Inleiding
De bouw van de dwarsfluit
Hoe de verschillende tonen ontstaan
Dwarsfluit leren spelen
Verzorging van het instrument
Hoe gebruik je de wislap?
De embouchure
De positie en houding van de handen en vingers
Vingerzetting
Buikademhaling, borstademhaling en geforceerde borstademhaling
Is het moeilijk buikademhaling te leren?
Slotwoord
De bouw van de dwarsfluit.
De dwarsfluit behoort tot de houtblazers. Omdat hij vroeger van ebbehout of grenadillehout werd gemaakt. Tegenwoordig wordt de dwarsfluit van een lering van koper of zilver. Hij kan dan verzilverd en verguld zijn; soms wordt ook platina gebruikt.
De dwarsfluit bestaat uit de kop, het middenstuk en de voet.
De kop is conisch en bevat de mondplaat met daarin de blaasopening, ook wel mondgat genoemd. Het middenstuk en de voet zijn cilindrisch gebouwd; zij bevatten de toongaten die door middel van kleppen open en gesloten worden.
De kop is aan een kant afgesloten met een kurk met daarop de stemschroef.
De afstand, tussen de binnenkant van de kurk en de blaasopening, bepaalt de stemming van de octaven. De grootte van die afstand is, gerekend vanaf het midden van de blaasopening, gelijk
aan de binnendiameter van de fluit op die plaats. Op veel wisstokken is deze grootte ter controle aangegeven middels een inkeping. Als je de wisstok met de achterkant in de kop steekt en je kijkt in de blaasopening, dan moet je in het midden daarvan de inkeping zien.
Genoemde afstand mag je dus in principe niet veranderen want dan wordt de fluit vals!
Met de stemschroef kan de kurk op de juiste plaats gebracht worden. Als je hem met de klok meedraait verschuift de kurk er naar toe. Als de stemschroef dus los is gegaan, door bijvoorbeeld het trillen van de fluit op de fiets naar les, draai hem dan niet te strak vast. Controleer van tijd tot tijd of de kurk nog op de goede plaats zit. Door de kop meer of minder in het middenstuk te draaien kun je de fluit zonodig gelijkstemmen met een ander instrument (uit = lagere stemming; in = hogere stemming).
Hoe de verschillende tonen ontstaan:
De dwarsfluit wordt, gezien van uit de speler, altijd met de kop naar links bespeeld. · De tonen worden gemaakt door de lucht die je net niet in de fluit en net niet over de fluit blaast. Zo onstaat er een triliing en dat is de klank. · Ten tweede krijg je verschillende tonen door de kleppen te gebruiken; daarmee maak je de dwarsfluit in principe korter of langer. Gerekend binnen een octaaf worden de tonen lager naarmate er meer kleppen gesloten zijn en andersom. · In de derde plaats worden tonen verkregen door de spanning en de stand van de lippen te veranderen. Dit wordt de embouchure genoemd. Net als bij de meeste blaas- instrumenten is in feite voor elke toon een aparte embouchure nodig.
Eenvoudig gezegd krijg je door het verhogen van de lipspanning een hogere toon. Omdat de dwarsfluit ter hoogte van de kleppen cilindrisch is, blaast hij eerst over in het octaaf. Dat wil zeggen dat je door het verhogen van de lipspanning bij dezelfde stand van de kleppen een octaaf hogere toon krijgt. Vervolgens blaast hij eerst over in de derde (duodecime) en dan de vierde natuurtoon (dubbel octaaf).
De tonen die ontstaan als tweede natuurtoon (door overblazen in het octaaf) worden gebruikt zonder correctie van de greep, behalve d\" en es\". De overige natuurtonen noemen we flageolettonen; ze hebben een toverachtige klank en worden alleen in speciale gevallen gebruikt, bijvoorbeeld in snelle loopjes en om een apart effect te bereiken. Tonen hoger dan cis\"\' worden dus meestal zonder overblazen gespeeld en hun grepen zijn anders, namelijk gecorrigeerde overblaasgrepen of een combinatie van overblaasgreep en gewone greep. De laagste toon op de dwarsfluit is c\'; behalve bij instrumenten met een b-voet, die kunnen nog een halve toon lager. De hoogste toon is meestal c\"\" (hangt van de speler af). De oorspronkelijke dwarsfluit, de traverso, had geen kleppen maar 6 kleine gaten die met de vingers gesloten werden; net als bij de blokfluit. De tegenwoordige dwarsfluit heeft grote gaten die met kleppen gesloten worden, hetzij direct met de vingers of door middel van hefboompjes. Dit systeem, dat het spelen zeer vergemakkelijkt, noemt men het Böhmsysteem naar de uitvinder ervan Theobald Böhm (1794-1881).
Dwarsfluit leren spelen.
Algemene eisen:
Minimum leeftijd: De minimum leeftijd is meestal 10 jaar. Als je jonger bent moet je of groot genoeg zijn om een dwarsfluit te kunnen vasthouden, of je kan een korte dwarsfluit aanschaffen (= met een teruglopende kop).
Maximum leeftijd: die is er niet!!
Lichaamsbouw: Een mooie klank uit de dwarsfluit halen en de tonen duidelijk kunnen spelen, is jammer genoeg niet alleen afhankelijk van goede wil en veel oefenen. Van belang zijn o.a. ook de vorm van je mondholte, en de vorm en stand van tanden en lippen: · Hoe hoger het gehemelte, des te voller is de klank. · Zit er veel ruimte tussen de voortanden en/of sluiten onder- en bovenkaak niet redelijk op elkaar (is er dus sprake van een sterke onder- of bovenbeet), dan is dat een probleem. Je zult dan veel meer moeten oefenen terwijl het resultaat niet echt optimaal zal worden! · De ideale stand van de lippen is, dat de uitblaasopening in het midden van de mond valt en klein en rond is. Er zijn echter nogal wat mensen die dit niet voor elkaar krijgen omdat hun bovenlip aan de onderkant in het midden naar beneden loopt i.p.v. naar boven; ze hebben bij het blazen een tuutje in het midden aan hun bovenlip. Als gevolg daarvan blijft de uitblaasopening altijd te groot, blijven het er vaak altijd 2, of gaan ze aan de zijkant van de mond blazen. Zelfs na lang en moeizaam oefenen zal dit geen mooie klank opleveren maar tonen met veel valse lucht of een schelle klank. · Als je tong groter is dan normaal, als je slist of de tong bij actie altijd eerst naar voren beweegt, is het raadzaam een leraar te nemen die daar verstand van heeft. In dat geval hoeft het geen probleem te zijn. Aanschaf instrument: · Koop een nieuwe, of een gebruikte dwarsfluit waarvan de kleppen perfect sluiten; de fittingen niet te los of te vast zitten en de assen geen speling vertonen. · Koop nooit een te goedkope dwarsfluit, d.w.z. een fluit waarvan de nieuwwaarde lager is dan ongeveer 500 Euro. Van dergelijke fluiten zijn het mechaniek en de fittingen meestal na een jaar versleten. · Koop geen instrument duurder dan ongeveer 750 Euro. De meerprijs levert je niets extra\'s op of de nieuwprijs moet hoger zijn dan ca. 1250 Euro.
Verzorging van het instrument. · Als je de koffer wilt openen om de fluit eruit te halen, kijk dan eerst goed of de koffer met het deksel naar boven ligt. Dit voorkomt beschadiging. · Als je de koffer oppakt, en de fluit zit er in, controleer dan altijd of de sluitingen dicht zijn. Je zal de eerste niet zijn waarbij de fluit op die manier tegen de grond kwakt. · Je hoeft het instrument niet elke dag in de koffer te doen. Gebruik je een standaard, zet het geheel dan ergens neer waar het niet gemakkelijk omgestoten kan worden. Zit je in een orkest, laat je fluit dan in de pauze niet op de standaard staan. · Als je nog ongewend bent de fluit in elkaar te zetten en uit elkaar te halen, doe dit dan de eerste tijd boven een zachte ondergrond. Dit voorkomt schade als je een deel per ongeluk laat vallen. · Als je de wisdoek op de fluit in het etui wilt bewaren, kijk dan eerst of er wel genoeg plaats voor is. Anders worden de kleppen te sterk ingedrukt. · Poets het metaal van een nieuwe of nagenoeg onbeschadigde oude dwarsfluit nooit met zilver- of koperpoets. Gebruik ook geen zilverdoekjes. Poets met spiritus en een echte zeem. · Draai de kop en de voet op het middenstuk; dus niet duwen en trekken. Je voorkomt zo dat de fittingen onregelmatig slijten of ovaal worden. Vet de fittingen regelmatig in (met vaseline of speciaal vet). · Leg het instrument nooit neer op de kleppen want dan komt er vocht op en worden ze snel kleverig. Is dat reeds het geval (ze maken dan een tjikkend geluid als je ze opent) schuif dan een papiertje met iets talkpoeder tussen de klep en de fluit, druk de klep voorzichtig dicht en schuif het papiertje een paar keer heen en weer. Helpt dit niet dan moet je ze schoon maken met een uitgeplozen wattenstaafje en wat spiritus. · Als de stemschroef los zit, omdat je de fluit bijvoorbeeld vervoerd hebt op de fiets, draai hem dan voorzichtig klemvast aan. Draai niet door, want dan trek je de stemkurk van zijn plaats. · Mogelijke oorzaken van tonen die het niet doen: Als je van de ene toon naar de ander gaat en de eerste toon blijft klinken, is de binnenkant van de klep van die eerste toon nat. De oorzaak is dat je de fluit met de kleppen naar beneden hebt gehouden. Maak de zaak droog met een vloeitje. Aan de dwarsfluit zitten schroefjes, die de lange assen vasthouden waaraan de kleppen zitten. Deze schroefjes kunnen losgaan door het draaien van de assen of door het trillen van de fluit (b.v. als je hem meeneemt op de fiets). De as van de B-klep kan er door het spelen ook langzaam uitdraaien. Controleer deze schroefjes en de B-klep regelmatig, en draai wat los zit indien nodig voorzichtig vast. Een passende schroevedraaier kun je indien nodig kopen in een setje in elke Doe-Het-Zelf-Shop. · Het wissen: Als je lang achtereen speelt wordt de fluit aan de binnenzijde vochtig en moet dan na het spelen droog gemaakt worden. Wissen noemen we dat. Gebruik een stuk van een dikke zakdoek of echte zeem om het water mee uit de fluit te vegen. Knip het ongeveer in de vorm als op de tekening:
Hoe gebruik je de wislap?
Gebruik deze wislap als volgt: · Houd de lap schuin ten opzichte van de stok en steek A door de opening. · Vouw A terug tegen de stok en houd A klem met de wijsvinger van de rechterhand. Houd de rest van de lap stevig vast met je linkerhand. · Draai dan de stok met behulp van je rechterduim een halve slag rechtsom. · Vouw vervolgens flap B met je linkerhand over de top van de stok en houd de flap klem tussen de duim en de wijsvinger van je linkerhand. · Draai dan de stok verder rechtsom zodat de lap zich op de stok rolt. · Haal de dwarsfluit uit elkaar en wis de delen. Draai daarbij de wisstok steeds rechtsom anders gaat de lap los. · Met deze methode is de top van de wisstok goed afgeschermd zodat hij geen krassen maakt in de fluit; bovendien zit aan de top genoeg doek om ook de kop helemaal schoon te maken en heb je geen gehannes met te veel doek.
De embouchure.
Alle handelingen met de lippen en de onderkaak, nodig om te spelen, noemen we de embouchure. Deze kan worden onderscheiden in 4 onderdelen: 1. De onderkaak. Bij het spelen wordt de onderlip tegen de mondplaat gehouden. Daardoor wordt de onderlip ingedrukt en als gevolg daarvan wordt de opening tussen de lippen te groot. Om dit tegen te gaan moet je de onderkaak tijdens het spelen naar voren doen. 2. Smalle mond. Door het intrekken van de mondhoeken krijg je een mooi ronde uitblaasopening tussen de lippen. Je toon wordt daardoor warmer en directer omdat er geen zijlucht ontstaat. Het is niet gemakkelijk te leren; trek je wangen in, alsof je er op wilt bijten. 3. Lipspanning. Als je speelt wil de uitgeblazen lucht je lippen naar voren bewegen. Omdat te voorkomen moet je ze onder spanning zetten. Hoe hoger de toon, des te groter de spanning. De spanning van je bovenlip regel je met spieren tussen mond en neus onder je neusgaten. Span ze schuin zijwaarts naar beneden. Merk op dat je neusgaten verder open gaan staan. De spanning van je onderlip regel je met spieren tussen mond en kin ter hoogte van de onderste hoektanden. Met deze spanning druk je de onderlip omhoog. Trek deze spieren een beetje tegen de onderste hoektanden, dat geeft steun. Merk op dat de lipspanning het hoogst is bij de mondhoeken. 4. Volle lippen. Als de lucht die je uitblaast de vorm heeft van een dun, rond recht buisje ontstaat veel warmere, directe toon. Dit bereik je door je lippen vol op elkaar te zetten en de binnenkant ietsje naar buiten te keren. Als je met strakke lippen speelt, ze naar binnen trekt en de spanning rond de opening hoger maakt, wordt de opening spleetvormig en krijgt de luchtstroom een konische vorm. Hierdoor wordt de toon scheller en hoor je veel gezoef. Bedenkt altijd: Als je de mondplaat hard tegen je onderlip moet drukken om een toon te halen, is je embouchure FLUT, FLUT, uuuh FLUT! Als je de bovenlip op de onderlip drukt, in paats van andersom, is je embouchure FLUT, FLUT, uuuh FLUT!
Positie en houding van de handen en vingers. De postie van duim en vingers van de linkerhand: Het onthouden van de plaats van de vingers is gemakkelijk als je begint met de klep die met de linkerpink wordt bediend. Deze klep zit halverwege het middenstuk en steekt daar uit.Het is in feite een hendel waarmee een klep geopend wordt als je er op drukt (zie tekenig). In de tegenstelling tot de vingers kan de duim op 1 of 2 kleppen worden geplaats: Op de dubbelklep (= een klep + een hendel worden tegelijk ingedrukt) of op de B-klep (= enkel de klep wordt gesloten). De houding van de linkerhand: De hand moet zover omhoog gericht worden dat het middenstuk van de dwarsfluit op de verdikking van het gewricht aan de basis van je linker wijsvinger. Dus je pols bevindt zich dan nagenoeg onder het middenstuk terwijl de palm van ja hand recht omhoog gericht is. Dit is niet makkelijk omdat je je linker voorarm meer horizontaal moet houden. Je vingertoppen hoeven niet precies op de kleppen te komen (als je geen open kleppen hebt). Buig ze dus niet teveel en laat ze maar over de kleepn steken. Probeer met name de linkerwijsvinger alleen te buigen na heteerste kootje. Als je hem ook buigt na het tweede kootje (omdat je met de top precies op de klep wil komen) komt de vinger veel te veel onderspanning te staan en dat is slecht voor je spieren. doe het maar eens. Dan zie je bovendien ook nog dat hij gedeeltelijk wit wordt omdat je het bloed plaatselijk wegperst. Je snapt dat dat niet erg gezond voor je vinger is. De positie van je duim en vingers van je rechterhand. Ook hier is de stand van duim en vingers gemakkelijk te onthouden als je begint met de pink. Deze plaats je op de eerste klep van de voet. Eigenlijk is ook dit een hendel die een klep opent als je er op drukt en de klep dicht doet als je hem loslaat. Bij de meeste grepen moet je deze klep indrukken en daarom kan je pink pijn gaan doen. Je kan dit voorkomen door hem iets krom te houden al is dat wel lastig. De overige vingers zet je achtereenvolgend op de naastliggende grote kleppen van het middenstuk. De duim wordt aan de onderkant van het middenstuk geplaatst, ter hoogte van de wijsvinger. Dat is nu nog lastig omdat de pink dat niet gewend is. Daarom mag je de duim nu nog wel iets meer naar rechts verplaatsen om de pink een beetje te helpen.
Vingerzetting. Als je een dwarsfluit bekijkt valt op dat er meer kleppen op zitten dan je vingers hebt. Het kleppensysteem is zo ontworpen dat de vingers bijna nooit in de lengterichting van de fluit verplaatst hoeven te worden en meestal steeds op dezelfde klep worden gezet. Dit betekent dat veel kleppen met elkaar in verbinding staan zodat met één vinger twee of drie kleppen tegelijk kunnen worden bediend. Dwarsfluitgrepen en het snel aanleren ervan: De combinatie van vingers, nodig om een toon te spelen, noemt men de greep van die toon. Tijdens het aanleren van de grepen houden velen de vingers, die bij een greep niet gebruikt worden, zo ver mogelijk van de fluit af. Let hier tijdens het studeren steeds op zodat je snel aanleert de vingers altijd vlak bij de kleppen te houden. Daardoor gaat het spelen van snelle loopjes al gauw veel gemakkelijker en beter, en worden de vingerspieren niet te veel belast. Omdat je bij het spelen op de dwarsfluit niet kan zien wat je vingers doen, is het raadzaam om elke nieuwe greep ook droog te oefenen. Doe dit zittend en zet daartoe de fluit op je rechter bovenbeen met de kop op je linker schouder. Grijp een toon die je al kent en kijk eerst goed waar elke vinger zich bevindt. Bedenk dan welke vinger(s) je moet gaan bewegen om de nieuwe toon te krijgen. Voer daarna pas de greep uit. Wissel enkele malen van greep in een langzaam tempo (maar met een flitsend snelle beweging); blijf daarbij voortdurend kijken wat je vingers doen. Moet er meer dan één klep gesloten worden, luister dan goed of ze dat tegelijk doen. Als je dit \'droog oefenen\' zeer oplettend doet zul je merken dat 1. je het maar kort hoeft te doen en 2. dat je vingers automatisch hun werk goed doen tijdens het spelen. Dit is de kern van wat ik de Fiepiaanse studeermethode noem. Ik kom daar zeker nog op terug. Het droog oefenen is niet alleen zinvol als je nog een beginnend speler bent, maar altijd aan te raden bij het oefenen van een lastig loopje. Het voorkomt bovendien RSI.
Buikademhaling, borstademhaling en geforceerde borstademhaling.
De beste manier om adem te halen is door middel van buikademhaling. Het principe ervan is
feitelijk erg eenvoudig:
Trek je onderbuik in!
- Dit heeft ten eerste als gevolg dat de onderkant van je longen ingedrukt wordt.
- Als reactie daarop trekken de spieren, die tussen je ribben zitten, samen; je borstkas wordt daardoor nauwer en drukt je longen aan de zijkant in. De longen worden dus kleiner en de druk van de lucht erin groter. Die lucht wordt daardoor naar buiten geperst: je ademt uit!
Ontspan snel je buikspieren.
-Hierdoor zal de onderkant van je longen naar beneden vallen en de inhoud ervan
plotseling groter worden. Als gevolg daarvan wordt de luchtdruk in de longen lager
dan die buiten het lichaam; dus zal er lucht naar binnen stromen.
-Als reactie hierop ontspannen zich de spieren die tussen je ribben zitten, de naar
binnen stromende lucht kan daardoor de ribben uit elkaar drukken. Op deze manier
worden de longen ook nog in zijwaartse richting groter. Dit is inademen!
De werking van de ribben als onderdeel van het hele proces heet borstademhaling. Merk op dat dit automatisch gaat.Als je iemand vraagt om eens diep in te ademen, zul je meestal zien dat hij of zij dat NET ANDERSOM doet,namelijk met de buik ingetrokken en met opgetrokken schouders en borst; dat heet geforceerde borstademhaling.
De voordelen van buikademhaling en de nadelen van geforceerde borstademhaling
1. Bij buikademhaling gebruik je de volledige longcapaciteit.
Bij geforceerde borstademhaling is de buik altijd ingetrokken en dus de onderkant van je longen ingedrukt bij het inademen; er kan dan minder lucht in. De ribben zijn dan alleen door grootse kracht uit elkaar te bewegen.
2. Bij buikademhaling worden de spieren van de onderbuik gebruikt om ademdruk te leveren; de spieren in de borst worden zoveel mogelijk ontspannen gehouden. Daardoor treedt er geen spanning in de keel op, kun je gemakkelijk kopstemstand van je stembanden voorkomen, en zal de adem de grootste snelheid hebben in de voorkant van de luchtpijp en onderin de mondholte.
Dit zijn de juiste voorwaarden voor het spelen met een VOLLE WARME toon.
Bij geforceerde borstademhaling worden de spieren rond de bronchiën (de buizen die de longen verbinden met de luchtpijp) gebruikt om ademdruk te leveren. Dit veroorzaakt spanning in de spieren en hoge bloeddruk in de aderen van de borst, schouders, nek en het hoofd. De keel wordt nauw en gespannen, en zal vaak in kopstemstand gaan staan; een dunne en nasale toon is het gevolg. Dit effect wordt versterkt doordat de adem de grootste snelheid heeft in de achterkant van de luchtpijp en bovenin de mondholte.
3. Buikademhaling kost minder energie omdat alleen voor het uitademen spierkracht wordt gebruikt. Geforceerde borstademhaling kost meer energie, vooral omdat spierkracht gebruikt wordt voor zowel het uit- als inademen.
4. Er zijn veel medische redenen die maken dat buikademhaling beter is dan geforceerde borstademhaling. Een belangrijke daarvan is dat buikademhaling stress reducerend werkt.
Is het moeilijk buikademhaling te leren?
Bij buikademhaling moet je de buikspieren in de onderste helft van de buik gemakkelijk kunnen intrekken en ze daarna snel kunnen ontspannen. Heb je daar moeite mee, doe dan de volgende oefening:
1. Ga op je rug liggen en leg je handen plat over elkaar stevig op je buik net onder je navel(niet erboven, want dan druk je op je maag).
2. Adem langzaam in door je iets geopende mond en druk al doende je buik omhoog, tegen de druk van je handen in. Als je voelt dat je buik zijn verste stand heeft bereikt, houd dan de adem drie tellen vast. Ontspan daarna snel de buikspieren en adem tegelijk door de mond uit.
3. Herhaal deze oefening tien keer, doe dat elke dag gedurende een week, en je kan je buik intrekken en ontspannen zonder hulp van je handen. Je hebt eerder resultaat als je de oefening doet voordat je gaat slapen. Om de buikspieren te ontspannen, zowel in zittende als staande houding, helpt het als je het gevoel oproept \"dat je je buik laat vallen\".
(Inademen door de neus tijdens het spelen van een blaasinstrument heeft in principe geforceerde borstademhaling tot gevolg. Daarom raad ik het ten sterkste af. Alleen zeer ervaren spelers is dit toevertrouwd, zij het dat het ook hun zeer veel concentratie en energie kost om dan toch buikademhaling te gebruiken en de keel open en ontspannen te houden.)
Stresskickers, die zeer zeker moeite met voornoemde oefening zullen hebben, raad ik aan ook vlak na het wakker worden te oefenen en bij het uitademen de mond licht te sluiten zodat de uitstromende lucht hoorbaar wordt.
Super-stresskickers raad ik aan ook vlak na het wakker worden te oefenen maar daarentegen de mond te openen en wel door de onderkaak flink te laten zakken. Tijdens het uitademen moeten ze een zo laag mogelijk, licht gebrom onder uit de keel produceren (niet forceren!). Waarschuw de huisgenoten (en de buren als je met open raam slaapt) dat je dit gaat doen, want anders komen ze misschien op de meest vreemde gedachten!)
Als je voor het eerst buikademhaling probeert, betekent dat het afleren van geforceerde
borstademhaling. Dat zal het grootste probleem zijn omdat buikademhaling het tegengestelde
is van geforceerde borstademhaling. Je moet dus andersom leren denken!
Onder normale omstandigheden zal het Automatisch Motorisch Zenuwcentrum alle spieractie
regelen die nodig is om te ademen. In het begin zal het centrum er dus de oorzaak van zijn dat je het automatisch verkeerd doet en zal je vaak een soort worstelend gevoel hebben in je hersens en spastische bewegingen in borst en buik. Dat is in feite een strijd tussen het Bewuste Zenuw-centrum en het AMZ.
Dus het probleem bij het gaan beoefenen van buikademhaling is dat je het AMZ drastisch moet herprogrammeren. De beste en snelste manier om dat te doen, is elke actie op een zeer laag tempo te verrichten, alle acties gedetailleerd te beschrijven en het AMZ de tijd te gunnen te onthouden wat je gedaan hebt.
De ideale manier om buikademhaling te oefenen is dus het spelen van lange noten gevolgd door even lange rusten en daarbij het onderstaande schema te memomeren:
KLANK = BUIK IN = ADEM UIT = WERK
STILTE = BUIK UIT = ADEM IN = UITRUSTEN
De onderstaande oefening is een goed voorbeeld. Speel in een rustig tempo (Moderato); gebruik in de maten met rusten de eerste tel om je buik te laten vallen en de overige tellen om je adem kalm vanzelf naar binnen te laten stromen.
Het is erg belangrijk dat je begrijpt dat inademen slechts mogelijk is nadat je je buik hebt
laten vallen. Als je dit op de juiste manier doet zul je de druk van de naar binnen stromende
lucht het eerst achter je navel voelen. Daarna voel je dat de druk omhoog gaat, onder je
schouderbladen komt en je borst zijwaarts breder maakt. Daartoe is het nodig dat:
- de onderkant van je bekken iets naar voren is gekanteld
- je rug en schouders een beetje naar voren gekromd staan
- je bovenarmen onder een hoek van ca. 50 graden zijwaarts gericht zijn
- je je breed in de schouders maakt.
- je, zowel zittend als staand, de benen iets uit elkaar doet en de voeten iets zijwaarts richt
Laat de druk nooit zo hoog komen dat je hem onder je borstbeen of in je nek voelt, want dan verval je in geforceerde borstademhaling. Dus zet geen hoge borst op en strek je rug niet; als je ingeademd hebt moet je het gevoel hebben dat je korter en breder geworden bent; niet smaller en langer.
Het publiek zal diep onder de indruk zijn van je aanwezigheid!
Tenslotte nog een aantal opmerkingen over het AMZ. In principe leer je dit een handeling automatisch uit te voeren door deze geconcentreerd slechts 2 maal te doen. Echter bestaat een handeling vaak uit meerdere aspecten, en elk van die aspecten moet 2 keer voorgedaan worden. Dit kan nogal eens veroorzaken dat je langer bezig bent om iets aan te leren, want niet iedereen heeft alle aspecten van een handeling meteen in de gaten.
Verder is het zo dat het AMZ weliswaar honderden handelingen automatisch tegelijk kan uitvoeren, maar eigenlijk maar 1 goed als je hem in de leerstand zet. Het laatste gebeurt bijvoorbeeld als je tijdens het spelen vreselijk zit op te letten (dus met je BZ) of je een bepaald onderdeel van de muziek goed speelt, bv. de juiste voortekens. Je AMZ gaat dan de juiste voortekens leren en vergeet als het ware dan even de rest die hij al geleerd heeft. Iedere muzikant maakt dat mee, je let op de mollen en dan gaat bv. het ritme verkeerd. Daarom moet je een verschil maken tussen studeren en spelen.
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
je hebt dat werkstuk vet van internet af!!! Hopen maar dat je er niet bij bent!
20 jaar geleden
Antwoorden..
..
je hebt dat werkstuk niet vanjezelf geschreven je hebt het van mij!!!
da ni echt intilligent ze!!
9 jaar geleden
B.
B.
Hey ik vin dit werkstuk egt heel goed.
ik speel zelf al vanaf me 10 dwarsfluit
ik heb een jaar les gehad en nu leer ik het me eige zelf verder aan.(als ik er even tijd voor zie)
nu moest ik voor school een werkstuk over de dwarsfluit maken. ik heb heel wat info over dit onderwerp kunnen vinden
19 jaar geleden
Antwoorden