Voorwoord
Tegenwoordig schijnt één op de vijf Nederlanders met een mobiele telefoon op zak te lopen. Dat is een verschijnsel van de laatste tijd.
Voor die tijd vond iedereen het prima dat de telefoon thuis stond.
Hoe lang kan men al telefoneren ?
Hoe communiceerden de mensen voor die tijd???
Hoofdstuk 1:
Communicatie: oude vormen van telecommunicatie
Communiceren kan op allerlei manieren. Je kunt communiceren door bijvoorbeeld te
praten, te schrijven, te lachen, te gebaren.
Om te communiceren heb je tenminste twee mensen nodig: iemand die een \"bericht\" verstuurd en iemand die een \"bericht\" ontvangt. Je zou kunnen zeggen: een zender en een ontvanger.
Telecommunicatie lijkt een heel modern woord. Maar het betekent gewoon: het over grote afstand overbrengen van informatie.
Indianen gebruikten signalen van rook en vuur om afgesproken berichten door te geven. Die signalen waren natuurlijk niet erg precies. Bij harde wind, gingen de rooksignalen snel verloren.
In Afrika gebruikten de mensen heel lang de tamtam (trommels) om belangrijke berichten door te geven. Ook Nederlandse molens werden gebruikt voor telecommunicatie. Een speciale ruststand van de wieken betekende een bepaalde boodschap.
Legers en vloten maakten gebruik van geweerschoten en rook- en lichtsignalen. Schepen communiceerden ook met vlaggen. Heel berucht was de gele quarantainevlag. Als die wapperde dan betekende dat er een besmettelijke ziekte aan boord was. Er was een vlootvoogd, Hopratio Nelson, die zijn manschappen in vlaggentaal toesprak voor de slag bij Trafalgar (1805).
In de 19e eeuw kwam er een Internationaal Seinboek
Ook nu nog bestaat er een internationaal seinvlaggen-alfabet, waarmee berichten in code kunnen worden doorgeseind.
In 1792 bedacht de Fransman Claude Chappe een systeem met beweegbare latten om spoedberichten door te geven. De bouwsels van bewegende latten werden op (kerk)torens of speciale seinposten geplaatst. Door deze \'optische telegrafen\' op een hoge plaats neer te zetten, waren ze ook op afstand nog goed te zien. Zo werden voor het 220 km lange traject Parijs-Lille in 1794 vijftien toestellen gebruikt. Ondanks het primitieve van de installatie lukte het om in dertien minuten een korte boodschap van Parijs naar Lille over te brengen. Een koerier te paard deed daar minstens twintig minuten uur!! Binnen korte tijd stonden er dan ook Chappe - telegrafen in een groot deel van Europa, Rusland en Egypte. Vanaf 1809 tot 1813 stonden er in Nederland Chappe-telegrafen. De route liep langs twintig plaatsjes van Antwerpen via Utrecht naar Amsterdam. In 1831 werd in Nederland voor de laatste keer een optische telegraaflijn gebouwd. cDe aanleiding hiervoor was de Belgische opstand. De Nederlandse regering vroeg aan Antoine Lipkens (die later de Technische Universiteit Delft heeft opgericht) een eenvoudig te bedienen seintoestel te ontwerpen. Binnen elf dagen was een lijn tot stand gebracht en konden binnen enkele minuten berichten worden doorgeseind. Na de vrede tussen Nederland en België in 1839 werden de seintoestellen opgeborgen en daarna werden ze nooit meer gebruikt. Het tijdperk van de optische telegraaf was dan ook voorbij. Hoofdstuk 2: Communicatie: brievenvervoer
De post werd eerst door een lopende bode gebracht. De boodschapper wordt al in 2300 v. Chr. in Egypte aangetroffen. Als lopende bodes gaan samenwerken en ieder een stuk vervoer op zich nemen dan is eigenlijk het begin gemaakt van een postdienst.
Vorsten hadden vooral tijdens oorlogen behoefte aan een goede koeriersdienst. De eerste koerier die in verhalen genoemd wordt is de Griek Philippides. In 490 v. Chr. vochten de Grieken tegen het Perzische leger. Philippides moest naar Sparta om hulp te halen. Geschiedschrijvers schrijven dat hij maar twee dagen deed over tweehonderdveertig kilometer. Direct na de overwinning schijnt dezelfde koerier (die blijkbaar hard kon rennen) naar Athene gestuurd te zijn om het goede nieuws te brengen. Zonder te rusten rende hij 42 kilometer en 192 meter en met zijn laatste adem kon hij het nieuws vertellen. Toen viel hij neer en stierf.
Paarden werden onmisbaar. De Romeinen bijvoorbeeld hadden meer dan 300.000 kilometer verkeersweg. Toen werd ook de wagen ontwikkeld, de voorloper van de postwagen.
Voordat er brievenbussen waren legden kapiteins van schepen hun brieven onder een speciale poststeen. In Zuid-Afrika, bij de Kaap zijn veel stenen gevonden met inscriptie er ingehakt. Daar stond dan bijvoorbeeld op: Hieronder liggen de brieven van kapitein Japik, met een datum. De kapitein van een in tegenoverstelde richting varend schip nam die brieven dan weer mee.
Door de uitvinding van de boekdrukkunst, de schrijfkunst en de handel gingen ook particulieren met elkaar schrijven. Eerst betaalde de ontvanger van de brief, later de verzender (met behulp van een postzegel, vanaf 1890 verplicht). Postzegels bestaan sinds 1852. Met postzegels kon je rond 1900 ook communiceren. Er waren boekjes die bijvoorbeeld \'postzegeltaal\' heetten. Door de postzegel op een bepaalde manier te plakken kon je berichten doorgeven aan je geliefde.
Posterijen zijn organisaties die brieven onder geheimhouding naar de meeste plaatsen op aarde vervoeren. De posterijen van alle landen werken samen. Er wordt gebruik gemaakt van allerlei soorten transportmiddelen te land, ter zee en in de lucht.
Hoe langzaam dat in de middeleeuwen ging weet men uit de dagboeken van ene Marin Sanudo, een van de bestuurders van Venetië. Hij hield van 1496 tot 1533 bij hoe lang brieven voor het stadsbestuur uit heel Europa onderweg waren. Volgens Sanudo duurde het gemiddeld drie weken voordat een bericht uit Londen Venetië bereikte. Van Lissabon naar Venetië, of van Istanbul naar Venetië duurde het nog eens twee keer zo lang. Moskou kon tussen zeven en acht weken worden bereikt.
Om de berichtenuitwisseling te laten verlopen, kwamen er pleisterplaatsen langs de belangrijkste wegen. Daar werden de paarden van de postkoetsen verwisseld. Maar
zelfs dan kon hooguit honderd kilometer per dag worden afgelegd.
Hoofdstuk 3:
Communicatie: electrische telegraaf
De uitvinding van het magnetisme bracht na 1600 veel uitvindingen en ontwikkelingen aan het rollen. De wet van aantrekking en afstoting van Coulomb kreeg veel aandacht. De condensator, Leidse fles en elektriseermachine verschenen, gevolgd door de zuil van Volta en de eerste stroombron, de batterij. Oersted legde de samenhang tussen electriciteit en magnetisme vast. Kortom, allemaal geleerden waren met uitvindingen bezig.
In 1844 vond Samuel F.B. Morse de elektrische telegraaf uit. Deze kon berichten in heel korte tijd over heel grote afstand brengen. Het waren berichten in code, die telegrafisten konden ontcijferen. Morse gebruikte punten en strepen, een seinalfabet dat later \'morsetekens\' werd genoemd. Dit bestond uit een vaste combinatie van korte en langere stroomstoten voor iedere letter, cijfer of symbool.
De seinsnelheid die door ervaren telegrafisten gehaald werd, was ongeveer twintig per minuut.
De telegrafist zette een tekst om in codes. Ook de plaats van bestemming werkt er bijgezet in codes. De codes kwamen overeen met bepaalde stroomstootjes. Met een
seinsleutel gaf de telegrafist stroomstootjes over de koperdraden die naar het andere telegraafkantoor liepen.
Op het kantoor van bestemming zette een andere telegrafist de binnengekomen codes weer om in gewone woorden. Een postbode bracht het bericht dan naar degene voor wie het bestemd was. In vergelijking met het sturen van post per koerier, was een bericht verzenden per telegraaf goedkoop, ging het snel en had het weer nauwelijks invloed op. Het nieuwe systeem werd dan ook snel een groot succes. In 1843 werd de eerste telegraaflijn geopend tussen Baltimore en Washington. In Europa werd het morsesysteem in 1847 ingevoerd. En in 1865 werd transatlantische, onderzeese telegraafkabel aangelegd. Voor dit enorme karwei werd de beroemde radarboot Great Eastern gebruikt als kabellegger. In die tijd was dat een van de grootste schepen ter wereld.
Twee andere uitvinders, Hughes en Baudot maakten in 1855 en 1874 apparatuur die leesbare telegrammen produceerden.
In de 19e eeuw ontwikkelden zich een heleboel opzienbarende dingen op grote schaal: spoorwegen, stoomvaart, handel en industrie. Ook de telegrafie werd al gauw een wereld-telegraafnet met tienduizenden telegraafkantoren. Hoofdstuk 4: Communicatie: de telefoon. In het midden van de 19e eeuw waren er meerdere mensen die bezig waren met electriciteit. Zij begrepen dat als geluidsgolven omgezet konden worden in een wisselende electrische stroom (zoals bij de telegraaf) ook woorden via een draad overgezonden konden worden. Velen hielden zich met dit probleem bezig en deden vrijwel gelijktijdig dezelfde ontdekking, die bekend staat als de uitvinding van Alexander Graham Bell.
Alexander Graham Bell werd op 3 maart 1847 in de Schotse stad Edinburgh geboren.
Zowel zijn vader als zijn grootvader waren deskundigen op het gebied van taal en spraak.
In de tijd van Alexander werden er pogingen gedaan om machines te bouwen die de menselijke stem konden nadoen. De oudst bekende spraakmachine werd in 1789
gebouwd door Von Kempelen.
Hoewel deze machine woordjes als \"papa\" kon zeggen, kreeg hij weinig aandacht. Von Kempelen had namelijk eerder een schaakmachine gemaakt toch werd hij ontmaskerd als bedrieger toen ze ontdekt hadden dat er een echte schaker inzat en zo werd ook gedacht dat er in de spraakmachine een klein mannetje zat.
In de 19eeeuw was een bekend ontwerp van een sprekende machine gemaakt door Sir Charles Wheatstone in Londen.
In 1863 bezochten Alexander en z\'n vader Wheatstone om de mechanisch werkende stem - imitator te bekijken. Na dit bezoek maakte Alexander samen met z\'n broer Melville een eigen spraakmachine van rubber, hout en karton.
In 1870 verhuisde de familie Bell naar de stad Brandford in Canada.
Alexander kreeg een baan aan de school doven in Boston. Daar gaf hij bijles aan kinderen met een spraakgebrek en ging hij dapper door met uitvindingen doen. Hij dacht dat het echt mogelijk moest zijn om stemgeluid via een draad over ter brengen. Bij die experimenten die hij deed gebruikte hij zelfs een echt oor een oor van een dode.
In 1875 schreef Alexander zijn ouders een brief over het idee van praten over een draad. Het aan anderen vertellen durfde hij nog niet, hij was bang dat hij belachelijk gemaakt zou worden. Een jaar later sprak hij met de directeur, Joseph Henry van het Smithsonian Instituut in Washington over dit idee. Henry raadde hem aan in stilte door te gaan met het uitwerken van het idee. Hoewel er succes bij al die experimentjes was verwacht deed de telefoon het nog niet.
En toen … in 1876 …, stootte Alexander per ongeluk een fles met accuzuur dat op zijn werktafel stond om. Het kwam op zijn kleren en de spraakleraar sprak de volgende woorden: \'Watson, come here, I want you\'. Maar zijn assistent was in een hele andere kamer en toch kwam hij onmiddellijk. Alexander zei dit namelijk via een vreemd knutselwerk van hoorntjes, bakjes gezuurd water en stukken draad.
Het bouwsel van Alexander Graham Bell bleek het begin-type zijn van de ontwikkeling van de \'klank-telegraaf\'.
Bell ging zijn uitvinding uitwerken en nog beter maken en op een eeuwfeest-tentoonstelling in 1876 demonstreerde hij zijn telefoon voor een groot publiek. De jury was heel enthousiast !
In 1877 deed hij een test: hij sprak tegen zijn assistent die 29 kilometer verder zat . Hij begint een bedrijf, de Bell Company. In 1900 had de Bell Telephone Company al een meer dan een miljoen abonnees en ook bijna 2000.000 kilometer telefoonkabels die al twee miljard gesprekken per jaar verwerkten ! Het zal het machtigste telecommunicatiebedrijf ter wereld worden.
Dat Bell de officiële uitvinder wordt heeft hij te danken aan zijn schoonvader Hubbert, die (zonder dat Bell het wist !) een octrooi op de vinding had aangevraagd. Alexander leefde op zijn schoonvader\'s kosten, die graag zag dat Bell\'s uitvindingen geld opbrachten.
Gelijktijdig komen er namelijk verschillende onderzoekers en uitvinders tot verschillende oplossingen voor net zo\'n apparaat: de Amerikanen Bourseul en Reis, de Ier Yeates en de Italianen Meucci en Manzetti. Elisha Gray uit Amerika diende slechts twee uur na Bell\'s aanvraag een octrooiaanvraag in! Arme Elisha Gray, had hij maar ook een zakenman in de familie gehad…!
Want de telefoon maakt een grote ontwikkeling door en werd een heel groot succes. Vanaf 1881 is er telefoon in Nederland. Tot en met de Tweede Wereldoorlog staan alle abonnees nog in een dikke telefoongids. In het jaar 2000 is een telefoongids van Nederland een gids van bijna 50 telefoonboeken.
Met de opkomst van de mobiele telefoon is de telefoon in het straatbeeld heel aanwezig. Het schijnt dat er nu … mensen met een mobiele telefoon op zak lopen. Terwijl bellen naar een mobiele telefoon toch 75 cent per minuut kost. Er wordt ook gebeld waar het niet helemaal gewenst is: in het theater, in restaurants, in de klas op school…
(We hebben het Museum voor Communicatie op de Zeestraat in Den Haag (vroeger PTT Museum) bezocht. Dat was heel nuttig en we boften dat er een vrijwilliger rondliep die ons best veel over het onderwerp heeft verteld. ) Literatuuropgave Info pakket telecommunicatie Ptt Museum / samenst. M. van Es. 1998.
Geschiedenis der electriciteit / E. T. Canby. 1964.
De wereld van telecommunicatie / C. Koppeschaar. 1993.
Toekomst in telecommunicatie / C. Titulaer. 1988.
100 jaar telefoon / J . Bruggeman. 1981.
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
heb je geen ander werkstuk over communicatie want de telefoon heb ik al en ik kan niks meer vinden.
dit is oer saai.
22 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
Volgende keer meer informatie over de telecombranche
22 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
thanx
20 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
Je hebt een geweldig opstel maar ik geloof dat je een stukje bent vergeten.
19 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
beste schrijver,
ik wil u graag vragen of meer informatie hebt van telecomunicatie systemen,het principe ervan.met schema`s (blokschema`s)en als u deze voor mij zoe willen sturen.
alvast bedankt.
11 jaar geleden
Antwoorden