Telecommunicatie

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 2010 woorden
  • 15 april 2008
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
30 keer beoordeeld

Telecommunicatie

De telefoon
De geschiedenis van de telefoon
Telefoon bestaat uit twee griekse woorden: tele, wat betekend ‘ver’, en Phone, wat betekend ‘geluid’. In 1854 was Charles Bourseul de eerste die op het idee kwam om te communiceren via een apparaat. Daarna kwam er een Natuurkunde leraar Philipp Reis met een concept voor het maken van een telefoonverbinding. Maar dat bleek later heel onpraktisch in gebruik en verdween snel weer van toneel. Alexander Graham Bell vroeg Op 14 februari 1876 een patent aan voor de uitvinding ‘improvement of telegraphy’. Antonio Meucci was de eerste die het was gelukt om een telefoonverbinding tot stand te brengen, maar had helaas niet genoeg geld voor een patentaanvraag. Later werd de telefoon elektrisch versterkt gemaakt in plaats van akoestisch waardoor de verstaanbaarheid beter was. Door een verbeterde kabeltechniek werd de reikwijdte vergroot. Twee uur nadat Bell zijn patent had aangevraagd, diende Elisha Gray een patentaanvraag in voor ‘instruments for transmitting vocal sounds telegraphically’. Het is heel waarschijnlijk dat Gray en Meucci niet met elkaar samen hebben gewerkt om de telefoon uit te vinden. Op 1 juni 1881 werd het eerste telefoonnetwerk geopend door de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij op de hoek van de Kalverstraat en de Dam in Amsterdam, met 49 vaste aansluitingen op abonnees. Later rond 1995 waren er al zo’n 7 miljoen aansluitingen. Daarna begon het aantal vaste aansluitingen sterk af te nemen, dit kwam door de komst van de mobiele telefoon en door het internet telefonie. Vroeger zag de telefoon er veel anders uit dan nu. Er was niet echt een hoorn maar alleen een microfoon en een los hoorstuk. Mensen moesten apart de microfoon vasthouden en het hoorstuk tegen hun oor aan duwen. De telefoon zat toen verbonden aan het apparaat zelf met een dikke kabel, wat nu allemaal draadloos is. De telefoonkabels waren vroeger opgehangen aan palen of aan daken van huizen. Maar omdat ze zo hoog hingen waren er vaak storingen omdat de bliksem er vaak insloeg. De kabels van vroeger waren van veel koper gemaakt dat duur was en zwaar. Ze konden geen dunne kabels gebruiken omdat er toen weinig stroom door kon en dus kon er dan weinig gebeld worden. De telefonie is in Nederland jaren verzorgd door de P.T.T. (Posterijen Telegrafie Telefonie). Dit bedrijf was van de regering. Het bestond vanaf 1928 tot 1989. Later besloot de regering om de telefo. Dat heet nu K.P.N. (Koninklijke P.T.T. Nederland). Vroeger was het bedrijf van de regering, dus er waren geen andere bedrijven die hetzelfde deden. Nu vindt de regering dat er meer bedrijven moeten zijn die ook telefonie aanbieden. Dus er is concurrentie.

De telefoon van nu
De telefoon is veel veranderd ten opzichte van vroeger. Vroeger zaten de microfoon en het hoorstuk los van elkaar. Dat is nu allemaal in een hoorn gestopt zodat het minder lastig is om vast te houden. Ook zat er vroeger een dikke zware kabel tussen de hoorn en het toestel. Dat is nu niet meer. Alles werkt nu draadloos. Als je iemand wilde bellen moest je dat doorgeven aan een telefoniste die je doorverbond met de gene die je wilde spreken. Later werd er een automatische kiezer op de telefoon gezet dat bestond uit een draaischijf. Nog later kwam er het toetsen paneel. Vroeger waren telefoons vaste forse apparaten. Nu is het zo klein en draadloos zodat je het gewoon in je zak mee kan nemen. Vroeger waren er veel telefooncellen, die essentieel onderdeel van het straatbeeld maakten. Het aantal telefooncellen is sterk afgenomen door de komst van de mobiele telefoon. Zo’n 15 jaar geleden werd de eerste mobiele telefoon op de markt gebracht. Het werd het meeste gebruikt door zakenlui. Pas sinds 5 jaar geleden was de mobiele telefoon echt in en nu heeft iedereen er wel een. Ze worden niet alleen maar gebruikt om bereikbaar te zijn of voor noodgevallen, maar ze vinden het gewoon leuk om er een te hebben. Als je een mobiele telefoon koopt heb je een keuze voor een abonnement of prepaid. Bij een abonnement betaal je maandelijks een vast bedrag en krijg je een aantal (bijvoorbeeld 100) belminuten. Als je prepaid koopt dan moet je elke keer opwaarderen als je beltegoed op is. Je kan zo’n beltegoed kaart halen in de meeste winkels. Er komen steeds meer mogelijkheden voor de telefoon.

Naast het met elkaar spreken over de telefoon, kan je nu ook een tekstbericht (sms) sturen via je telefoon, foto’s maken, foto’s verzenden en zelfs op het internet. Vroeger kwam er een bel die rinkelde als de telefoon ging. Nu varieert het tot een pop muziek nummer en een (met je mobiel) zelf gemaakt nummer (ringtone). Ook zit er een trilfunctie op zodat je kan voelen dat je mobiel afgaat.

Hoe werkt een telefoon?
In de telefoon bevindt zich een microfoon. Als je praat in een telefoon worden de luchttrillingen (geluid) in de microfoon omgezet in een elektrisch signaal. Dit elektrisch signaal wordt door kabels naar de telefooncentrale gestuurd. Vanuit daar wordt verbinding gemaakt met de kabel van de gebelde persoon. De centrale verzend via die kabel het signaal door naar een andere telefoon en daar wordt het door de luidspreker weer omgezet in geluid. Als je naar iemand belt wordt ongeveer dezelfde proces ondernomen. Maar dan niet met een geluidsignaal maar met een belsignaal. Als het belsignaal aankomt bij de telefoon van de gebelde persoon zal deze overgaan. De verbinding wordt verbroken als alle twee de personen de telefoon op de haak hebben gelegd. Eigenlijk werkt de telefoon hetzelfde als een walkietalkie. Je kan eigenlijk of luisteren of praten (ontvangen of verzenden) maar niet allebei tegelijk. Dit probleem is er eigenlijk niet meer omdat een telefoon zo’n 50.000 keer per seconde over en weer slaat op ontvangen en verzenden.

Het internet
Wat is internet?
Het internet is een wereldwijd netwerk van wel miljoenen computers die aan elkaar verbonden zijn. Je kan ook een eigen netwerk hebben dat onder een paar computers verbonden is, dit wordt vaak gebruikt bij bedrijven. Dit is een gesloten netwerk, ook wel intranet genoemd. Dan heb je ook nog thuisnetwerken. Dit is veel sneller dan internet, omdat er veel minder computers aangesloten zitten. Dit netwerk wordt vooral thuis of binnen bedrijven gebruikt.


Hoe werkt internet?
Het verzenden van bestanden: Alle soorten gegevevens worden op de zelfde manier verzonden, of het nou via email of via een webpagina gebeurd. Dit is nodig zodat je alle soorten computers bestanden met elkaar kunnen delen. Als dat niet zo was zouden de soorten van de computers wel uitmaken zoals de bouwjaar enzovoorts. De manier om de bestanden te verzenden en te ontvangen heet TCP/IP. De bestanden worden dan eerst verdeeld in kleine pakketjes. Elk pakketje moet even groot zijn maar dat doet de computer allemaal vanzelf. Maar het pakketje moet wel naar de juiste computer toegestuurd worden. Dat doet hij door middel van het Ip-adres. Elke computer heeft een uniek IP-adres. Zo’n pakketje wordt dus gemerkt met twee Ip-nummers, een nummer van de afzender, en een nummer van de ontvanger. Het is ongeveer hetzelfde als je een brief stuurt met daar de postcode erop. Het pakketje dat je verzend wordt eerst verzonden naar je internet-probider. Die controleert de ip-nummers, kies vervolgens de route (netwerken) waar het pakketje heen moet en vervolgens stuurt hij het meteen door. Omdat de computers die als tussenstations dienen zelfstandig de juiste route kiezen, worden ze ook wel routers genoemd.
Alle pakketjes die samen een bestand vormen, kunnen allemaal een andere route kiezen maar toch komen ze allemaal aan. Als gevolg van de verschillende routes komen de pakketjes niet altijd in de goede volgorde aan. Daarom zet de ontvanger alle pakketjes weer in de goede volgorde aan elkaar, zodat het weer bestanden zijn. Wanneer een bestand over het internet wordt verzonden wordt, kan het zijn dat deze niet of later aankomt. Dat kan komen doordat een rechtstreekse verbinden van een computer naar de andere verbroken is. Of die netwerken is overbelast door drukte. Dit is geen probleem want het internet is zo gemaakt, dat als een verbinden uitvalt, niet het hele netwerk uitvalt. Als er in de route van het pakketje een verbinding is uitgevallen, zal het meteen een nieuwe routen zoeken zodat het alsnog aankomt.

E-mail
Het woord e-mail staat voor Electronic mail ofwel elektronische post. Per dag worden er heel veel van gestuurd. De bekendste programma om email te verzenden is outlook. Via email kan je zoals in het vorige onderdeel gelezen hebt programma’s en gegevens versturen. Je ook gewoon een persoonlijk tekst berichtje sturen met een felicitatie of iets dergelijks. Bij een felicitatie kan je dan een E-card sturen. Dat is net zoals in het echt een kaartje maar dan zie je het alleen op een scherm, en het kan dan ook nog bewegen. Een bekende e-mail service is Hotmail. Als je je daar aanmeldt, krijg je een eigen e-mailadres toegewezen. Je kan ook een programma dat MSN messenger heet downloaden. Daarmee hoef je niet de hele tijd te e-mailen maar kan je chatten. Chatten lijkt veel op e-mailen maar je dan zit je met iemand in een chatbox en kan je zo heen en weer praten (typen).

Voor en nadelen van internet
Er zijn wel veel nadelen aan het internet. Criminaleit kan door middel van het internet worden bevorderd. Criminelen kunnen door internet makkelijker met elkaar in contact komen. Er zijn ook hackers op het internet. Hackers zijn mensen die wachtwoorden en dergelijke kraken en zo bij dingen komen waar ze eigenlijk helemaal niet bij mogen komen. Ook kunnen er via het internet virussen naar andere computers verzonden worden. Virussen zijn programma’s die zorgen dat alles op de computer overhoop gegooid wordt. De politie heeft een speciaal team die dit soort dingen tegengaat en deze mensen opspoort. Er zijn ook virusscanners tegen die de virussen opsporen en automatisch van je computer afhalen.

De geschiedenis van het internet
De Amerikaanse psycholoog J.C.R. Licklider, hoofd informatieverwerking bij het aAmerikaanse Advanced Research Project Agency (APRA) begon in 1963 zijn Intergalactic Computer Network dat officieel bekend stond als Arpanet. Zijn doel was om onderzoekscomputers onderling te verbinden. Netwerkspecialist Larry Robets nam het in 1966 over. Vier jaar later gebruikte Arpanet packet-switching, de transmissietechniek die Internet mogelijk maakt. In 1978 werden procedures voor het verzenden van gegevens vastgelegd, die in 1983 verplicht werden. Waardoor het moderne Internet daadwerkelijk een feit was geworden.


De radio
De technische geschiedenis van de radio
In 1895 was Nikola Tesla de eerste die op het idee kwam om elektrische signalen over een afstand te versturen. Helaas brandde zijn werkruimte af en kon hij zijn experiment niet uitvoeren en laten zien aan de wereld. Ook in 1895 lukte het Guglielmo Marconi om een radio verbinding te maken tussen een eigengemaakte zender en ontvanger die was gebaseerd op een oscillator van Nikola Tesla zijn ontwerp over enkele kilometers. Ongeveer tegelijk met Guglielmo Marconi deed Alexander Stepanovitsj Popov hetzelfde. Heinrich Hertz ontdekte in 1887 dat je elektromagnetische radiogolven kon opwekken en ontvangen. Guglielmo Marconi en Alexander Stepanovitsj Popov werkten samen verder aan het werk van Heinrich Hertz. In Italië werd de uitvinding van Guglielmo Marconi niet echt gewardeerd, dus ging hij naar Engeland toe. Daar kon hij meer gaan experimenteren. Hij wist een radiogolf te sturen over een afstand van de Atlantische Oceaan. Er is eigenlijk geen echt uitvinder van de radio omdat de opwekker en de ontvanger van de radiogolf apart zijn ontwikkeld. Om geluidsoverdracht te maken werd in het begin gedaan door de amplitude van de golf te laten variëren, evenredig met de amplitude van het over te dragen geluidssignaal. Deze modulatievorm heet amplitudemodulatie (AM).
Een andere manier om de draaggolf te moduleren werd ontdekt door Edwin Armstrong: je moet niet de amplitude, maar de frequentie van de draaggolf met de amplitude van het signaal te variëren, daardoor onstaat Frequentiemodulatie (FM). Bij FM heb je veel minder last van storingen en daarbij kun je gebruik maken van Hi-Fi. Radiogolven behoren tot de Very Low frequency golven in het elektromagnetisch spectrum tot aan de Extreme High Frequency. De gewone radiogolven waarmee je de radio kan luisteren zit tussen de 30 kHz (Wereldomroepen) en de 300 GHz (satellietverbindingen).

REACTIES

A.

A.

ik heb hier veel informatie van voor mijn spreekbeurt. thanks!

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.