlog? 3. Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije na de eerste wereldoorlog?
We zullen eerst uitleggen wat die dubbelmonarchie precies is. De dubbelmonarchie, ook wel de Donaumonarchie genoemd, is een veel gebruikte naam voor de oude Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Hieronder wordt verstaan het door de Oostenrijkse Habsburgers opgebouwde staatkundige geheel: de Habsburgse erflanden in Oostenrijk en voorts Hongarije (sinds 1908 behoorden ook Bosnië en Hercegovina ertoe). Oostenrijk en Hongarije waren in een uitzonderlijke unie verenigd: de keizer van Oostenrijk (als zodanig sedert 1804 bestaand) was tevens koning van Hongarije. De beide gebiedsdelen hadden de volgende zaken gemeenschappelijk: munt, maten en gewichten, buitenlandse politiek en defensie. In 1918 werd de dubbelmonarchie ontbonden.
De geschiedenis van Oostenrijk en Hongarije is dus best uitzonderlijk. We waren best nieuwsgierig geworden naar de situatie van een land in zulke omstandigheden en daarom leek het ons best leuk om ons daarin eens te verdiepen en het werkstuk hierover te maken. Dat is dus de reden waarom wij voor dit onderwerp gekozen hebben.
We behandelen vooral de geschiedenis op politiek gebied en niet op bijvoorbeeld economisch en sociaal en dergelijke, want dat zou een veel te breed onderwerp worden.
Omdat Oostenrijk en Hongarije op dit moment twee onafhankelijke landen zijn, vonden wij het het overzichtelijkst als Oostenrijk en Hongarije per deelvraag apart behandeld worden. We weten nu hoe ze met elkaar in verbinding stonden, dat hebben we hierboven beschreven, maar omdat ze eigenlijk toch een beetje twee aparte landen waren, behandelen we de twee landen ook om deze reden apart.
DEELVRAAG 1
Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije voor de Eerste Wereldoorlog?
Eerst zullen we de situatie van Oostenrijk behandelen en daarna die van Hongarije. Voor de geschiedenis van deze twee landen kunnen we natuurlijk maar beperkt teruggaan in de tijd, omdat we anders wel heel lang bezig zijn, maar we hebben ons beperkt tot de periode van rond 1800 tot het begin van de eerste wereldoorlog.
Oostenrijk
De periode tot 1866
Na zijn dood in 1835 werd Frans I opgevolgd door Ferdinand I (1835–1848). De feitelijke macht lag echter in handen van de ‘Geheime Staatskonferenz’: aartshertog Lodewijk, aartshertog Frans Karel en de ministers Kolowrat en Metternich.
Tegen de in de 19de eeuw opgekomen nieuwe politieke stromingen en het nationalisme van de verschillende in het rijk levende volken zou de regering in Wenen op den duur machteloos blijken. Het revolutiejaar 1848 bewees dit: in Wenen, Praag, Boedapest, Milaan en Venetië groeiden het verzet tegen het keizerlijke bewind. Op 13 maart 1848 trad Metternich af, op 15 maart werd in Wenen een nieuwe liberale Grondwet beloofd en op 2 dec. 1848 deed Ferdinand afstand ten gunste van zijn neef Frans Jozef.
De nieuwe leider van de Oostenrijkse regering, prins Felix Schwarzenberg, en de jonge keizer poogden de monarchie te redden door sociale hervormingen in te voeren en door het verzet van de nationaliteiten met geweld te breken. In Praag werd reeds in juni 1848 het Tsjechisch verzet neergeslagen, vervolgens werd door veldmaarschalk Radetzky Italië onderworpen en als laatste werd Hongarije, dat zich onder Kossuth onafhankelijk had verklaard, weer in het gareel gedwongen. Toch zou Oostenrijk in Duitsland zijn vroegere positie tegenover Pruisen niet meer herwinnen. Pogingen van de Oostenrijkse regering in de volgende jaren de opheffing van de Zollverein af te dwingen, mislukten. Pruisen zou er zelfs in slagen op economisch terrein Oostenrijk in Duitsland nog verder buiten spel te zetten. Vooral toen het na de nederlaag in Italië, waar het na Franse interventie in 1859 Lombardije had moeten opgeven en later het koninkrijk Italië had moeten erkennen, economisch dermate verzwakt was geraakt dat het Pruisen in zijn voor de andere Duitse staten zeer aantrekkelijke vrijhandelspolitiek niet meer kon volgen.
De periode 1866–1914
Het optreden van Bismarck en de nederlaag in de zogenaamde Pruisisch-Oostenrijkse oorlog van 1866 bezegelden in dat opzicht Oostenrijks uitsluiting uit de interne Duitse politiek. De Duitse Bond werd opgeheven en vervangen door Noord-Duitse Bond onder Pruisische leiding. Aan Italië verloor Oostenrijk bij de Vrede van Wenen van 1866 met Venetië zijn laatste Italiaanse bezit. De nederlaag tegen Pruisen veroorzaakte o.m. een verzwakking van het Duitse element in de multinationale (er leefden veel verschillende volken in dit land) monarchie. De regering in Wenen trok daaruit de logische conclusie: federalisering van het rijk. Ze stond alleen aan de Hongaren autonomie toe bij de op 8 febr. 1867 overeengekomen Ausgleich (= de overeenkomst die binnen de Dubbelmonarchie werd getroffen tot regeling van de staatsrechtelijke verhouding tussen Hongarije en Oostenrijk. Met de rivier de Leitha als scheidingslijn werd het rijk verdeeld in het keizerrijk Oostenrijk en het koninkrijk Hongarije onder één vorst. De Ausgleich bevredigde alleen (en dat nog niet eens volledig) de Hongaarse behoefte aan een eigen nationaal leven. De andere nationaliteiten in de Donaumonarchie wonnen er niets bij. Met de Eerste Wereldoorlog hield de Ausgleich op te functioneren). Voor de verschillende Slavische volken bleef zo de oude toestand van onderworpenheid bestaan. De nieuwe dubbelmonarchie (of Donaumonarchie) was hierdoor al vanaf het begin danig belast. Met de uit de Ausgleich voortvloeiende kroning van Frans Jozef als koning van Hongarije op 8 juli 1867 kwam de laatste \'metamorfose\' van het Habsburgse rijk formeel tot stand. Sindsdien waren de twee rijksdelen – Transleithanië (Hongaars) en Cisleithanië (Oostenrijks) – nagenoeg zelfstandige constitutionele monarchieën onder één staatshoofd.
Van 1867 tot 1879 regeerden in het algemeen Duits-liberale regeringen. Een van hun eerste activiteiten was erop gericht de na het in 1855 gesloten Concordaat met Rome zeer nauw geworden verhouding tussen Kerk en Staat weer losser te maken. Zo werden het burgerlijk huwelijk en het openbaar onderwijs ingevoerd, terwijl in 1871 het Concordaat zelf werd opgezegd.
Ten aanzien van het Tsjechisch verzet tegen de bestaande rijksstructuur bleek een oplossing niet bereikbaar. Nadat Bosnië en Hercegovina na het Congres van Berlijn in 1878 onder bestuur van de dubbelmonarchie waren geplaatst, werd de liberale regering door de keizer, die haar verzet tegen deze versterking van het Slavische element in het rijk niet accepteerde, naar huis gestuurd. De nieuwe regering-Taaffe, die van 1879 tot 1893 aan de macht was, steunde op een coalitie van Duitse conservatieven, klerikalen en gematigde vertegenwoordigers van het Slavische bevolkingsdeel: de ‘Eiserner Ring’. Zij voerde een politiek die leidde tot een versterking van de kerkelijke invloed op het onderwijs en tot zekere concessies aan de Tsjechen.
Sinds 1907 waren er twee groepen van Europese mogendheden door een aantal militaire verdragen en ententes met elkaar verbonden. Oostenrijk-Hongarije behoorde tot de Triple Alliante. In de Triple Alliantie bleef Italië een zeer onzekere bondgenoot, terwijl de verstandhouding in de Triple Entente tussen Rusland en Groot-Brittannië slecht was. Rusland was ten gevolge van de Japans-Russische Oorlog verzwakt en Oostenrijk-Hongarije maakte van de kans gebruik om Bosnië-Hercegovina, in strijd met de bepalingen van het Congres van Berlijn, in te lijven (1908). Servië, Turkije en vooral Rusland reageerden heftig, maar Rusland durfde er niet tussen te komen, omdat zijn bondgenoten Frankrijk en Groot-Brittannië geen positie kozen. Dit veroveringsgedrag van Oostenrijk-Hongarije heeft het Servisch nationalisme sterk aangewakkerd: de Groot-Servische Beweging heeft de moord op de Oostenrijkse troonopvolger te Sarajevo veroorzaakt (1914), die de directe aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog zou worden.
De moord op aartshertog-troonopvolger Frans-Ferdinand en zijn echtgenote op 28 juni 1914 te Sarajevo door de Serviër Princip werd door Oostenrijk aangegrepen om met één slag zijn prestige in de Balkan te herstellen. De rechtstreekse medeplichtigheid van Servië aan de moord was niet bewezen, maar Oostenrijk-Hongarije stelde Servië en de Groot-Servische Beweging hiervoor aansprakelijk. Een maand later, op 23 juli, stuurde de Oostenrijkse keizer Frans-Jozef, na ruggespraak met keizer Wilhelm II, een ultimatum aan Servië. Hierin eiste de Donaumonarchie de bestraffing, onder haar controle, van de moordenaars. Servië stemde toe het conflict te onderwerpen aan het Permanent Hof van Arbitrage te Den Haag, maar weigerde een Oostenrijks onderzoek op eigen bodem. Oostenrijk verbrak daarop de onderhandelingen (25 juli) en op 28 juli verklaarde het Servië de oorlog.
Hongarije
Het Habsburgse bewind tot 1867
De successen van de Franse revolutionaire legers brachten het Weense hof en de Hongaarse stenden nader tot elkaar, maar een verwijdering tussen deze bondgenoten trad in, toen Wenen een belangrijk deel van de staatsschulden op Hongarije wilde afschuiven. Ten gevolge van de daling van de graanprijzen na de tijd van Napoleon groeide het verlangen naar een eigen, nationale economie, hetgeen een stimulans betekende voor het groeiende nationale zelfbewustzijn. De gedachte dat de feodale Hongaarse maatschappij diende te streven naar verburgerlijking, won terrein.
De groeiende onrust in het land noodzaakte Frans I (1792–1835) in 1825 de Rijksdag bijeen te roepen, voor het eerst sedert 1812. Deze werd in de komende jaren een forum waar de conservatieven en de liberalen elkaar bestreden. Het hof van Wenen was tegen de hervormingen van Hongarije. Het hof ondersteunde de conservatieven en wakkerde tevens de anti-Hongaarse gevoelens van de nationale minderheden aan. Vooral de kwestie van de vervanging van het Latijn als officiële taal door het Hongaars leverde stof voor een conflict op. Als leider van de liberalen kwam Lodewijk Kossuth op. Hij stelde namens de oppositie de eisen op voor de laatste stenden-Rijksdag (1847–1848), die door het hof onder invloed van de revoluties te Wenen en te Boedapest in maart 1848 geaccepteerd werden. Bij de wetten van april 1848 werd de verbinding van Hongarije met Oostenrijk tot een personele unie beperkt. De voorrechten van de adel werden afgeschaft, de lijfeigenschap werd opgeheven, de parlementaire democratie ingevoerd en de democratische rechten verzekerd.
Na de overwinning van het Oostenrijkse leger in de zomer van 1848 op de Italianen trachtte het hof van Wenen de democratische ontwikkeling in Hongarije ongedaan te maken. Hierbij speelde het in op de nationale gevoelens van de minderheden. Nadat de Oostenrijkers nog in 1848 tegen Boedapest waren opgerukt, werden zij in het voorjaar van 1849 uit Hongarije verdreven. Het Habsburgse Huis werd door het parlement op 14 april 1849 van de troon gestoten en Kossuth werd tot gouverneur-president gekozen. Het hof van Wenen vroeg toen om Russische militaire hulp. Tsaar Nicolaas I was bereid de gevraagde hulp te verlenen, omdat hij vreesde dat de definitieve zege van de Hongaarse zaak een revolutie van de onderdrukte Polen tot gevolg kon hebben. De legers van twee grote mogendheden verpletterden de Hongaren. Op 13 augustus 1849 legden ze uiteindelijk de wapens neer. Er brak nu een periode van terreur over Hongarije aan. De Hongaren verzetten zich tegen de vreemde onderdrukking. In Wenen werd het op den duur duidelijk, dat de medewerking van de Hongaren bij het besturen van Hongarije onmisbaar was. Het feit dat Oostenrijk uit Duitsland en Italië werd verdrongen, maakte ook een vergelijk noodzakelijk. Op grond van de voorstellen kwam de Ausgleich van 1867 tot stand.
Het tijdperk van het dualisme
Bij de Ausgleich werd Frans Jozef (1848–1916) in 1867 tot koning van Hongarije gekroond.
Sommige partijen wezen de Ausgleich af. Deze oppositiepartijen, die steun vonden onder de brede massa\'s van de Hongaarse bevolking, eisten de definitieve afscheiding van Oostenrijk. De op grondslag van de Ausgleich staande regeringspartij kon zich slechts met behulp van een kunstmatige kiesdistrictindeling van de parlementaire meerderheid verzekeren. In 1868 werd een nationaliteitenwet afgekondigd, waarin de rechten van de minderheden stonden beschreven.
Het binnenlandse bewind werd gekenmerkt door liberale en antiklerikale tendensen.
Confessionele politieke partijen bleken in Hongarije geen levensvatbaarheid te bezitten. De joodse bevolkingsgroep kreeg volledige gelijkstelling in 1868. Ook het lager onderwijs werd kosteloos en werd verplicht gesteld 1868. De confessionele scholen werden ten gunste van de openbare instituten teruggedrongen. De juryrechtspraak alsmede de administratieve rechtspraak werden ingevoerd. Bij de bezetting van burgemeestersposten en die van provinciehoofden werd het keuzeprincipe van toepassing. De economische groei van Hongarije in de laatste drie decennia van de 19de eeuw overtrof die van elk land ter wereld, zelfs die van de Verenigde Staten. In 1894 werd de gouden standaard ingevoerd. Het was tevens een tijdperk van grote culturele bloei.
Anderzijds vormde het liberale principe een hinderpaal voor het wegwerken van de bestaande sociale misstanden, hoofdzakelijk de ongelijke verdeling van het grondbezit. Na 1900 trad, mede door daling van de graanprijzen, een economische recessie in, die een stijgende emigratie naar de Verenigde Staten, voornamelijk van het agrarische volk, veroorzaakte. In 1914 werd Hongarije door de band met Oostenrijk aan de zijde van de Centrale Mogendheden in de Eerste Wereldoorlog gesleept, welke aan het Hongaarse rijk in zijn oude vorm een einde maakte.
DEELVRAAG 2
Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Van deze periode valt niet zo veel als bij de eerste deelvraag te zeggen op het gebied van politiek, omdat het een tijd van oorlog was, waar veel oproer en verwarring was en veel doden en gewonden zijn gevallen. Omdat Oostenrijk en Hongarije als dubbelmonarchie, dus niet apart, in de oorlog heeft gestreden behandelen we ze bij deze deelvraag samen. We zullen het hieronder weer bespreken.
Oostenrijk-Hongarije
De periode 1914–1918
De eerste wereld oorlog is de gevoerde strijd in Europa en het Midden-Oosten tussen de Triple Alliantie en haar bondgenoten, ook Centralen genoemd, en de Triple Entente en haar bondgenoten, ook Geallieerden genoemd. Tot de Centralen behoorden Oostenrijk-Hongarije, in de oorlog betrokken 28 juli 1914; Duitsland, 1 augustus 1914; Turkije, 1 november 1914; Bulgarije, 23 september 1915. Tot de Geallieerden behoorden Servië, betrokken 28 juli 1914; Rusland, 1 aug. 1914; Frankrijk, 3 aug. 1914; België, 4 aug. 1914; Groot-Brittannië, 4 aug. 1914; Japan, 23 aug. 1914; Italië, 23 mei 1915; Roemenië, 28 aug. 1916; Verenigde Staten, 2 april 1917; Griekenland, juni 1917.
In 1914 werd de moordaanslag op aartshertog Ferdinand de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. Deze zou voor het rijk een te zware belasting blijken. De regering in Wenen werd meer en meer gehaat door de bevolking, die vrijwel geheel onder militair gezag was gekomen. Op 21 okt. 1916 werd de Oostenrijkse minister-president, graaf Karl von Stürghk, vermoord door Friedrich Adler. Het werd in die tijd niet meer als uitzonderlijk beschouwd als er mensen uit de politieke kringen vermoord werden.
De nationaliteitenkwestie raakte in een acuut stadium, doordat onder de geallieerden activisten voor nationale zelfstandigheid begonnen te ijveren. Op een congres van ‘Onderdrukte Oostenrijkse nationaliteiten’, in april 1918 in Rome gehouden, streden Italiaanse, Poolse, Roemeense, Tsjechische en Joegoslavische afgevaardigden hun recht op zelfbeschikking. In Oostenrijk-Hongarije was dit ook een grote catastrofe, omdat er in de dubbelmonarchie veel verschillende nationaliteiten leefden.
Militair kwam het einde van de dubbelmonarchie eind sept. 1918, toen Roemenië zich uit de oorlog terugtrok. Op 7 okt. volgde ze het Duitse voorbeeld en werd de geallieerden om een wapenstilstand en vredesonderhandelingen gevraagd.
Britse soldaten die gewond terugkeren van het Front.
Pogingen het rijk in sterk gefederaliseerde vorm nog in stand te houden bleken midden oktober zinloos geworden, toen in Washington verklaard werd dat men stond op onafhankelijkheid voor Tsjechoslowakije en Joegoslavië. Deze werd op respectievelijk 28 en 29 oktober 1918 geproclameerd. In Hongarije werd op 1 november 1918 een zelfstandige Hongaarse regering gevormd. Hierop traden op 3 november de drie gemeenschappelijke ministers die de dubbelmonarchie traditioneel had, af en op 11 november stelde keizer Karel I zijn bevoegdheden met betrekking tot het rijk, zonder formeel af te treden, ter beschikking. Op 12 november werd door de voormalige Duitse leden van de Reichsrat de eerste Oostenrijkse Republiek uitgeroepen en werd ook Hongarije een onafhankelijke staat.
DEELVRAAG 3
Hoe was de situatie van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog?
De dubbelmonarchie viel militair gezien eind sept. 1918. Tsjechoslowakije werd op 28 okt. 1918 gevormd uit Bohemen, Moravië en Slowakije. Joegoslavië werd een dag later gevormd uit de koninkrijken Servië en Montenegro, de voormalige Oostenrijkse gebieden Krain, Kroatië-Slavonië, Dalmatië, Bosnië-Hercegovina en Vojvodina. Op 1 november 1918 werd in Hongarije een zelfstandige regering gevormd. Op 12 november 1918 werd de eerste Oostenrijkse republiek uitgeroepen. Door de ontbinding van Oostenrijk-Hongarije ontstond een politiek vacuüm in Centraal-Europa. Oostenrijk en Hongarije gingen dus onafhankelijk verder en daarom beschrijven we hieronder voor beide landen apart hoe het verder ging na de eerste wereldoorlog tot aan de tweede wereldoorlog.
Oostenrijk
De huidige vlag van Oostenrijk.
De nieuwste geschiedenis (1919–1945)
De nieuwe republiek, waarvan de oprichters uitdrukkelijk alle continuïteit met het verleden wilden verbreken, stond voor grote problemen. De Weense industrie had veel van haar afzetgebieden verloren; tussen de verschillende politieke groeperingen in het land bestonden verre van ideale verhoudingen. Op 14 maart 1919 werd, na een periode van veel interne chaos, een Grondwet aanvaard waarbij voorzien was dat ‘Deutsch Österreich’ in Duitsland zou opgaan. K. Renner werd premier van een kabinet dat op samenwerking tussen socialisten en christelijk-socialen gebaseerd was. De Vrede van St.-Germain van 10 sept. 1919 bracht een verdere complicatie, doordat deze de aansluiting bij Duitsland verbood. Op 10 juni moest het kabinet-Renner, dat tegen de moeilijkheden niet opgewassen bleek, aftreden en viel de coalitie tussen socialisten en christelijk-socialen uiteen.
Op 1 okt. 1920 kwam een nieuwe Grondwet tot stand, die in grote lijnen tot 1938 van kracht zou blijven. Hierbij werd Oostenrijk tot een Bondsrepubliek met negen Bondslanden, die elk een eigen bestuur kregen. Een ervan werd de stad Wenen, waarvan het bestuur werd beheerst door de socialisten, die met de overwegend katholieke rest van het land herhaaldelijk in conflict kwamen. Bij de verkiezingen van okt. 1920 behaalden de christelijk-socialen een meerderheid, die ze tot het einde van de republiek zouden blijven behouden. Tegenover de verschillende, elkaar vrij snel afwisselende christelijk-sociale regeringen vormden de sociaal-democraten de enige belangrijke oppositiepartij.
Op 31 mei 1922 kwam onder Ignaz Seipel een christen-sociaal kabinet aan de regering, dat de Volkenbond, waarvan Oostenrijk sedert 1920 lid was, om steun verzocht bij de economische wederopbouw van het land. Op 4 okt. 1922 kreeg Oostenrijk een lening van de Volkenbond, die daarvoor – tot 10 sept. 1925 – toezicht kreeg op de Oostenrijkse staatsfinanciën.
Tegenstellingen tussen katholieken en socialisten kwamen op 15 juli 1927 in Wenen tot een gewelddadige uitbarsting naar aanleiding van de vrijspraak van drie Duitse nationalisten die bij een treffen tussen partijgangers van beide richtingen twee socialisten hadden gedood. Bondskanselier Seipel liet het vuur op de demonstranten openen, waarbij 90 doden vielen. Hierop riepen de socialisten op tot staking, waarmee een periode van vrijwel openlijke burgeroorlog begon.
Tegenover de uit de Volkswehr voortgekomen Sozialistischer Schutzbund werd vooral de rechts-radicale Heimwehr actief, waarnaast ook verschillende andere, min of meer fascistische, organisaties begonnen op te treden. Onder kanselier Schober kwam op 6 febr. 1930 met het fascistische Italië een vriendschapsverdrag tot stand. Door de weerslag van de economische wereldcrisis zagen vooral de Duits-nationalisten hun kans schoon om hun invloed te vergroten. Op 11 mei 1931 stortten met de grootste Oostenrijkse bank, de Österreichische Kredit Anstalt, de Oostenrijkse staatsfinanciën ineen; ten slotte gaf Groot-Brittannië een lening. Op 20 mei 1932 vormde E. Dollfuss zijn eerste kabinet. Het aan de macht komen van Hitler in Duitsland betekende een nieuwe versteviging van de positie van de Oostenrijkse rechtse extremisten, zodat Dollfuss door links zowel als door rechts werd bedreigd. Op 4 maart 1933 poogde hij de situatie te forceren door zelf alle macht in handen te nemen. In de loop van dat jaar consolideerde hij zijn positie, maar hij bleek het toch moeilijk geheel zonder de steun van de Heimwehr te kunnen stellen, terwijl hij zich met betrekking tot de buitenlandse politiek gedwongen zag zich tegen Duitsland nauwer op het Italië van Mussolini te oriënteren. In de eerste maanden van 1934 zette hij zijn politiek voort door de Schutzbund te doen ontbinden, de organisaties van de nationaal-socialisten te verbieden en aan de autonomie van het socialistische bolwerk Wenen door een bloedige staatsgreep (febr. 1934) een einde te maken.
Op 30 april 1934 werd door de Nationalrat een nieuwe Grondwet aanvaard, die de positie van Dollfuss legaliseerde en waarbij Oostenrijk een corporatieve staat op rooms-katholieke grondslag werd, met sterk fascistische kenmerken. Politiek zocht Dollfuss vooral steun bij de christen-democraten en de Heimwehr, die een officiële status kreeg. Op 25 juli, bij een mislukte, door de Duitse nazi\'s gesteunde greep naar de macht, werd Dollfuss vermoord. De christen-democraat Schuschnigg, die hem opvolgde, zette Dollfuss’ politiek voort.
Op 1 april 1936 werd in navolging van Duitsland de dienstplicht weer ingevoerd. Nadat Mussolini in 1936 toenadering tot Duitsland had gevonden, was echter de zelfstandigheid van Oostenrijk vrijwel uitzichtloos geworden. In de nacht van 11 op 12 maart 1938 leidde de intocht van Duitse troepen de ‘Anschluss’ in, die op 15 maart officieel werd geproclameerd. De belangrijkste man in het land werd de gouwleider Joseph Bürckel. Op 1 mei 1939 werd het tot dan door Seyss-Inquart beklede ambt van rijksstadhouder opgeheven en de integratie binnen het Derde Rijk nog verder doorgevoerd. Zo raakte Oostenrijk betrokken in de Tweede Wereldoorlog.
Hongarije
De huidige vlag van Hongarije.
Tussen de twee wereldoorlogen
Na de militaire nederlaag van de Centrale Mogendheden werd op 25 okt. 1918 onder voorzitterschap van graaf Mihály Károlyi, lid van de burgerlijke oppositiepartij, een Nationale Raad gevormd. Koning Karel IV (1916–1918) benoemde Károlyi tot premier, maar het parlement riep op 16 november de Volksrepubliek uit. Károlyi werd tot president gekozen en stelde zijn regering samen uit leden van de voormalige burgerlijke oppositiepartij en uit sociaal-democraten. Het bewind van Károlyi kwam ten val door toedoen van de Geallieerde Mogendheden die ten gunste van de successiestaten het grootste deel van het Hongaarse grondgebied opeisten. De socialisten gingen hierop met de kort tevoren opgerichte kleine communistische partij een fusie aan. Op 21 maart 1919 werd de radenrepubliek uitgeroepen, waarvan de communisten onder Béla Kun de koers bepaalden. Het Hongaarse Rode Leger leed eind juli 1919 een volkomen nederlaag tegen de Roemenen, waarop de radenrepubliek ineenstortte. Kun en andere rode leiders vluchtten naar Moskou. Nadat de Entente zich tegen het regentschap van aartshertog Jozef von Habsburg had uitgesproken, werd vice-admiraal Miklós Horthy, minister van Defensie van de contrarevolutionaire regering, meester van de situatie. De nationale vergadering, die voortkwam uit de in het begin van 1920 gehouden verkiezingen, waarvan de socialisten werden uitgesloten, herstelde de monarchale regeringsvorm en koos Horthy op 1 maart 1920 tot rijksbestuurder.
Het werk van de consolidatie werd onder premier graaf István Betlen (1921–1931) in behoudende geest voltrokken. De kerkelijke leiders kregen een grotere invloed op het bewind dan voordien. De communistische partij bleef verboden, terwijl de sociaal-democraten zich slechts in de steden mochten organiseren. Verder was de oppositie vertegenwoordigd door de Burgerlijke Radicalen en de Kleine Landbouwers.
De buitenlandse politiek was gericht op doorbreking van de isolatie door de Kleine Entente en op revisie van het vredesverdrag om de politieke grenzen beter in overeenstemming te brengen met de etnische verhoudingen. De toenaderingspogingen tot Frankrijk (1920) en tot Joegoslavië (1926) liepen op niets uit. Vanaf 1927 kwam een politieke samenwerking met Italië tot stand, die in 1934 bij de Protocollen van Rome tussen Italië, Oostenrijk en Hongarije gestalte kreeg. Het Duitse nationaal-socialisme genoot de sympathie van de uiterst rechtse officieren, alsmede van een niet al te brede laag van antisemitische burgers, die zich in de beweging van de Pijlkruisers organiseerden. Na de dood van Gömbös werd deze beweging bij herhaling verboden verklaard, maar onder Duitse druk weer toegelaten. De Duitse regering was in staat ook zonder rechtstreekse inmenging, namelijk via het officierskorps, de Pijlkruisers en de een half miljoen sterke Duitse minderheid, haar invloed in Hongarije te laten gelden. Onder deze druk werden de joden in 1938 en 1939 beperkingen, vnl. op economisch gebied, opgelegd; verder werd de joodse bevolkingsgroep tot de Duitse bezetting in 1944 ongemoeid gelaten.
De heuveltop van Vimy 1917
De heuveltop van Vimy 1917 van Paul Nash geeft uitdrukking aan de verwoestende uitwerking van de oorlog op het landschap en de mens. Vimy ligt in het noordwesten van Frankrijk en was in de Eerste Wereldoorlog het strijdtoneel van een aanval van de Geallieerden op een Duitse stelling waarbij veel doden en gewonden vielen.
CONCLUSIE
Antwoord op de hoofdvraag: Hoe raakte de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije betrokken bij WO I en wat waren de gevolgen daarvan voor dit land?
Onze hoofdvraag is eigenlijk al uitgebreid beantwoordt in de voorgaande deelvragen. Maar om toch een antwoord te geven proberen we die informatie zo kort en bondig mogelijk samen te vatten en hier te noteren. Maar eerst wilden we nog even zeggen dat de informatie bij de deelvragen misschien een beetje verwarrend en veel lijkt, maar dit komt doordat we allerlei verschillende informatiebronnen hadden die soms zelfs een beetje tegenstrijdig waren en waar we dan één antwoord uit moesten halen. Dit was vaak erg ingewikkeld en daarom hebben we ons vooral op de feiten gericht en lijkt het, nu we het teruglezen, een beetje een opsomming van gebeurtenissen. Maar dat komt dus door de vele losse stukjes informatie waar we één geheel van moesten maken.
Nu zullen we een kort en bondig antwoord formuleren op de hoofdvraag, met behulp van alle informatie die bij de deelvragen vermeld staat.
Oostenrijk en Hongarije die door de Ausgleich in 1867 samen één staat, de dubbelmonarchie, gingen vormen raakten om dezelfde redenen als vele andere Europese landen betrokken bij de Eerste Wereldoorlog. De belangrijkste indirecte oorzaken waren de bondgenootschappen, Oostenrijk-Hongarije behoorde tot de Triple Alliante, aan de andere kant stond de Triple Entente; de bewapeningswedloop, hierover hebben we niet zoveel verteld, maar het speelde wel een belangrijke rol; het nationalisme, dit was voor Oostenrijk-Hongarije ook heel belangrijk omdat er in dit land veel verschillende nationaliteiten leefden, er waren voornamelijk conflicten met de slavische volkeren, onder andere de Serviërs; en het feit dat er nog geen internationale vredesmacht bestond.
Zoals in de deelvragen staat geschreven was de moord op aartshertog-troonopvolger Frans-Ferdinand en zijn echtgenote op 28 juni 1914 de directe aanleiding voor Oostenrijk-Hongarije om aan Servië de oorlog te verklaren. Dit gebeurde precies een maand later op 28 juli 1914. Hierbij was Oostenrijk de aanstichter van hetgeen op een Eerste Wereldoorlog is uitgelopen.
De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, gevoerd door moderne geïndustrialiseerde staten, maar met verouderde strategieën, waren catastrofaal. Voor Oostenrijk en Hongarije was het belangrijkste gevolg dat de dubbelmonarchie eind september 1918 uit elkaar viel: Tsjechoslowakije werd op 28 okt. 1918 gevormd uit Bohemen, Moravië en Slowakije. Joegoslavië werd een dag later gevormd uit de koninkrijken Servië en Montenegro, de voormalige Oostenrijkse gebieden Krain, Kroatië-Slavonië, Dalmatië, Bosnië-Hercegovina en Vojvodina. Op 1 november 1918 werd in Hongarije een zelfstandige regering gevormd. Op 12 november 1918 werd de eerste Oostenrijkse republiek uitgeroepen.
Het optimisme dat het Europa van 1914 had gekenmerkt, was in 1919 totaal verdwenen. Bij de vredesverdragen en de ontwikkelingen daarna kwamen de wederzijdse rancunes en onderlinge veten sterk naar voren. In het verdrag van Versailles kan men al de kiemen van de Tweede Wereldoorlog zien.
SLOT
Het was best een moeilijke opdracht, vooral omdat we zoveel losse stukjes informatie hadden. Er is ook meer tijd in gaan zitten dan eigenlijk nodig was, maar dat komt doordat alles helemaal uitgeplozen moest worden. Dat was best een rotwerk, moeten we eerlijk toegeven. Ook hadden we al enkele uren vergeefs naar informatie gezocht voor ons eerste onderwerp, maar toen moesten we een ander onderwerp kiezen (dat is dit werkstuk dus) en konden we weer op nieuw beginnen. Daar hadden we ook al flink de … in.
Maar goed, het werkstuk is nu af en op zich zijn we best tevreden. De deelvragen hadden we misschien iets minder uitgebreid moeten doen, vooral de eerste, maar we hebben er al teveel tijd aan besteed dus gaan we dat nu niet ook nog eens veranderen. Het is wel goed zo.
Als laatste willen we nog een paar tips geven voor volgend jaar.
TIPS:
- Geef de leerlingen wat meer voorbeelden van onderwerpen zodat ze niet halverwege van onderwerp hoeven te wisselen omdat ze er geen informatie over kunnen vinden. Wij waren namelijk niet de enigen.
- Geef ze ook wat meer richtlijnen waaraan het werkstuk moet voldoen. Dat werkt makkelijker.
- En als laatste: Laat de leerlingen net zo vrij als dit jaar, dat werkt prettig en dat ging dit jaar ook heel goed.
Nou, dit was dan het laatste voor het vak Geschiedenis 1, dus wensen we u veel plezier en veel succes in de komende Tweede Fase-jaren!!!
REACTIES
1 seconde geleden
C.
C.
Hoi Mayke,
Ik ga ook een werkstuk maken over Hongarije enz.. Nu vroeg ik mij af wat jouw bronnen waren. Welke boeken heb je zoal gebruikt voor dit werkstuk?
Alvast bedankt!
Groetjes,
Carolien
22 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Het was heel goed. Ik heb nu zelf een 9.3.
Dankjewel.
22 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
hoi
k moet zelf ook een werkstuk maken over oostenrijk-hongarije in de eerste wereld oorlog en jouw werkstuk staan net niet de dingen die ik nodig heb voor mijn werkstuk. Zou je mij daarom een bronvermelding toe willen sturen??????
k hoop alvast bedankt
groetjes
21 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
ik vind het wel goed
10 jaar geleden
Antwoorden