Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Tour de France

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 6901 woorden
  • 22 april 2003
  • 108 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
108 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
100 jaar Tour de France
Inleiding

Elk jaar zijn er ongeveer 200 wielrenners bereid om meer dan 3000 kilometer af te leggen per fiets. En dat binnen drie weken. Ze moeten ook nog eens over een groot aantal bergen fietsen.
Elk jaar wordt er een route vrijgemaakt door 12000 politiemensen zodat de in totaal twintig miljoen mensen de Tourkaravaan veilig voorbij zien komen.
Elk jaar wordt de Tour de France verreden. Het is de beroemdste wielerwedstrijd die overal ter wereld door honderd miljoen televisiekijkers wordt gevolgd. Elke keer verbaast men zich over de hoeveelheid die een mens kan presteren op een fiets. En elke keer geniet men ervan om de renners te zien strijden tegen de pijn van het menselijk lijden.
Door de Tour de France ontstonden er grote volkshelden. Ze werden luidkeels aangemoedigd door het volk. Het mooie is dat deze helden naast hun overwinningen ook tegenslagen hadden. Het gevoel bij de Tour de France is moeilijk te omschrijven. In de Volkskrant las ik in een stuk van Bert Wagendorp een zin die goed past bij het ‘Tour de France-gevoel’: Tour de France voorbij, vakantie voorbij, zomer voorbij; nog even en het is alweer kerst.

Onmenselijke prestaties

De Tour de France begon, 100 jaar geleden, in 1903. De eerste rondes waren verreweg de zwaarste. Men moest etappes afleggen van 400 kilometer per dag. Gezien het materiaal dat men toen had (2 versnellingen, geen materiaalwagen en geen mecaniciens) waren het onmenselijke prestaties. Met die grote afstanden ontstonden ook grote verschillen. Maurice Garin won de Tour de France in 1903 met drie uur voorsprong op de nummer twee Lucien Pothier.
Om te meten hoe zwaar een grote wielerronde (zoals de Tour de France) is kan je de Schaal van Kunst gebruiken. Je berekent de Schaal van Kunst op de volgende manier: de lengte van de wielerronde in kilometers deel je door het aantal etappes. Je hebt nu het gemiddeld aantal kilometer per etappe. Dan zoek je op wat het percentage renners is dat de finish niet haalde en dat doe je keer het gemiddeld aantal kilometer per etappe. De uitkomst doe je gedeeld door duizend en je hebt het antwoord. In 1904 was de Tour de France volgens de Schaal van Kunst het zwaarst: 33,569. In 1981 was het 2,907 op de Schaal van Kunst: het laagste ooit. Als je er een grafiek van zou maken dan kun je zien dat de eerste 30 jaar verreweg de zwaarste jaren uit de geschiedenis van de Tour de France waren.

In 1921 won Leon Scieur de Tour de France. In zijn vijfde Tour leverde hij een indrukwekkende prestatie. Vanaf de tweede etappe reed hij al in de gele en die behield hij tot en met de laatste en vijftiende etappe. In de eerste kilometers van de 14e etappe tussen Metz en Duinkerken (433 kilometer) waren de spaken uit het achterwiel van Scieur gereden. Hij kreeg van iemand een nieuw wiel aangereikt maar hij mocht het van de jury alleen gebruiken als hij kon aantonen dat het noodzakelijk was. Daarom reed hij 300 kilometer lang met een kapot achterwiel op zijn rug. Bloedend kwam hij over de finish. De littekens droeg hij zijn hele leven met zich mee.
In de Tour de France van 1926 had de winnaar, Lucien Buysse, zijn overwinning vooral te danken aan een lange solo in de Pyreneeënrit van Bayonne naar Luchon. Het regende en sneeuwde hevig tijdens de 326 kilometer lange etappe over onder andere de Ausbisque. De nummer twee arriveerde ruim een half uur later. Er waren nog maar 16 van de 48 deelnemers binnen bij het sluiten van de controleposten. Uiteindelijk werden de renners door een zoektocht gevonden: de verkleunde renners schuilden in herdershutjes voor het noodweer. Rond middernacht was iedereen pas terecht.
In 1958 won Charly Gaul de Tour de France door een solo van 120 kilometer te ondernemen in een verschrikkelijk noodweer. ‘De engel van het hooggebergte’ stond bekend om zijn goede prestaties in noodweer. Die dag reed hij iedereen op grote achterstand. Vele renners werden ziek en stapten af, waaronder Jacques Anquetil die moest opgeven vanwege een longontsteking.
Geluk en Ongeluk

Een klein overzicht van een aantal ongelukkige momenten uit de rijke geschiedenis van de Tour de France.
In 1924 en 1925 won Ottavio Bottecchia de Tour de France. Met zijn linkse ideeën was hij geen populair figuur in het fascistische Italië van toen. In 1927 overleed hij nadat hij aan het hoofd gewond was geraakt tijdens een trainingsrit. Hij was nog maar 32 jaar. Volgens sommigen was hij vermoord door fascisten. Anderen denken dat een boze boer een steen naar zijn hoofd gooide omdat hij aan zijn oogst zat.
In 1951 in de 17e etappe van de Tour de France stortte Wim van Est, als eerste Nederlandse gele truidrager, in de afgrond van de afdaling van de Col d’Ausbisque. Hij kwam ongedeerd weer uit de afgrond tevoorschijn, maar zijn Tour was voorbij. Later werd dit ongeluk gebruikt in een reclameslogan voor horloges: ‘Wim van Est viel 70 meter diep, zijn hart stond stil maar zijn Pontiac liep’.
In 1967 viel Tom Simpson van zijn fiets tijdens de beklimming van de gevreesde Mont Ventoux, in de etappe Marseille-Carpentras. Hij bezweek aan een combinatie van uitputting, alcohol en amfetamines. Drie kilometer onder de top viel Simpson van zijn fiets. Na weer opgekrabbeld te zijn viel hij 300 meter verder definitief ter aarde. Simpson stond bekend als een renner die op zijn best was in eendagskoersen. In 1966 was hij wereldkampioen op de weg geworden.
Eén van de meest tragische gevallen in de geschiedenis van de Tour de France is de dood van Fabio Casartelli, de Olympisch kampioen van Barcelona in 1992. Op 18 juli 1995 viel hij tijdens de afdaling van de Portet d’Aspet met hoge snelheid met zijn hoofd tegen een betonnen paaltje. Hij werd afgevoerd per helikopter, maar overleed even later in het ziekenhuis van Tarbes. Miljoenen mensen zagen zijn dood live op televisie. De volgende dag werd de etappe heel langzaam verreden. Casartelli’s ploegmaten mochten als eerste de finish passeren. Later won Lance Armstrong een etappe, die hij opdroeg aan Fabio.

De grote namen

Fausto Coppi is ongetwijfeld één van de meest bewonderde wielrenners uit de wielergeschiedenis geweest. Nu spreekt men nog steeds met respect over deze Italiaanse grootmeester, die een zeer indrukwekkende erelijst bijeen heeft gefietst. Coppi leek helemaal niet op een groot wielerkampioen; hij was mager, bleek en slungelachtig. Hij was echter een goede doorzetter. Met een hartslag van 44 slagen per minuut en een longinhoud van 6,7 liter ontwikkelde hij een wonderbaarlijk uithoudingsvermogen. Fausto Coppi verscheen in 1949 voor het eerst aan de start van de Tour, waarin hij een duel uitvocht met zijn landgenoot Bartali. In de zware Alpenrit Briançon-Aosta versloeg hij de hele meute, inclusief Bartali en hij won met vijf minuten voorsprong. Hij won ook nog de twee belangrijkste tijdritten en werd uiteindelijk ook eindwinnaar van deze Tour. In 1951 won Coppi slechts één rit in de Tour, maar in 1952 sloeg hij genadeloos toe. Hij won maar liefst vijf etappes, het bergklassement en was ook in het eindklassement ongenaakbaar. Fausto Coppi was een uniek renner. Hij was een specialist in het tijdrijden, en blonk uit in het klimmen. Hij beschikte weliswaar niet over een goede sprint, maar hij maakte de wedstrijden meestal zo zwaar, dat hij in de sprint geen last meer had van zijn tegenstanders. Coppi leverde prestaties, die hem onvergelijkbaar maakte met zijn generatiegenoten. Zijn geheim was de ver doorgevoerde training, die alleen maar vol te houden was door een sterk renner.
De Italiaanse Gino Bartali was de grote rivaal van Coppi. Hij was één van de vele renners, wiens loopbaan verstoord werd door de Tweede Wereldoorlog. Bartali won zowel vóór als na de oorlog de Tour. Een unieke prestatie, vooral als men bedenkt, dat er een tijdverschil van tien jaar lag tussen die twee zeges. Als er geen oorlog zou zijn geweest had hij waarschijnlijk nog meer Tour de France-zeges op zijn naam geschreven.Gino Bartali had de bijnaam "de vliegende monnik". Als jonge knaap had hij zich als broeder bij de Karmelieten laten inschrijven, maar uiteindelijk werd hij toch wielrenner. Niettemin had hij altijd een diep godsdienstig karakter. In 1947 vereerde de paus hem zelfs met de hoogste kerkelijke orde, namelijk die van de Heilige Sylvester. Gino Bartali was een begenadigd ronderenner. Hij won in 1936 voor het eerst met veel overmacht de Giro d'Italia. In 1937 werd de Italiaan daarom met veel oproer in de Tour de France begroet. Bartali was een gevleugeld klimmer, de beste uit zijn tijd en hij leek regelrecht op weg naar een zege in zijn eerste Tour. De volgende dag viel Gino echter in een ondiep ravijn en staakte hij de strijd. In 1938 keerde hij terug in de Tour. Hij kwam op twaalf cols als eerste boven, won het bergklassement, twee etappes en bovendien de Tour met achttien minuten voorsprong. Tien jaar later stond Bartali weer aan de start van een Tour. Hij won meteen de eerste rit, domineerde weer in de cols en bracht voor de tweede maal de Tour op zijn naam. Ook in de volgende jaren speelde Bartali nog een hoofdrol in de Tour met enkele ereplaatsen.
De op 13 maart 1983 overleden Louison Bobet is één van de beste Franse wegrenners aller tijden geweest. Louison Bobet was een compleet renner; hij was van alle markten thuis. Bovendien had hij een geweldig koersinzicht en was hij enorm slim. De Breton had al snel de allure van een toekomstig kampioen en werd in 1946 Frans wegkampioen bij de amateurs. In 1947 debuteerde Bobet als prof met een overwinning in de Omloop der Seinebochten. Dat jaar reed hij ook al de Tour de France, maar hij staakte voortijdig de strijd. In 1948 maakte Bobet met een vierde plaats in het eindklassement de belofte waar. In 1950 werd hij knap derde. Het duurde toch nog tot 1953 alvorens Louison Bobet de Tour op zijn naam kon brengen. Het was wel het begin van een fraaie reeks, want Bobet won ook de volgende twee jaar nog de Tour de France. Bobet won in totaal elf ritten in de Tour,
Jacques Anquetil(‘Monsieur Chrono’) is samen met Eddy Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain recordhouder als het gaat om het aantal overwinningen in de Tour de France. Maar liefst vijfmaal schreef de Normandiër de Grand Boucle op zijn naam. Toch was Anquetil niet populair bij het Franse publie. Zij kozen bijna altijd voor de underdog Raymond Poulidor. De wijze waarop Anquetil zijn rittenwedstrijden won was bijna altijd hetzelfde. Steeds won hij door zijn tijdritten, hoewel hij in het hooggebergte goed partij kon bieden. Ondanks dat er dus duidelijk sprake was van een geweldige atletische prestatie, kon Anquetil daarmee niet de sympathie van het publiek afdwingen. Vaak werd hem verweten, dat hij op de fiets te veel rekende en iedere overbodige inspanning achterwege liet. Jacques Anquetil is ongetwijfeld de grootste tijdrijder aller tijden geweest.
Als je een wielrenkenner vraagt wie de titel 'Grootste wielrenner aller tijden' verdient, dan geeft bijna iedereen hetzelfde antwoord: Eddy Merckx. Hij was een formidabele atleet, die in geen onderdeel van de wielersport gespecialiseerd was, maar elke specialist op zijn eigen terrein klopte. De sterkste klimmers loste hij in de cols, de snelste sprinters verschalkte hij in een massasprint. Tot aan het einde van zijn loopbaan had Merckx het karakter van een beginneling. Hij wilde altijd winnen en kreeg daarom al snel de bijnaam 'de kannibaal'. Als nieuweling werd hij al kampioen van België om vervolgens in 1964 in Sallanches wereldkampioen bij de amateurs te worden. De krachtig gebouwde atleet Merckx debuteerde in 1965 bij de profs. Hij wist zich snel op de voorgrond te dringen en won in 1966 zijn eerste klassieker. Dat was Milaan-San Remo, een wedstrijd, die hij in totaal maar liefst zeven keer wist te winnen. Hij schreef maar liefst drieëndertig klassiekers, drie wereldkampioenschappen en één Belgisch kampioenschap op zijn erelijst. Ook als ronderenner was Merckx van buitengewone klasse. In 1968 won hij voor het eerst de Ronde van Italië, een prestatie, die hij nog viermaal zou herhalen. Ook in de Tour de France was Merckx niet te stuiten. Al bij zijn eerste deelname in 1969 verpletterde hij alle concurrenten. Viermaal op rij won Merckx de Tour, waarbij hij op alle terreinen domineerde. Hoewel Merckx een begenadigd tijdrijder was, liet hij het niet op een rit tegen het uurwerk aankomen. Ook in de cols en in de vlakke ritten streed hij in de frontlinies. Zo won hij in 1969 alle voorkomende klassementen in de Tour. Driemaal slaagde hij erin om de dubbelslag Giro-Tour binnen te halen. In 1974 lukte hem trouwens nog een unieke prestatie. In dat jaar won hij naast Giro en Tour ook nog het wereldkampioenschap. In 1978 zette Merckx een streep onder zijn imposante loopbaan. Eén seizoen was hij ploegleider, maar dat lag hem niet. Hij introduceerde daarom met succes de Eddy Merckx racefietsen, die in zijn eigen fabriek gemaakt worden.
De Bretonse krachtpatser Bernard Hinault hoort tot de historische figuren uit de Tour. Met vijf overwinningen in de Ronde van Frankrijk is hij samen met Merckx, Anquetil en Indurain recordhouder. Bernard Hinault heeft nog wel geprobeerd om het record op zes Tourzeges te brengen, maar hij stuitte in 1984 op een superieure Fignon en in 1986 op een sterke LeMond. Bernard Hinault debuteerde in 1971 als wielrenner. Hij won de eerste de beste wedstrijd, waarin hij aan de start verscheen. In dat eerste jaar won hij trouwens twaalf van de twintig wedstrijden. In 1977 kwam de definitieve doorbraak van Bernard Hinault. Hij won de klassiekers Gent-Wevelgem en Luik-Bastenaken-Luik en bovendien de Grand Prix des Nations. In 1978 debuteerde Hinault in de Tour de France en hij sleepte meteen een overtuigende eindzege uit het vuur. Ook in 1979 won hij de Tour, maar in 1980 moest hij vanwege een pijnlijke knie de strijd staken. In 1981 en 1982 viel er echter aan zijn overmacht niet te tornen. Een blessure aan zijn knie hield hem in 1983 uit de Tour, omdat er operatief ingegrepen moest worden. Wel won hij eerder in het jaar nog de Waalse Pijl en de Ronde van Spanje. In 1985 won hij voor de vijfde keer de Tour, mede dankzij de steun van zijn ploegmaat Greg LeMond. Bernard Hinault was een opmerkelijk renner, die wist wat hij wilde. Als hij ergens zijn zinnen op had gezet, dan slaagde hij er meestal ook in om dat te verwezenlijken. Zo won hij in 1980, na dus een mislukte Tour, op zeer indrukwekkende wijze het wereldkampioenschap in Sallanches. Hinault won driemaal de Giro d'Italia, in 1980, 1982 en 1985. Zijn naam komt ook tweemaal voor op de erelijst van de Ronde van Spanje. Hinault was geen veelvraat, maar een renner die zijn wedstrijden uitzocht. Na zijn carrière werd hij opgenomen in de organisatie van de Tour de France.
Miguel Indurain schreef in 1995 geschiedenis door als eerste renner voor de vijfde opeenvolgende keer de Tour de France te winnen. Daarmee troefde de lange Spanjaard de andere recordhouders Jacques Anquetil, Eddy Merckx en Bernard Hinault af. Een zesde triomf zat er in 1996 echter niet meer in, waardoor Miguel Indurain besloot om te stoppen met fietsen. Koel en berekenend snelde Miguel Indurain vijf jaar op rij naar de eindzege in de Tour. Vaak ontnam hij al in de eerste de beste tijdrit de Tour van alle spanning. Hij werd wel eens vergeleken met een robot, een automaat of een rekenmachine. Het geeft aan, dat er wel respect was voor zijn prestaties, maar dat ze buiten de Spaanse landsgrenzen beslist niet met enthousiasme werden begroet. Indurain werd vaak bekritiseerd, omdat hij zijn overwinningen op een gecalculeerde en defensieve wijze behaalde. Een tactiek, die Jacques Anquetil vroeger ook hanteerde en de Normandiër ook al niet populair maakte. Miguel Indurain kreeg van zijn ploegleider Miguel Echevarri de kans om als renner te groeien. In 1985 reed hij vier dagen in de gele leiderstrui tijdens de Ronde van Spanje. Hij was daarmee de jongste klassementsleider in de geschiedenis van de Vuelta. Hij startte in 1985 op 19-jarige leeftijd voor het eerst in de Tour om ervaring op te doen. Net als in 1986 stapte Indurain toen voortijdig af. Echevarri zag een toekomstig rondewinnaar in de lange slungel uit Pamplona. De ploegleider, die zelf nog ploegmaat van Jacques Anquetil is geweest, had geduld en liet Indurain zich eerst enkele jaren uit de naad fietsen voor Pedro Delgado, zoals in de Tour van 1990. Indurain was al blij met zijn ritzege op Luz Ardiden en wachtte geduldig zijn kans af. In 1990 won hij de wereldbekerwedstrijd San Sebastian. In 1991 brak de 1 meter 88 lange Spanjaard definitief door. Hij werd tweede in de Vuelta en won op indrukwekkende wijze de Tour. Hij was niet als kopman gestart in de Tour, maar in de Pyreneeën sloeg hij wel zijn slag. Met steun van een sterke ploeg en door twee overwinningen in de tijdritten kon hij in Parijs als Tourwinnaar worden gehuldigd. In 1992 was hij de eerste Spanjaard, die de Ronde van Italië op zijn naam bracht. Hij droeg in de Giro maar liefst 20 dagen de rose leiderstrui. Enkele weken later won hij de Spaanse titel en ook in de Tour de France was hij weer de sterkste. Indurain dankte zijn tweede Tourzege vooral aan zijn meesterschap in de tijdritten, die hij met grote overmacht won. In 1993 won hij voor het tweede jaar op rij zowel de Giro als de Tour. In 1994 won hij als derde renner in de geschiedenis voor het vierde opeenvolgende jaar de Tour. Met een vijfde opeenvolgende overwinning in de Tour verbeterde Indurain in 1995 alle bestaande records.
Greg LeMond was in 1983 de eerste Amerikaanse wereldkampioen op de weg en in 1986 ook de eerste Amerikaan die de Tour op zijn naam schreef. In 1979 werd LeMond al wereldkampioen bij de junioren. In Amerika stelt het wielrennen echter weinig voor en LeMond maakte daarom de overstap naar Europa. Hij was niet bang voor het avontuur en trok samen met zijn jonge vrouw naar Europa. LeMond verrichtte baanbrekend werk voor het Amerikaanse wielrennen door in 1983, als eerste Amerikaan, wereldkampioen op de weg te worden. Een jaar eerder had hij in Goodwood nog genoegen moeten nemen met de zilveren medaille. Hij won dat jaar wel de Toekomstronde en toonde daarmee zijn ambities als ronderenner. De bevestiging daarvan kwam een jaar later toen hij de Dauphiné Libéré op zijn naam schreef. In 1984 maakte LeMond zijn debuut in de Tour met een fraaie derde plaats. Hij was een jaar later al rijp voor de eindzege, maar op bevel van zijn werkgever moest hij in de schaduw van Bernard Hinault opereren. In 1986 was hij de eerste Amerikaanse coureur die de Tour op zijn naam schreef na een zenuwslopend tweegevecht met zijn ploeggenoot Hinault. Toen leek er een tijdperk LeMond aan te breken, maar het noodlot sloeg op 20 april 1987 toe. Toen leek er een einde te zijn gekomen aan de wielerloopbaan van Greg LeMond. De Amerikaan werd op die dag tijdens een jachtpartij in Sacramento door een schot hagel getroffen en moest dagenlang vechten voor z'n leven. LeMond carrière en zijn leven hingen aan een zijden draadje, maar de Amerikaan knokte door. Zijn come-back in 1988 was mislukt en ook in 1989 ging het eerst niet best. In de Ronde van Italië kwam met een tweede plaats in de slottijdrit pas het einde van een lange tunnel in zicht. Toch zag niemand bij de Tourstart in Luxemburg een kans voor LeMond. Hij verraste met enkele imponerende prestaties in de tijdritten en in de bergritten hield de Amerikaan dapper stand. LeMond begon aan de laatste etappe, een tijdrit over 24,5 kilometer van Versailles naar Parijs, met een achterstand van 50 seconden op Laurent Fignon. De Amerikaan zorgde voor een geweldige stunt door de Fransman te kloppen en de Tour voor de tweede maal in zijn loopbaan te winnen. Het verschil met Fignon bedroeg uiteindelijk slechts 8 seconden, het kleinste verschil in de Tourhistorie. Enkele weken later zorgde LeMond voor een nieuwe verrassing door in Chambéry voor de tweede maal de wereldtitel te veroveren. In 1990 slaagde hij er door een virusziekte aanvankelijk niet in om zijn regenboogtrui eer aan te doen. Na een rustperiode bereidde hij in de Giro de Tour voor. Uiteindelijk won hij weer de Tour de France, ditmaal zonder een ritzege te behalen. In 1991 moest de Amerikaan in de Tour echter zijn meerdere erkennen in de jongere garde. Vooral in de bergritten werd hij zwaar vernederd, maar LeMond bleef knokken tot de laatste meters, wat hem een vijfde plaats opleverde in het eindklassement. Met drie zeges in de Tour mag Greg LeMond gerekend worden tot de beste wielrenners uit de historie en zonder het jachtongeval had hij ongetwijfeld vaker de Tour gewonnen.
Eind 1996 gaf niemand nog een cent voor de loopbaan van de door teelbalkanker getroffen Lance Armstrong. Medici gaven de Amerikaan weinig kans om ooit nog op het hoogste niveau te kunnen fietsen. Bijna drie jaar na de ontdekking van de vreselijke ziekte stond Lance Armstrong in Parijs op de hoogste trede van het podium van de Tour de France. Hij volbracht een wonder en gaf daarmee andere kankerpatiënten enorm veel mentale steun.
Lance Armstrong keek de dood in de ogen, maar eind 1997 kondigde hij toch zijn come-back aan, maar sponsor Cofidis zag dat niet zitten. Armstrong tekende een contract bij de Amerikaanse US Postal-ploeg. Begin 1998 voorspelde hij al zijn come-back. In de Vuelta verraste hij met een knappe vierde plaats in de eindstand en bij het WK in Valkenburg eindigde hij ook twee keer net naast het erepodium. De twijfels over zijn come-back waren toen al verdwenen, maar ploegleider Johan Bruyneel zette Lance Armstrong pas op het goede spoor. Hij overtuigde Armstrong van zijn kansen op een Tourzege.
De 1 meter 77 lange Lance Armstrong was op 16-jarige leeftijd al professioneel triatleet, maar omdat hij geen sponsors kon vinden, schakelde hij over op het wielrennen. In 1989 debuteerde de op 18 september 1971 geboren Texaan bij het WK voor junioren in Moskou met een 73ste plaats. Na de Olympische Spelen van Barcelona, waar hij veertiende werd, stapte Lance Armstrong over naar de profs. In de klassieker San Sebastian maakte hij zijn debuut. Kort daarop demonstreerde hij met een tweede plaats in het Kampioenschap van Zürich zijn capaciteiten. Daarna won hij nog een rit in de Ronde van Galicië en de GP Sanson. In zijn eerste volledige profseizoen zette Armstrong zijn opmars direct voort door kampioen van zijn land te worden.
Lance Armstrong maakte een bliksemcarrière, want in 1993 werd hij op zijn 22ste in Oslo al wereldkampioen. Lange tijd dacht Armstrong dat hij een renner voor eendagswedstrijden was. Op zijn erelijst staan niet voor niets de Clasica San Sebastian en de Waalse Pijl. In de Tour won hij wel ritten, zoals in 1993 in Verdun en in 1995 de etappe naar Limoges, waarmee zijn verongelukte ploegmaat Fabio Casartelli werd geëerd. Maar illusies over het eindklassement maakte de Yank nooit. Totdat Johan Bruyneel hem overtuigde van zijn mogelijkheden. In 1999 greep hij in Le Puy du Fou in de proloog zijn eerste gele trui, die hij na de tweede etappe aan sprinter Kirsipuu moest afstaan. Maar in de tijdrit van Metz heroverde Armstrong het begeerde tricot en hij stond het daarna niet meer af. Met zijn Tourzege realiseerde Lance Armstrong een mirakel, dat lijkt op een modern sprookje of een film. Zijn tweede overwinning in 2000 was een bevestiging van zijn terugkeer op het hoogste niveau. De concurrentie werd in de eerste de beste bergrit al de genadeslag toegebracht. Daarna kwam de positie van Armstrong niet meer in gevaar. Met een overwinning in de laatste tijdrit zette Lance Armstrong de kroon op het werk.
En toen had de Amerikaan de smaak te pakken. In 2001 zette hij alles op de Tour. Hij verkende minutieus de bergetappes en kwam dan ook geen moment in de problemen. In de eerste week liet hij de kruimels aan de andere ploegen en in de ploegentijdrit liet hij zijn hele ploeg wachten op de gevallen Roberto Heras. Armstrong wachtte tot de bergen om zijn slag te slaan. In de etappe naar Alpe d’Huez speelde hij een spelletje met zijn concurrenten. De US Postal-renner gaf de indruk dat hij steendood zat, maar toen de kopgroep begon aan de slotklim naar Alpe d’Huez reed Armstrong ze allemaal uit het wiel. Op deze berg legde hij de basis van zijn derde Tourzege. Een dag later deelde Armstrong in de klimtijdrit naar Chamrousse de concurrentie een nieuwe klap toe, maar pas in de Pyreneeënrit naar Pla d’Adet greep hij de gele trui. Zijn leiderstrui kwam daarna geen moment meer in gevaar, zodat hij zich in Parijs kon laten huldigen voor zijn derde Tourzege. In 2002 greep hij weer de Tourzege. Hij had net als voorgaande jaren de etappes goed verkent. Hij had er ook voor gezorgd dat er een goed team achter hem stond waar hij op kon vertrouwen. Als het aan Armstrong ligt gaat hij in 2003 weer voor de zege om zo op gelijke hoogte te komen met Indurain, Anquetil, Merckx en Hinault.

De Nederlanders

In 1936 startte er voor het eerst een Nederlandse ploeg in de Tour de France. Vanaf dat jaar ontbraken de Nederlanders nooit meer in de Tour en werden er vele successen behaald. Talloze etappes werden gewonnen en twee keer stond er een Nederlander op de hoogste trede van het podium in Parijs. In 1968 was Jan Janssen de eerste Tourwinnaar en in 1980 evenaarde Joop Zoetemelk die stunt. Een overzicht van de meest succesvolle Nederlandse Tourrenners.

Gerrie Knetemann stond niet alleen bekend om zijn prestaties op de fiets, maar zeker ook om zijn bijzondere taalgebruik. ‘De Kneet’ gaf onze taal een aantal nieuwe uitdrukkingen, zoals ‘uit het hol kletsen’. De op 6 maart 1951 in Amsterdam geboren wielrenner was 17 jaar prof en startte dertien keer in de Tour de France. Elf maal bereikte hij Parijs. Knetemann won tien etappes, maar zelf houdt hij het nog steeds op elf. In 1979 werd hij echter in St.Priest na een etappezege gedeclasseerd. Knetemann was een veelzijdige wegrenner, die zijn mogelijkheden volledig benutte. Daardoor kon hij een erelijst opbouwen met onder meer een wereldtitel (1978), twee keer de Amstel Gold Race (1974 en 1985), Parijs-Nice (1978), tien Touretappes en vier Rondes van Nederland. Met zijn tien Tourritten is hij Nederlands recordhouder samen met Jan Raas en Joop Zoetemelk. Het jaar 1978 was het jaar van Gerrie Kneteman. Hij veroverde in de zesde etappe van de Tour de gele trui, die hij twee dagen later in de tijdrit verspeelde aan de Belg Joseph Bruyère. In de bergetappes verwerkte Knetemann deze teleurstelling en hij probeerde zich voor de laatste etappes te sparen. Toen kroop hij uit zijn schulp in de achttiende rit van Morzine naar Lausanne. In de sprint was de Ti-Raleigh-renner de andere renners van de kopgroep te snel af en die stunt herhaalde hij in de allerlaatste etappe; op de Champs Elysées greep hij opnieuw de ritzege. Enkele weken later bekroonde Knetemann zijn seizoen met de wereldtitel.
Zestien jaar was Wim van Est beroepsrenner en in die jaren groeide hij uit tot een legendarisch figuur. Hij had ook verschillende bijnamen, zoals ‘De Locomotief’, ‘IJzeren Willem’ en ‘de Beul van het Heike’. Wim van Est was geen stijlvolle renner, maar meer een krachtpatser. Als men de naam Wim van Est hoort denk men meestal meteen aan zijn val. In 1951 was Wim van Est namelijk in Dax de eerste Nederlander die de gele trui aantrok. Een dag later viel hij in de afdaling van de Aubisque in een ravijn tijdens een poging de superdaler Magni te achterhalen. Van Est kwam er zonder enige verwonding vanaf maar ploegleider Kees Pellenaars trok de volgende dag wel de Nederlandse ploeg terug uit de Tour. Wim van Est startte negen maal in de Tour, waarin hij drie etappes won. In 1957 endigde hij achtste plaats in het eindklassement. Samen met Woutje Wagtmans, Gerrit Voorting en Jan Nolten droeg Wim van Est in de jaren vijftig bij aan de populariteit in Nederland van het profwielrennen in het algemeen en de Tour de France in het bijzonder.
Toen Erik Breukink in 1986 het bergklassement van de Ronde van Zwitserland won werd er gespeculeerd dat Nederland een klimmer rijker was. Met een derde, tweede en vierde plaats in de Giro onderstreepte hij zijn aanleg voor het rondewerk. Ook in de Tour stond Erik Breukink zijn mannetje, maar hij moest er wel steeds met een inzinking afrekenen. Pas toen hij overstapte naar de PDM-ploeg en de Giro van zijn programma schrapte, kon hij in de Tour een hoofdrol opeisen. Breukink finishte in 1990 in de Tour op een derde plaats. Het wielrennen is de op 1 april 1964 geboren Erik Breukink met de paplepel ingegoten. Op z'n achtste zat hij al tijdens de Ronde van Gelderland naast zijn vader, toen directeur van de Gazelle rijwielfabriek, in een volgauto. Toch koos hij aanvankelijk voor de voetbalsport . Al snel bleek dat Erik Breukink ook aanleg had voor de wielersport en in 1980 besloot hij definitief op het wielrennen over te stappen. Eind 1985 maakte Breukink de overstap naar de profs. Zijn beslissing om de HEAO-studie af te breken werd destijds door zijn vader niet enthousiast begroet. Hij debuteerde in 1987 in de Tour met een ritzege in Pau. De doorbraak kwam in 1988 toen hij na een fascinerend duel met de Amerikaan Hampsten tweede werd in de Giro. In de Tour eindigde hij dat jaar op de twaalfde plaats en pakte hij de eindzege in het jongerenklassement. In 1989 won hij de proloog in Luxemburg, waardoor hij één dag in de gele trui reed. In 1990 wilde hij alles op de Tour zetten en daarom verliet hij de ploeg van Post. Bij de PDM-ploeg van Jan Gisbers werd hij met open armen ontvangen. In iedere grote rittenkoers kende Erik Breukink wel een zwakke dag, waarop hij minuten verspeelde. Zo verloor hij in 1989 de eindzege in de Giro d'Italia, doordat hij in een Dolomietenrit met een inzinking worstelde ten gevolge van de honger. In 1990 presenteerde hij zich als een kandidaat-Tourwinnaar. Hij won twee tijdritten en eindigde als derde in het eindklassement. Maar ook in deze Tour moest hij met een inzinking afrekenen, die hem duur kwam te staan. Materiaalpech kon toen als excuus worden aangewend. Tijdens de beklimming van de Tourmalet moest Breukink driemaal van fiets verwisselen, waardoor hij niet in zijn ritme kwam. Het kostte hem misschien wel de eindzege in de Tour, hoewel de PDM-renner zijn nederlaag niet aan pech wenst toe te schrijven.
Over één zaak is heel wielrennend Nederland het eens: Joop Zoetemelk is Nederlands beste Tourrenner aller tijden. Zijn imposante erelijst met één eindzege en zes tweede plaatsen spreekt wat dat betreft boekdelen. Als amateur maakte Joop Zoetemelk al indruk als ronderenner. Hij won onder meer de Ronde van Joegoslavië, het Circuit des Mines, drie ritten en het bergklassement in de Ronde van Oostenrijk en de Tour de l'Avenir. Onder de hoede van Briek Schotte maakte hij zijn debuut bij de beroepsrenners en zijn deelname aan de Tour stond in het geheel niet ter discussie. Met een tweede plaats achter de onverslaanbare Eddy Merckx onderstreepte Zoetemelk direct zijn aspiraties als ronderenner. Joop Zoetemelk werd op 3 december 1946 in Den Haag geboren. Nadat hij eerst enige tijd als schaatser zijn geluk had beproefd, debuteerde hij in 1964 hij als wielrenner en dat ging hem direct goed af. Bij de amateurs behoorde Joop Zoetemelk tot de absolute wereldtop. Met het behalen van de Olympische titel in de ploegentijdrit stootte hij definitief door. Toen Joop Zoetemelk bij zijn profdebuut in 1970 vrij verrassend op de tweede plaats was geëindigd, werd hij door insiders getipt als een toekomstig Tourwinnaar. De Tour de France loopt als een rode draad door zijn loopbaan. Zestien maal nam hij deel aan de Tour(record!) en steeds reed hij de Ronde uit. Zesmaal bezette Zoetemelk de tweede plaats in de Tour om in 1980 zijn loopbaan te bekronen met de eindzege in de Ronde van Frankrijk. Joop Zoetemelk droeg in 1971, 1973, 1978, 1979 en 1980 in totaal 22 dagen de gele trui en is met tien ritzeges samen met Jan Raas en Gerrie Knetemann Nederlands recordhouder.

Peter Winnen was zonder twijfel één van Nederlands beste Tourrenners van de jaren tachtig. Na de Olympische Spelen werd Peter Winnen prof bij IJsboerke. In 1981 maakte hij een prachtig debuut in de Tour de France. Hij won de etappe op Alpe d'Huez door onder andere Bernard Hinault, Lucien van Impe en Robert Alban uit het wiel te rijden. In het eindklassement bezette hij de vijfde plaats en bovendien werd hij winnaar van de witte trui(jongerenklassement). In de volgende jaren bevestigde Peter Winnen zijn kwaliteiten als ronderenner. In 1982 werd hij vierde en zegevierde hij in de Alpenrit naar Morzine en in 1983 won hij opnieuw de rit naar Alpe d'Huez. Hij versloeg toen in een bloedstollend duel de Fransman Jean-René Bernaudeau. Heel even leek hij in de etappe naar Morzine zelfs op weg naar de eindzege, maar gele truidrager Laurent Fignon kreeg op tijd steun van onder andere de Colombianen, waardoor hij zijn leiderstrui veilig kon stellen. In het eindklassement bezette Peter Winnen dat jaar de derde plaats. Door een op het oog onschuldige valpartij had Winnen in de volgende jaren steeds last van rugklachten. Zijn prestaties in de Tour bleven daardoor ver beneden zijn mogelijkheden. Nimmer bereikte hij nog het niveau van die eerste profjaren. In rittenkoersen presteerde hij nog behoorlijk, maar veelal cijferde hij zich weg voor een andere jongere renner van zijn ploeg. Winnen reed zeven seizoenen bij Post, waarmee hij in 1989 in conflict kwam, toen hij niet mee mocht naar de Tour. Hij stapte vervolgens in 1990 over naar de ploeg van Jan Raas. Bij Raas kwam de Noord-Limburger weer tot volle ontplooiing en veroverde hij in Meerssen verrassend de Nederlandse titel. Een dag voor de start van de Tour werd hij door een wagen van NOS-radio aangereden, waardoor hij langdurig geblesseerd was en er vrij onverwacht een einde kwam aan zijn wielerloopbaan.
De op 7 augustus 1960 in Otterleek geboren Steven Rooks was veertien jaar beroepsrenner. De klimmer uit Noord-Holland maakte in 1983 naam door de klassieker Luik-Bastenaken-Luik te winnen. In deze Waalse klassieker behoorde hij ieder jaar tot de uitblinkers. Drie jaar later won hij de Amstel Gold Race. Steven Rooks reed in 1983 zijn eerste Tour met de Raleigh-ploeg. Hij haalde dat jaar de finish niet. In 1985 en 1986 liet hij toch zien, dat er een sterk ronderenner in hem schuil ging. Hij werd eerst 25e en in 1986 9e in het eindklassement. In 1987 haalde hij weer de finish niet, maar de Tour van 1988 werd voor hem een absoluut hoogtepunt. Rooks was de kopman van de PDM-ploeg en duelleerde met de Spanjaard Pedro Delgado om de eindzege. Hij werd uiteindelijk tweede achter Delgado, triomfeerde in de etappe naar Alpe d'Huez en werd de eerste Nederlander in de wielerhistorie, die het bergklassement van de Franse ronde won. Tevens legde hij beslag op de eerste plaats van het combinatie-klassement, wat opnieuw op grote regelmaat wees.
Jean-Paul van Poppel was in de jaren tachtig één van de beste wegsprinters van de wereld. Hij won in totaal negen etappes in de Tour, steeds in een massasprint.
Voordat hij ritzeges boekte in de Tour, was hij al succesvol in de Giro. In 1986 won hij twee ritten in de Italiaanse Ronde. Het volgende jaar debuteerde hij in de Tour de France en hij won meteen twee etappes en het puntenklassement. Hij trad daarmee in de voetsporen van Jan Janssen, die tot dat moment de enige Nederlandse winnaar was van de groene trui.
In 1988 werd hij nationaal recordhouder door in de Franse ronde vier ritzeges te behalen. Van Poppel dankte die successen voor een deel aan de Superconfex-ploeg, die met Jelle Nijdam als gangmaker de weg voor de rappe Brabander vrij maakte.
Jan Janssen was een intelligent en temperamentvol renner, die op elk wieleronderdeel zijn mannetje stond. Hij is vooral bekend geworden door het behalen van een Tourzege zonder een dag aan de leiding te hebben gestaan. Hij startte acht keer in de Tour en haalde alleen de eerste keer de finish niet. In totaal won hij zeven etappes en droeg hij twee dagen de gele trui. Al als amateur toonde de gebrilde Janssen zijn klasse. De op 19 mei 1940 in Nootdorp geboren Jan Janssen bouwde zijn profcarrière grotendeels in Frankrijk uit, waar hij snel werd geaccepteerd als kopman. Hij debuteerde met een ritzege in de Tour van 1963, maar moest na een zware val de strijd staken. In 1964 kende Jan Janssen zijn grote doorbraak. In het voorjaar won hij Parijs-Nice, later twee etappes en de groene trui in de Tour en als dessert veroverde hij in Sallanches ook nog de wereldtitel. Nadat Janssen in 1965 weer de groene trui had gewonnen, leek hij in 1966 op weg naar de eindzege in de Tour. Door een onoplettendheid verspeelde hij echter in de etappe naar Turijn zijn gele trui aan de Fransman Lucien Aimar en Janssen moest genoegen nemen met de tweede plaats. Vanaf dat moment was Janssen er van overtuigd dat hij de Tour kon winnen. In 1967 bleef hij nog op de vijfde plaats steken, maar hij won wel weer het puntenklassement. Met een zege in de Ronde van Spanje had hij toch een grote rittenkoers op zijn naam gebracht.
In 1968 werd Jan Janssen dus de eerste Nederlandse Tourwinnaar. Deze Tourzege was voor Jan Janssen het hoogtepunt in zijn loopbaan, waarin hij een indrukwekkende erelijst bijeen fietste.
De Brabantse klimmer Gert Jan Theunisse was ontzettend populair, maar kreeg ook veel kritiek tijdens zijn carrière. De op 14 januari 1963 in Berghem geboren renner was twaalf seizoenen prof. Hij had een aanloop van enkele jaren nodig om in 1987 en 1988 uit te groeien tot een opvallende renner met klimcapaciteiten. Vooral in de Tour van 1988 bleek hij als klimmer een goede steun voor zijn kopman Rooks, achter wie hij tweede werd op Alpe d'Huez, in de berg- en combinatie-klassementen. Een dopingaffaire, waarin hij hardnekkig zijn onschuld bepleitte, haalde hem echter weg uit de top van de eindrangschikking. In 1989 slaagde hij er ondanks een onophoudelijke reeks van tegenslagen in om revanche te nemen. In de Tour was hij veruit de beste klimmer en won hij met glans het bergklassement en de rit naar Alpe d'Huez. In de eindstand legde hij op de vierde plaats beslag. In 1990 werd hij tweemaal betrapt op het gebruik van doping, waardoor hij voor een jaar geschorst werd. Daardoor miste hij o.a. de Tour de France. In 1991 maakte Theunisse zijn comeback in de Ronde van Luxemburg. Hij won de eerste etappe en eindigde ook in het eindklassement als eerste. Daarna won hij ook nog de Ronde van de Mijnvalleien. In de Tour ging het minder goed en brak het gebrek aan wedstrijdritme hem op. Hij finishte in Parijs op de dertiende plaats. Ook in 1992 kwam hij in de Ronde van Frankrijk niet verder dan die dertiende plaats. In 1993 werd Theunisse achtervolgd door blessures. Ook in 1994 kwam hij door gezondheidsproblemen niet meer tot grootse prestaties.
Hennie Kuiper was in totaal zestien seizoenen beroepsrenner en ontwikkelde zich in die tijd van ronderenner tot klassiekerspecialist. De op 3 februari 1949 in Denekamp geboren Kuiper is met de Italiaan Ercole Baldini de enige renner die en Olympisch kampioen was en wereldkampioen bij de profs. Hij behaalde het Olympisch goud in 1972 in München. Dankzij dat succes kon hij een profcontract tekenen bij de Duitse ploeg Rokado. Kuiper was een karaktervolle renner die dankzij zijn inzet, zijn leefwijze en zijn vakmanschap nog laat in zijn carrière grote successen boekte. Hij miste alleen eensnelle sprint. Zijn mooiste overwinningen behaalde hij dus na een solo, zoals bij de Olympische Spelen in München en in 1975 bij het wereldkampioenschap op de weg voor profs in het Belgische Yvoir. Hennie Kuiper startte twaalf keer in de Tour en eindigde twee maal op de tweede plaats, wat ook mooie prestaties zijn. In 1977 moest hij de Fransman Bernard Thevenet voor laten gaan en in 1980 was Joop Zoetemelk te goed. Vooral die laatste tweede plaats kreeg in Nederland amper aandacht omdat alle aandacht naar Joop Zoetemelk ging. Kuiper kende in de Tour niet veel geluk. Zowel in 1976 als in 1978 moest hij na een valpartij de strijd staken en ook in 1983 en 1985 behaalde Kuiper de finish in Parijs niet. Hij won in totaal drie etappes in de Tour. Waaronder in 1978 de 16e etappe naar Alpe d'Huez. Hennie Kuiper is de enige Nederlander die de vier topklassiekers op zijn naam heeft staan: de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Milaan-San Remo en de Ronde van Lombardije. In totaal won Hennie Kuiper 74 wedstrijden als beroepsrenner.
Met tien ritzeges in de Tour de France deelt Jan Raas het Nederlandse record met Gerrie Knetemann en Joop Zoetemelk. De op 8 november 1952 in Heinkenszand geboren Raas startte acht keer in de Tour en staakte zes keer voortijdig de strijd. Daarmee bezit hij nog een Nederlands record. Jan Raas maakte in de elf seizoenen dat hij beroepsrenner was vooral furore als de Nederlandse ’klassiekerkoning’, want de Zeeuw won 14 klassiekers. Hij had een sterke eindsprint, een onweerstaanbare demarrage in de slotkilometers, een tactisch inzicht en veel autoriteit. In het peloton was hij de dirigent, die vooral dankzij dat inzicht zichzelf en ploeggenoten aan overwinningen hielp. Als amateur was hij nationaal kampioen in 1974. De Amstel Gold Race bracht hij vijf keer op zijn naam, zodat gesproken werd van de ‘Amstel Gold Raas’. Hij zegevierde in vrijwel iedere klassieker. Daarnaast legde hij in 1979 in Valkenburg beslag op de regenboogtrui en werd hij driemaal (in 1976, 1983 en 1984) Nederlands kampioen.
Zijn beste Tour reed hij in 1978. Hij won dat jaar drie etappes, eindigde in het eindklassement op de 24e plaats en droeg 1 dag de gele trui. Raas was in Leiden al de snelste geweest in de proloog, maar de Tourdirectie had in al haar wijsheid besloten om de uitslag vanwege de regen niet mee te laten tellen voor het klassement. Er werd daarom ook geen gele trui uitgereikt, maar de volgende dag haalde Raas in Sint Willebrord zijn revanche.

REACTIES

S.

S.

hay
ik heb geen commentaar maar ik wou vragen welke naam hier moet staan >Eé® van< de meest tragische gevallen in de geschiedenis van de Tour de France is de dood van Fabio Casartelli, de Olympisch kampioen van Barcelona in 1992. Op 18 juli 1995 viel hij tijdens de afdaling van de Portet d?Aspet met hoge snelheid met zijn hoofd tegen een betonnen paaltje. Hij werd afgevoerd per helikopter, maar overleed even later in het ziekenhuis van Tarbes. Miljoenen mensen zagen zijn dood live op televisie. De volgende dag werd de etappe heel langzaam verreden. Casartelli?s ploegmaten mochten als eerste de finish passeren. Later won Lance Armstrong een etappe, die hij opdroeg aan Fabio.

zou je me dat kunnen vertellen

20 jaar geleden

O.

O.

egt een hele mooi werkstuk ik kan hem wel gebruiken :>;)

20 jaar geleden

N.

N.

Ik heb een vraag over dit werkstuk! Welke boeken of internet sites heb je gebruikt voor dir werkstuk?

groeten Niels

20 jaar geleden

B.

B.

ey egt tof dat je dat allemaal weet man

20 jaar geleden

H.

H.

echt heel lang. ik heb lang niet alles gelezen want ik vond het te lang

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.