Fort Elmina
De eerste bloei in de slavenhandel vindt plaats rond 1637, wanneer stadhouder Johan Maurits van Nassau een deel van de Braziliaanse kust van de Portugezen verovert en winst boekt aan de Goudkust in West-Afrika. In deze periode is Nederland de grootste slavenhandelaar. De slaven worden door Afrikanen in het buitenland gevangen genomen en te voet naar de forten afgevoerd, die zich aan de kust bevinden. De Hollanders brengen tezamen met de Zeeuwen in de periode van 1630 tot 1650 25.000 slaven naar Brazilië. Deze periode gaat dus de boeken in als een opbloei in de slavenhandel.
De overtocht
Was iemand eenmaal betrokken in het proces van de slavenhandel en door Afrikanen in zijn eigen land gevangen genomen, dan begon de overtocht. Als er eenmaal genoeg slaven zijn verzameld voor de lange zeereis kan men vertrekken. De slaven die aanwezig waren op 1 schip zijn afkomstig uit totaal verschillende dorpen, gebieden, streken en stammen. Iedereen slaaf kan 1 voor 1 of in kleine groepjes worden verkocht aan handelaren en eigenaren als men eenmaal de overtocht heeft overleefd. Dit was echter nog een hele opgave, omdat de omstandigheden op deze schepen erbarmelijk waren:
“Maar wij willen u toch waarschuwen. Waagt u niet, vanuit uw hoge standplaats, langs het puttingwant of zo u dat te gevaarlijk voorkomt, door het schuttersgat naar beneden. Zet geen voet op de touwladders die naar de kampanje voeren, hoe blank en schoongeschrobd zij er ook van hierboven uitziet. Hierboven ruikt gij de prikkelende lucht van teer en de zilte zeewind.
Daarbeneden stinkt het reeds een mijl lijwaarts naar het zweet en de uitwerpselen van duizend in het ruim gepakte slaven.
Hierboven hoort gij de kreet van de albatros, de zingende matrozen en het geruis der golven. Daaronder hoort gij het gejammer der slaven, de kreten van een vrouw in barensnood en de zweep, die neersuist op de ruggen der zwarten.’
Dit is een slaaf geciteerd in het boek ‘Wij slaven van Suriname’ van Anton de Kom. Het geeft je dus een beetje een idee hoe het er op de schepen er aan toe ging. De slaven werden opgepakt vervoerd en op zijn allerminst aardig behandeld. Aan de hygiëne werd weinig aandacht aan besteed en het is dan ook niet verwonderlijk dat vele slaven het transport niet overleefden. Een kwart van hen stierf al tijdens de overtocht. Ziekten als pokken, tyfus, schuurbuik, tering, verwonding of zelfs verstikking niet ongebruikelijk .
Stuwplan voor een schip dat maarliefst 700 slaven vervoerden.
De Aankomst
“Nadat het slavenschip te Suriname aangekomen was en de waar er door enige dagen tamelijk goede voeding weer redelijk uitzag, werden de arme negerslaven gewassen en vervolgens met vet en olie ingevet (…) Nu worden, kort voor de vendu, de belangstellenden binnengelaten. We worden vrijwel meteen overgedragen aan onze nieuwe eigenaren en krijgen nauwelijks de kans om uit te rusten.”
Een korte impressie van hoe een slaaf de aankomst mee maakte op het vaste land na zijn vaart. Slaven worden in hun slavenbestaan tenminste tweemaal verkocht: Als eerst door de Afrikaanse handelaren aan de Europese opkopers en verschepers. Dit gebeurt meestal in hun vaderland. Vervolgens, na hun reis naar Europa worden ze na aankomst meteen deel van een vaste routine. Wanneer voor de handel bestemde slaven, zijn ontscheept worden zij geselecteerd. De oude en zieke slaven, de zogenaamde manquerons, worden gescheiden van de gezonde, jonge en sterke slaven die voldoen aan de vastgestelde normen. Daarna ontvangen de slaven een tweede brandmerk. Bij verkoop of sterfte wordt steeds dit brandmerk vermeld. En dan is het afwachten door wie en wanneer je wordt opgekocht…
De slavenmarkt
Wanneer de slaven eenmaal het vaste land hadden bereikt en de barre scheepstocht hadden overleefd dan waren ze er nog lang niet. De eerste traumatiserende ervaring die ze te verwerken kregen was de slavenmarkt. Dit was een verzamelplaats waar alle slaven ten toon werden gesteld aan eventuele kopers. Hier werd men bekeken, gekeurd en tot slot misschien wel verkocht aan een slavenmeester. Wanneer er een teken, zoals het slaan op de trommel, gegeven werd, renden de kopers tegelijk de plaats op waar de slaven zaten opgesloten, en ze kozen de slaven die hen het meest bevielen. Op deze wijze werden familie en vrienden gescheiden en vele van hen hebben elkaar daarna nooit meer gezien. Je kunt je het dus voorstellen dat zulke markten geen gezellige bedoelingen waren aangezien de emoties hoog op konden lopen.
Er zijn verschillende soorten slavenmarkten. In het Oude Egypte waren alle slaven in het bezit van de rijke mensen en de Farao's. In het Oude Griekenland ook wel van de gewone burgers. In een Romeinse slavenmarkt hing er altijd een bordje om de nek van de slaaf. Daarop stonden allerlei gegevens over de slaaf. Hoe oud de slaaf was, en hun levensverhaal, en ook de prijs van die slaaf. Meestal werden de slavenmarkten op een plein gehouden. In Amerika werden de slaven soms helemaal uitgekleed om te kijken of ze gezond waren.
Slaven worden geïnspecteerd door kopers.
In de latere periode werden de slaven geveild en natuurlijk verkocht aan de hoogste bieder. In de Noord Afrikaanse slavenmarkten moesten de slaven allerlei oefeningen doen om te laten zien of zij gezond waren en goed konden werken. Als er slavenkinderen werden geboren behoorden zij toe aan de eigenaar van de ouders. Als de eigenaar de slaven wilde doorverkopen dan konden zij ook op de slavenmarkt terecht. Daar kreeg de eigenaar dan het geld dat zijn slaaf opbracht.
Situatie in Suriname
Op politiek gebied:
De bestuurlijke situatie in Suriname was erg onzeker en onduidelijk. Ook in Nederland werd de politieke macht van tijd tot tijd veranderd. De staat had niet dezelfde vorm die zij vandaag de dag hebben. Ze veranderen veel. In 1682 werd Suriname verkocht voor 260.000-, gulden aan de west Indische compagnie (wic).Dit deed Nederland omdat er veel ongeregeldheden waren in Suriname en ze wisten niet wat ze moesten doen met het land.
De West-Indische compagnie was een handelsorganisatie die werd opgericht op 3 juni 1621. Er waren nog twee personen die Suriname gekocht hadden en dat waren van sommelsdijck en van aerssen. De drie werden ook wel sociëteit genoemd maar ze bestuurden het land slecht. In Suriname was er ook de trias politica(scheiding der machten). Van 1686 tot 1875 zat het bestuur als volg in elkaar. De uitvoerende macht was de gouverneur. Die werd in Nederland gekozen. Hij bestuurde de bevolking(meeste van die waren slaven). De wetgevende macht lag in handen van de politie en criminele justitie. Ook deze werden gekozen door Nederland. In 1799 werd Suriname overgenomen door Engeland. De Engelsen hielden de Nederlandse bestuur aan.
Toen kwam Nederland in 1816 weer aan de macht en veranderde het bestuur. De veranderingen waren dat de koning de minister van koloniën benoemt en deze geeft instructies aan de gouverneur. De gouverneur geeft instructies aan de ambtenaren en die besturen het bevolking. Dit betekent dat de blanke bevolking de hof van criminele en civiele justitie niet meer mag kiezen. Dat ging nu via de koning.
Dit bestuur was er tot de afschaffing van de slavernij in 1863. Na de afschaffing van de slavernij kwam er een koloniaal bestuur in Suriname. Die werd door Nederland aangesteld. De gouverneur was de vertegenwoordiger van de kroon en had de politieke en militaire macht in handen. Naast de koloniale bestuur was er ook tijdens de slavernij een planten bestuur. Die bestond uit particuliere blanke Nederlandse planters die plantages hadden in Suriname. Zij hadden economische macht in Suriname. Deze twee besturen waren constant met elkaar in conflict. De conflicten gingen meestal over belasting en over wie de militaire kosten zou betalen in strijd tegen de marrons, die de plantages aanvielen en de slaven bevrijden. Dit was zo een beetje het bestuur in Suriname tijdens de slavernij.
Economisch gebied:
Economisch ging het heel slecht met Suriname. De WIC had in 1682 het land in zeer slechte staat gekocht. Ze hadden dringend financiële steun nodig. Dus werden er maatregelen getroffen. Van Sommelsdijck hief 2.5% belasting op alles waarin hij handelde. Daarmee wordt ook de geïmporteerde en geëxporteerde goederen bedoeld. Dit geld ging rechtstreek naar van Sommelsdijck. De blanke bevolking waar hiermee niet eens en zo ontstonden er conflicten tussen hun. Er kwam een eind hieraan toen van Sommelsdijck tragisch overleed. Hij werd vermoord. Dit had verschillende gevolgen.
In de geschiedenis boeken die ik heb gelezen ging het goed met Suriname. Na de dood van van Sommelsdijck werden de invoerrechten afgeschaft en iedereen kon weer vrijuit handelen. Het aantal plantages steeg en de productie steeg ook. Maar voor de slaven ging het slechter. Ze moesten harden werken en hun omstandigheden werden slechter. Er waren veel meer slaven. Dus als je dood gaat kon er zo weer een ander slaaf gekocht worden. Na de afschaffing van de slavernij werd Suriname een exploitatie kolonie. Dat wil zeggen dat er ruwe grondstoffen naar Nederland werd geïmporteerd. En in Nederland tot eindproduct worden verwerkt. Suriname is nu een ontwikkeling land en de economie is nog steeds slecht. Dit komt doordat Suriname ruwe grondstoffen ging exporteren naar Nederland. Hierdoor verdien je minder geld dan dat je ze verwerkt tot eindproduct in eigen land. Voorbeelden van ruwe producten zijn bauxiet , rijst, hout, suikerriet etc. deze grondstof prijzen zijn zo laag dat Suriname afhankelijk is van het rijke westen want zij stellen de prijzen.
Ook komt het toerisme maar niet opgang vanwege de te dure ticket prijzen van SLM/KLM. Dit kunnen ze doen omdat ze een duopolie positie hebben. Duopolie: maar 2 luchtvaartmaatschappijen dus is er niet echt sprake van concurrentie.
Sociaal gebied:
In Suriname leefden eerst de indianen. Tot 1499 toen kwamen de Europeanen. Die haalden vervolgens mensen uit Afrika om te werken op de plantages als slaaf. De Afrikaanse slaven werkten 250 jaar lang in Suriname. Ze hadden geen rechten alleen plichten en werden slechter behandeld dan dieren. In 1830 werd de slavenhandel afgeschaft. En in 1863 werd de slavernij definitief afgeschaft. Na de afschaffing werden deze voormalige slaven naar de hoofdstad gelokt om daar als dienstverleners te werken voor de blanken. Daarbij kregen ze een loon. Zo ontstond er een nieuwe soort armoede die nu nog steeds voortduurt. In 1853 haalde Nederlanders chinezen naar Suriname voor de landbouw. In 1873 kwamen was de eerste migratie uit India. Ze kwamen op het schip de lalla rookh. Dit waren moslims en hindoes. Vanaf 1890 kwamen ook de Javanen uit Indonesië. Ze kwamen allemaal naar Suriname als contractarbeiders. De migratie van de Javanen is stop gezet toen de 2e wereld oorlog uitbrak. Al deze bevolkings groepen werkten in de landbouw. De landbouwers konden in tegenstelling tot de loonafhankelijkheid een onafhankelijk bestaan opbouwen en werden economisch sterker omdat ze tijdens de crisis konden overleven. Ze overleefden door middel van hun landbouw producten. De creoolse(zwarte) bevolking waren de armste van de totale bevolking. Vandaag de dag zijn er ook Brazilianen in Suriname(9% van de bevolking). En er is een nieuwe aanvoer van chinezen(7%van de bevolking) vaak op de doorreis naar Amerika(VS), canada en Engeland. Hindoestanen(29% van de bevolking. Javanen(18% van de bevolking). Indianen(3% van de bevolking). Stadscreolen(23% van de bevolking). Boslandcreolen(11% van de bevolking). In Suriname vindt er nog steeds racisme plaats. Dit is door de blanke verdeel en hun macht in het politiek. De blanken hadden een andere sociale positie.
Je had mulatten, marrons, mestiezen, creolen. De Hindoestanen, Javanen en chinezen die later als contractarbeiders naar Suriname kwamen werden ook in hokjes gestopt. De afrikanen en de Indianen werden door de Nederlanders buiten de geldeconomie gehouden. De Aziaten hadden juist een voorsprong omdat in hun landen van herkomst ze al deden aan handel, industrie en nijverheid. En bij de landbouw en visserij gebruikt maakte van moderne gereedschappen. Te onrechte zijn de indianen en Afrikaanse Surinamers door deze achterstand algemeen gezien als lui.
Opstand tegen de slavernij
De slaven hebben zich altijd verzet tegen de onderdrukking van de blanke eigenaren. Het begon eerst op de slaven schepen. Daar wachten ze op hun kans om tegen de bemanning van de schepen te vechten. Aan beide kanten vielen en gewonden en doden. Maar de slaven hadden nooit gewonnen want de bemanning had wapens en de slaven niet. Ook op de plantages probeerden de slaven van alles voor hun vrijheid. Voorbeelden: vernielen van hun oogst, ziek melden om niet te gaan werken en hun eigen werk saboteren. Regelmatig probeert een slaaf zijn eigenaar te vermoorden d.m.v. vergif, neersteken. De Nederlanders in Nederland besteden ook geen aandacht aan de situatie van de slaven maar die vechten voor hun leven op de plantages. Maar in de tweede helft van de 19e eeuw kwamen er wel protesten/acties tegen de behandeling van de slaven want die werden ten onrechte behandeld dus niet goed behandeld door hun eigenaren. Het was onmenselijk hoe de slaven werden behandeld.
Verzet
Het waren de marrons in de 17e eeuw die de verzetten begonnen tegen de blanke eigenaren. Ook wel bosnegers genoemd die gevlucht zijn van de Surinaamse plantages. Telkens worden ze bevochten maar niet verslagen. In de 18 eeuw boden de blanke plantage eigenaren een voorstel voor vrede aan. De marrons stemde hiermee in. De blanken plantages eigenaren sloten vrede met de twee grote marrons volkeren. De Ndyuku’s en Saramaka’s. maar des ondanks braken er toch slavenopstanden uit want de slaven werden niet goed behandeld.
Ook braken er oorlogen uit tussen de marrons en de blanke eigenaren. De blanke eigenaren hadden Europese huurlingen legers. Boni en baron waren de leiders van de marrons. Zij stichtten het fort Bucu. Boni was het kind van een slaaf en een blanke planter. De planter Boni’s vader had zijn moeder verstoten want hij wou geen slaaf als vrouw. Boni’s moeder vluchtte naar de marrons. Baron was een slaaf van een zweed. Hij bracht baron naar Nederland. Daar leerde hij lezen en schrijven. Baron keerde terug naar Suriname en werd zijn vrijheid beloofd maar hij werd verkocht en besloot om te vluchten. Het fort Bucu stond midden in een moeras en was moeilijk te bereiken. Enige manier was via het water. Na jaren lang vechten tegen de marrons versloeg het leger van de Zwitserse kolonel Fourgoud de marrons onder leiding van Boni. Fourgoud was in dienst van het Nederlandse marine korps en hij had een leger van huurlingen , soldaten en ‘Redimoesoes’, slaven die meevochten in de strijd en na de strijd was hun vrijheid beloofd. Er vielen heel veel gewonden en doden en dat leidde ook niet tot vrede.
Vredesverdragen van het koloniale bestuur als gevolg van de opstanden/oorlogen:
1749: Voorlopige vrede met de Saramake.
1757: Tempatie-opstand in Commewijne.
1760: Vrede met de Aukaners.
1662: Vrede met de saramake.
1768: Vrede met de Matawai.
De straffen voor slaven die in opstand kwamen
-werden zwaar gestraft.
-werden verminkt. Een deel van hun lichaam werd weg gesneden.
-minder tot geen voedsel voor een tijdje.
-langer werkdagen op de plantages.
De gevolgen
Op 1 juli 1863 werden 32.900 slaven vrijgemaakt in Suriname. Dit was een gevolg van de afschaffing van de slavernij. Dus ze kregen hun vrijheid na al die jaren als slaaf gewerkt te hebben. Ze werkten vooral op plantages waar suiker, koffie, cacao en katoen werd geproduceerd voor de wereld markt.
Slaven worden contractarbeiders
De voormalige slaven in Suriname tussen de 15 en 60 jaar oud moesten van de Nederlandse regering nog 10 jaar onder staatstoezicht als contractarbeider op de plantages werken. Na 1873 verviel deze verplichting want dan waren de 10 jaren als contractarbeider verstreken. Velen van hun verlieten de plantages. De plantagehouders vervingen hun door contractarbeiders uit India, Indonesië en China.
Slaven waarvoor de eigenaren een tegemoetkoming kregen, 1863
Twaalf miljoen gulden compensatie voor de eigenaren
De Nederlandse regering betaalde bij de afschaffing een tegemoetkoming aan de eigenaren van alle slaven die konden werken. De tweede kamer stelde daarvoor een bedrag van 300 gulden per slaaf. In totaal bedroeg de tegemoetkoming bijna 12 miljoen gulden, ongeveer 10 procent van de rijksuitgaven in 1863.
Conclusie
De slavernij van Suriname heeft een tijd van meer dan 250 jaar gekend, dit zijn dus hele generaties die als slaaf op plantages in Suriname gewerkt hebben. De Nederlanders kwamen in 1667 in bezit van Suriname bij de vrede van Breda. De Nederlanders brachten Afrikaanse slaven naar Suriname omdat de Indiaanse bevolking niet bestand was tegen het harde werken op de plantages. De slaaf moest werken voor zijn blanke meester, en had geen rechten, de slaaf was eigendom van de meester en eigenlijk kon hij met de slaaf doen wat hij wou.
De reden waarom dit zolang heeft kunnen duren is omdat het erg winstgevend is, de plantagehouder investeert een keer een bedrag voor arbeidskracht voor een lange periode.
De Nederlanders hebben veel invloed gehad in de slavernij, omdat ze hier de macht hadden over het land, en over de toevoer van slaven vanuit Afrika. De laatste jaren is er ook veel aandacht gevraagd voor het slavernijverleden door de afstammelingen van de slaven. Het enigste wat de slaven gekregen hebben na 300 jaar, is een monument.
Het is te laat om de slaven in die tijd te steunen, maar de nakomelingen kunnen wel nog steeds gesteund worden door de bevolking en door de overheid. In de geschiedenis boeken kan er in plaats van een half kantje echt wel meer over de slavernij verteld worden, net zoals er over de tweede wereld oorlog gedaan word. Ook kan er gewoon verteld worden dat de Nederlanders degene waren die hier de macht hadden, en dat zij niet humaan met de slaven omgingen. Ook kan er respect getoond worden door de slaven te herdenken op 1 juli, de dag dat slavernij werd afgeschaft.
Literatuur
A. de Kom - Wij slaven van Suriname - 9e druk – Amsterdam – 1999
Hans Buddingh’ – Geschiedenis van Suriname – 2e druk – Utrecht – 1999
Reflectie
Toen wij aan ons profielwerkstuk begonnen, dachten we dat het wel mee zou vallen qua werk en tijd, maar dit viel erg tegen. Zonder dat je het door hebt gaan er vele uren voorbij en leer je erg veel.
We zijn begonnen door ons te oriënteren op onze deelvragen, en informatie te verzamelen op internet. Ook hebben we op internet literatuur opgezocht dat ons kon helpen bij dit onderwerp. Daarna hebben we de deelvragen verdeeld, zodat we apart konden werken aangezien we niet bij elkaar in de klas zitten en onze roosters niet op elkaar afstemde. We kwamen om de zoveel tijd naar elkaar toe op school of thuis om te bespreken wie wat gedaan had en dat met elkaar te vergelijken. Dit ging erg goed, en we hebben elkaar zo ook veel geleerd.
We vinden ons profielwerkstuk geslaagd, en we zijn tijdens het maken niet veel grote problemen tegengekomen. Wel hebben we tijdens het maken van het profielwerkstuk onze koers enkele malen moeten wijzigen, enerzijds door gebeurtenissen thuis, en anderzijds doordat het niet helemaal duidelijk was wie onze begeleider was.
We vinden ons profielwerkstuk geslaagd, en we zijn tijdens het maken niet veel grote problemen tegengekomen. Wel hebben we tijdens het maken van het profielwerkstuk onze koers enkele malen moeten wijzigen, enerzijds door gebeurtenissen thuis, en anderzijds doordat het niet helemaal duidelijk was wie onze begeleider was.
Toch kunnen we naderhand terugkijken op een periode waar onze historische vaardigheden sterk zijn verbeterd, en we veel geleerd hebben over dit onderwerp.
REACTIES
1 seconde geleden