Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Lumumba en koloniaal Congo: 1875-1965

Beoordeling 8
Foto van Simon
  • Werkstuk door Simon
  • 3e klas wo | 9060 woorden
  • 23 januari 2006
  • 89 keer beoordeeld
Cijfer 8
89 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Patrice Lumumba

de man die het had kunnen zijn
een geschiedenis van Congo: 1875-1965

Literatuurlijst / Individueel onderzoeksverslag Geschiedenis Internationale Betrekkingen, Universiteit Utrecht
Inleverdatum: 23 januari 2006
Aantal woorden: 8600

Inleiding

“The Soviet-American clash in the Congo was one of the most exciting stories of the 1960-1963 period. It had all the ingredients of a first-rate adventure novel - exotic location, dramatic plot, colourful and influential characters caught at a significant moment in their lives - set against a backdrop of crumbling empire, great-power rivalry, and a sudden surge of nationalism across an entire continent.”

Nu een half jaar geleden verleidde vriend en Afrikafiel Michiel van der Meer mij tot het kopen van een boek van Belgisch historicus Ludo de Witte. Het is niet vaak dat ik een wetenschappelijk boek koop uit pure gulzigheid er meer over te willen weten. Ik wist weinig van Afrika, nog minder van Congo en niets van Patrice Lumumba. Maar het idee dat ook in Afrika de grotere machtspolitieke processen van die tijd zulke directe invloed uitoefenden op de geschiedenis van een jonge staat boeide me tomeloos.
De Koude Oorlog leidde nooit tot een directe confrontatie tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, en daarom wordt er nogal eens genoegzaam gesproken over een periode van relatieve vrede. Ware optimisten stellen zelfs dat de nucleaire wapenwedloop het perfecte middel was tegen het uitbreken van een grote oorlog. Bernard Brodie bijvoorbeeld, schreef vlak na de Tweede Wereldoorlog een visionair boek genaamd The Absolute Weapon, met als kerngedachte dat oorlog met de intrede van het nucleaire wapen dermate destructief zou zijn dat het nooit meer een buitenlandspolitiek doel zou kunnen dienen. Oorlogsstrategen hadden volgens hem tot dan toe als belangrijkste doel een oorlog te winnen, nu zou het belangrijkste doel worden een oorlog te voorkomen.
Hoe mooi en aantrekkelijk de gedachte ook is, hij blijkt onwaar. Het principe van nucleaire afschrikking blijkt niet het paradoxale en ultieme antwoord op oorlogsdreiging: de redenering blijkt niet universeel toepasbaar en niet berekend op een wereld waarin steeds meer staten over massavernietigingswapens beschikken. Dat er ten tijde van de Koude Oorlog geen nucleaire oorlog is gevoerd, betekent niet dat het er niet van had kunnen komen. En dat de Koude Oorlog koud wordt genoemd, betekent niet dat er geen oorlog werd gevoerd. In de Westerse wereld, de Verenigde Staten en West Europa, was de situatie vredig, maar op andere continenten was dit bepaald niet het geval. Zie bijvoorbeeld de Indochinese oorlogen in Zuidoost Azie, de onrusten in Zuid Amerika of Afrika. Sterker, júist die Koude Oorlog leidde ertoe dat veel `lokale' vuurtjes opgestookt werden tot grote oorlogen. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie waren in een hevige strijd verwikkeld om hun invloedssferen uit te breiden. Hierbij haalde de ene lokale politiek-militaire partij steun bij de communisten, en de andere groepering vond steun bij de kapitalisten. Beiden werden geld, wapens en economische voordelen toegespeeld, onder de voorwaarde dat zij zich openlijk zouden aansluiten bij een van die twee supermachten. Sommige oud-kolonies wisten de Sovjet-Unie en Amerika goed tegen elkaar uit te spelen, zoals het Egypte van Nasser bijvoorbeeld, maar het aantal staten dat van dit machtspolitieke spel de dupe werd, lijkt groter. In dit essay wordt onderzoek gedaan naar het vraagstuk in hoeverre de oud-kolonie en jonge staat Congo beïnvloed is door deze machtspolitiek ten tijde van de Koude Oorlog.
Alvorens in te gaan op de specifieke gebeurtenissen in het Congo van de jaren 1960, wordt eerst een blik geworpen op de koloniale geschiedenis van dit land. Afrika werd van 1880 tot 1914 door West Europese landen onderling verdeeld, een fascinerend fenomeen op zich. De manier waarop de Belgische koning Leopold II echter in Congo te werk ging, is werkelijk ongelooflijk. Deze voorgeschiedenis van Congo dus eerst, niet alleen omdat het een onwerkelijk stukje geschiedenis is, maar vooral om te onderzoeken hoe deze voorgeschiedenis de gebeurtenissen in Congo rond 1960 heeft beïnvloed. Na de periode 1875-1945, zal in het tweede deel ingegaan worden op de dekolonisatie van Congo en de opkomst van Patrice Lumumba. Hierbij wordt veelvuldig ingegaan op de belangen van de VS, VN, Belgie en de Sovjet-Unie.
De algemene gedachte is dat Lumumba de aangewezen persoon was om Congo tot een vrije, onafhankelijke en vredige staat om te vormen, en dat het feit dat hij werd vermoord, de geschiedenis van Congo op bijzonder negatieve wijze heeft beïnvloed. Een onderzoek naar wat er was gebeurd als Lumumba was blijven leven, is onmogelijk. Desalniettemin is het erg interessant om dit essay af te sluiten met een korte blik op de geschiedenis van Congo na Lumumba. Wat is er van Congo terecht gekomen tot het einde van de Koude Oorlog, en daarna?
Voor dit onderzoek is enkel gebruik gemaakt van secundaire literatuur. Met name Adam Hochschild's `De Geest van Koning Leopold II' en Ludo de Witte's `The Assassination of Lumumba' waren niet alleen belangrijk voor mijn onderzoek, maar ook een genot om te lezen. Behalve verschillende boeken van de hand van historici, had ik de beschikking over twee persoonlijke verslagen van de gebeurtenissen rond 1960. Namelijk het verslag van de politiek adviseur van president Kasavubu, Jef van Bilsen, en van een van de belangrijkste ministers in Lumumba's kabinet: Thomas Kanza. Om een optimaal gevoel voor de stof te krijgen las ik tijdens het onderzoek Barbara Kingsolver's historische roman The Poisonwood Bible, en Joseph Conrad's klassieker Heart of Darkness. Daar waar mogelijk worden de Congolese ontwikkelingen in een breder Afrikaanscontinentaal perspectief gesteld.
DEEL 1 DE KOLONIALE GESCHIEDENIS VAN CONGO
H11876 - 1885 De ontstaansgeschiedenis van de Congo Vrijstaat

De ontstaansgeschiedenis van de Congo Vrijstaat is onherroepelijk verbonden met een persoon: de Belgische koning Leopold II. Leopold II kwam in 1865 aan de macht en was een ambitieus man, die het maar niks vond te moeten regeren over een klein land als Belgie: `Petit pays, petit gens', zei hij eens over zijn rijk. Leopold II had altijd al een aardrijkskundige interesse gehad en reisde als jonge prins de hele wereld over.

Het Britse imperium en J.W.B. Money's boek Java; or how to manage a colonyover Nederlands-Indie wekten zijn bovenmatige interesse.De prins kwam al snel tot de conclusie dat de manier om als staatsman veel geld te verdienen en bovendien alsnog heerser te worden over een groot rijk, de verwerving van een koloniaal rijk was.
Leopold II ging gestaag verder met de zoektocht, terwijl het Belgische volk helemaal niet op een kolonie zat te wachten. De ontdekkingsreizen van mensen als Henrey Morton Stanley, David Livingstone en Verney Lovett Cameron door de jungle van midden-Afrika zetten de Belgische koning aan het denken. Hij legde contacten met de belangrijkste personen en instanties op het gebied van verkenningsreizen en concludeerde dat het belangrijk was zijn werkelijke ambities op de achtergrond te houden. Hij zou gewag maken van zijn zogenaamde hoogwaardige humanitaire doelstellingen, zoals de strijd tegen `Arabische' slavenhandel, morele verheffing en het bevorderen van de wetenschap om zijn koloniale plannen te verwezenlijken. De ernst en onmenselijkheid waarmee de Arabische slavenhandel werd gedreven, werd rijkelijk overdreven. Leopold werkte als een fantastisch pr-man aan zijn imago als filantroop en legde belangrijke contacten onder andere door het organiseren van een Aardrijkskundige Conferentie in 1876 waarop alle belangrijke instanties en personen op het gebied van verkenningsreizen bijeen kwamen. Hij richtte de Internationale Afrikaanse Vereniging op die als dekmantel diende.
In 1878 wist Leopold de wereldberoemde ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley te strikken. Het was niet de Belgische regering die Stanley betaalde, maar koning Leopold of een van zijn mistige organisaties: de Internationale Afrikaanse Vereniging, het Comite voor de Bestudering van de Boven-Congo of de Internationale Vereniging van de Congo. De eerste en laatste kregen bewust een gelijksoortige naam en dezelfde vlag (een gouden ster op een blauwe achtergrond), om de verwarring bij het publiek te vergroten en overal te kunnen dwepen met het filantropische imago van de IAV. Vijf jaar werkte Stanley voor Leopold, na twee jaar had hij Leopoldville, het huidige Kinshasa, gesticht en hij liet honderden stamhoofden voor bijvoorbeeld een stapel mooie kleren en een paar flessen drank een verdrag tekenen waarin gesteld werd dat al het land, de mankracht en een handelsmonopolie nu van de heren waren die Stanley vertegenwoordigde. Dat menig stamhoofd geen idee had waar hij voor tekende, mag duidelijk zijn. Het belang van deze `verdragen' zat `m ook in wat ze betekenden in de Internationale Gemeenschap: dit gebied was nu wettelijk gezien van hun, en geen andere mogendheid kon daar nog tussen komen. Om enig inzicht te geven in de grootte van het gebied waar Leopold nu beslag op liet leggen: het komt min of meer overeen met het gebied in de driehoek tussen Zurich, Moskou en Midden-Turkije. Congo was meer dan tachtig keer zo groot als Belgie. Juni 1884 zat Stanley's werk er defnitief op, de volgende stap: internationale erkenning.
Het diplomatieke spel, inclusief alle details, waarmee Leopold internationale erkenning voor de Congo wist te verkrijgen is een ongelooflijk, listig verhaal vol bedrog en onduidelijke beloftes. Er is hier geen ruimte om op de details in te gaan. Met behulp van Henry Shelton Sanford, die goede contacten had met president Chester A. Arthur, wist Leopold de VS over de lijn te trekken. Arthur, bepaald niet een van de betere presidenten in de geschiedenis van de VS, werd overtuigd door de belofte dat de Amerikanen handelsvoordelen zouden krijgen in Congo. Verschillende racistische Congresleden kregen toegezegd dat Congo zou mogen dienen als plek om de Amerikaanse negers `een nieuwe toekomst' te brengen. 22 april 1884 werd de Congo, onder beheer van de Internationale Vereniging van de Congo, erkend door de Amerikanen. Er was niet eens duidelijk afgesproken waar de landgrenzen liepen. De Fransen en Duitsers werden door Leopold even diplomatiek ingepakt, na de Conferentie van Berlijn die februari 1885 afliep was Leopold een gelukkig man. 29 mei 1885 werd officieel de Congo Vrijstaat opgericht, persoonlijk eigendom van koning Leopold II van Belgie.
H21885- 1908 Persoonlijk eigendom van koning Leopold II

De periode van 1885 tot 1908 wordt gekenmerkt door twee processen. Enerzijds de grootschalige exploitatie van Congo door Leopold en de zijnen, anderzijds de strijd van met name journalist E.D. Morel om de humanitaire ramp die daar plaatsvond aan het licht te brengen.

2.1 Exploitatie van de Congo Vrijstaat

Na het verkennen van het land, het opzetten van militaire posten en een hoofdstad, kon de plundering beginnen. Doorslaggevend was de vondst van enorme hoeveelheden rubberbomen en de vraag naar rubber in het Westen vanaf 1890 voor onder andere auto- en fietsbanden. Dit zou, naast de ivoor, een enorme bron van inkomsten voor Leopold blijken. De blanken die het ivoor en de rubber verschaften, kregen betaald naarmate de grootte van hun leveringen toenam en de prijs die ze voor de grondstoffen betaalden lager was. Dit was een sterke stimulans voor alle handelaren om de Congolezen zo min mogelijk te betalen. De lokale bevolking kreeg vaak helemaal niet betaald, maar werd gedwongen te werken voor de Belgische kolonisten. Alle inkomsten gingen naar Belgie, het overgrote deel naar koning Leopold II.

Voor de winning van wild rubber was de cruciale factor arbeid: werkers moesten tot diep in de jungle doordringen en daar de ranken aftappen. Hoe de arbeiders te dwingen? De methode was even efficient als inhumaan: dorpen werden geplunderd, vrouwen ontvoerd. De mannen konden hun vrouwen terugkrijgen zodra ze voldoende rubber hadden afgeleverd. Officieel was dit geen beleid, officieus wel. Er was zelfs een handboek voor alle overheidsnederzettingen, met instructies hoe het beste te werk te gaan. In het Manuel du voyageur et du resident au Congo werd op gortdroge wijze ondermeer uit de doeken gedaan hoe gehoorzaamheid af te dwingen. Zo werd het ook beleid om van iedere dode de rechterhand af te hakken, om te bewijzen aan de hoge officieren dat de kogels niet verloren waren gegaan. Vaak, als kogels verantwoord moesten worden en er geen lijken waren, werden handen van levenden afgehakt. Hiertegen werd overigens wel gemuit, maar nooit op zo'n grote schaal dat het militaristisch bestuur uit evenwicht werd gebracht.
2.2 Humanitaire ramp in de publiciteit

Terwijl de miljarden in Belgie binnenstroomden, vond naar schatting vijftig procent van de Congolese bevolking de dood. Dat zijn tien miljoen mensen. Dit zijn doden niet alleen door moord, maar ook door de gevolgen van de plundering, zoals uithongering en ziekte. Een economisch probleem voor het Belgische bestuur was niet alleen dat de grondstoffen door slecht beheer dreigden op te raken, maar ook dat de bevolking en dus de essentiele factor arbeid `opraakte'.

Het duurde lang voordat hiervan het een en ander aan het licht kwam: mede omdat Leopold zo'n fantastisch pr-man was. In Congo werden zieltjes voor het christendom gewonnen, werden de Arabische slavendrijvers verjaagd, werd beschaving gebracht: zo was het beeld. De sporadisch opduikende negatieve berichten werden afgedaan als geruchten of zwartmakerij. De eerste serieuze aanklacht kwam van George William Washington, een zwarte predikant die Congo bezocht in de hoop daar een nieuw thuis voor hem en zijn broeders uit de Verenigde Staten te vinden. Hij schreef een open brief aan koning Leopold en de president van de Verenigde Staten vol met beschuldigingen over de misstanden in de Afrikaanse kolonie. Maar voordat hij de strijd goed en wel kon beginnen, overleed hij aan tuberculose in 1891.
Edmund Dene Morel (1873-1924) ontwikkelde zich tot de centrale figuur in de strijd tegen Leopolds rampzalige beleid in Congo. Hij werkte voor het Engelse bedrijf Elder Dempster dat het scheepsvervoer tussen Congo en Belgie verzorgde en wilde zijn ogen niet sluiten voor de feiten waarmee hij geconfronteerd werd. De boten die in Belgie aankwamen met ivoor en rubber werden op de terugweg niet gevuld met handelsgoederen, maar met wapentuig. Bovendien merkte hij op dat grote winsten werden afgeroomd en niet in de boeken verschenen. Toen hij de zaken op een rijtje zette, kwam hij tot een belangrijke conclusie: Leopolds Congo draaide op slavernij.
Morel gaf zijn baan op in 1901 en begon een jarenlange strijd om de humanitaire ramp die zich in Congo onttrok, aan het voetlicht te brengen. Hiertoe zette hij zijn eigen weekblad op, de West African Mail, en begon hij een grote lobbycampagne bij in eerste instantie het Britse Lagerhuis. Alhoewel zwaar tegengewerkt door de pionnen van Leopold, richtte Morel samen met de Britse consul in Congo Roger Casement de Congo Reform Association op. Deze organisatie bracht een volksbeweging in gang: door heel Engeland werden tientallen massabijeenkomsten georganiseerd. In 1905 sloot de Amerikaanse regering zich bij de Engelse aan in hun pleitbezorging voor onderzoek naar de misstanden. Enkele grootschalige onderzoeken brachten het grote onrecht aan het licht, en Leopold voelde zich gedwongen de kolonie over te dragen aan de Belgische regering. Zijn eigen regering betaalde in 1908, inclusief overgenomen schulden, bijna 100 miljoen hedendaagse euro's aan Leopold om de verantwoordelijkheid op zich te nemen.
H3 1908 - 1945 Congo als Belgische kolonie

Hoewel in 1909 koning Leopold II stierf, en de democratische regering van Belgie verantwoordelijk werd over Congo, betekende dit bij lange na niet dat de uitbuiting was afgelopen. De Belgische overheid zag ook nu nog vooral het economische belang van de kolonie, wel heerste er een gevoel dat er een humanitaire tegenprestatie geleverd moest worden. Deze tegenprestatie betrof `de bevoogding': wat zoveel inhield als het brengen van christelijk onderwijs en Westerse beschaving naar de `achtergestelde negers' in Afrika.

Ook al was de paternalistische gedachte die ten grondslag lag aan de bevoogding nobel van aard, geheel vlekkeloos liep het opvoedingsproces niet. Ten eerste was er het vraagstuk waartoe de bevolking opgeleid diende te worden. Onderwijs en kennis zouden leiden tot een kritische bevolking die mogelijkerwijs te zeer aan het Belgische gezag zou twijfelen, en daarom leidden de veelal katholieke onderwijsinstellingen vooral op tot nederigheid en gehoorzaamheid. Daarbij sloeg de bevoogding niet goed aan omdat de uitgangspunten ervan gebaseerd waren op de Westerse cultuur en geen rekening hielden met de eeuwenoude Congolese beschaving. Net zo hard als dat er gepoogd werd de Westerse beschaving bij te brengen, werd er gewerkt aan de afbreuk van de Congolese cultuur en gewoonten. Deze cultuurstrijd maakte het bevoogdingoffensief weinig effectief, mede ook omdat men vooral investeerde in de breedte en niet in de diepte: van hoger onderwijs was vrijwel geen sprake. Op wat voor schaal werd de bevoogding gebracht? Tussen 1910 en 1924 groeide het aantal paters, broeders en zusters van 430 naar 985. In 1940 zou dit aantal zijn opgelopen tot 5000. Om een idee te krijgen van het aantal leerlingen dat in Congo naar school ging in verband met de bevoogding: in 1929 zouden dit er circa 353.500 moeten zijn geweest, maar deze cijfers dienden een propagandistisch doel en zijn daarom waarschijnlijk overdreven.
De katholieke missionering ging als legitimatie voor de Belgische bezetting aanvankelijk hand in hand met de economische en staatkundige belangen van Belgie. Pas in de loop van de jaren dertig gingen er voor het eerst geluiden op uit de katholieke wereld om minder cultuurimperialistisch te werk te gaan, mede ook omdat veel missionarissen geconfronteerd werd met de sociaal-culturele gevolgen van de industriele uitbuiting van Congo die hun werk voor een deel teniet deed.
Deze ontwikkeling en de bewustzijnsverruiming onder veel Congolezen tijdens de Tweede Wereldoorlog leidden tot de eerste barsten in de koloniale educatieve actie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zetelde het Belgische kabinet in Londen en werden de Congolese grondstoffen ter beschikking van de geallieerden gesteld. Voor het verwerven van de rubber, koper, tin, kobalt, kopal en katoen werd veelvuldig van dwangarbeid gebruik gemaakt.
DEEL 2 DEKOLONISATIE, OPKOMST EN ONDERGANG LUMUMBA

Direct na de Tweede Wereldoorlog vond er een ware dekolonisatiegolf plaats in Azie en het zou niet lang duren of in Noord-Afrika zou hetzelfde gebeuren. Koloniale staten als Engeland, Frankrijk en Nederland waren verzwakt door de oorlog, en in de kolonien hadden zich sterke onafhankelijkheidsgroeperingen georganiseerd. Daarbij komt dat de Verenigde Naties en de Verenigde Staten antikolonialistisch waren ingesteld. Afrika bezuiden de Sahara was het laatste gebied waar de dekolonisatiegolf zou toeslaan. Nadat Goudkust zelfstandig werd in 1957 en omgedoopt werd tot Ghana, ging het snel. In de volgende vijf jaren tot en met 1962 ontstonden er 23 nieuwe staten in dit gebied. Een hiervan was Congo.

Bij het volgende ligt het zwaartepunt op de gebeurtenissen rond 1960, het jaar waarin Congo onafhankelijkheid verwierf en de eerste verkiezingen uitriep. In januari 1961 werd de eerste democratisch gekozen premier van Congo, Patrice Lumumba, vermoord. Maar voordat daar op in wordt gegaan, eerst het verhaal van de dekolonisatie van Congo, ofwel de geschiedenis van de ondergang van de Belgische kolonie tussen 1945 en 1960.
H1 1945 - 1960Dekolonisatie van Congo

Ook in de naoorlogse periode berustte in Congo de macht op de drie-eenheid van de koloniale administratie, de grote zakenwereld en de katholieke missies. Zij steunden elkaar en hielden de touwtjes in handen, terwijl geen ruimte was voor debat, oppositie, vrije pers of informatie. De Belg Jef van Bilsen, die het einde van de Belgische kolonie van dichtbij meemaakte als politiek adviseur van de eerste president van Congo Joseph Kasavubu, over de gang van zaken toen hij vlak na de oorlog als Belgacorrespondent in Congo aan de slag ging: “Toen een ervaren missionaris op doorreis mij vertelde dat er hongersnood heerste in de streek waar hij vandaan kwam en ik daarover een kort Belgabericht schreef, werd ik ontboden op het gouvernement-generaal. De ambtenaar die mij te woord stond vond het niet passend dergelijke `alarmerende informatie de wereld in te zenden, terwijl de hele wereld argwanend toekeek op het beleid van de koloniale mogendheden.' (…) In de koloniale maatschappij was de zwijgplicht verstrekkend: niet alleen de ambtenaren en overheidspersonen waren eraan onderworpen, maar ook de missionarissen, van wie de materiele belangen met de macht van de overheid verweven waren, de agenten van de grote ondernemingen en al wie rechtstreeks of onrechtstreeks van de goede wil van deze `feodaliteiten' afhing.”

Het feit dat de situatie in Congo voor de oorspronkelijke bevolking allesbehalve zaligmakend was lag vanzelfsprekend aan de grondslag van de vraag om soevereiniteit. Er gingen ook een hoop frustraties uit het dagelijks leven vooraf aan de ontwikkeling van de nationalistische stroming in Congo. Op treinen en boten konden Afrikanen niet eerste klasse reizen, winkels voor Europeanen waren ontoegankelijk, het onderwijs en sportgroepen waren gescheiden en Afrikanen konden makkelijker voor de rechter worden gedaagd dan blanken. Maar het idee van onafhankelijkheid was allesbehalve origineel: zoals gezegd vond er in deze periode een ware dekolonisatiegolf plaats en kreeg het concept van zelfbestuur voor koloniale staten over de hele wereld voeten aan de grond. Zo ook in Congo waar hoofdredacteur Joseph Ileo juli 1956 in zijn maandblad Conscience Africaine een manifest publiceerde waarin hij emancipatie van de Congolezen eiste en onafhankelijkheid binnen 30 jaar. Het manifest was geïnspireerd geraakt door het eerder verschenen dertigjarenplan van Jef van Bilsen. Van Bilsen sprak van dit vrij willekeurige aantal jaren, omdat het niet direct bedreigend was voor de huidige generatie kolonisten in Congo, maar wel op een dergelijke termijn dat het de Congolezen tevreden zou moeten stellen. In 1958 werd door Ileo, Cyrille Adoula, Patrice Lumumba en Albert Kalondji de partij Mouvement National Congolais (MNC) opgericht.
Zoals vaker met soortgelijke ontwikkelingen kwam het onafhankelijkheidsproces in een stroomversnelling, paradoxaal genoeg juist door de weinig adequate of coöperatieve houding van de Belgische overheid. Hierdoor bleef de situatie langer onveranderd dan wenselijk en nam de onvrede onder de Congolezen alleen maar toe. Bovendien waren er personen en organisaties die de termijn van dertig jaar veel te lang vonden, zoals bijvoorbeeld de voorzitter van de ABAKO, Joseph Kasavubu.
1958 was niet alleen om de oprichting van de MNC een belangrijk jaar. In Brazzaville, de hoofdstad van het Franse Congo-Brazzaville die aan de andere kant van de rivier ligt van Leopoldville, bood Charles de Gaulle de Frans-Congolezen de keuze tussen complete onafhankelijkheid en het lidmaatschap van een Franse Unie. Dit illustreerde de nationalisten in Belgisch Congo nogmaals hoezeer hun situatie achterliep bij die van hun buren. Naar aanleiding hiervan stuurde de MNC in augustus een brief naar de Belgische minister van kolonien, waarin om hervormingen gevraagd werd die moesten leiden tot onafhankelijkheid. De Frans-Algerijnse oorlog die extra lang duurde door het hoge aantal Franse kolonisten in Algerije, bevond zich op een hoogtepunt en in Brussel vond de Wereldtentoonstelling plaats die bezocht werd door twee- a vierhonderd Congolezen. Dat was zo ongeveer de hele zwarte, Congolese elite. Onbedoeld leidde deze tentoonstelling tot een soort grote ongeorganiseerde bijeenkomst van alle nationalisten uit Congo. Bovendien raakten ze aan de praat met, voornamelijk linkse, denkers die hun onafhankelijkheid steunden, en het was een ware eye-opener te merken dat de Belgische politiek niet een groot front vormde. 28 december 1958 hield toekomstig premier Patrice Lumumba een belangrijke speech waarin hij onafhankelijkheid in de nabije toekomst eiste, en ging zo dus nog een stapje verder dan het oorspronkelijke streven van de MNC.
Op 4 januari 1959 sloeg voor het eerst werkelijk de vlam in de pan. De geplande bijeenkomst door de ABAKO in Leopoldville werd uitgesteld, maar de grote menigte, die niet goed begreep waarom de bijeenkomst niet doorging, veranderde in een rel en richtte hun woede op alles wat symbool stond voor de blanke onderdrukking. Het Belgische leger moest eraan te pas komen om de chaos te onderdrukken, en hierbij kwamen verschillende Congolezen om het leven. Toen de vooraf aangekondigde regeringsverklaring van 13 januari 1959 over de radio werd voorgelezen, barstten er nochtans grotere rellen los. Voor Jef van Bilsen, die de verklaring vooraf in had kunnen zien, kwamen deze niet als een verrassing: “het ontbreken van een plechtige en duidelijke belofte van onafhankelijkheid en van een einddatum van de kolonisatie [waren] onaanvaardbare tekortkomingen.” Opnieuw moest het leger in actie komen in Leopoldville, en nu werden alle zwarte wijken omsingeld en de kopstukken van de nationalistische stromingen opgepakt.
Nadat minister Van Hemelrijck, die toen nog geen jaar minister van kolonien was, in september 1959 vervangen werd door De Schryver, vond er een toenadering plaats tussen de nationalisten en de Belgische regering. Januari 1960 vond in Brussel een rondetafelconferentie plaats, met alle belanghebbenden.
H21960 - 1965Crisis in de Congo

De belangrijkste afspraak gemaakt op deze rondetafelconferentie was dat nog dat jaar, in mei, verkiezingen en, in juni, de soevereiniteitsoverdracht zouden plaats vinden. Dit was vrij plotsklaps, enkele jaren eerder werd er nog gesproken over een termijn van dertig jaar. Bovendien was Congo nog niet klaar voor complete onafhankelijkheid. Waar de Fransen, Nederlanders en Engelsen werk hadden gemaakt van het opleiden van hun koloniale bevolking, had men in Belgie nooit veel energie gestopt in hoger onderwijs; het land voorbereiden op naderende onafhankelijkheid kwam niet in de plannen voor; politieke partijen of vakbonden waren nog nauwelijks georganiseerd. Er waren drie jonge politieke partijen van belang. Ten eerste was er de ABAKO van Joseph Kasavubu, die vooral steun kon vinden bij de stammen die Leopoldville en omstreken bevolkten. De tweede politieke partij die een belangrijke rol zou gaan spelen in Congo's geschiedenis was de Conakat van Moïse Thsombe. Conakat kwam voort uit de meest welvarende provincie van Congo: Katanga. Ten derde was er de MNC, thuisbasis Stanleyville en geleid door Patrice Lumumba. Het leek erop alsof deze `let it all go-policy' van de Belgische kolonisatoren bewust gekozen werd om zo de Congolese nationalisten wel de verantwoordelijkheid te geven, maar niet de tijd om structuren op te bouwen die nodig waren om een antikoloniaal beleid succesvol uit te voeren.

Kasavubu werd gezien als de man achter de eis om onmiddellijke nationalisatie, Thsombe stelde zich van begin af aan op als anticommunistisch en zou op den duur pleiten voor een afscheiding van zijn rijke provincie Katanga van de rest van Congo en Lumumba was de getalenteerde nieuwkomer aan het politieke front. In eerste instantie zagen de Belgische industrielen in hem een gematigde tegenhanger van de wat al te radicale Kasavubu en steunden ze hem van harte. Lumumba bleek een groot orator en bruggenbouwer, door het hele land wist hij stammen aan zijn partij te binden. Maar het beeld dat de Belgen van hem hadden veranderde drastisch: hij zou anti-Europese haat verspreiden, dictatoriale trekjes hebben en gesteund worden door de Belgische communistische partij. Lumumba bleek juist een stuk radicaler dan Kasavubu.
2.1 Verkiezingen, crisis en moord

Het was uiteindelijk deze Patrice Lumumba die het verrassend goed deed tijdens de verkiezingen van mei: 35 van de 137 parlementszetels werden door zijn partij veroverd, en zijn MNC was de enige partij die zetels won in vijf van de zes provincies. Lumumba vormde als premier een breed coalitiekabinet met van de ruim dertig ministers zeven van zijn eigen partij. Kasavubu, als gematigde, wijze en volwassen politicus, werd de president van Congo, niet veel meer dan een titulaire functie.

30 juni 1960 vond de soevereiniteitsoverdracht plaats. Alle belangrijke politici waren aanwezig, tot aan koning Boudewijn toe. In het draaiboek stonden twee speeches gepland. Eerst betoogde Boudewijn hoeveel goeds Belgie voor Congo had betekend sinds Leopold II zich het gebied toeeigende en vervolgens pleitte hij voor een innige Belgisch-Congolese relatie in de toekomst: “Don't be afraid to come to us. We will remain by your side, give you advice, train with you the technical experts and administrators you will need.” De tweede speech kwam van Joseph Kasavubu en hield een even nietszeggend verhaal dat geen enkele Belg tegen het voorhoofd zou kunnen stoten. Maar vervolgens werd onaangekondigd premier Patrice Lumumba het woord gegeven, en die leek niet te spreken tot alle diplomaten aanwezig bij de ceremonie, maar tot het Congolese volk. “No Congolese worthy of the name can ever forget that it is by struggle that we have won our independence, a struggle waged each and every day, a passionate idealistic struggle, a struggle in which no effort, privation, suffering, or drop of our blood was spared.” De koloniale tijd omschreef hij als een onrechtvaardige tijd van slavernij, uitbuiting en vernedering. Het gejuich van de aanwezige Congolezen onderbrak de speech verschillende malen, maar de aanwezige Belgische diplomaten en politici reageerden minder enthousiast. Ze waren met stomheid geslagen, Lumumba had in publiekelijk alle kolonisatoren beledigd.
Onder leiding van hun premier werd er serieus werk gemaakt van de onafhankelijkheid. Het pleidooi om de rijkdom van het land van nu af aan ten goede te laten komen aan het volk was geen holle retoriek, maar het centrale thema van de nieuwe politieke machthebbers. Dit betekende weinig goeds voor de Belgische economische belangen in het land. Lumumba: “The exploitation of the mineral riches of the Congo should be primarily for the profit of our own people and other Africans. […] Belgium will no longer have a monopoly in the Congo.” De oud-kolonisatoren waren niet zonder meer bereid mee te werken aan al deze zoetgevooisde plannen en volgden met argusogen de ontwikkelingen, wachtend op een goed moment om in te grijpen.
Vanuit de Sovjet-Unie werd de strijd voor werkelijke onafhankelijkheid in Congo toegejuicht, en Chroestsjov toonde zich bereid de Congolezen economisch te steunen. Pas twee weken later, toen de Congo-crisis uitbrak en de Sovjet-Unie de nationalisten militaire hulp aanbood, gingen de alarmbellen bij de Verenigde Staten rinkelen. Toenmalig CIA directeur Allen Dulles kwam al snel tot de conclusie dat Lumumba een soort Fidel Castro, of erger, was. En dat was geen vleiende vergelijking in de periode waarin de Cuba-crisis op het punt van uitbreken stond. De Eisenhower-administratie schaarde zich achter de Belgen, en zochten naar mogelijkheden om Lumumba op zijn minst politiek te elimineren. Jef van Bilsen, nochtans politiek adviseur van Kasavubu: “Ik repliceerde dat het niet alleen onredelijk maar ook niet fair was om iedereen die de politiek van de Verenigde Staten leek te dwarsbomen, als een communist voor te stellen. Als Lumumba een communist was, was ik dat ook.”
De problemen ontstonden binnen een week na Onafhankelijkheidsdag toen de Congolese regering besloot het leger, de Force Publique, te Afrikaniseren: alle officieren waren Belgisch en zij moesten plaats maken voor Afrikanen. Voor de Belgen was een plaats weggelegd als adviseur voor hun Afrikaanse plaatsvervangers, meer niet. De Belgische generaal Janssens kwam hier tegen in opstand, en schreef provocatief “Before Independence = After Independence”. De Congolese soldaten gingen in opstand tegen hun blanke officieren, verschillende blanke officieren hergroepeerden zich in de pro-Belgische provincie Katanga en geruchten over de verkrachting van Europese vrouwen leidden tot een massale exodus naar Belgie op 8 juli. De Belgische regering riep niet op tot orde en rust, maar zag dit als de perfecte aanleiding om Congo binnen te vallen. In de ochtend van 10 juli landde het eerst Belgische bataljon in Katanga om de rust te doen wederkeren, ook al hadden daar nog geen serieuze incidenten plaatsgevonden. De Congo crisis was ontstaan.
Terwijl de Belgen verschillende belangrijke steden in het land bezetten, besloot Thsombe op 11 juli zijn provincie Katanga af te scheiden en een eigen regering op te richten. Patrice Lumumba, geconfronteerd met alsmaar toenemende problemen, koos ervoor een beroep te doen op de Verenigde Naties. Op 14 juli besloot de organisatie die voorgezeten werd door de Zweed Dag Hammarskjöld in te grijpen in de Midden-Afrikaanse republiek: het was het begin van de Operatie UNOC. Uit Hammarskjölds acties bleek dat de VN weinig vertrouwen had in de jonge Congolese regering. De Belgen werden opgeroepen zich terug te trekken, maar grote druk werd niet op ze uitgeoefend. De Katangaanse regering kreeg de ruimte te consolideren en alle hulp, waarop de VN het monopolie eiste, werd buiten de democratisch gekozen regering van Lumumba ingezet. Intussen hielden de Belgen de hoop vanuit Katanga Congo opnieuw op te bouwen met een pro-westerse regering aan de macht. Vanuit Afrika kwam er kritiek op de VN, omdat de Belgische interventie tegen het handvest van de Verenigde Naties inging en de enige grondwettelijke vastgelegde machthebber, met steun van het parlement en het volk, gepasseerd werd.
Intussen lieten de Westerse media weinig heel van Lumumba: het was een revolutionair, een radicaal, een barbaar of erger, een communist; het was logisch dat de VN geen vertrouwen had in de regering-Lumumba. De verschillende Westerse politieke entiteiten speelden nu ook met succes Kasavubu en Lumumba uit elkaar. Het idee was dat de radicaal Lumumba zo snel mogelijk het veld moest ruimen, en dat Kasavubu een nieuwe, meer conservatieve, regering moest gaan leiden. Lumumba verloor hierdoor zijn vertrouwen in de VN en besloot het heft in eigen handen te nemen, het Congolese leger besloot het afgescheiden Zuidoostelijke deel van Congo dat nu grotendeels bezet werd door het Belgische leger en Afrikaanse soldaten betaald door de Belgische regering aan te vallen. Hiervoor werd hulp vanuit de Sovjet-Unie gestuurd, maar deze bereikte de plaats van bestemming niet.
Nu verloor Hammarskjöld zijn laatste vertrouwen in Lumumba. Na eindeloos touwtrekken besloot president Kasavubu, nu de VN het vertrouwen in Lumumba op had gezegd, zijn premier af te zetten. 5 september riep hij op de radio om dat hij premier Lumumba afzette, en niet veel later op diezelfde radio deed Lumumba hetzelfde met Kasavubu. Grondwettelijk gezien stond Lumumba, die nog altijd door het parlement werd gesteund, in zijn recht. Maar machtspolitiek gezien stond Kasavubu sterker, met de steun en het vertrouwen van het Westen in de rug. Hoe dan ook, Congo was in een bestuurscrisis terecht gekomen.
Zo pleegde op 14 september kolonel Joseph Mobutu Sese Seko, een machtig figuur binnen het Congolese leger, zijn eerste coup. Hij kondigde aan dat hij de bestuurlijke crisis neutraliseerde, in ieder geval tot 31 december 1960. De strijd van de nationalistische rebellenlegers die in naam van Lumumba vochten tegen de afscheiding van de provincies Zuid-Kasai en Katanga ging door, en alhoewel Lumumba's machtsbasis aan het afbrokkelen was realiseerden CIA en Belgische regering zich maar al te goed dat een oppositievoerende Lumumba evengoed een groot gevaar zou zijn voor de ontwikkeling van een stabiele pro-westerse regering. Beide partijen besloten afzonderlijk op zoek te gaan naar een manier om de eerste democratisch gekozen premier van Congo, die nog altijd veel steun onder de bevolking kan vinden, te vermoorden. In de loop van oktober werd Lumumba door de VN een de facto huisarrest opgelegd, officieel om hem te beschermen tegen een aanval van Mobutu, officieus om hem te weerhouden van het geven van opruiende speeches. De Belgische Majoor Jules Loos, die een belangrijke rol speelde in het Belgische diplomatieke spel dat tot de ondergang van de premier moest leiden, reikte de pers zogenaamde `onderschepte berichten' toe waarin Lumumba blijk gaf van zijn dictatoriale ambities en zijn liefde voor het communisme. Deze had Loos zelf geschreven.
Een nieuw hoofdstuk in de ontwikkeling van de Congo crisis begon op de vooravond van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, gepland op 23 november 1960. Daar moest besloten worden welke delegatie gezien moest worden als de legitieme vertegenwoordiging van de Congolese regering. Ofwel de delegatie van Kasavubu, ofwel de delegatie van Lumumba, voorgezeten door voormalig minister Thomas Kanza. Thomas Kanza hierover: “The American game was all too obvious. In the constitutional confusion reigning in the Congo, the Americans needed a `legal' and Congolese entry to permit their manoeuvres and confound their critics and opponents all over the world; so, to do this, they decided to get Kasavubu into the UN, as an individual who could embody the Congo as a nation. Once recognized by the UN, Kasavubu could ratify every initiative from Washington which was then, in the eyes of the world, acting fully in conformity with the wishes of the president of the Republic of the Congo, and in collaboration with the UN authorities there.”
Lumumba's hoop was gevestigd op het Afro-Aziatische blok van jonge staten, die hopelijk inzagen dat hij eenzelfde strijd voerde als zij ten tijde van hun ontwikkeling tot zelfstandige staten. Die hoop bleek ijdel. Onder grote Westerse druk stemde de Algemene Vergadering voor Kasavubu, de uitslag: 53 voor, 5 tegen, 19 onthoudingen. Het is opvallend hoezeer de besluiten van de VN samenvielen met de belangen van de VS. De VS hadden een grote invloed op het beleid van de VN en vrijwel alle diplomaten die onder de Zweed Hammarskjöld werkten waren Amerikanen. Het feit dat VN en VS geen toekomst zagen in een Congo onder leiding van Lumumba, maakte het bovendien vrijwel onvermijdelijk dat Lumumba steun zocht bij de Russen.
Hiermee was Lumumba's strijd nog niet over, al kon hij door zijn huisarrest weinig uithalen. 27 november lukte het hem echter te ontsnappen, en startte hij zijn reis van tweeduizend kilometer naar Stanleyville waar zijn steun nog altijd het grootst was. VN gezant Rajeshwal Dayal berichtte aan Hammerskjöld: “If Lumumba manages to get to Stanleyville the situation would change in a flash.” En de uiterst anti-nationalistische ambassadeur van de VS Clare Timberlake analyseerde achteraf dat Lumumba “more than likely […] would have been able to regain control of the Central Government from that vantage point had he ever managed to reach it.” Maar Lumumba zou nooit in Stanleyville aankomen. De Ghanese VN-troepen waren des voornemens om Lumumba in veiligheid te brengen, toen zij het bericht kregen van hun overste: “No, repeat no, action is to be taken by you in respect of Lumumba. We were responsible for his personal safety only in his house at Leopoldville. It has always been understood and made known that he would venture out of his house at his own risk and responsibility.” De VN was ditmaal niet bereid in te grijpen in deze `interne' zaken, terwijl Mobutu's leger, het ANC, dat onder een hoedje speelde met de Belgen en Amerikanen, hem op de huid zat. 2 december 1960 arresteerden soldaten van het ANC de voormalige premier en plaatsten hem in een gevangenis in Thysville waar Lumumba zeer slecht behandeld werd. De CIA zette hierop hun operatie met als doel Lumumba ter dood te brengen, stop.
Opgesloten in Thysville bleek hij echter nog steeds in staat zijn volgelingen te mobiliseren, al was het maar als bron van inspiratie en hoop. Bovendien namen de nationalistische successen zienderogen toe: Bukavu werd veroverd op 25 december en 7 januari viel ook de Noord-Katangaanse stad Manono in handen van de rebellen. Het bracht duidelijk aan het licht dat het nationalisme waar Lumumba zo hard voor streed nog altijd op grote steun van het volk kon rekenen, en de successen op het slagveld werkten inspirerend. Zelfs Mobutu's soldaten die ondermeer Lumumba's gevangenis bewaakten twijfelden openlijk aan de juistheid van diens opsluiting. Ook Thsombe's regime in Katanga, de afgescheiden provincie die nog altijd als uitvalsbasis voor de Belgen diende, werd meer en meer gezien “as a hundred-odd Katangans who have sold out to the Whites. This idea has now spread [to the Lunda people, Thsombe's power base]. Everyone else has thought it for a long time.” In de nacht van 12 op 13 januari brak er zelfs een soldatenopstand uit in Lumumba´s gevangenis, zijn bevrijding leek steeds dichterbij te komen. De enige overgebleven mogelijkheid om te voorkomen dat hij bevrijd zou worden, was om hem te vermoorden. Op verzoek van de Belgen werd hij op 16 januari verplaatst naar Katanga, alwaar het zeker was dat Lumumba de dood zou vinden. 17 januari 1961 werd Lumumba in een gezamenlijke actie van de Katangaanse overheid en Belgische moordenaars geexecuteerd.
2.2 Chaos, rebellie en staatsgreep

Op 10 februari werd de dood van de premier bekend gemaakt: Lumumba zou uit zijn gevangenis zijn geplaatst en in een dorpje in de jungle door de lokale bevolking vermoord zijn. Het leidde tot verschillende protesten in binnen- en buitenland en zelfs tot een onderzoek naar deze moord door de VN, maar beiden haalden niks uit. De situatie in Congo kwam neer op chaos en verdeeldheid. De gevechten tussen de Belgisch geleidde legers uit Katanga en de volgelingen van Lumumba onder leiding van Antoine Gizenga duurden voort. Achter de schermen werd hard gezocht naar een nieuwe politiek leider die een gematigde neokoloniale politiek kon voeren en de rust in het land kon doen wederkeren. In de zomer van 1961 kwamen de verschillende politieke facties bijeen, de Lumumbisten uit Stanleyville en de regering uit Kasavubu. De delegatie uit Katanga kwam niet opdagen. Deze vergadering onder toezicht van de VN leidde tot de regering-Adoula. Onder deze regering lukte het in 1963 zelfs Albert Kalonji en Moïse Thsombe van de secessionistische provincies Zuid-Kasaï en Katanga van gedachten te doen veranderen en de Congo weer te herenigen. Maar binnen een jaar braken de onlusten opnieuw uit.

Onder leiding van Pierre Mulele vocht een guerrillabeweging tegen de regering en alles en iedereen die daarmee geassocieerd kon worden. Mulele beschouwde hen als corrupt, verkocht en verknocht aan het Westen. De mulelisten hadden vrij veel steun onder de bevolking omdat deze weinig vertrouwen had in de politiek door de gestaag toenemende armoede sinds de onafhankelijkheid en het feit dat zij zich niet vertegenwoordigd voelden. Pas in 1967 zou de Mulele's guerrillastrijd uiteenvallen, mede omdat de beweging geïsoleerd raakte en de bevolking op de vlucht moest blijven voor regeringstroepen.
Ook in Zuid-Kivu, in het Oosten van het land, werd Mobutu's leger, de ANC, in april 1964 geconfronteerd met rebellie in de vorm van het zogenaamde Simba-offensief. De Simba's vochten onder andere met kindsoldaten en zouden uiteindelijk Stanleyville veroveren om daar een complete anarchie te doen ontstaan. Maar de grootste problemen ontstonden nog wel in Noord-Katanga toen Laurent Kabila daar in mei 1964 een offensief tegen het regeringsleger startte. Hij zou in 1965 zowaar de steun krijgen van de Argentijnse revolutionair Che Guevara, die echter al gauw vertrok naar Bolivia, alwaar hij vermoord werd. Intussen maakten zowel de verschillende rebellenlegers als Mobutu's regeringsleger zich schuldig aan moorddadige optredens. Het regeringsleger werd veelal gesteund en geleid door de Belgische officieren die al jarenlang in de Congo verbleven. Kabila's rebellenleger werd pas in 1984 definitief verslagen door Mobutu, maar het zou uiteindelijk, in 1997, deze Laurent Kabila zijn die Mobutu uit Congo verjaagde en de nieuwe president werd.
Nadat de laatste VN troepen in juni vertrokken, begonnen de Amerikanen zich militair te roeren in de Congo. In juli 1964 werd premier Adoula vervangen door de Katangaan Thsombe, en hoewel de regering zijn grip op het land kwijt was, waren dit voor de Belgen belangrijke mensen om voor hen gunstige akkoorden mee af te sluiten. Bovendien werd in overleg met deze regering besloten om een grote Belgisch-Amerikaanse troepenmacht in november 1964 in te zetten, om de rebellen die nog slechts 100 kilometer van de hoofdstad Leopoldville verwijderd waren, een harde tik uit te delen. Met succes. De militaire interventie gebeurde onder het mom van de humaniteit: de rebellen hielden ruim vijftienhonderd buitenlanders in gijzeling, waaronder enkele CIA-medewerkers. Ook de regering Thsombe-Kasavubu kon weinig uithalen. 24 november 1965 gebeurde het onvermijdelijke: generaal Mobutu pleegde zijn tweede staatsgreep, en bekroonde zichzelf tot president. De Belgen gingen direct akkoord, de Verenigde Staten werden een trouwe bondgenoot. William Colby, directeur van de CIA van 1973-1976 ging in een interview in op de vraag hoe het kon dat een land dat vocht voor vrijheid en democratie een man als Mobutu aan de macht kon helpen: “The question we faced in the Congo was whether that country […] would be run by some toadies of the old Belgian mining companies or by men aided by Che Guevara and supported by the Soviet Union. The CIA found a midpoint between those extremes - it helped Joseph Mobutu, then a nationalist member of the Congolese forces, become the third alternative. Now, I concede that the Congo - or Zaire, as it is now called - is no garden spot and that Mr. Mobutu is not the most perfect man in the world. But I think he has considerable advantages over the alternatives.”
Conclusie

Met Mobutu aan de macht ontstond er in Congo een periode van relatieve rust. Dankzij de grote financiele steun vanuit Belgie en vooral de Verenigde Staten wist hij zijn macht te consolideren en uit te breiden. De VS konden er van op aan dat geen communist hier voeten aan de grond zou krijgen, en namen het voor lief dat Mobutu het met de mensenrechten en democratie niet nauw nam. Zo kon het proces van neokolonisatie zich voltrekken, waarbij de grote Westerse bedrijven alle ruimte kregen om de minerale rijkdom van het Midden-Afrikaanse land te exploiteren, waarbij het verschil met de tijd dat Congo nog gewoon een kolonie was, was dat er nu een corrupte Congolees aan het hoofd stond. Hochschild: “Afgezien van zijn huidskleur valt hij maar in weinig opzichten te onderscheiden van de vorst die honderd jaar eerder over hetzelfde gebied heerste.” Mobutu voerde om zijn imago op te poetsen een politiek van Afrikanisatie door: Congo werd Zaïre, Leopoldville werd Kinshasa, Stanleyville heette Kisangani. Alles wat aan de koloniale periode deed denken, moest uit het publiek geheugen gewist worden. Patrice Lumumba werd in ere hersteld als symbool van onafhankelijkheid, vermoord door de Westerlingen. 30 juni werd een nationale feestdag. Achter de schermen veranderde er weinig. Mobutu en het Westen verrijkten zich over de rug van het Congolese volk dat onder erbarmelijke omstandigheden leefde.

Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie bleef Mobutu, ondanks het verdwijnen van het communistisch gevaar nog tot 1997 aan de macht. Het einde van Mobutu's regime bracht nog geen einde aan de burgeroorlog. Onder invloed van de humanitaire ramp in Rwanda brak in centraal Afrika een chaotische en bloederige periode aan, waar pas in 2003 middels een wankel vredesverdrag een einde aan werd gebracht. Drie miljoen Afrikanen vonden aan de directe en indirecte gevolgen van de oorlog de dood. De geplande verkiezingen van 30 juni 2005, vermoedelijk niet toevallig precies 45 jaar na de dag waarop Congo zijn onafhankelijkheid verwierf, vonden wegens administratieve problemen niet plaats, en staan nu gepland voor 2006.
Het is wat al te makkelijk om te stellen dat de huidige rampspoed in Congo geheel en al de schuld is van Westers imperialisme. Desalniettemin hebben achtereenvolgens koning Leopold II, de Belgische overheid en de Amerikanen weinig goeds voor Congo betekend. Kijkend naar de verschillende humanitaire rampen die zich in de periode vanaf 1885 in Congo hebben voltrokken, is het op zich al verrassend dat er nog steeds 56 miljoen mensen wonen. De koloniale geschiedenis van Congo is bizar. De manier waarop Leopold zich een gebied ter grootte van West-Europa toeeigende, geweldig beschreven in Adam Hochschild's `De Geest van Koning Leopold II', kent geen precedent. Dankzij de hardvochtige strijd van een journalist, E.D. Morel, werd de humanitaire ramp aan het licht gebracht. Een in eerste instantie inspirerende geschiedenis die leidde tot de overdracht van Congo aan de Belgische regering, maar vervolgens geen einde maakte aan de exploitatie en het onrecht dat daar in de `Heart of Darkness' plaatsvond. Waar andere koloniale grootmachten nog, op een mogelijk wat naïeve wijze, probeerden de bevolking op te leiden, brachten de Belgen de Congolezen weinig meer dan basisonderwijs.
In de decennia na de Tweede Wereldoorlog kwam aan het koloniale tijdperk een einde. Al dan niet onder druk van de Verenigde Staten en de Verenigde Naties lieten Engeland, Frankrijk en Nederland hun kolonies gaan. Ook in Congo begonnen nationalistische bewegingen zich te roeren. De Belgische overheid was weinig bereid mee te werken, tot er verschillende rellen uitbraken en Brussel halsoverkop de Congolezen hun onafhankelijkheid gaven. Verkiezingen waren er in mei 1960, de soevereiniteitsoverdracht vond plaats op 30 juni 1960. De Eerste Republiek was geboren, maar was geen lang leven beschoren. De radicale nationalist Patrice Lumumba, die grote steun onder het volk genoot, wilde complete onafhankelijkheid en directe Afrikanisatie van het leger, waaraan de blanke officieren niet mee wilden werken. De rellen die volgden waren het excuus voor de Belgische regering om te intervenieren onder het mom de rust te willen herstellen. De VS die Lumumba onder het welbekende motto `You're either with us or against us' al snel tot de communisten schaarde, hielden de zaken nauwlettend in de gaten. Eerst opereerden ze via de VN, die weinig moeite leek te hebben met de Belgische schending van de Congolese soevereiniteit. De burgeroorlog die zo ontstond leidde tot een bestuurscrisis, de eerste stap in het proces om Lumumba te elimineren. De CIA zocht naar mogelijkheden om de premier te vergiftigen, de Belgische regering had soortgelijke plannen. Zelfs toen hij in december gearresteerd en opgesloten werd, bleek Lumumba nog een te groot gevaar voor de plannen die de Westerse machten met Congo hadden. De Belgen lieten hem overplaatsen naar Katanga, waar hij op 17 januari vermoord werd. Brussel, New York, Washington slaakten allen een zucht van opluchting. 21 januari werd Lumumba's lichaam in stukken gezaagd en opgelost in een chemische substantie.
In de jaren die volgden werd gezocht naar een conservatieve regering die de stabiliteit in het land kon terugbrengen en die luisterde naar het Westen. Toen die niet gevonden werd, en de rebellenlegers nog eenmaal een grote klap kregen uitgedeeld van een Belgisch-Amerikaans leger, werd de generaal van het Congolese leger Mobutu aan de macht gebracht.
De Verenigde Staten verdedigden hun acties als onoverkomelijk in de strijd tegen het communisme. Lumumba was geen communist, zoveel is duidelijk. Dat hij uiteindelijk steun vroeg aan de Sovjet-Unie was onvermijdelijk, omdat hij die steun niet in het Westen vond. Na Lumumba's dood ontstond er een guerrillaoorlog in Congo die vooral erg chaotisch was, maar waarin communisten inderdaad een grotere rol speelden. Een icoon van de communistische revolutie van Cuba en zodoende voor de VS de gelijke aan Satan, Che Guevara, liet zich overvliegen naar Afrika om daar een steentje bij te dragen aan de strijd voor onafhankelijkheid. Toch blijft de vraag of het gevaar dat Congo werkelijk communistisch zou worden groot was, moeilijk te beantwoorden. Al was het maar omdat de Russische archieven nog altijd niet ontsloten zijn. Ludo de Witte, de historicus die het baanbrekende boek `De moord op Lumumba' schreef wat er toe leidde dat de Belgische regering in 2001 zijn rol in deze moord publiekelijk moest toegeven, oordeelt dat deze angst zwaar overtrokken was.
Dan nog blijft het mogelijk dat de angst voor het communisme in de VS zo groot was, dat ze werkelijk geloofden in hun strijd. Inderdaad zullen veel Amerikaanse diplomaten in hun moralistische buitenlandpolitiek geloofd hebben. Maar dat verklaart nog niet waarom Lumumba uit de weg geruimd moest worden, was men in de VS werkelijk niet in staat tot het maken van een juiste taxatie van zijn bedoelingen?
Door het verloop van de geschiedenis zullen we nooit weten of Lumumba Congo naar werkelijke onafhankelijkheid had kunnen leiden. Of het rijkste land van Afrika vol diamanten, rubber, kobalt, koffie en koper het zwarte continent naar het licht had kunnen leiden. Nu blijft Patrice Lumumba de man die het had kunnen zijn, en hopelijk een bron van inspiratie van de Congolezen die dit jaar, 46 jaar later, opnieuw een gang naar de stembus mogen maken.
Literatuurlijst

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, Het einde van een kolonie (Leuven 1993)

Joseph Conrad, Heart of Darkness (1902)
Marc Depaepe, Lies van Rompaey, In het teken van de bevoogding, de educatieve actie in Belgisch-Kongo (1908-1960) (Leuven 1995)
Zana Aziza Etambala, Congo 55-65, Van koning Boudewijn tot president Mobutu (Tielt 1999)
Madelaine G. Kalb, The Congo cables (New York 1982)
Thomas Kanza, Conflict in the Congo, The Rise and Fall of Lumumba (Baltimore 1972)
Barbara Kingsolver, The Poisonwood Bible (New York 2003)
Harry Magdoff, `European Expansion Since 1763', Imperialism: From the Colonial Age to the Present (New York 1978) 17-75
Marvin D. Markowitz, Cross and Sword, The political role of Christian missions in the Belgian Congo, 1908-1960 (Stanford 1973)
Keith B. Payne, C. Dale Walton, `Deterrence in the post-cold war world', Strategy in the Contemporary World, An Introduction to Strategic Studies (Oxford 2005) 161-182
Georges Abi-Saab, International Crises and the Role of Law, The United Nations Operation in the Congo 1960-1964 (Oxford 1978)
Michael G. Schatzberg, Mobutu or Chaos? The United States and Zaire, 1960-1990 (Londen 1991)
Ruth Slade, King Leopold's Congo (Londen 1962)
H.L. Wesseling, Verdeel en Heers, de deling van Afrika, 1880-1914 (2005)
Ludo de Witte, The assassination of Lumumba (Londen 2001)
Noten:

Madelaine G. Kalb, The Congo cables (New York 1982) xiv

Keith B. Payne, C. Dale Walton, `Deterrence in the post-cold war world', Strategy in the Contemporary World, An Introduction to Strategic Studies (Oxford 2005) 161-182, aldaar 179-180

Voor een goed overzichtswerk over de verdeling van Afrika, raad ik aan: H.L. Wesseling, Verdeel en heers, de deling van Afrika, 1880-1914 (2005)

Barbara Kingsolver, The Poisonwood Bible (New York 2003)

Joseph Conrad, Heart of Darkness (1902)

Adam Hochschild, De geest van Koning Leopold II, en de plundering van de Congo (Amsterdam 2003) 41

Afbeelding: http://www.karly.be/congo/htm/body/infocongo/historypics/leopold2.jpg, 21 december 2005

Dick Foeken, “Belgie behoeft een kolonie”, de ontstaansgeschiedenis van Kongo Vrijstaat (Antwerpen 1985) 10

Hochschild, De geest van Koning Leopold II, 48

Ruth Slade, King Leopold's Congo (Londen 1962) 86

Afbeelding: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/en/9/9b/HMS.jpg, 22 december 2005

Hochschild, De geest van Koning Leopold II, 71

H.L. Wesseling, Verdeel en Heers, de deling van Afrika, 1880-1914 (2005) 103

Dick Foeken, “Belgie behoeft een kolonie”, 136

Ruth Slade, King Leopold's Congo (Londen 1962) 43

Hochschild, De geest van Koning Leopold II, 164

Hochschild, De geest van Koning Leopold II, 166-169

Ibidem, 234

Afbeelding: http://www.spartacus.schoolnet.co.uk/TUmorel.jpg, 28 december 2005

Hochschild, De geest van Koning Leopold II, 184

Hochschild, De geest van Koning Leopold II, 260

Marc Depaepe, Lies van Rompaey, In het teken van de bevoogding, de educatieve actie in Belgisch-Kongo (1908-1960) (Leuven 1995) 83

Marvin D. Markowitz, Cross and Sword, The political role of Christian missions in the Belgian Congo, 1908-1960 (Stanford 1973) 67

Marc Depaepe, In het teken van de bevoogding, 56

Ibidem, 83

Ibidem, 79

Ibidem, 84

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, Het einde van een kolonie (Leuven 1993) 32

Harry Magdoff, `European Expansion Since 1763', Imperialism: From the Colonial Age to the Present (New York 1978) 17-75, aldaar 72

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, 41

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, 41

Marc Depaepe, In het teken van de bevoogding, 182

Marvin D. Markowitz, Cross and Sword, 146

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, 102

Marc Depaepe, In het teken van de bevoogding, 185

ABAKO: Association des Bakongo pour l'Unification, la Conservation, le Perfectionnement et l'Expansion de la Langue Kikongo; opgericht in 1954 en de grondslag van de politieke partij van Kasavubu

Marvin D. Markowitz, Cross and Sword, 148

Afbeelding: http://images.encarta.msn.com/xrefmedia/sharemed/targets/images/pho/t043/T043568A.jsm, 18 januari 2006

Marvin D. Markowitz, Cross and Sword, 158

Ibidem, 158

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, 124

Kalb, Congo cables, xxi

Afbeelding: http://www.cwo.com/~lucumi/lumumba.gif, 18 januari 2006

Ludo de Witte, The assassination of Lumumba (Londen 2001) 180

Afbeelding: http://unimaps.com/congo-crisis/mainmap.gif, 20 januari 2006

Kalb, Congo cables, xxiv

Ibidem, xxv

Het citaat komt uit de Engelse vertaling van een Nederlands boek, maar de uitspraak werd oorspronkelijk in het Frans gedaan. Dit geldt voor meerdere citaten in dit hoofdstuk. Ludo de Witte, Assassination, 1

Ludo de Witte, Assassination, 2

Thomas Kanza, Conflict in the Congo, The Rise and Fall of Lumumba (Baltimore 1972) 241

Kalb, Congo cables, 29

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, 159

Ludo de Witte, Assassination, 6

Ludo de Witte, Assassination, 9

Ibidem, 15

Georges Abi-Saab, International Crises and the Role of Law, The United Nations Operation in the Congo 1960-1964 (Oxford 1978) 59

Afbeelding Mobutu: fotobijlage Ludo de Witte, Assassination

Ludo de Witte, Assassination, 45

Thomas Kanza, Conflict in the Congo, 307

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, 172

Michael G. Schatzberg, Mobutu or Chaos? The United States and Zaire, 1960-1990 (Londen 1991) 21

Ludo de Witte, Assassination, 52

Ibidem, 52

Ibidem, 53

Kalb, Congo cables, 159

Ludo de Witte, Assassination, 68

Zana Aziza Etambala, Congo 55-65, Van koning Boudewijn tot president Mobutu (Tielt 1999) 244

Ibidem, 248

Jef van Bilsen, Kongo 1945-1965, 204

Michael G. Schatzberg, Mobutu or Chaos?, 28

Michael G. Schatzberg, Mobutu or Chaos?, 3

Hochschild, De geest van Koning Leopold II, 305

REACTIES

L.

L.

bedankt voor dit prachtige stuk! Erg intressant

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.