BLIJF / GA (JE) SPORTEN!!!!?????
1. Welke rol speelde bewegen in jouw leven tot nu toe?
Bewegen speelde tot nu toe een redelijk grote rol. Ik zie bewegen niet alleen als sporten, maar ook gewoon bewegen in het dagelijks leven. Zonder te bewegen zou niemand kunnen leven, want heel je leven draait om bewegen. Ik beweeg graag, omdat ik dan mijn energie kwijt kan. Moest ik nooit kunnen en mogen bewegen, dan zou ik heel ongelukkig zijn.
Voor sport als beweging ben ik heel erg actief. Ik voetbal 2 keer in de week en op zaterdag speel ik een wedstrijd. Ik vind het wel jammer dat ik gym heb net op de dagen als ik moet trainen, dus dinsdag en donderdag. Ik zou liever hebben dat ik gym heb op bijvoorbeeld maandag en woensdag bijvoorbeeld. Ik sport vooral voor mijn conditie op peil te houden.
Voetballen doe ik al heel lang. Ik ben begonnen toen ik nog een jaar of 6 was. Toen ben ik lid geworden van de voetbalvereniging op Graauw. Toen ik ging verhuizen naar Sint Jansteen ben ik zo’n 3 jaar gestopt. En nu voetbal ik alweer voor een jaar of 4. Ik vind het nog steeds heel leuk om te doen, en ik zou ook graag door willen gaan.
2. Als je kijkt naar jouw fysieke mogelijkheden (denk aan lichaamsbouw, lengte, spierkracht), welke vorm van bewegen/sporten past dan bij jou. Leg dit uit.
Als je aan sport wil gaan doen, moet je vooral eerst kijken naar wat je leuk lijkt. Als tweede zou ik kijken naar wat jouw fysieke mogelijkheden zijn. Ik persoonlijk kijk meer naar wat ik leuk vind. Als je een sport leuk vind om te doen, zul je vanzelf wel beter worden.
Een goed spelinzicht, is bijvoorbeeld bij voetbal heel belangrijk. Als je dit hebt, ga dan op een positie staan als spelverdeler in het centrum. Moest dit niet je sterkste kant zijn en toch willen voetballen, ga dan aan de zijkant van het speelveld staan. Hier heb je waarschijnlijk meer tijd en ruimte om te handelen.
Hier zijn enkele voorbeelden van fysieke mogelijkheden:
- Kun je goed mikken, ga dan bowlen.
- Ben je lang, ga dan volleyballen.
- Kun je snel een bal verwachten, ga dan tennissen.
Omgaan met verschillen in sportniveau is heel belangrijk, vooral bij een team- of groepsactiviteit. Deze verschillen kunnen binnen een leeftijdsgroep nogal groot zijn. Mensen met weinig of minimale sportervaring willen toch graag meedoen. Hierom is er vaak een vrijblijvend aanbod om je conditie te testen opdat er op maat gesport kan worden.
Bij individuele sporten zijn de verschillen makkelijker te combineren. Als iemand harder kan lopen dan jou, laat je hem gewoon een ronde extra lopen. In een teamsport gaat dit wat moeilijker. Toch blijft het een kwestie van het afstemmen van de spel- en speelregels op de mogelijkheden van de spelers.
Ik heb van af jongs van aan al een redelijk kleine lichaamsbouw. Toch weet ik mijn lichaam goed te gebruiken. Mijn lengte is hierdoor ook niet zo heel groot, maar we gemiddeld. Soms kan ik door mijn niet al te grote lengte wel mijn voordeel doen. Ik heb wel lange benen, dus kan ik redelijk goed hardlopen. Hierdoor heb ik een goede conditie. Tenminste, als ik deze op peil houd. Als ik een week niet getraind heb, dan merk ik wel dat ik sneller moe ben. Ik moet het qua spierkracht vooral halen uit mijn benen. In mijn armen heb ik niet zo heel veel spieren, maar ik heb hele sterke benen. Soms zijn ze wel gevoelig, omdat ik al een paar keer mijn been gekneusd heb.
Ik denk dat ik met deze fysieke mogelijkheden een goede kans maak bij sporten zoals atletiek en voetbal. Bij voetbal is het belangrijk om snel te kunnen lopen, maar toch ook je lichaam goed te gebruiken, zodat je snel langs de tegenstander vandaan kunt lopen. Door mijn redelijk lange benen zou ik ook een goede hardloper en sprinter kunnen zijn. Ik zou misschien dus niet goed zijn in bijvoorbeeld tennis, omdat je daar veel spieren zou moeten hebben in je armen en dat heb ik niet.
3. Een schoolklas bestaat uit verschillende l.l. met een verschillend startniveau om te komen tot beter sporten. Wordt daar op het Reynaert college voldoende rekening mee gehouden? Leg dit uit. Hoe kan dit eventueel verbeterd worden?
Er wordt daar wel rekening mee gehouden. Bijvoorbeeld: In de eerste klas legt de docent de oefeningen en spelregels eerst allemaal precies uit, voor we begonnen met het hele spel. Ook als je iets vraagt legt de docent het uit. Je wordt ook goed geholpen met iets als het niet lukt. Als je een lager startniveau hebt dan anderen, wordt je meer geholpen. Als er bijvoorbeeld gevoetbald wordt, worden de leerlingen die voetbal als sport doen, in aparte groepen gezet, zodat het eerlijk blijft voor leerlingen die dit niet doen. Dit is hetzelfde bij hockey. Ik vind het soms wel goed dat bij volleybal de goede gemengd zijn met minder goede, want hierdoor kun je leren van de betere. Bij voetbal is dat toch anders vind ik, omdat je het dan sneller niet meer leuk vind. Bij volleybal is er meer samenspel.
De docent houd er ook rekening mee als je de sport gewoon niet leert beheersen en dat kan soms heel lang duren. De docent gaat dan ook geen 4 geven, alleen omdat je het niet kunt. Het gaat voor de docent immers ook om de inzet die je toont.
4. Kies een sport die jouw belangstelling heeft. Geef aan welk effect training heeft op de skeletspieren en orgaansystemen als hart, bloedsomloop en ademhaling.
Omdat ik voetbal als sport doe, kies ik voor deze vraag een andere sport. Dus kies ik voor atletiek, met betrekking tot sprinten.
Door training kunnen je skeletspieren betere prestaties leveren. Er zijn zes effecten van training:
- Door de toename van het hartminuutvolume wordt de aanvoer van zuurstof vergroot. Het hartminuutvolume betekent dat het hart in slagkracht en volume toeneemt. De aanvoer van zuurstof wordt ook vergroot door toename van de longcapaciteit en het aantal haarvaten (hierdoor is een betere afvoer van afvalstoffen mogelijk)
- Door de toename van de enzymen neemt de energie voorziening in de snelle spiervezels toe. De enzymen zijn betrokken bij de anaërobe dissimilatie. Bij de stofwisseling neemt het aantal mitochondriën en de hoeveelheid enzymen in de langzame spiervezels toe.
- Getrainde spiervezels bevatten meer spiereiwitten (spierfibrillen) en kunnen hierdoor meer kracht ontwikkelen dan ongetrainde spiervezels.
- Je banden, pezen en botten worden dikker. Hierdoor neemt de kans op blessures dus af.
- Door training word ook je reactiesnelheid groter. Doordat snellere wegen van het zenuwstelsel zijn “ingeslepen” door oefening, krijgen getrainde spieren voorrang en daardoor kun je sneller reageren.
- De effecten van training blijven bestaan totdat je stopt met trainen voor langere tijd.
Ik denk dat je bij atletiek en voornamelijk bij sprinten een goed conditie moet hebben. Hiervoor moet je redelijk veel trainen. Je moet ook een redelijk snel reactievermogen moet hebben. Anders vertrek je te laat en dat kan je de wedstrijd kosten. Door te trainen ontwikkel je een regelmatige ademhaling en daar kun je je voordeel mee doen in wedstrijden. Je kunt ook oefenen om een regelmatige ademhaling te krijgen.
Trainen helpt ook voor onder andere je hart. Je produceert adrenaline en dat is goed voor je hart. Hierdoor krijg je ook een betere bloedsomloop.
5. Een goede gezondheid wordt ondersteund door een goede voeding. Beschrijf jouw voedingsgedrag oer een normale dag en wat je er eventueel aan moet veranderen om tot een gezondere levensstijl te komen.
Zet dus naast elkaar: wat eet/drink/snoep je per dag. Zet dit af tegen wat gewenst/ gezond is een geeft jou conclusie.
Ontbijt. 2 boterhammen (met beleg) + 1glas sinaasappelsap.
10-min pauze. Een koekje.
Middageten. 2 boterhammen (met beleg) + 1flesje fruitsap.
Na school. 1 (of 2) snoepje(s) + 1glas frisdrank.
Avondeten. Gewoon warm eten + 1glas water.
’s Avonds. 1 koekje.
Op zich eet ik eigenlijk wel gezond, maar soms heb ik echt van die dagen waarop ik veel te veel ongezonde dingen eet. Meestal heb ik hierna een slecht humeur, maar aangezien ik twee keer in de week train en op zaterdag nog een wedstrijd speel, verbrand ik wel veel calorieën. Op calorieën let ik haast nooit. Ik vind dat als ik dat ga doen, dat ik dan een beetje overdreven bezig ben. En omdat ik niet zo dik ben, vind ik dat helemaal niet nodig ook. Soms ga ik er wel op letten wat ik allemaal eet, en dan valt het me wel op dat ik best minder zou mogen eten. Vooral met de feestdagen, ook al heb ik met vorige kerst niet zo veel ongezonde dingen gegeten.
Ook denk ik dat ik meer fruit zou mogen gaan eten, want ik daar nu heel weinig van. Fruit blijkt een goede bron te zijn van beschermende voedingsstoffen en die krijg ik nu weinig binnen.
Ik drink geen energiedranken, want die zijn heel slecht voor je. Hier kun je onder andere een verhoogde bloeddruk van krijgen, en dat is niet zo goed voor je lichaam.
Mijn vader vind dat ik thee moet leren drinken, omdat dat goed is voor je. Maar eigenlijk vind ik thee helemaal niet lekker. Ik zou het toch willen leren drinken, maar het lukt gewoon niet, wat ik heel jammer vind.
6. Vertel iets over risico’s van sporten. Verwerk daarin belasting/belastbaarheid, blessures, warming-up/cooling-down, voeding, drank, prestatiebevorderende middelen.
*Warming-up/cooling-down: De warming-up is van essentieel belang om blessures te voorkomen. Als je bijvoorbeeld bij voetbal de warming-up zou overslaan en gelijk met de bal gaat bewegen, dan zou waarschijnlijk een deel van het team erge blessures oplopen De warming-up kan plaatsvinden zonder bal. Meestal bestaat deze uit warmlopen en spierrekkingsoefeningen. Ook kan deze daarna uitgebreid worden met oefeningen voor balbehandeling. De functie van de warming-up is eigenlijk met lichte inspanning je lichaam voor te bereiden op de training.
*Belasting/belastbaarheid: Omdat voetbal toch een baltechnische sport is, kunnen sporters die zich conditioneel minder ontwikkeld hebben, maar technisch heel begaafd zijn, zich toch wel in de top handhaven. Door een belastingsanalyse van een voetbalwedstrijd werd opgemerkt dat gemiddeld per wedstrijd een afstand van ongeveer tien km afgelegd wordt. Zo zie je dat spelers op het middenveld meer afstand afleggen, maar percentueel meer afstand in joggingtempo.
*Blessures: Je kunt zien dat er bij voetbal relatief meer kans is op blessures dan in andere sporten. Ook in de wedstrijden ligt het risico op blessures hoger dan op de trainingen. Je kunt ook opmerken dat het blessurerisico ook omhoog gaat als het spelniveau omhoog gaat.
*Voeding/drank: Als je op topniveau een sport beoefend, is het heel nodig om op je voeding te letten. Je moet de goede voedingsstoffen eten om je lichaam na een wedstrijd te laten herstellen. Voeding bevat brandstoffen die je nodig hebt voor een goede prestatie. Voor de meeste sporters is een evenwichtige samengestelde maaltijd al voldoende voor een optimale prestatie. Voor je wedstrijd moet je voldoende drinken, omdat je veel transpireert en het drinken vult het vocht aan. Door veel vochtverlies kunnen je prestaties dalen.
*Prestatiebevorderende middelen: Deze zijn er in de vorm van bijvoorbeeld drugs. Hierdoor kan een speler beter spelen en heeft meer energie om langer te kunnen lopen. Bij voetbalwedstrijden wordt relatief niet veel doping gebruikt om beter te kunnen presteren. Dit komt doordat de spelers weten dat ze anders voor een lange tijd niet mogen voetballen.
7. Noem de belangrijkste motieven voor sportbeoefening in het algemeen. Welke zijn op jou van toepassing.
*Om (overtollig) gewicht te verliezen en het dan daarmee ook zo te houden. Je verbrand calorieën en daardoor vergroot je je spiermassa. Hierdoor verbrand je meer vet.
*Het verbetert je vermogen om na te denken. Sporten helpt je hoofd leeg te maken. Zo kun je met een betere concentratie en verfrist werken.
*Sporten maakt je lichaam flexibeler. Je kunt je spieren langer maken door rek- en strekoefeningen. Door deze oefeningen kunnen onder andere rugpijnen verholpen worden.
*Het zorgt ervoor dat je een gezonder en jonger lichaam hebt. Je kunt het ouder worden van je lichaam vertragen door regelmatig goed te sporten.
* Door te sporten heb je meer energie.
* Voor het plezier. Hierdoor heb je een blijer humeur en daardoor ben je gelukkiger.
De belangrijkste redenen voor mij zijn het plezier en zodat ik meer energie heb. Als ik meer energie heb, gaat mijn conditie vooruit en hier ben ik ook altijd blij mee. Hierdoor ben ik in de zomer ook blijer dan in de winter. Ik ga op dinsdag en donderdag altijd naar de voetbaltraining. Als het winter is en het regent en sneeuwt vaak, dan gaat de training bijna nooit door. Hierdoor krijg ik een slechtere conditie en heb ik niet zo’n goed humeur.
8. Welk nut heeft (kan) bewegen (hebben) voor de maatschappij. Verwerk daarin minsten 3 van onderstaande items:
- effect op natuur en milieu
- economische effecten
- effect op ziekteverzuim
- effect van sport en bewegen op werkgelegenheid
- gemengd gymmen of jongens en meisjes apart gymmen
- eigen toegevoegd item
*Effect op natuur en milieu:
We denken bij effecten op natuur en milieu meestal aan geluidsoverlast en gescheiden afval. Echter sport kan een groot effect hebben op het milieu. Positief, maar vooral ook negatief. Door sporten in de vrije natuur kan er verstoring en aantasting van de natuur komen, bijvoorbeeld geluidshinder door motor- en schietsporten en geluids- en lichthinder van sportcomplexen. Er kan ook vervuiling voorkomen door lood van bodem en water door kleiduifschieten en sportvissers.
Soms worden er hele grote complexen neergezet in de natuur, zoals golfbanen en skipistes. Deze tasten het milieu ook aan. Voor het milieu heeft ook de toenemende populariteit van natuursporten gevolgen die indirect nadelig zijn:
* Er kan disharmonie ontstaan tussen recreanten en de lokale bevolking en tussen verschillende recreanten onderling.
* Recreatief verkeer. Met de auto, bromfiets of motor. Dit geldt ook om naar de sportevenementen toe te gaan.
*Effecten op ziekteverzuim:
Uit sommige onderzoeken blijkt dat het niet uitmaakt of mensen wel of niet ooit gesport hebben. Het aantal jaren dat mensen sporten is ook niet van invloed op de uitkomstmaten.
Uit andere analyses blijken er echter wel verschillen in het ziekteverzuim. Werknemers die in het jaar dat voorafging aan de meting niet gesport hebben, hebben vaker een slechtere gezondheid en op gebied van emotionele uitputting hebben ze ook meer klachten. Voor werknemers die in de drie voorafgaande jaren niet meer gesport hebben geldt eveneens vaker een slechtere gezondheid.
*Effecten van sport en bewegen op werkgelegenheid:
Door te sporten raken mensen meer gelukkig en ik denk dat dat een goede invloed heeft op de werkgelegenheid. Sporters zijn over het algemeen meer tevreden met hun werk dan werknemers die niet sporten. Bovendien zijn ze meer bezig met hun loopbaan. Ook werknemers die wel sporten, zijn veel minder vaak ziek. Werkgevers echter maken maar weinig gebruik van de gunstige invloed van sporten: de meerderheid van de werknemers geeft aan niet te worden aangemoedigd door hun baas om te gaan sporten.
*Gemengd gymmen of jongens en meisjes apart gymmen:
Sommige leerlingen vinden dit leuk en goed, bijvoorbeeld omdat ze jongens te ruig vinden of omdat meisjes juist te langzaam zijn. Andere leerlingen zouden liever gewoon met hun eigen klas willen gymmen. Ik kan dit wel begrijpen. Hierdoor krijg je ook contact met andere kinderen in je klas. En bovendien is dit gezelliger dan alleen maar meisjes bij elkaar.
Jongens hebben een andere lichaamsbouw dan meisjes. Dit kun je bij sommige sporten heel goed. Soms moet het voor de jongens ook leuk blijven om niet de hele tijd meisjes er bij te hebben die er toch niks van kunnen.
9. Wat vind je van het sportaanbod in jouw omgeving. Maak je er zelf gebruik van? Wat ontbreekt er volgens jou?
Ik vind dat er hier in de buurt veel te doen is als sportaanbod. We hebben op Sint Jansteen een voetbalveld en een tennisbaan. En volgens mij zijn er best wel veel leden. In Hulst is er ook een voetbalveld en een tennisbaan. Er is zelfs een grote atletiekbaan, waar we tijdens de gymlessen ook gebruik van maken. Ook is er een zwembad, waar in de zomer en ook in de winter veel gebruik van wordt gemaakt.
Als ik bij ons de straat uit loop, dan kom ik bij een speeltuin, waar in de zomer veel in wordt gespeeld. Ook is hier een klein voetbalveldje, waar ook veel gebruik van wordt gemaakt. Jammer genoeg gaat deze weg, omdat er een nieuw bouwplan is van de gemeente om hier huizen te zetten. Ik hoop dat er een alternatief wordt bedacht, zodat de vele kinderen in onze wijk toch kunnen spelen als het lekker weer is.
Ik heb vroeger in Graauw gewoond en ik vind het goed dat zelfs ook daar een voetbalveld te vinden is. Aangezien er in zo’n heel klein dorp niet veel te doen is, vind ik het knap dat er mensen zijn, die daar aan denken. Ook al heeft Graauw op zich niet zoveel leden in vergelijking met bijvoorbeeld Hulst.
In hulst zijn er ook 2 complexen waar je kunt sporten. Één ervan heeft zelfs een zwembad. In de complexen wordt over het algemeen veel gefitnesst. Ik denk dat beide locaties veel bezocht worden en dat dit wel een groot deel van het sportaanbod bezet.
10. Is er een relatie tussen sociale klassen en de sport die beoefend wordt? Geef je mening hierover en maak dit met voorbeelden duidelijk.
Allereerst wil ik zeggen, ik vind dat ‘iemand uit de lagere klasse’ heel discriminerend klinkt..
Voor volwassenen blijkt de sociaal-economische status altijd nog een belangrijke functie te zijn voor hun sportgedrag. Volwassenen uit de hogere klassen hebben meer kans om sportactief te zijn dan volwassenen uit de klassen die lager staan.
Je ziet dat statusgroepen uit hogere klassen meer sporten beoefenen als golf, zeilen en windsurfen. Ook tennis is geliefd. Voor lagere sociale klassen zijn deze sporten meer hengelen, boksen, wielrennen en meer gemotoriseerde sporten. Ook worden er in de hogere klassen meer sporten gedaan worden in vrij verband. Dit kun je beschouwen als een vorm van culturele expressie. Sporters uit de hogere klassen geven met joggen een boodschap aan: ik heb het te druk om aan clubsport te doen.
Je ziet dat de keuzes om te sporten de afgelopen jaren bijna niet veranderd zijn. Je ziet een arbeider eerder voetballen en iemand uit klassen hoger gaat tennissen. Echter, mensen uit de lage klassen hebben en krijgen veel minder kansen om te gaan sporten. Ook zie je dat iemand met een lagere status meer sporten kiest met veel direct contact, zoals gevechtsporten en voetbal. In hogere statussporten zie je meer een zekere afstand: voor bijv. schermen en skiën heb je instrumenten nodig.
De kijkvoorkeur op televisie wordt ook sterk bepaald door de sociale klasse van iemand. Mensen uit de hoogste klasse kijken graag naar schaatsen, American football en formule-1-races, in tegenstelling tot de lagere klassen, die meer naar paardensport, voetbal, boksen en tennis kijken.
Ik vind zelf dat het niets uitmaakt uit welke klasse je komt. En dat het dan ook nog bepaald welke sporten je leuk vind, doet en kijkt vind ik eigenlijk heel belachelijk. Maar als het onderzocht is, zal het toch wel kloppen. Ik snap echter niet echt waarom dat je klasse dat zou bepalen en waarom iemand dat zou willen onderzoeken. Ik zou niet kijken naar wat de rest van mijn klasse zou doen voor sport. Ik zou meer kijken naar wat ik leuk vind om te doen. Ik kom misschien niet uit één van de hoogste klassen, maar ik kijk soms heel graag naar schaatsen.
11. Geef een relatie aan tussen bewegen en minstens één anders schoolvak en leg dit uit (bijv. biologie/scheikunde: invloed van sportdrank; natuurkunde: bewegingsmechanica).
Natuurkunde:
In de natuurkunde wordt heel veel over bewegingen gepraat. Een beweging is hier een verandering van de plaats in de tijd. Er gepraat over twee bewegingen: de eenparige beweging en de versnelde eenparige beweging. Bijna alles wat je in de natuurkunde berekent, heeft op een of andere manier te maken met bewegen. Dit is goed, want nu zie je dat bewegen niet alleen terugkomt in de betekenis van sporten.
Scheikunde/Biologie:
Om beter te kunnen hardlopen en ook om minder snel moe te worden, gebruik je energiedrank of sportdrank. Hierdoor raak je steeds minder energie kwijt, die je dan weer kunt gebruiken voor te rennen. De stoffen die in sportdrank zitten, zijn bijvoorbeeld water, eiwitten en mineralen (zoals ijzer en calcium). Sportdrank bestaat voornamelijk uit speciale vitamines, maar er zijn ook stoffen die het energieniveau weer op peil brengen. Er wordt vooral bij biologie veel over eiwitten en mineralen gesproken. Bij scheikunde gaat het weer over ijzer en calcium.
Economie:
Zo op het eerste gezicht zou je zeggen dat economie niet heel veel met bewegen te maken heeft. Maar als je even doordenkt merk je dat bewegen toch wel veel invloed heeft op de economie. Door te bewegen krijg je energie, omdat je calorieën verbrand. Hierdoor krijgen mensen meer zin om te werken en gaat de productie van de bedrijven omhoog. Dit stimuleert de economie in Nederland en dat is goed.
Zo zie je dat er niet alleen in het dagelijkse leven bewegen wordt, maar dat het woord bewegen bijna overal in terugkomt.
12. Een goede romphouding en daaruit voortkomend goed voetenwerk zijn een vereiste om tot goed bewegen te komen. Vertel iets over deze houding en voetenwerk met betrekking tot een sport die jij beoefent (beoefend hebt). Beoefen je geen sport, dan kies je zelf een sport.
Voetbal. Voor elke voetbalbehandeling is een goede techniek en lichaamshouding nodig. Hiervoor moet je de juiste spieren aansturen, om de gevraagde lichaamshouding te krijgen. Snel voetenwerk en het goed neerzetten van de voeten is heel belangrijk. Zonder goed voetenwerk is er ook geen lichaamscontrole. Het moeilijkste om aan te leren is goed voetenwerk. De aansturingsprikkels die hiervoor uit de hersenen moeten komen naar de voeten zijn langer onderweg dan naar andere lichaamsdelen. ‘goed voetenwerk geeft je de vaardigheid om snel te bewegen.’ Alleen door veel verschillende en moeilijkere patronen te herhalen en steeds weer te oefenen, ga je verbeteringen zien in de snelheid. De vormgeving van de coördinatietraining zorgt ervoor dat je spieren versoepelen. Als deze spieren sterker worden, verkleint dit weer de kans op blessures.
Om technisch perfect en flexibel te zijn, moet je geen ruzie hebben met je lichaam. Je moet voor een goede speler te zijn een goede romphouding hebben. Deze moet je goed kunnen gebruiken, vooral in duels. Ook als je de bal in het doel wilt schieten, moet je je romp goed houden. Als je de bal naar boven wilt schieten, dan moet je met je lichaam naar achter leunen. Wanneer je de bal gewoon over de grond wilt spelen, moet je dus niet naar achter leunen, maar juist je lichaam rechtop blijven houden. Hoe je het lichaam houdt speelt dus een grote rol in het spel.
Een goede lichaamshouding kun je trainen. Dit doe je door krachttraining. Je kunt dit al krijgen door vanaf jongs af aan al veel buiten te spelen en vooral door gewoon met de fiets naar school te gaan. Als je dit niet doet, krijg je problemen met je rug en romp. Deze problemen kunnen met gymlessen op school dan niet meer worden gecompenseerd.
13. Bedenk redenen waarom we op het Reynaert veel aandacht besteden aan volleybal (bewegingstechnisch-organisatorisch-maatschappelijk-omgeving)
Er wordt meestal ook veel geoefend op de bewegingen. Deze zijn heel belangrijk bij volleybal. Je moet goed kunnen inschatten waar de bal gaat komen en dan leer je meestal gelijk ook om moeilijke ballen te kunnen spelen. Er wordt vooral veel aandacht besteed aan het verplaatsen naar de bal en het goed indraaien van het lichaam. Meestal wordt er eerst gewerkt aan de beweging en daarna meer aan de techniek. Goed bewegen is ook erg belangrijk om goed te spelen. Om de bal goed over het net te krijgen, moet je je lichaam onder de bal zetten en dan je lichaam omhoog duwen. Als je dit niet goed doet, en alleen de bal met je armen omhoog duwt, dan gaat de bal waarschijnlijk en ook meestal een heel andere kant op.
Binnen het veld moeten ook goede afspraken gemaakt worden. Worden deze niet gemaakt, dan kunnen er grote misverstanden ontstaan. Hierdoor kan je dit de kop kosten in een belangrijke wedstrijd en heb je kans om te verliezen. Voorbeeld van misverstand: een bal komt op je helft van het veld, jij en een medespeler willen allebei de bal over het net spelen. Als jullie niet goed kunnen communiceren, dan heb je de kans dat zij denkt dat jij de bal pakt en jij denkt dat zij de bal pakt. Niemand pakt de bal en je verliest een punt. Hiermee kun je veel punten verliezen in een wedstrijd.
Door goede communicatie kun je ook buiten de training om goed met elkaar overweg en dat helpt je ook een meer sociaal persoon te worden.
Ik denk dat de meeste leerlingen volleybal niet zo leuk vinden, omdat je armen na de les helemaal rood zijn. Waarschijnlijk is dat zo omdat je niet goed de bal speelt. Dus daarom moet je het leren. Als je kan volleyballen, vind je het vanzelf leuk.
14. Zijn je lessen L.O. op het Reynaertcollege tot nu toe een goede voorbereiding geweest om te komen tot sporten ná je middelbare schoolopleiding? Hoe dragen/droegen ze bij en waarin schieten ze tekort?
Ja, het is een goede voorbereiding. Er worden veel verschillende sporten beoefend en zo ontwikkel je veel kwaliteiten die je misschien nodig zult hebben bij je opleiding die je wilt gaan doen na de middelbare school. Bij de gymlessen wordt alles goed en duidelijk uitgelegd, bijvoorbeeld hoe de spelregels in elkaar zitten. Er wordt ook veel tijd besteed aan sporten die leerlingen nooit gezien hebben als sport of waar ze soms nog nooit van gehoord hebben, zoals frisbeeën of kastiebal.
Ook vind ik het goed dat leerlingen in de vierde klas een werkstuk moeten maken, omdat dit ook een soort voorbereiding is om te komen tot sporten. Ik vind het ook beter dat de docenten dit in de vierde klas doen, en niet eerder, omdat leerlingen nu al bijna 4 jaar gym hebben gehad en nu tot inzien komen dat sporten heel belangrijk is, vooral ook voor je gezondheid. Ik vind het wel jammer dat we in de vierde klas nog maar twee uurtjes gym hebben en in de eerste klas nog drie uur.
Voor sommige opleidingen na de middelbare school is LO niet meer zo heel belangrijk, behalve als je een sportopleiding wilt gaan doen natuurlijk. Bijvoorbeeld voor heel technische opleidingen is niet zo van belang. Daarom denk ik dat de meeste universiteiten veel uitgebreide sportactiviteiten hebben en ook veel sportvelden, zodat studenten die de hele dag in bijv. een laboratorium bezig zijn, na school kunnen gaan sporten en zo toch hun conditie op peil kunnen houden.
15. Hoe zie je voor de komende tijd het belang van bewegen; op welke manier wordt/blijf je actief en waarom?
Ik wil de komende jaren gewoon blijven voetballen, als dat lukt. Vooral met mijn schoolwerk moet ik blijven plannen, zodat ik toch kan blijven sporten, want ik vind dat toch wel heel belangrijk. Ik zou graag na de middelbare school naar de universiteit in Eindhoven willen en ook daar wil ik blijven sporten. Dus waarschijnlijk ga ik daar wel lid worden van een vereniging, zodat ik kan blijven voetballen.
Ook ben ik nu 16, dus ik zou kunnen kiezen voor een brommer. Toch ga ik het niet doen, omdat anders mijn conditie een flink stuk achteruit gaat. Dus ik blijf gewoon fietsen naar school, ook al zou een brommer soms handig zijn als het regent. Maar meestal vind ik het niet zo erg om door de regen te fietsen.
Ik ga in de zomer wel meer hardlopen, om toch mijn conditie te verbeteren. Want nu ga ik soms niet trainen, vanwege mijn school. De voorbijgaande jaren heb ik bijna niets gedaan aan hardlopen. Dit wil ik wel verbeteren. Ook ga ik meer bewegen om niet aan te komen. Op sommige dagen merk ik wel dat ik bijkom, ook al ga ik niet op de weegschaal staan. Gelukkig hebben we die niet thuis, anders zou ik er elke dag drie keer op staan. Mensen zeggen dat ik niet dik ben, maar anderen zien mij nooit uit mijn opzicht. Ik geef ze altijd maar gelijk.
Ik zie bewegen de komende tijd dus als middel om conditie te krijgen/ behouden. En ook een beetje om niet aan te komen, maar gelukkig zie je dat bij mij niet zo snel.
Nawoord.
Ik vond het een leuk werkstuk om te maken. Al vond ik sommige vragen nogal nutteloos, zoals: Welke rol speelde bewegen in jouw leven tot nu toe? Ik heb er redelijk veel tijd in gestoken en eerst vond ik het moeilijk om vragen op te zoeken en dingen te bedenken, maar na een tijdje wist ik wat ik moest zoeken en daardoor werd het wel leuk. Ook kon ik in het begin niet zo veel informatie vinden, maar toen ik een beetje meer kon vinden, wist ik nog veel te vertellen. Ook de plaatjes erbij vond ik leuk om erbij te zoeken.
Ik had nooit gedacht dat je over het onderwerp bewegen zoveel kon vertellen, omdat je er eigenlijk niet zo bij stil staat wat voor nut bewegen nu heeft in je leven.
Ik vond het soms ook moeilijk om alle tekst in je eigen woorden te vertellen.
Blijf of ga je sporten?
7.4- Werkstuk door een scholier
- 4e klas vwo | 4919 woorden
- 17 mei 2010
- 42 keer beoordeeld
7.4
42
keer beoordeeld
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.308 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Ver reizen? Zo gaan wij naar school!
Student Hanne en scholier Naomi over studiekeuzes: 'Het is jouw toekomst'
Amarins (26) studeert Scheikunde in Amsterdam: 'Ik wil graag weten hoe de wereld werkt'
REACTIES
1 seconde geleden