Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Lodewijk XIV
3. De economie
4. Standen en rechten
5. Leefomstandigheden van burgers en boeren
6. Frankrijk en de rest van Europa
7. Slotwoord
1. Inleiding In de 17e en in de 18e eeuw was Nederland een republiek. Een republiek is een land dat niet door een vorst wordt geregeerd. De andere landen in Europa hadden allemaal een vorst. In het begin van de 17e eeuw werd de macht van de vorsten groter, die vorsten werden absolute vorsten genoemd. Absolute vorsten zijn vorsten die heel machtig waren. Zo\'n vorst was Lodewijk XIV. Hij leefde van 1640 tot 1715 en regeerde over Frankrijk. In de tijd van Lodewijk XIV was Frankrijk een van de sterkste landen in Europa. Dit verslag laat zien hoe hij regeerde en waarom hij het op die manier deed.
2. Lodewijk XIV Van 1661 tot 1715 regeerde Lodewijk XIV over Frankrijk. Toen de vader van Lodewijk in 1643 overleed, vond iedereen dat Lodewijk XIV de nieuwe koning moest worden. Het was in die tijd normaal dat de zoon de vader opvolgde. Omdat Lodewijk XIV nog maar vijf jaar oud was regeerde eerste minister Mazarin in zijn plaats. Mazarin wilde het land vanuit een punt besturen, hij wilde Frankrijk centraliseren en de macht van de edelen verkleinen.
In 1661 overleed Mazarin. Toen werd Lodewijk XIV de nieuwe koning. Lodewijk XIV wilde alles zelf regelen. Hij verbood de ministers iets te beslissen zonder dat hij er iets van wist. De ministers vonden het niet fijn maar protesteerden niet omdat ze dachten dat de koning door God gekozen werd. De Fransen wilden na een tij van burgeroorlogen een keertje rust. Daarom waren ze blij toen Lodewijk XIV ervoor zorgde dat die rust er kwam. Lodewijk XIV zorgde ervoor dat er één leger met een bevelhebber was, dat er een man verantwoordelijk was voor de rechtspraak en dat er overal dezelfde wetten golden.
Lodewijk XIV regelde alles vanuit de hoofdstad en koninklijke ambtenaren zorgden ervoor dat de bevelen werden uitgevoerd Lodewijk XIV had absolute macht. Hij regelde alles persoonlijk. Alleen economie en financiën niet. Lodewijk XIV had niet overal dezelfde wetten en de verschillende standen hadden hun eigen rechten. Hij wilde ook de tradities in stand houden, daarom veranderde hij niet zo snel een wet. Een andere reden was dat mensen het niet altijd goed vonden als er wetten veranderd werden. Er kon dan onrust ontstaan. Ook als hij wetten wilde veranderen ging dat nog niet zo makkelijk omdat de mensen op het platteland niet goed te bereiken waren. Boodschappers deden er vaak weken over om aan te komen en de meeste Fransen konden niet lezen. Een ander probleem was het geldgebrek. De Franse regering kreeg bijna nooit voldoende belasting binnen en Lodewijk XIV gaf veel geld uit aan oorlog en aan de hofhouding.
3. De economie In de tijd van Lodewijk XIV zorgde minister Colbert voor de financiën en de economie, nu zouden wij minister Colbert minister van Economische zaken noemen. Zijn doel was meer geld aan te trekken binnen het koninkrijk Dit geld zou dan moeten worden verdeeld over de Franse provincies zodat de mensen gemakkelijker konden leven en de belasting konden betalen.
Door tol te heffen aan de grens konden de prijzen in het buitenland worden verhoogd. Op deze wijze kreeg Frankrijk veel macht in Europa en kreeg de koning veel aanzien. Frankrijk probeerde ook de buitenlandse economieën omlaag te drukken. Dit konden ze doen omdat er maar een bepaalde hoeveelheid geld in Europa was. De hoeveelheid geld werd soms verhoogd door goud en zilver afkomstig uit de koloniën. Niet iedereen was het met minister Colbert eens, er waren mensen die vonden dat hij te onvoorzichtig was. Als hij andere landen zou willen afzetten zou dit andersom ook kunnen gebeuren. Zo zouden de andere landen niets meer bij Frankrijk willen kopen. Bovendien zou Holland niet meer met Frankrijk willen handelen, dit was een heel groot nadeel. Frankrijk probeerde via het stimuleren van arbeiders in de manufactuur het concurreren met Holland makkelijker te maken. Dit was heel belangrijk want Frankrijk wilde de top van Europa zijn. Holland had de beste handel met haring en zouten.
4. Standen en rechten De drie Orden in Frankrijk waren: • degenen die special aan God toegewijd waren; • degenen die de staat beschermden en • degenen die de staat voeden. Deze drie Orden waren weer onderverdeeld in allerlei verschillende groepen.
De adel had allerlei rechten in Frankrijk. Ze mochten op het land zaken doen, terwijl het stuk land niet van hen was, bijvoorbeeld: jagen, vissen, tol heffen, maalrecht en meer van dit soort dingen. Deze rechten werden \"heerlijke rechten\" genoemd. Als je deze rechten had kon je gaan en staan waar je wilde. Dit was natuurlijk heel handig. De landeigenaren konden deze rechten afkopen, maar dit moest betaald worden met veel geld of goederen. Meestal had een boer daar het geld niet voor. De adel bezat ook een deel van de grond, net als de kerk en de burgerij. Deze grond werd bewaakt door landarbeiders.
De rijke burgerij was in Frankrijk veel machtiger dan in andere Europese landen. Ze verdienden hun geld met ambacht en handel. Dat geld staken ze in nijverheid om nog meer winst te maken. Er was ook een apart woord voor de rijke burgerij. Ze werden de bourgeoisie genoemd. Anderen rijken staken hun geld vooral in land. Ondanks dat zagen de edelen de rijke burgerij, ook wel bourgeoisie genoemd, niet als hun gelijken, in tegendeel. Ze beschouwden de bourgeoisie als minderen. Edelen vonden het minderwaardig om geld te verdienen met nijverheid edelen verdienden hun geld met grondbezittingen. Een edelman gaf ook veel meer geld uit dan de bourgeoisie.
De bourgeoisie was jaloers op de adel en probeerden ze na te doen. De adel deed er dan ook alles aan om ervoor te zorgen dat iedereen tegen ze opkeek, dat deden ze omdat het bij de traditie hoorde. Ze konden zelfs een adellijke titel kopen, zo kon een burger in de adel terechtkomen. Je kon uit de adel gezet worden als je geld verdiende met handel en ambacht. Het was namelijk traditie dat adel geld verdiende met grondbezit. De standen hadden dus niet veel met geld te maken want de bourgeoisie behoorde tot de 3e stand, ook zwervers en bedelaars behoorden tot de 3e stand.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
K.
K.
echt heel goed gedaan ik hem helemaal overgeschreven en kreeg een 9!! dank je :)
13 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Slim geen plagiaat??
9 jaar geleden
R.
R.
Stom dat er geen kopje is: Regering
7 jaar geleden
Antwoorden