Inleiding Tegenwoordig hechten toch steeds meer mensen weer waarde aan een goede gezondheid, hoewel dit lange tijd niet zo is geweest. Behalve gezonder eten gaan veel mensen ook sporten. Sportbeoefening heeft veel positieve effecten, maar is er een minpunt en dat is de sportblessures. Een Nederlands onderzoek heeft uitgewezen dat er jaarlijks in Nederland tussen de twee-en-een-half en drie miljoen sprotblessures voorkomen, waarvan 40% om medische behandeling vraagt. Rond de 650 duizend sporters bezoeken de huisarts en dertien duizend komen zelfs in het ziekenhuis terecht. De meeste sportblessures, 63%, komen voor aan enkels, knieën, pols of handen. Dat is echt niet niks. En als men dan ook nog realiseert dat bij schoolsport, wat toch al helemaal ongevaarlijk zou moeten zijn, per jaar twintig duizend kinderen gewond raken. Wie wil er na deze wetenschap eigenlijk nog sporten?
De sporten waarbij je het grootste risico loopt om een blessure te krijgen zijn de balsporten. Waarbij zaalvoetbal op nummer één staat en veldvoetbal op nummer drie in de top tien van meest blessuregevoelige sporten. Die worden gevolgd door de gevechtsporten, waarbij judo en karate zich op nummer vijf en zeven in de lijst bevinden. Ook gymnastiek is een relatief gevaarlijke sport. Bij paardrijden komen niet extreem veel blessures voor, maar als het mis gaat dan gaat het ook goed mis. En gaat het meestal gepaard met zeer ernstig letsel. Ook bij motorcross is dit het geval.
Aantal sportblessures per 100 sporturen.
zaalvoetbal 8,7
veldhockey 6,5
veldvoetbal 6,2
veldkorfbal 5,6
judo 5,6
zaalvoetbal 5,4
karate 5,2
volleybal 4,9
veldhandbal 4,7
basketbal 4,7
alpineski tussen 3 en 4
hardlopen tussen 2 en 4
turnen 2,6
indoortennis 2,4
outdoortennis 1,4
Soorten sportblessures Je hebt drie soorten blessures: gewone sportblessures, acute sportblessures en chronische sportblessures.
Gewone sportblessures. Gewone sportblessures komen zeer vaak voor. Zij worden vooral veroorzaakt door onjuiste trainingsmethodes, slechte voorbereiding ( geen of een veel te korte en/of onjuiste warming-up ), een slechte conditie ( men wil veel verder gaan dan men eigenlijk kan, men loopt dus te hard van stapel ), slecht materiaal, verkeerd schoeisel, een slechte houding, het ontbreken van een goede cooling-down, en een slechte of geen begeleiding. Ook interne factoren zoals de invloed van bepaalde ziektes (infecties), lichaamsbouw, afwijkende bewegingspatronen, leeftijd en gewicht kunnen belangrijke factoren zijn in het krijgen van blessures.
Acute sportblessures. Deze soort blessures komen meestal voor door een klap, een val, een botsing of een verkeerde beweging. Als gevolg hiervan kan dan een zwelling, kneuzing, scheuring, verstuiking of botbreuk ontstaan. Hier valt meestal niets aan te doen om het te voorkomen, behalve opletten dan. En als men veel traint en vertrouwd is met de sport en vooral niets op de automatische piloot doet heeft men er al een stuk minder kans op. Maar zelfs de meest ervaren sporter loopt nog wel eens een acute blessure op.
Chronische blessures.
Chronische blessures zijn eigenlijk de vervelendste soort sportblessures.
Een chronische blessure, die ook wel een overbelastingsblessure genoemd wordt, ontstaat door het te vaak herhalen van een bepaalde beweging, hierdoor kunnen bepaalde spieren en pezen overbelast worden. Denk maar aan een tennisarm of een voetbalknie. Ook RSI (Repetitive Strain Injury) is wel een goed voorbeeld, alhoewel dit niet echt een sportblessure is.
Chronische kunnen ook ontstaan door inwerkend geweld van buitenaf ( chronische exogene letsels). Zoals de klappen die een bokser krijgt. Die kunnen op de duur leiden tot hersenbeschadigingen. De trappen rond de enkel van een voetballer (footballers ankle). De exogeen inwerkende krachten leiden op de duur tot een verminderde kwaliteit van de weefsels
Het vervelende van chronische sportblessure is dat het genezingsproces vaak heel erg lang duurt.
Primaire preventie Toch kan ongeveer 80% van alle sportblessures voorkomen worden door eenvoudige maatregels, dit heet primaire preventie.
Speel sportief. Door onsportiviteit, spelverruwing, agressief gedrag en vandalisme ontstaan regelmatig blessures. Niet alleen bij tegenstanders, maar vaak juist bij de veroorzaker zelf. Het lijkt vanzelfsprekend om je aan de spelregels van je sport te houden. Maar dat betekent nog niet dat je sportief speelt. Bij echt sportief spel gaat het ook om verantwoorde sportbegeleiding, wederzijds begrip en respect. Bij sportbeoefening bestaan naast de formele (spel)regels ook informele spelregels. Met name die laatste worden nogal eens vergeten. De informele regels hebben betrekking op het gedrag van sporters, maar ook op het gedrag van toeschouwers, ouders, coaches/ trainers, scheidsrechters en juryleden. Iedereen kent de ouder die roept: \'Haal neer die jongen\' je kunt hem hebben!’. Zo iemand zet dus ongewenst aan tot onsportief en ruw spel.
Trainingsmethodes. Door regelmatig te sporten, wordt de kans op letsel kleiner. Vooral mensen ongetraind heftig gaan sporten, lopen snel een acute blessure op, vaak ook omdat zij de basisconditie missen. Daarom is het belangrijk om het bewegen onder goede begeleiding rustig op te bouwen. Niet te vaak, niet te zwaar en niet alles in een keer willen doen. Geef je lichaam de tijd om aan het sporten te wennen. Wat vooral belangrijk is, is dat men de juiste trainingsmethode gebruikt. Veel blessures ontstaan wanneer iemand te snel te grote prestaties wil leveren omdat dan de spieren en gewrichten te zwaar of verkeerd worden belast. Bouw de training daarom zorgvuldig op. Men mag nooit te lang en te intensief trainen. Het enige wat daarmee wordt bereikt is dat men de spieren overbelast. Het is goed om het sporten op te bouwen: van minder intensief naar intensiever en dan weer minder intensief. Het is ook goed om veel rustpauzes in te lassen. Maar men moet er wel aan denken dat men nooit zo maar mag stoppen. Het is zeer verstandig om voor zo’n rustpauze langzaam af te bouwen. En na zo’n pauze weer langzaam te beginnen. Verder is het van groot belang dat men niet verder gaat dan men eigenlijk kan. Het is belangrijk dat men zich zelf niet overschat. Men moet er ook voor zorgen dat men zich goed voorbereidt. En dat men de hulp van een goede trainer inschakelt als men zelf nog niet zo vertrouwd is met de sport. Een goede begeleiding is zeer belangrijk. Zo wordt al een groot deel van de blessures voorkomen.
Het materiaal. In veel takken van sport zijn specifieke beschermingsmaterialen voorgeschreven. Toch blijkt keer op keer dat niet iedereen er gebruik van maakt. En zo ontstaan veel onnodige blessures. Beschermende materialen spelen met name een rol bij het voorkomen van acute blessures. Ze zijn bedoeld om invloeden tegen te gaan die van buitenaf op het lichaam inwerken en de gezondheid bedreigen. Denk daarbij aan een helm of scheen-, gebits-, oor-, pols- en kniebeschermers. Voor veel andere sporten heb je ook de beschikking over een materiaal nodig. Denk aan een racket, stick of ski’s. Bij aanschaf rijzen de nodige vragen. Welk tennisracket is geschikt voor mij? Hoe zwaar moet ik mijn hockeystick kopen? Welke volleybal is beter voor de jonge jeugd? Welke ski’s zijn geschikt voor beginners? Om welk sportmateriaal het ook gaat; laat je goed voorlichten door de (sportzaak)specialist.. Goed materiaal en vooral veilig materiaal is van groot belang. De meeste mensen denken dat dit niet zo belangrijk is, maar dit is een groot misverstand. Oud, versleten of gewoon slecht materiaal is een grote bron van sportblessures.
Schoeisel en sportkleding. Ook het dragen van het goede schoeisel en de juiste sportkleding is een goede manier om sportblessures de baas te zijn. Men moet er ook aan denken dat bij iedere sport andere soorten schoenen en kleding hoort. Heeft men nog geen goede schoenen dan kan men met behulp van een specialist de juiste schoenen uitkiezen. Met moet vooral niet aarzelen met het vragen van hulp of informatie. Hieronder tref je een aantal punten aan die van belang zijn bij de aanschaf van nieuwe sportschoenen. Sommige punten lijken vanzelfsprekend, maar onbelangrijk zijn ze zeker niet! -Pas de schoenen altijd staande. -Pas verschillende merken; schoenen mogen niet knellen, maar ook niet te breed zijn. Als men bijvoorbeeld te wijde schoenen draagt kan men ernstig enkel- en voetletsel oplopen. -Pas beide schoenen; de grootte van de voet verschilt nogal eens. -Pas de schoenen bij voorkeur aan het einde van de dag, dan zijn de voeten wat dikker. -Pas de schoenen met de sportsokken waarmee je normaal sport. -Neem je eigen voetbedden mee als je ze in je sportschoenen gebruikt, maar ook oude schoenen geven veel informatie. -De hielkap van de schoen moet voldoende stabiel zijn. Dit kun je testen door te proberen de hielkap met je duim in te drukken. Indrukken moet nauwelijks mogelijk zijn.. -Koop een schoen met het buigpunt onder de bal van de voet. Schoenen met het buigpunt onder het midden van de voet zijn niet goed.
Ook het dragen van de juiste kleding kan veel leed besparen. Wat betreft sportkleding is vooral de functionaliteit van belang; het moet een zekere mate van bewegingsvrijheid geven. En uiteraard moet je je kleding aanpassen aan de weersomstandigheden. Bij koud weer moet je je warmer kleden dan wanneer het bloedheet is. Bij koud weer geldt bovendien dat meerdere lagen over elkaar meer warmte bieden dan één hele dikke trui. Voor verschillende sporten zijn er verschillende materialen op de markt gebracht. Zo bestaan er voor hardlopers ademende jasjes e.d. Voor informatie over de kleding die het beste bij je past, kan men bij de betere sportzaak terecht. Accommodatie.
Veilig sporten wordt mede bepaald door de veiligheid van de sportaccommodatie. Uit het oogpunt van blessurepreventie is het belangrijk dat het sportcomplex goed bereikbaar is voor ambulances. Ook moeten er een bereikbare EHBO-kist en een bereikbare telefoon (mét de telefoonnummers van de dienstdoende arts en ambulancedienst) zijn. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar is negen van de tien keer niet goed geregeld. Daarnaast zijn er allerlei accommodatiezaken die eenvoudig een blessure kunnen veroorzaken. Denk bijvoorbeeld aan kapotte kledinghaken in de kleedkamer, spullen die te dicht langs de zijlijn liggen, niet goed onderhouden velden en een stoffige vloer. Op het internet kan men checklisten vinden met de punten erop waar sportaccommodaties aan moeten voldoen. Het is goed om met behulp van deze checklisten de juiste accommodatie te vinden. Want jammer genoeg zijn er nog veel sportcomplexen die niet aan alle eisen voldoen.
De warming-up en de cooling-down.
Twee andere belangrijke aspecten zijn een goede warming-up en cooling-down.
De opwarming: een goede opwarming zorgt niet alleen voor een goede lichamelijke voorbereiding, maar ook voor een geestelijke, omdat je je beter gaat concentreren. De lichamelijke effecten van een opwarming zijn:
- Het verhogen van de bloedcirculatie en de spiertemperatuur
- Het verhogen van het zuurstofaanbod in de spieren waardoor het melkzuur daalt
- Het verhogen van de geleidingssnelheid zodanig dat de coördinatie verbetert
De zwaarte van een opwarming is 50% a 60% van het maximale prestatieniveau; op dit niveau neemt het risico van blessures het meest af.
De warming-up hangt af van de leeftijd van de sporter, de trainingstoestand, het tijdstip van de dag, de buitentemperatuur en het soort sport dat men uitoefent.
Naast de meest bekende en meest voorkomende actieve opwarming (met lichamelijke activiteiten), bestaat er ook nog de minder bekende passieve opwarming. Hieronder worden massages verstaan. Het gebruik van massagemiddelen hierbij voelt prettig aan maar is niet noodzakelijk. Ook en het aanbrengen van zalven en toedienen van warmte zijn vormen van passieve opwarming. Verder is het is een modeverschijnsel om spierverzorgende middelen te gebruiken
Maar al deze vormen van warming-up kunnen en mogen niet n de plaats komen van goede oefeningen en een zorgvuldige warming-up
De cooling-down die ongeveer 15 min lang is, bestaat uit lichte inspanningen. Het doel is de bloedsomloop en de ademhaling herstellen en zorgen dat er geen spierpijn komt. Spierpijn wordt voorkomen door het afvoeren van afvalstoffen die zich in de spieren hebben opgehoopt; deze veroorzaken ook pijn en een vermoeid gevoel. Het is dan ook van fundamenteel belang om tijdens deze cooling-down veel water te drinken. Dit helpt heel erg bij het afvoeren van de afvalstoffen. Tijdens de cooling-down is een belangrijk onderdeel de stretching, dit ervoor zorgt dat de spieren weer opgerekt worden tot hun oorspronkelijke lengte. Ook bij de cooling-down kan worden gemasseerd, als aanvulling.
Secundaire preventie Secundaire preventie is het snel herkennen van de eerste tekenen van overbelasting. Helaas worden symptomen van overbelasting vaak niet herkend of genegeerd.
Symptomen van overtraining zijn: -prestatiedaling -gedragsverandering -lichamelijke klachten -ziek worden -slechte eetlust -slecht slapen -hogere rustpols -gewichtsvermindering -hogere bloeddruk -langzaam herstel -menstruatiestoornissen -potentievermindering
Te gemakkelijk wordt voorbij gegaan aan het feit dat vele letsels ontstaan op basis van geleidelijk insluipende veranderingen van het weefsel.
Startpijn, snelle vermoeidheid, pijn bij het aanspannen van spieren, spierverhardingen en -verkortingen, verminderde doorbloeding, stijfheid en afname van krachten om gewrichten zijn signalen, die op beschadiging duiden.
Deze signalen leiden tot chronische blessures en klachten, als niet aandacht wordt besteed aan de mogelijke oorzaken door: goed uit te lopen, uit te werken (cooling-down), rekoefeningen te doen, materialen na te kijken (zoals het schoeisel van de loper, het racket van de tennisser, etc), tijdens belasting goede kleding te dragen om afkoeling te voorkomen, eventueel een massage voor of na de training te nemen, of een bandage te dragen als extra steun, een
goede rust en ontspanning te nemen en normaliserende oefeningen te doen.
Bij een goede begeleiding wordt er op deze symptomen gelet en er voor gezorgd dat de sporter ze zelf leert herkennen. Ook worden er herstelbevorderende maatregelen gegeven. Kleine aandoeningen ontwikkelen zich dan niet tot chronische, moeilijk te behandelen blessures.
Tertiaire preventie Onder tertiaire preventie wordt verstaan, het snel nemen van maatregelen bij acute blessures, het geven van een goede behandeling en verzorging in alle stadia van de blessure, ook nadat de blessure genezen is.
Blessures genezen snel, vooral als je jong bent. Maar als je te snel weer met de groep mee traint met een conditie, die achteruit gegaan is door de gedwongen rustperiode, dan irriteert een nog niet geheel genezen blessure gemakkelijk en krijg je makkelijk weer een blessure. Zo ontstaat een langdurig letsel dat door de sportman zelf veroorzaakt is.
Maatregelen, die je men zelf kan nemen zijn: De belasting aanpassen aan de blessure; andere soorten trainingen uitvoeren, zoadat de hele conditie niet terugloopt; en de belasting goed opbouwen als je weer laat trainen. dus vooral niet weer op dezelfde manier doorgaan als voor de blessure.
Ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen kunnen er dus toch blessures ontstaan. Voor iedere blessure is er een aparte behandeling. Als men bijvoorbeeld denkt dat er een botbreuk of een gescheurde pees of spier is opgelopen is het, het beste om zo snel mogelijk naar een arts te gaan of EHBO-post te raadplegen. Spierpijn en kramp zijn heel goed te verminderen met warmte, maar de meeste blessures zijn beter te verminderen met kou. Als de blessure gepaard gaat met een zwelling moet u warmte vermijden. De zwelling kan het beste worden gekoeld met koude kompressen, koud stromend water of ijs. Om bevriezingsverschijnselen te voorkomen, is het beter het ijs niet direct op de huid te leggen maar er bijvoorbeeld een handdoek tussen te houden. Vervolgens kunt u een rekverband aanbrengen en het geblesseerde lichaamsdeel een tijdje omhoog houden. Bij een acute blessure moet je het geblesseerde lichaamsdeel zoveel mogelijk rust geven.
Ook preventieve hulpmiddelen, zoals zwachtels en bandages, kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Neem pijnsignalen serieus en geef oude blessures de tijd om te herstellen. Versterk eventuele zwakke plekken met sporttape.
Overzicht van hulpmiddelen bij (het voorkomen en behandelen van) blessures
Wat moet er dus in de EHBO-doos zitten:
-Coldpack
Voor het koelen van een blessure bestaan verschillende hulpmiddelen. Een \'coldpack\' koelt het gewricht bij verstuiking of verzwikking en vermindert de zwelling en de pijn. Een \'coldpack\' kan slechts een keer gebruikt worden. Het bestaat uit kristallen en een oplosmiddel, die door een vlies van elkaar zijn gescheiden. Door dit vlies kapot te knijpen lossen de kristallen op en blijft het zakje 30 minuten ijskoud. Het is erg handig, klein en voor eenmalig gebruik. Een aanrader voor elke EHBO-trommel.
-Cold-hot pack
Een \'cold-hot pack\' is een kompres dat zowel voor koude- als warmtetherapie gebruikt kan worden. Voor een koudebehandeling wordt het in het vriesvak bevroren, bij warmtebehandeling wordt het pack 5 minuten in heet/warm water gelegd. Het \'cold-hot pack\' kan meerdere keren worden gebruikt, maar is minder praktisch in gebruik dan de \'coldpacks\' omdat het eerst in het vriesvak bevroren moet worden.
-Chlooraethylspray
Voor lichte, maar pijnlijke kneuzingen wordt in de sportwereld chlooraethylspray gebruikt. Dit koelt de huid snel af en heeft daardoor een verdovende werking. Bandages, zwachtels en sporttape worden veel gebruikt ter voorkoming van sportblessures. In de praktijk is dit vaak niet nodig. Laat u daarom eerst adviseren door een deskundige voordat u tot het gebruik ervan overgaat.
-Verbandmiddelen
Bandages, zwachtels en tapes worden veel gebruikt ter voorkoming en behandeling van sportblessures. In de praktijk is dit vaak niet nodig. Laat u daarom eerst adviseren door een deskundige voordat u tot het gebruik ervan overgaat.
Verschillende soorten sportblessures
Spierpijn (spierkater)
Spierpijn kan onder andere ontstaan door overbelasting van het spier- en peesweefsel na een periode van langere rust of door ongewone spierarbeid waarbij uitzonderlijke spierbewegingen een belangrijke rol spelen. De betrokken spieren zijn stijf, hard en gezwollen en bij druk en beweging pijnlijk. De pijn begint op zijn vroegst enkele uren na bovengenoemde spierarbeid en kan enkele dagen duren. Lange tijd werd aangenomen, dat veranderingen van de pH-waarde van de spier de spierpijn veroorzaakten. In een zuur milieu worden gevoelige zenuwuiteinden geprikkeld en veroorzaken pijn. Ook de balans tussen spierarbeid en doorbloeding raakt verstoord hierdoor. Een andere theorie is dat er een scheurtje in de zogenaamde ‘z-banden’ zit. Dit zijn bepaalde banden van de spieren. Na ongeveer 6 dagen herstellen de cellen van deze banden zich weer volledig.
Behandeling: Eerst neemt men een onderwaterstraalmassage om de normale stofwisseling weer te herstellen. Dan is het goed om een klassieke massage te ondergaan, die bestaat uit diepe strijkingen, spieromvattende knedingen en schuddingen van lichaamsdelen. Hierna worden actieve bewegingen uitgevoerd om een verbeterde stofwisseling op gang te houden.
Enkelverzwikking / verstuiking.
Het meest voorkomende sportletsel is de enkelverzwikking. Maar liefst 15% van de sportletsels is er een enkelverzikking. Wanneer een gewricht omzwikt, dan kunnen de banden rondom het gewricht uitrekken of zelfs scheuren. Dit noemt men een verstuiking of verzwikking.
Op de anatomische illustratie hieronder kun je zien welke drie banden bij de enkelverzwikking schade oplopen. Het betreft de nummers 2, 3 en 4. Deze drie banden maken samen met een aantal banden aan de binnenkant van de enkel deel uit van het gewrichtskapsel.
De enkelverstuiking wordt ingedeeld in drie graden (oplopend naar ernst). Graad 1: Lichte oprekking en een geringe scheuring van hooguit 1 gewrichtsband. (Het betreft meestal band nummer 2). Deskundige hulp is niet altijd nodig. Graad 2: Twee banden en het gewrichtskapsel zijn zodanig ingescheurd dat er teveel speling in het enkelgewricht ontstaat. (Het betreft meestal de gewrichtsbanden nummers 2 en 4). Deskundige hulp is zeker gewenst. Graad 3: De schade is hierbij zo groot dat het enkelgewricht volledig instabiel is. Dan zijn alle drie banden afgescheurd. Deskundige hulp is noodzakelijk.
Een verzwikking gaat (vaak) gepaard met: -zwelling. -(blauwe) verkleuring. -pijn. -belemmering bij het strekken en/ of buigen van het enkelgewricht.
Behandeling: Het is van belang de ICE-regel toe te passen. (ICE= koelen met water, ijs of cold-pack). Dit moet men 15 tot 20 minuten doen. Herhaal het koelen de eerste 48 uur enekele malen per dag. Verder staan de letters ook nog voor het volgende: I= Immobilisren. Men zorgt ervoor dat het lichaamsdeel niet beweegt of gebruikt wordt om te steunen. C= Compressie. Men legt een drukverband aan met synthetische watten en een cambriczwachtel. (zie figuur). E= Elevatie. Men houdt het lichaamsdeel boven harthoogte. Raadpleeg een arts bij aanhoudende pijn, (twijfel over) botbreuk en/of ernstig bandletesel.
Revalidatie: Om zo goed en snel mogelijk te herstellen van een enkelverstuiking volgen hieronder enkele aandachtspunten. Het tempo waarop je de revalidatie doorloopt, is afhankelijk van de ernst van de blessure. Pijn of een hernieuwde zwelling zijn signalen om in de revalidatie een stapje terug te doen. En vergeet niet; er zijn natuurlijk ook andere manieren om dit te doen. 0-2 dagen Voor de eerste twee dagen geldt altijd ICE. Koel de eerste week iedere keer na het oefenen. 2-4 dagen Voorzie de enkel van een achterspalk, tape of brace. Belast de enkel niet; het lopen met krukken voorkomt dat het lichaamsgewicht op de enkel terechtkomt. Oefen lichtjes zittend met afhangend onderbeen het buigen en strekken van de enkel. 4-7 dagen Steun - zoveel als de pijn toelaat - met behulp van kruk(ken) op het geblesseerde been. 7-14 dagen Gebruik geen krukken meer. Fiets of zwem dagelijks 5 - 30 minuten om de conditie op peil te houden. Doe lichte oefeningen voor het onderlichaam. 15-21 dagen Doe looptraining op een vlakke, niet gladde ondergrond. Tape de enkel in (of draag een brace). Doe oefeningen om de voet- en enkelspieren te versterken. Blijf oefeningen doen om de lenigheid van de kuitspieren te bevorderen. vanaf dag 21 Voer looptraining uit op oneffen terrein. Breid de training uit met sprints-, loop-, stop- en schaatssprongen. Wanneer deze oefeningen geen problemen meer geven, kun je met de reguliere training meedoen. vanaf dag 28 Pas bij voldoende fitheid en coördinatievermogen kun je weer volledig deelnemen aan wedstrijden
Preventieve maatregelen (herhaling voorkomen) Goed steunend schoeisel verkleint de kans op enkelletsel. Versterking van de spierkracht en coördinatie van de voet- en enkelspieren. Het tapen van gewrichten of een brace kan blessures voorkomen. Bij tapen worden er zodanig stroken tape aangelegd dat de gewrichtsbanden extra steun krijgen. Een brace heeft hetzelfde effect als een goed aangelegd tapeverband. Volledig herstel is de beste methode om herhaling te voorkomen. Revalidatie- en aangepaste trainingen bevorderen het herstel.
De hamstring blessure
Een hamstringblessure geeft alleen aan dat er een spierbeschadiging is aan de achterkant van het bovenbeen (de hamstrings). Dat kan o.a. een verrekking of scheuring van de spieren betekenen. Een verrekking is te beschouwen als een miniem scheurtje van enkele spiervezels.
Hier bespreken we kort de scheuring van een spier. Een spier kan een scheuring oplopen door een slecht gecontroleerde krachtige beweging. De meeste hamstringblessures ontstaan kort na het begin van een wedstrijd of training, als de spier nog niet goed is opgewarmd. Men heeft dus onvoldoende aan warming-up gedaan. Ook tegen het einde van de wedstrijd of zware training als de spier vermoeid raken ontstaan spierscheuringen. Meestal door een onverwachte verandering in beweging en explosieve bewegingen, zoals hard tegen een bal trappen, sprinten en springen. Het verschil met een spierkneuzing is dat een spierscheuring zonder inwerkend geweld van buiten ontstaat en juist van binnenuit wordt opgewekt.
Een spierscheuring kenmerkt zich door de onderstaande verschijnselen: - Plotseling optredende pijn (lijkend op een messteek of zweepslag), vaak met een krampachtig gevoel. - Gedeukte en/ of abnormaal gezwollen spierbuik boven of onder de aangedane plek. - Meestal een blauwe verkleuring onder de aangedane plek (na enkele uren/ dagen). - Langdurige stijfheid van de getroffen plek.
Behandeling: Net als bij een enkelverzwikking past men bij een hamstringblessure de ICE-regel toe.
Revalidatie: Als je geblesseerd bent en je wilt weer gaan beginnen is het verstandig om een oefenprogramma af te werken. Met een oefenprogramma kun je de spieren zodanig versterken, dat zij weer volledig te belasten zijn. Als spierversterkende oefeningen deel uit maken van een oefenprogramma voor het volledige herstel van een blessure, is het belangrijk dat je de belasting langzaam en geleidelijk opvoert. Begeleiding van het oefenprogramma door een (sport)fysiotherapeut of (sport)arts is gewenst. De invulling van het oefenprogramma verschilt namelijk per blessure en per persoon. Aangeraden wordt om te beginnen met een programma van 2 keer per dag 15 minuten, met 3 series van 10 tot 15 herhalingen per oefening (of anders zoals aangegeven bij de oefeningen). Bij het uitvoeren van de oefeningen is pijn (anders dan spierpijn) het belangrijkste signaal om gas terug te nemen. Je mag de pijngrens niet overschrijden. Als de oefeningen te zwaar of te pijnlijk zijn wordt het herstel niet bevorderd maar juist vertraagd. Bouw het programma op in overleg met je behandelaar.
Ook als je geen blessure hebt, is het soms prettig om bepaalde spieren of spiergroepen te versterken. Als spierversterkende oefeningen deel uitmaken van een trainingsprogramma met als einddoel de spieren te versterken, mag de belasting hoger zijn dan wanneer het een oefenprogramma voor het herstel van een blessure betreft. Je kunt in de opbouw bijvoorbeeld beginnen met een programma van dagelijks 15 tot 20 minuten, met 3 series van 10 tot 15 herhalingen per oefening. Bouw het aantal herhalingen langzaam op. Hiermee kan men ook een hamstringblessure voorkomen.
De liesblessure
Pijn in de lies wordt vaak een liesblessure genoemd. Automatisch denkt men dan vaak aan een blessure van de aanvoerende beenspieren, maar dat is niet altijd het geval! De liesblessure zegt eigenlijk alleen iets over het feit dat er pijn in de lies is. Een liesbreuk of een scheuring van een van de spieren in de liesregio kan ook als een liesblessure worden opgevat.
Omdat er zo veel soorten zijn spreken wij hier alleen over een doorsnee liesblessure. Het betreft dan de chronische liesblessure aan de binnenkant van de lies, waar de aanvoerende beenspieren zitten. Vaak is er pijn bij begin van de sportbeoefening, die verdwijnt na een warming-up en weer opkomt na afloop van sportbeoefening.
Een liesblessure is vaak een ingewikkelde blessure. Omdat er in de liesstreek veel spieren/pezen een rol spelen, zijn er bij liesblessures vaak ook meerdere spieren betrokken. Op het plaatje hieronder is dit duidelijk te zien.
Een chronische liesblessure ontstaat in de regel door overbelasting. Oorzaken van overbelasting zijn: -het te snel opvoeren van sportbelasting. -voortdurend eenzijdige bewegingen. -grote en langdurige belastingen. -combinatie van sport en (zwaar) werk.
Een acute blessure kan chronisch worden als men te lang met het letsel blijft lopen. Bovendien is als gevolg van een chronische blessure de kans op een acute blessure veel groter.
Behandeling: Allereerst is het belangrijk dat er een goede diagnose wordt gesteld. Daarom raden wij aan om, wanneer men twijfelt over wat er aan de hand is, altijd een (sport)arts te raadplegen. Bij Sportmedische Adviescentra en Sport Geneeskundige Afdelingen van ziekenhuizen kan men terecht voor keuringen, blessurediagnoses en adviezen. Hier volgen kort een aantal acties die u kunt ondernemen afhankelijk van de ernst van de blessure. - Heeft men pijn de dag na sportbeoefening en/ of aan het begin van de warming-up. Neem dan 1 tot 2 weken rust. Het helpt vaak om regelmatig de aangedane plek met ijs te masseren. - Bevindt men zich al in een verdere fase van de blessure dan kan men het best een (sport)arts raadplegen. - Besteedt extra aandacht aan een goede warming-up.
Revalidatie: Door oefeningen te doen kan de spierkracht in de liesstreek verbeteren, waarmee het herstel van de blessure kan worden bespoedigd. De opbouw van de oefeningen loopt van eenvoudig tot complex en van minder belastend naar intensief belastend. Wanneer het herstel voldoende is gevorderd, kan langzaam met sportspecifieke oefeningen worden begonnen. Naast het doen van oefeningen zijn er ook andere middelen die een gezonde sporthervatting kunnen ondersteunen. Denk dan aan een warmtebroek zoals bijvoorbeeld een neopreen liesbroek of specifieke techniekverbeteringen. Preventieve maatregelen (herhaling voorkomen) Je kunt goede oefeningen voor de liesstreek doen om een (nieuwe) liesblessure te voorkomen.
De voetbalknie
De naam \"voetbalknie\" is nog niet zo gek gekozen, want de meniscus- en bandletsels van de knie komen inderdaad vaak voor in de voetbalsport. Er zijn maar weinig sporten waar de knie aan zulke zware belastingen wordt blootgesteld. Vroeger was de voetbalknie identiek aan een meniscusletsel. Mede door het invoeren van de kijkoperatie is het nu mogelijk onderscheid te maken tussen de verschillende letsels.
De belangrijkste letsels van de knie zijn bandletsels en meniscusletsels. Een bandletsel kan op vier verschillende plaatsen ontstaan, namelijk op de binnenband, de buitenband, de voorste kruisband en de achterste kruisband.
Als u last heeft van een bandletsel, dan kan deze worden onderverdeeld in drie verschillende gradaties.
Bij graad 1 hebben we het over een overrekking van de band, zonder verscheuring. De knie blijft stabiel, maar kan soms langdurig pijnlijk zijn op de plaats van de blessure. Dit letsel is goed te genezen.
Bij graad 2 is de knieband ten dele ingescheurd. De knie wordt meestal dik en kan instabiel aanvoelen. Hier schrijven wij rust voor, eventueel in combinatie met een brace. Als u daarna de training verantwoord opbouwt, is een volledige genezing heel goed mogelijk.
Als u een volledige bandverscheuring van de knie heeft, spreken we over graad 3. De knie wordt acuut dik en voelt instabiel aan. Hierbij moeten we snel een goede diagnose stellen. Vaak is een operatieve behandeling nodig. Bij de juiste behandeling is ook dit letsel meestal goed te genezen.
Naast de meniscus is het binnenbandletsel de meest voorkomende acute blessure aan de knie. Het gebeurt vaak als u met uw voet in de grond schopt of tegen een geblokkeerde bal. Hierbij kan uw binnen band overrekt raken of scheuren. Deze blessure kan zonder operatie goed behandelend worden. Het buitenbandletsel komt niet zo veel voor. Bijna altijd is het een teken van een gecombineerd letsel met de kruisband of de meniscus. Een grondig onderzoek van de blessure is hier vereist. Een blessure aan de kruisband vormt een bedreiging voor de carrière van een sporter. Vaak komt dit letsel voor in combinatie met een binnenband- of meniscusletsel. Dit letsel kunt u oplopen als u voet licht naar buiten staat, terwijl het onderbeen ten opzichte van het boven been naar buiten klapt. De knie doet onmiddellijk erg veel pijn, u kunt hem niet meer belasten en hij wordt snel dik. Om bij dit letsel een goede diagnose te stellen, wordt er soms gebruik gemaakt van een kijkoperatie. Vooral als er de indruk is dat er spraken is van een ingeklemde meniscus. Maar in de meeste gevallen volstaat rust en begeleiding door de fysiotherapeut. Wel vindt er regelmatig controle plaats naar het herstel van de stabiliteit van de knie. Als de knie na drie maanden nog instabiel is, dan kan er een kruisbandvervangende operatie overwogen worden. Soms kan beslist worden eerder tot deze operatie over te gaan. Dit gebeurt meestal bij actieve sporters bij wie het risico op herhaald letsel groot is, zoals hockeyers, voetballers, basketballers en handballers. Een achterste kruisband blessure is een blessure die zich nogal eens bij keepers voordoet, want deze kan ontstaan door een schop op de voorzijde van de knie. Specialistische hulp is hier gewenst. Een blessure aan de meniscus ontstaat meestal door een \"torsie\"-beweging. Hierbij draait het lichaam over de knie die geblokkeerd is, doordat de voet vast op de ondergrond staat. Een andere mogelijkheid om een meniscus op te lopen, is vanuit een hurkhouding omhoog te komen. De klachten bestaan uit zwelling (een dikke knie), pijn of de knie raakt op slot.
Tenniselleboog. Een tenniselleboog is een veel voorkomende aandoening. Het geeft aanleiding tot pijnklachten aan de buitenzijde van de elleboog, soms uitstralend naar de onderarm. De pijnklachten treden op wanneer de strekspieren van de pols en hand moeten worden aangespannen, bijvoorbeeld als we iets met de hand willen oppakken. De oorsprong van de strekspieren van de pols en hand zit vast aan de buitenzijde van de elleboog. Wanneer je daar op drukt, doet het ter plaatse ook pijn.
Waarom een tenniselleboog ontstaat, is niet duidelijk. Het heeft niets met tennissen zelf te maken. Het zou kunnen zijn, dat de strekspieren te zeer gespannen of overbelast zijn geraakt. Daardoor kan er irritatie ontstaan bij de aanhechting van de spieren aan de buitenzijde van de elleboog.
Meestal is geen nader onderzoek meer nodig om een tenniselleboog te herkennen. Een enkele keer kan de arts, afhankelijk van de bevindingen, een röntgenfoto laten maken van de nek, de schouder en/of de elleboog.
Behandeling: Er zijn vele behandelingsmogelijkheden voor een tenniselleboog. - De eenvoudigste behandeling is het voorschrijven of adviseren van rust. Eventueel kan de rust worden ondersteund met een gipsverband. -Er zijn speciale bandjes, die om de onderarm kunnen worden aangelegd. Daarmee wordt geprobeerd de spanning op de aanhechting van de spieren aan de buitenzijde van de elleboog wat te verminderen. - Een andere mogelijkheid is een fysiotherapeutische behandeling. De fysiotherapeut kan met bepaalde apparatuur en handelingen de irritatie dempen en wellicht de spieren wat ontspannen. - Ook het inspuiten van het gebied met een hydrocortison en een verdovingsvloeistof kan de irritatie doen verminderen. - Ook is er een chirurgische behandeling mogelijk. Daarbij wordt de aanhechting van de spieren op de buitenzijde van de elleboog voor een deel losgemaakt. Op die wijze wordt de irritatie opgeheven. Deze chirurgische behandeling kan onder plaatselijke verdoving poliklinisch worden uitgevoerd.
Het is niet te zeggen welke behandelingsmogelijkheid het beste is. Een bepaalde methode heeft bij de ene patiënt wel en bij een andere patiënt geen resultaat. Met behulp van een arts kan de juiste methode gevonden worden.
Bronnen -de Commissie Voorlichting van de Nederlands Vereniging voor heelkunde. -Nederlandse Vereniging voor Heelkunde. -Kringapotheek. -Het blad Hermes. -Persbericht van het Rode Kruis. -Medisch Centrum Molendael. -A.B. Stibbe, Orthopaedisch chirurg.
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
Haaaaaaai
Jezus echt een onwijs goed werkstuk!!! Hartstikke bedankt dat je het hebt ingestuurd want heb scheelt mij echt heeeel veel tijd!!!
Nou, suc6 met je school, wat je nu ook doet, en you are the man!!!!!
xxx simone, H5
22 jaar geleden
Antwoorden