Hoofdstuk 2: De tempel, het gebouw van het hindoeïsme.
Inleiding We hebben tot nu toe een doelstelling en het eerste hoofdstuk gemaakt. In het eerste hoofdstuk hebben we de moskee van de islam behandeld. Deze was onderverdeeld in vier paragrafen. In dit hoofdstuk zullen we de tempel van het hindoeïsme behandelen. Ook deze zal worden onderverdeeld in vier paragrafen. We zullen ook weer op dezelfde punten ingaan, zodat de gebouwen uiteindelijk makkelijker met elkaar vergeleken kunnen worden. Deze punten zijn dus: de uiterlijke kenmerken van de tempel; de belangrijkste functies van de tempel; de indeling van de tempel; de functies van elke ruimte; de vorm van het gebouw en waarom hiervoor gekozen is.
Paragraaf 1 Wat zijn opvallende uiterlijke kenmerken van de tempel? Tempels kunnen erg verschillen in grootte. De ene tempel is een klein heiligdommetje langs de weg dat de mens herinnert aan de heiligheid van alledag, maar een tempel kan ook een uitgebreid complex zijn dat functioneert als een kleinschalige stad. Maar bij veel tempels komt de vorm wel ongeveer overeen. Deze lijkt namelijk vaak op een berg. En dan wel de berg Kailasa of de Berg Meru. Er is natuurlijk een reden waarom vaak voor de vorm van één van deze twee bergen wordt gekozen bij het bouwen van een tempel. De berg Kailasa is namelijk het heilige woonoord van de god Shiva. En de Berg Meru is volgens de hindoe-mythologie het middelpunt van het heelal. In India overheersen er twee vormen van de klassieke tempelarchitectuur. Deze twee vormen zijn bekend als de noordelijke en zuidelijke school. De tempels die gebouwd zijn in de noordelijke stijl, zijn gekenmerkt door de puntige bouwsels, ook wel shikharas. Deze bouwsels lijken op heuvels en bergen waarvan de hoogste zich precies boven het belangrijkste heiligdom bevindt. (Wat dit belangrijkste heiligdom inhoudt is te lezen in de volgende paragraaf.) Goede voorbeelden van de noordelijke stijl uit verschillende streken en tijdperken zijn de tempels in Sanchi, Bhubaneshwar, Puri en Khajuraho en de rotstempels in Ellora en Elephanta.
Bij de zuidelijke stijl worden tempels omgeven door een plein dat men betreedt door één of meer poorten met torens, genoemd gopurams. Zij zijn overdekt met voorstellingen die de herinnering oproepen aan de krachten en daden van de god aan wie de tempel is gewijd. Voorbeelden van de zuidelijke stijl zijn de tempels in Mahabalipuram in Karnataka; de tempels in Kanchipuram en de Minakshi-tempel in Madurai. Zowel de noordelijke als de zuidelijke school schonk veel aandacht aan de plaats waar de tempel werd gebouwd. De meeste zijn gebouwd op een oost-west-as, met in het oosten het heiligdom van de hoofdgod en in het westen de belangrijkste toegang.
Paragraaf 2 Wat zijn de belangrijkste functies van de tempel? De belangrijkste functie van de tempels is wel dat deze de aardse woningen zijn van de goden, die anders in de hemel vertoeven. De traditie van het hindoeïsme kent namelijk verhalen over goden en godinnen die zich op aarde vestigen en op deze manier hun krachten beschikbaar stellen aan de mens. Bij sommige tempels is voor de bewuste plek gekozen om het punt waar het menselijke en het goddelijke elkaar raken te benadrukken. Andere tempels zijn op een bepaalde plek gebouwd om het goddelijke te vragen af te dalen. De hindoe-tempel is, in tegenstelling tot de meeste andere godsdienstige gebouwen, niet bestemd voor een gezamenlijke eredienst. De meeste pelgrims komen in de tempel om één van de goden te ervaren door darshana. Dit is het aanschouwen van de heilige voorstelling van de godheid. Voordat de pelgrims het tempelterrein betreden, moeten ze zich reinigen. Dit doen ze door middel van zich te wassen en hun schoenen uit te trekken. Hierna gaat een pelgrim vaak eerst naar de belendende heiligdommen van de dienaren van de hoofdgod. Aan deze dienaren vraagt hij hun zegen voordat hij het heiligdom (de god) nadert. De pelgrim kan verschillende dingen doen. Zo kan hij een gunst vragen, een gelofte inlossen of meedoen aan de genade Gods. Dit wordt de prasada genoemd en is gesymboliseerd door het voedsel dat de god tijdens de dienst wordt aangeboden en dat daarna onder de gelovigen wordt verdeeld. De enigen die het binnenste heiligdom mogen betreden zijn de priesters.
Paragraaf 3
Wat is de indeling van het gebouw en welke functie heeft iedere
ruimte?
Bij het betreden van een tempel met de vorm van een berg, als beschreven in paragraaf 1, lijkt het ook alsof je een berggrot binnengaat. Doordat er bijna geen natuurlijk licht is, is het er erg schemerig. Eerst ga je door een aantal schemerige voorvertrekken. Op deze manier begeeft men zich naar de garbha-griha (schoot) van de tempel. Op deze plek huist de voornaamste godheid. Deze meest heilige plaats is verticaal verbonden met het hoogste punt van de tempel, de al eerder genoemde shikhara.
Ondanks de hindoe-tempel dus niet bestemd is voor gezamenlijke diensten, worden de buitenpleinen van tempels vaak gebruikt voor feesten.
Paragraaf 4
Welke vorm heeft de tempel en waarom is er voor deze vorm gekozen?
Bij de tempels in de klassieke stijl zijn aspecten van de Indiase architectuur en de beeldhouwkunst gecombineerd. Zo zijn er op de poorten, torens en muren mythologische figuren en gebeurtenissen uitgehouwen. Ook op andere plekken staan beelden. Onder andere de beelden van wachtergoden, die op de drempel de demonische krachten afweren. Deze krachten zouden namelijk de heilige ruimte kunnen bedoezelen. In veel nissen in de tempel staan ook symbolen van voorspoed en geluk. Voorbeelden hiervan zijn de lotus, de swastika en verstrengelde geliefden.
De reden voor deze versieringen is dat deze godsdienstige motieven de pelgrims tot lering strekken en hun spirituele ervaring versterken.
REACTIES
1 seconde geleden