De renaissance is begonnen in Italië. In Italië hadden zich belangrijke steden ontwikkeld. In die steden werd er gehandeld, want de handel was komen opzetten en de mensen hadden het geld ontdekt. Doordat de mensen geld hadden, gingen ze eigen bedrijfjes starten en geld verdienen. En als je geld verdient, ga je het uitgeven. Zo ontstond er een ander manier van leven. Een manier van leven waar de burgers een deel van uitmaakten, ze waren geen “slaven” meer, maar vrije mensen. Waar ze vroeger nog de meeste inkomsten moesten inleveren bij de keizer, betalen ze nu nog maar een deel. Doordat de mensen zo leefden, ontstond er een enorme economische bloei. Onder andere door die verandering veranderde de samenleving. Men geloofde niet meer dat de wereld plat was. Dat kwam omdat er had ontdekt was dat de wereld rond was. Ook andere uitvindingen speelden een rol, zoals de boekdrukkunst en het buskruit. Men ging meer leven zoals het leven in het oude Rome. In de tijd dat de adel en geestelijkheid nog niet bestonden. En de kunst veranderde ook. Men ging realistischer schilderen en in de architectuur zag je de vormen van de klassieke oudheid weer terug. Zoals in het plaatje hieronder.
Renaissance in het algemeen
De term renaissance betekent letterlijk wedergeboorte. De stijl kenmerkt zich door een herleving van de belangstelling voor de klassieke kunst. Daaruit komt het gebruik van klassieke motieven, decoratie- en bouwvormen, de verzelfstandiging van de beeldhouwkunst, die niet langer afhankelijk was van de architectuur en de belangstelling voor de menselijke figuur voort. Italië wordt beschouwd als de bakermat van deze stijl. Men onderscheidt verschillende periodes; zo wordt het tijdperk 1420 tot 1500 aangeduid als de vroeg Renaissance, de tijd tussen 1500 en 1530 als de hoog Renaissance en de jaren tussen 1530 en 1600 als het Maniërisme. Vanuit Italië verspreidde de stijl zich over heel Europa, maar ieder land gaf haar eigen lokale gezicht aan de Renaissance. Men spreekt bijvoorbeeld dan ook wel van Nederlandse Renaissance.
De Vroeg Renaissance in Italië.
Renaissance betekent wedergeboorte, in dit geval wedergeboorte van de kunst uit de klassieke oudheid. De Italiaanse schilderkunst was voor Giotte (1266-1337) sterk gebonden aan de Byzantijnse stijl. Hij was een Florentijnse schilder die de Italiaanse kunst terugvoerde naar de natuur. Vanaf het begin van de 14e eeuw toonden Italiaanse kunstenaars steeds meer belangstelling voor het realistisch weergeven van de zichtbare wereld. De Florentijnse schilder Massaccio (1401-1428) slaagde erin diepte in zijn werk tot stand te brengen door toepassing van het Centraal perspectief, een ontdekking van Filippo Brunellesch. Alle naar achter lopende lijnen komen samen in een verdwijnpunt dat ergens op de middenlijn van het schilderij ligt. De wetten van het perspectief werden reeds na korte tijd door andere toegepast en de bijna wetenschappelijke wijze waarop men te werk ging bij de weergave van de ruimte, treffen we ook aan bij de uitbeelding van de anatomie van mensen en dieren. In de tweede helft van de 15e eeuw werd het werk van de Florentijnse kunstenaars overgenomen door kunstenaars uit andere delen van Italië en er ontstond een toenemende belangstelling voor de klassieke oudheid. Andrea Mantegna (1431-1506) verwerkte op grote schaal van de Oudheid ontleende motieven. Alessandro Botticelli (1440-1510) hield door zijn heldere schilderstijl, gekarakteriseerd door zijn scherpe contouren en sierlijke vormen, zijn figuren uiterst beweeglijk en gracieus.
De Hoog Renaissance in Italië.
In het werk van veel schilders vanaf ca. 1500 zien we dat de wat strakke opzet en tekenachtige manier van schilderen plaats maakte voor een meer picturale werkwijze. De contouren werden zachter, de kleurvakken staken minder scherp tegen elkaar af. Verder werden de ruimte en anatomie nog realistischer weergegeven dan voorheen. In de weergave van de menselijke figuur werd een hoge mate van perfectie bereikt en men zag niet op tegen het schilderen van ingewikkelde houdingen. Wellicht het meest karakteristiek was de compositie, die in deze tijd zeer evenwichtig werd, vaak gebaseerd was op een plaatsing van figuren binnen een driehoek of cirkel en een voorkeur liet zien voor symmetrische vlakverdeling.
Schilder Leonardo da Vinci en schilder Michelangelo
Het effect van die compositie werd bij sommige schilders nog versterkt doordat zij het koloriet beperkten tot kleuren die op elkaar waren afgestemd en niet te veel contrasteerden. Wanneer de kleuren enigszins wazig in elkaar lijken over te lopen spreken we van \'sfumato\'. Toonaangevend voor de Hoog Renaissance waren Leonardo da Vinci (1452-1519) , Rafaël (1483-1520), Michelangelo (1475-1564) en Titiaan (1475-1576).
Renaissance en kleding. De kleding van de renaissance ontwikkelde zich in Italië en werd overgebracht naar de rest van Europa na de invasie van Italië in 1494 door Charles VIII van Frankrijk. Laag uitgesneden tunieken en blouses voor mannen en ook eenvoudige en laag uitgesneden toga\'s (zie plaatje) voor vrouwen hadden in het algemeen zeer snel effect op de evolutie van Europees kostuum. In 1490 had de Gotische kleding in noordelijk Europa aan de eenvoudigere stijlen van de kleding in Italië uiting gegeven. In 1520 werd in wetten verordend dat burgers kleding van slechts één kleur moesten dragen. Om deze nieuwe impopulaire wet te ontwijken, begonnen zowel de mannen als de vrouwen hun kleren te vernietigen. Hoofdzakelijk betekende dit het open snijden van de buitenoppervlakten van hun kledingstukken om de tegenover elkaar stellende kleur van de voeringen eronder bloot te stellen. Aanvankelijk bestond dit snijden uit kleine, ingewikkelde patronen, maar van 1600 tot ongeveer 1650, waren de sneden langer en verticaal in vorm. Van ongeveer 1550 tot 1600 werd de Renaissance overheerst door Spaanse manieren. De kostuums die werden gedragen tijdens deze periode werden beïnvloed door meer geometrische vormen dan door de contouren van het lichaam. De menselijke vorm werd gezien als twee basisplatformen, heupen en schouders. Terwijl de kleding werd gemaakt om de drager te passen, was de buitenkant opgevuld en gevormd om een volledig verschillende vorm te tonen. Donkere zijde en fluwelen waren de populairste stoffen Tijdens deze periode werd de persoonsrijkdom gemeten door te kijken naar de waarde van de edelstenen die op zijn kleding waren genaaid. In normale kleding voor burgers werd de korte toga vervangen door een korte mantel. De gebreide kousen werden rond deze tijd populair. De populairheid van de hoepelrok (zie plaatje links) bereikte zijn hoogtepunt rond 1600. dit werd gecombineerd met pof mouwen en uitgebreid met plooikragen of cirkelvormige kantkragen.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Enorm bedankt ik heb hier heel veel aangehad voor mijn werkstuk!!! Hij is geweldig!:):)
12 jaar geleden
Antwoorden