Muziekgeschiedenis

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 1208 woorden
  • 19 april 2004
  • 655 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
655 keer beoordeeld

Muziekgeschiedenis

Inleiding Ik houd dit werkstuk over muziekgeschiedenis omdat ik wilde weten hoe de muziek is geworden zoals het nu is. Ook wilde ik weten hoelang er al muziek wordt gemaakt en wat voor een muziek dat was.

Al heel lang wordt er muziek gemaakt . In 8000 voor Chr. werd er muziek gemaakt met ratels, rammelaars en eentonige fluiten uit beenderen. Maar de muziek werd niet opgeschreven. De mensen leerden de muziek van elkaar. Pas halverwege de middeleeuwen gingen mensen de muziek opschrijven. Dan begint ook de westerse muziekgeschiedenis.

Middeleeuwen (600-1400) Het Christendom was in de middeleeuwen erg belangrijk. De kerk was het centrum van alle kunsten. De muziek die werd bedacht was dan ook vooral kerkmuziek. Deze muziek werd vanaf 850 na Chr. Gregoriaans genoemd, naar paus Gregorius die alle kerkelijke melodieën verzamelde en ordende. Het Gregoriaans is eenstemmig: iedereen zingt dezelfde tekst op dezelfde toonhoogte . Het Gregoriaans bestaat uit ongeveer 3000 melodieën. De belangrijkste functie was dat de mensen heel vroom van de muziek moesten worden. De muziek stond dus in het teken van het geloof.

Het notenschrift dat in de oudste handschriften voor het Gregoriaans wordt gebruikt, is het neumenschrift. Je kon alleen zien of je hoog of laag moest zingen.

Daarna kwamen de noten op vier lijnen te staan: de kwadraatnotatie. Zo konden de melodieën makkelijker opgeschreven worden: de muziek werd meerstemmig. Het ritme stond nog niet vast. De kwadraatnotatie is bedacht door de Italiaanse monnik Guido van Arezzo. Het Gregoriaans is nog steeds in de kwadraatnotatie opgeschreven.

Vanaf de 13e eeuw wordt er steeds meer niet kerkelijke muziek geschreven. Deze muziek heet wereldlijke muziek. In de wereldlijke muziek van de Middeleeuwen wordt een onderscheid gemaakt tussen volksliederen en kunstliederen. • Volksliederen
Kenmerkend voor volksliederen is, dat ze door ‘iedereen’ te zingen zijn, er is dus geen speciale techniek van zingen vereist. Voorbeelden van volksliederen zijn: -liefdesliederen -drinkliederen, -verhalende liederen (ballades), -werkliederen, -liederen bij jaarfeesten, zoals Kerstmis, Sinterklaas, Pasen, Seizoenen. -strijdliederen. De makers van middeleeuwse volksliederen zijn in het algemeen anoniem en de liederen werden in principe mondeling overgeleverd. Gevolg is, dat er van de wereldlijke volksliederen weinig in geschriften zijn teruggevonden. Pas tegen het einde van de Middeleeuwen worden ook melodieën van volksliederen genoteerd. • Kunstliederen
Van kunstliederen is in veel gevallen bekend, wie de maker is. Aan de uitvoering ervan worden hogere muzikaal-technische eisen gesteld, waardoor ze dikwijls worden uitgevoerd door beroepsmuzikanten. Daarom zijn in ieder geval veel teksten opgeschreven en is soms ook de muziek (melodie) genoteerd. Renaissance (1400-1600) Renaissance betekent letterlijk wedergeboorte. In de 15e en 16e eeuw werd de Oudheid (de klassieke Griekse en Romeinse wereld) een bron van inspiratie. Veel wetenschappers, filosofen en kunstenaars beschouwden de Middeleeuwen als een duistere periode, die overheerst werd door de dwingende macht van de kerk die elke vernieuwing tegenhield. De kerk wordt minder belangrijk en dat is ook aan de muziek te merken. De muziek gaat steeds meer over de mens zelf. Over de mooie of juist droevige dingen in het leven, de liefde en de natuur. De muziek werd ook ingewikkelder met vier of meer stemmen. De meerstemmigheid was vaak polyfoon (meerdere stemmen die allemaal een eigen melodie hebben). Instrumentale muziek werd belangrijker. Vóór 1500 werden instrumenten voornamelijk gebruikt om vocale partijen te begeleiden, te vervangen of te verdubbelen. In de 16e eeuw kregen componisten meer oor voor de klankmogelijkheden van de instrumenten. Ze kwamen erachter dat instrumenten \"dingen\" kunnen spelen die met de zangstem niet mogelijk zijn: melodieën met, zeer lange tonen, zeer snelle herhalingen en zeer grote toonomvang. Mede hierdoor werd de instrumentale muziek steeds populairder.

In de tijd van de renaissance werd ook de boekdrukkunst uitgevonden. De bladmuziek kan vanaf dan ook gedrukt worden. Dit gaat natuurlijk sneller dan overschrijven, dus meer mensen konden de muziek zingen en spelen.

Zoals je op het plaatje ziet hebben de noten een verschillende lengte (notenwaarde). Er zijn hele, halve en kwart noten. Ook de toonhoogte van de muziek staat erop. De notenbalk bestaat uit vijf lijnen. Alleen de maatstrepen missen nog.

Barok (1600-1750) In de 16e en 17e eeuw veranderde er heel veel in Europa, onder andere door ontdekkingsreizen. Sommige mensen worden heel rijk. Dat is te zien in Amsterdam aan de grachtenhuizen uit die tijd. De Rooms-katholieke kerk verliest macht: het protestantisme komt op. De mensen worden zelfbewuster en vinden hun eigen taal steeds belangrijker. De mensen raken een beetje uitgekeken op de muziek die ze kennen. En aangezien er toch geld genoeg is wordt er veel geëxperimenteerd. Zo ontstaat de barokmuziek, muziek met veel versieringen.

Het orkest uit de baroktijd bestaat nog niet uit een vaste samenstelling. De orkesten zijn eerst nog klein, ze bestaan uit ongeveer 20 leden: strijkers, hobo, fagot en klavecimbel. De bespeler van de klavecimbel is meestal ook de dirigent. De componisten gaan in deze tijd stukken voor bepaalde instrumenten schrijven. Ook de eerste opera’s worden gecomponeerd. Doordat opera steeds populairder werd, werden de orkesten ook groter. Bij het orkest komen pauken, houtblazers en koperblazers.

De bladmuziek ziet er in die tijd er ongeveer hetzelfde uit als nu, met maatstrepen.

Classicisme (1750-1820) De periode van de klassieke muziek is een erg onrustige. In Frankrijk is een revolutie gaande en Napoleon komt aan de macht. Frankrijk wordt heel belangrijk, maar niet voor lang. Het is een tijd met veel oorlog, en met veel verandering. In deze tijd ontstaat het symfonieorkest. Het orkest wordt uitgebreider en ingedeeld in groepen met een vaste plaats. De strijkers (eerste violen tweede violen, altviolen, cello’s en contrabassen) komen voorin te zitten. Daarachter zitten de koperblazers en houtblazers en helemaal achteraan zit het slagwerk. De dirigent wordt leider van het orkest en voert werk van anderen uit. Het is
zijn taak om de muziek zo uit te voeren zoals de componist het bedoeld heeft. De maat wordt aangegeven door met een stok op de vloer te stampen.

20e eeuw De 20e eeuw is de periode van nieuwe muziek, moderne muziek, hedendaagse muziek, avant-garde, experimentele muziek. In alle soorten en genres worden musici ertoe gedreven, voortdurend iets nieuws te doen.

In de 20e eeuw is er niet een muzikale stijl ontwikkeld, maar een heel veel muzikale stijlen. Kenmerkend is stijlpluralisme: naast alle Westerse muziek uit heden en verleden, hebben we ook de beschikking over muziek uit de rest van de wereld (exotische muziek, wereldmuziek, volksmuziek enz).

In woord en geschrift, via de CD en andere geluiddragers en beelddragers is al deze muziek beschikbaar om beluisterd en bestudeerd te worden. Hierdoor wordt de populaire muziek steeds belangrijker.

Vooral Amerika speelt een grote rol in de westerse populaire muziek. De blues komt hiervandaan: muziek die voorkomt uit de muziek die de slaven op de plantage’s in Amerika maakten. Blues is meestal droevig.

Later wordt de Jazz bedacht. De Jazz komt uit New Orleans waar de muziek ontstaat uit negrospirituals (liedjes over het geloof), de blues en marsmuziek.

Na de tweede wereldoorlog wordt de jongerencultuur steeds belangrijker. Jongeren gaan uit en willen bij het uitgaan muziek horen die zij leuk vinden. Vanaf 1555 is dat de rock en roll. Bijna iedereen heeft dan een radio. Er komen speciale jongerenradiozenders en er komen ook muziekprogramma’s voor jongeren op T.V. Dit maakt dat de muziek die de jongeren draaien, de popmuziek, heel populair wordt.

REACTIES

".

".

Ik heb met aandacht het werkstuk gelezen en zelf kreeg ik muziekgeschiedenis van Jaap Spigt. Ik kon daar niet mee doorgaan, maar wat mij wel was bijgebleven en erg leuk was, dat de notennamen afkwamen van een latijnse psalm afkomstig waren. (Ut) queant laxis
(Re)sonarefibris
(Mi)ra gestorum
(Fa) muli tuorum
(Sol)ve polluti
(La) bii reatum Sancte Johannes, later werd het octaaf rond gemaat met si en do (Ut) dat werd toen de grondtoon genoemd. Met vr. groet, A.J.

15 jaar geleden

P.

P.

dit is erg goed voor mijn werkstuk ik hier een paar tips gekregen

9 jaar geleden

L.

L.

9 jaar geleden

S.

S.

Superhandig! alles gekopieerd.

7 jaar geleden

T.

T.

Goed gedaan heel interessant ik hoop dat je een goed cijfer heb gekregen

7 jaar geleden

I.

I.

Hoi! Dit is zeer leerzaam! Je bent echt een super goede leerling! Ik zou dit zo allemaal kunnen kopiëren! GEWELDIG! SUPER! AWESOME! Ik ben ook ergens goed in! Sarcasme

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.