Inleiding
Het begrip Europa is behoorlijk breed. Zo gebruikten de Grieken een aantal eeuwen voor Christus het begrip Europa al om het gebied ten westen van hun eigen grondgebied te definiëren. Als men het tegenwoordig over Europa heeft, wordt daarmee meestal de Europese Unie bedoeld zoals die zich in het midden van de 20ste eeuw is gaan vormen.
Ook Karel de Grote had een opvatting over het begrip Europa. Hij was als heerser van het Frankische rijk echter voornamelijk bezig met de manier waarop hij zijn macht kon gebruiken om zijn rijk zo goed mogelijk te besturen. Ideeën en wetenschappen waardeerde hij daarom ook niet om wat ze waren, maar om wat hij ermee kon bereiken. Het begrip Europa was voor Karel de Grote dan ook slechts een definitie van zijn grondgebied en had geen betekenis in de zin van een culturele of staatkundige eenheid.
In deze scriptie wordt met 'Europa' vanaf nu het huidige Europa bedoeld, de Europese Unie. Na dit verklaard te hebben kan de volgende hoofdvraag opgesteld worden:
Hoe Europees was het rijk van Karel de Grote? Om op deze vraag een helder antwoord te kunnen geven is een onderzoek verricht naar enerzijds het rijk van Karel de Grote en anderzijds naar de Europese Unie.
Tijdens dit onderzoek is gekeken naar een aantal aspecten van de beide rijken, die vervolgens met elkaar vergeleken zijn om zo tot een antwoord op de hoofdvraag te komen. De opbouw van ieder hoofdstuk is ongeveer gelijk, allereerst wordt over beide rijken een hoeveelheid basis informatie gegeven die vervolgens met elkaar vergeleken wordt.
De beide rijken zijn met elkaar vergeleken op het gebied van: historische achtergronden, bestuur, godsdienst, economie en cultuur. Bovendien is onderzocht of er van de ondergang van het rijk van Karel de Grote iets geleerd kan worden voor de toekomst van de EU.
Ter verduidelijking zijn enige illustraties opgenomen aan het einde van de scriptie.
Tot slot wordt er een algehele conclusie gevormd met daarin het antwoord op de hoofdvraag.
Veel leesplezier.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen het rijk van Karel de Grote en de Europese Unie op het gebied van historische achtergronden?
Historische achtergronden van Karel de Grote
Karel de Grote ('Charlemagne' in het Frans) is in 742 geboren. Over de exacte geboortedatum en plaats is nooit duidelijkheid geweest. Karel de Grote (Karel I), zoon van Pippijn III de Korte en Bertha, wordt gezien als belangrijkste figuur uit de Middeleeuwen en als vader van Europa. Zijn heerschappij besloeg een groot deel van het huidige Europa en in zijn land woonden de meest uiteenlopende stammen en volkeren. Karel de Grote naar de stichting van een christelijke eenheidsstaat.
Zijn vader, Pippijn, was de zoon van Karel Martel. Karel Martel werd aanvankelijk als ondergeschikt persoon beschouwd (zijn vader had hem verwekt bij een tweede vrouw, Alpheida, die 'ongermaans' was) maar hij greep na een lange tijd van adellijke overheersing als eerste absolute heerser de macht. Eerder genoemde Pippijn volgde zijn vader op en liet na zijn dood in 768 zijn rijk achter voor zijn twee zoons, Karel de Grote en Karloman.
Karloman was de jongste, een schimmig figuur, die geen sporen heeft nagelaten. Hij kreeg het welvarendste deel van het rijk: het zuiden van Gallië, dat later onderdeel van Frankrijk zal worden, Lotharingen en het gebied waarin Orleans, Parijs en Reims liggen. Karel krijgt het bestuur over West-Gallië, het gebied van het tegenwoordige Nederland, België en West- Duitsland. Dit waren grensgebieden, waar voortdurend gevochten moest worden. In 771 stierf Karloman en was het gehele rijk in handen van Karel de Grote.
Gedurende zijn heerschappij organiseerde Karel de Grote ongeveer 60 militaire expedities, waarvan hij de helft zelf aanvoerde. Tijdens de veldtochten trok Karel de Grote vaak zelf mee met zijn leger van krijgers te paard. Dit leger onderscheidde zich van andere legers dankzij de grote paardenfokkerij, de bewapening met slagzwaarden en de overvloed aan informatie over het gevechtsterrein. Karel de Grote concentreerde zich tijdens de uitbreiding van zijn rijk allereerst op de Sasken, een volk met wie de Franken al meer dan 2 eeuwen oorlog voerden. In het Saskische gebied (zie figuur 1) kon hij, na veel slachtpartijen, pas in 803 de vrede uitroepen.
Ondertussen had Karel de Grote in 773 op verzoek van de paus van Rome ook het in Italië gelegen Longobardische rijk veroverd. Hij werd in 800 door paus Leo III tot Rooms keizer gekroond. Hierdoor verstevigde hij zijn banden met de christelijke wereld en dat was voor positie als koning/keizer niet ongunstig (zie het hoofdstuk over godsdiensten).
In 795 veroverde Karel de Grote de 'Avarenring', dit was de hoofdplaats van de Avaren. De Avaren kwamen uit het Oosten en waren van oorsprong nomaden. Een paar jaar later veroverde hij de rest van het Avarische Rijk. Al deze veroveringen leverden Karel de Grote geografisch gezien een imposant Rijk op, een rijk dat weinig tegenstanders kende: de Vikingen waren nog niet georiënteerd op het continent (zij concentreerden zich nog op de Britse eilanden), de moslims bemoeiden zich al helemaal niet met het Westen en de plaatselijke volken waren allemaal overwonnen (Sasken, Longobarden en de Avaren).
Zo ontstond het rijk van Karel de Grote, na de wording van het rijk had Karel de Grote nog zijn handen vol aan het besturen ervan. Zo schrok hij er niet van terug geweld te gebruiken. In 778 bijvoorbeeld vond er in het Suntelgebergte een grote opstand plaats onder leiding van Widukind. De Franken incasseerden een zware nederlaag maar Karel de Grote sloeg terug met terreur, er werden 4500 opstandelingen onthoofd.
Na een groots leven stierf de keizer in 814 aan zware koortsaanvallen in combinatie met een verkoudheid. Zijn volk, de Franken (de 'vrijen'), begroef hem nog dezelfde dag alsof zij bang waren voor zijn levenloze lichaam.
Historische achtergronden van de Europese Unie
In 1951 werd de EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) opgericht. Dit verdrag werd getekend door zes landen (Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland) en werd daarom ook wel 'Het Europa van de Zes' genoemd. De EGKS werd bestuurd door een hogere machtsvorm dan de nationale machten, het Europees Parlement. Het doel van de EGKS was het opvoeren van de productie van kolen en staal zodat de fabrieken weer volop konden draaien en er zo aan de wederopbouw van Europa, dat verwoest was door de Tweede Wereldoorlog, begonnen kon worden. Het belangrijkste doel was echter het behouden van de vrede binnen Europa. Tijdens het Verdrag van Rome (eind jaren '50) werd de basis gelegd voor een grensloze Europese binnenmarkt en de komst van de Euro (gemeenschappelijke valuta).
Binnen de EGKS werd nog een aantal verdragen gesloten (EEG en Euratom) en samen leidden deze verdragen tot de oprichting van de Europese Gemeenschappen, de EG (1967). Ongeveer twintig jaar later (1986) was het aantal leden uitgegroeid tot twaalf (Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken, Griekenland, Spanje en Portugal sloten zich namelijk ook aan bij de EG). In 1995 werden ook Finland, Zweden en Oostenrijk toegelaten tot de EG dat toen al de Europese Unie heette (EU). Deze nieuwe naam werd vastgelegd tijdens het Verdrag van Maastricht, de Unie telt nu 15 leden en beslaat bijna heel West Europa.
Tijdens dit Verdrag van Maastricht werd tevens besloten dat de EU een Economische en Monetarische Unie zou gaan vormen. Deze beslissing had de grootste invloed op het dagelijks leven van inwoners van de EU landen, er werden plannen ondertekend voor de invoering van de Euro, een gemeenschappelijke valuta geldig in alle EU landen (die aan bepaalde economische criteria voldoen). Op 1 januari 2002 moet in al die landen de Euro ingevoerd zijn, verder werd besloten dat de EU in de toekomst een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid zou gaan voeren en bovendien een gemeenschappelijk buitenlands beleid.
Tevens werd in de jaren vijftig de basis gelegd voor de huidige hoogste rechtelijke instantie van de EU, het Hof van Justitie in Luxemburg. Het Europese recht heeft voorrang boven welk nationaal recht van de lidstaten dan ook. Zo komt het zeer sporadisch voor dat het Europese Gerechtshof beslissingen neemt voor een lidstaat terwijl de desbetreffende lidstaat daar helemaal niet van gediend is.
Maar wat is die Europese Unie nou eigenlijk? De Europese Unie is niets meer dan een som van haar onderdelen, zij is ontstaan uit allerlei verdragen die voor haar tijd afgesloten waren. De Lidstaten hebben haar opgericht om de problemen op te lossen die zij op nationaal niveau niet zelf de baas kunnen.
Overeenkomsten en verschillen
Uit de geschiedenis van beide rijken komt een groot verschil zeer duidelijk naar voren: het ontstaan van beide rijken. Het rijk van Karel de Grote is ontstaan langs de weg van terreur en veroveringen, hij heeft het rijk dat hij erfde uitgebreid door middel van oorlogvoering. De Europese Unie daarentegen is ontstaan om die oorlogvoering juist tegen te gaan en de vrede te behouden. Zij is ontstaan via veel verdragen en vrijwillig lidmaatschap. Er is dus sprake van een verschil in ontstaanswijze. De Europese Unie zal nooit naar geweld grijpen om haar rijk uit te breiden. Hier staat een tweede verschil direct mee in verband: gebieden in het rijk van Karel de Grote werden gedwongen zich aan te sluiten bij, of waren al onderdeel van, het rijk. Uitbreidingen van zijn rijk geschiedden gewoonweg via veroveringen. Lidstaten van de Europese Unie daarentegen zijn vrijwillig lid geworden en kunnen zich ten alle tijde terugtrekken uit de Europese Unie. Indien een lidstaat iets opgelegd krijgt wat haar echt niet bevalt (bijvoorbeeld een bepaalde wetgeving) kan zij altijd nog besluiten uit de Europese Unie te stappen en alhoewel het in praktijk nooit zover zal komen liggen de verhoudingen daarom toch anders dan die in het rijk van Karel de Grote waar een gebied zich maar had te onderwerpen aan het centraal bestuur.
Alhoewel de wijze waarop beide rijken zich gevormd hebben zeer verschillend zijn, zijn de ontstaansmotieven van beide rijken vrijwel gelijk. Waarom is men overgegaan tot het vormen van de Europese Unie? Onderdrukking. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de onderhandelingen voor een collectief Europa al begonnen omdat het duidelijk was dat een ramp als de Tweede Wereldoorlog zich niet mocht herhalen. Behoefte aan continentale eenwording ten tijde van onderdrukking was overigens niets nieuws, ook vlak na de Eerste Wereldoorlog was er sprake van de vorming van een Europese eenheid. Er werd onder leiding van de Oostenrijkse R. Coudenhove-Kalergi het zogeheten 'Paneuropa' (een algeheel Europa) gesticht. Deze eenheid viel echter zeer snel uiteen omdat Groot-Brittannië niet meedeed, de regelgeving zeer vaag was opgesteld en de wereldcrisis zich inzette. Ook het rijk van Karel de Grote heeft een soortgelijke oorsprong. Het rijk was eigenlijk al ontstaan voordat hij er heerser over werd. Zijn opa, Karel Martel, pakte als eerste koning de macht over van de adellijken en begon zo een nieuw tijdperk na eeuwenlange adellijke onderdrukking. Karel de Grote breidde het rijk dat hij erfde van zijn vader Pippijn verder uit. Beide rijken zijn dus grotendeels ontstaan als een reactie op onderdrukking.
Een van de oorzaken van de associatie van Karel de Grote met het huidige Europa is hoogst waarschijnlijk de geografische overeenkomsten tussen beide rijken. Het rijk van Karel de Grote vertoont grote geografische overeenkomsten met de EU, beide rijken beslaan een groot deel van West Europa.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen het rijk van Karel de Grote en de Europese Unie op het gebied van bestuur?
Bestuur van het rijk van Karel de Grote
Van Karel de Grote wordt vaak gezegd dat hij geen vernieuwer was maar een hervormer. Hij heerste op oud-Germaanse wijze; hij liet zich zo goed mogelijk vertegenwoordigen door mannen waarmee hij een persoonlijke band had die gebaseerd was op loyaliteit. Hij vernieuwde niet, hij verbeterde alleen. De belangrijkste eis aan zijn personeel was dan ook trouw.
Na de vele veroveringen werden de wetten van de veroverde gebieden in het rijk van Karel de Grote aangepast naar maatstaven van de centrale wetgeving. Plaatselijke machthebbers werden vervangen of omgekocht. Grote gebieden werden gesplitst om neiging tot zelfbestuur te voorkomen.
In theorie gold voor Karel de Grote absolute macht, als hoofd van zijn eigen rijk. In praktijk bleek dit echter niet het geval. Karel de Grote kon onmogelijk rust en orde handhaven in een rijk van zo'n grote omvang. Daarom had hij zijn rijk ingedeeld in kleinere stukken land, deelgebieden, naar schatting 200-600 in getal. Die deelgebieden werden bestuurd door landsheren (vazallen), dit waren meestal hertogen, graven bisschoppen of abten die hun gebieden ook weer indeelden in kleinere deelgebieden. Dit systeem wordt ook wel de feodale piramide genoemd. Zelf verbleef Karel de Grote voornamelijk in de zogeheten villae (villa's) gelegen in onder andere Herstal en Worms. In Nijmegen en Aken liet de koning paleizen bouwen.
Toch was de greep op zijn eigen rijk zwak. Slechts zeer zelden vertoonde de koning zich in zijn deelgebieden, die ook wel pagi of gouwen genoemd werden. Meestal reisde hij langs een kleine kring van paltsen (vorstelijke verblijfplaatsen) maar zo bereikte hij bij lange na niet alle delen van zijn rijk. Daarom trachtte hij te besturen door middel van capitularia, dit waren series geschreven wetten die alle facetten van het maatschappelijke leven voorschreven. De invloed van deze capitularia verschilden per gebied, afhankelijk van de aanwezigheid van de koning en de mate waarin een plaatselijk bestuurder trouw was aan de koning (en dus de capitularia naleefde).
Het bestuur was voornamelijk gebaseerd op mondelinge rechtshandelingen, maar het gebruik van schrift begon toe te nemen, dit was bijvoorbeeld te zien aan de capitularia. Het werd Karel de Grote duidelijk dat zijn bestuurlijk gezag niet toereikend was en daarom kondigde hij in 802 een systeem van rondreizende inspecteurs aan, zij moesten als ogen en oren van de koning gezien worden. Een groep door Karel de Grote aangewezen inspecteurs zouden het hele rijk afreizen om te controleren of de capitularia wel nageleefd werden. Het probleem was echter dat dergelijke inspecteurs vaak uit dezelfde sociale laag voort kwamen als de plaatselijke besturenden die zij moesten inspecteren.
Het kwam er in praktijk dus op neer dat bij de vazallen de feitelijke macht over het rijk van Karel de Grote rustte. De vazallen bezaten grote stukken grond en hadden daardoor de heerschappij over honderden burgers en militairen te paard. Dit maakte de vazallen machtig. Aan veel vazallen werd daarom door Karel de Grote immuniteit verleend, dit hield in dat het gebied van een bepaald landsheer los stond van de koninklijke macht. De landsheren konden in dat gebied zelf recht spreken en belasting innen terwijl ambtenaren van de koning het gebied niet mochten betreden. Zo weerhield Karel de Grote het ontstaan van opstanden maar op deze manier kon niet voorkomen worden dat het recht naar eigen visie werd geïnterpreteerd. Vaak werd het plaatselijke leger voor persoonlijke doeleinden van de vazal ingezet. Deze vazallen heersten dus als zelfstandige vorsten, slechts in naam van de koning.
Ook het gebied van een landsheer of vazal werd ingedeeld in kleinere delen. Het bestuur over zo'n kleiner deel van het land werd een bestuurscollege genoemd. Een bestuurscollege bestond uit vertegenwoordigers van de plaatselijke bevolking en een voorzitter. De voorzitter was een vertegenwoordiger van de landsheer, hij had daar dan ook regelmatig contact mee.
Rechtspraak was een van de voornaamste taken van een bestuurscollege, het bezat dus een wetgevende macht. Het bestuur sprak recht over bijvoorbeeld handel en nijverheid, het deed keuringen en controleerde zo de kwaliteit van brood, bier en andere levensbehoeften. Ook de zorg voor armen en het garanderen van het (toen nog primitieve) onderwijs viel onder de taak van het bestuurscollege.
Maar ook op uitvoerend gebied had het bestuurscollege enige verplichtingen, het in stand houden van de verdedigingswerken van bijvoorbeeld een stad was daarvan de belangrijkste. Alle andere militaire maatregelen op locaal gebied waren ook voor rekening van het bestuurscollege.
Bestuur van de Europese Unie
Het bestuur van de Europese Unie is behoorlijk complex. De manier waarop besluiten worden genomen is uniek. Binnen de Europese Unie is een drietal belangrijke instellingen aan te wijzen, te weten de Raad van Ministers, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Samen vormen deze drie instellingen voor het grootste deel het bestuur van Europa.
De Raad van Ministers, ook wel de Raad van Europa genoemd, bestaat uit vertegenwoordigers van alle lidstaten waarvan er om de zes maanden één voorzitter is. Samen stellen de 15 lidstaten de Europese wetgeving vast. Bovendien worden hier de politieke doelstellingen vastgesteld en wordt het nationale beleid gecoördineerd.
De Europese Commissie kent 20 leden en doet wetsvoorstellen, de Raad van Ministers (en in mindere mate het Europees Parlement) kunnen alleen wetgevingen goedkeuren die door de Europese Commissie zijn voorgesteld. De commissie zorgt er ook voor dat de besluiten daadwerkelijk worden uitgevoerd. De leden van de commissie worden door de lidstaten benoemd, hier heeft het volk dus geen invloed op. De grote lidstaten (Frankrijk, Duitsland, Italië, Engeland en Spanje) leveren 2 leden, de rest van de lidstaten allemaal 1. De Europese Commissie wordt ook wel het dagelijks bestuur van Europa genoemd.
Het Europees Parlement is een instelling met 626 leden. Deze leden worden rechtstreeks gekozen door de burgers van de lidstaten. Ieder land kan, aan de hand van het aantal inwoners, een aantal vertegenwoordigers aanleveren, variërend van 99 voor Duitsland tot 6 voor Luxemburg. Tot aan het Verdrag van Maastricht ('93) waren alle bevoegdheden van het Europees Parlement van adviserende aard, sinds dit verdrag heeft het Europees Parlement ook bevoegdheden op wetgevend niveau. Deze bevoegdheden van het Europees parlement zijn gaan voornamelijk de consument en het milieu aan, het Parlement beslist op deze vlakken even zwaar mee als de Raad van Ministers.
Het bestuur van de Europese Unie is in te delen in drie delen, ook wel 'pijlers' genoemd. Deze drie pijlers zijn de groepen waarin besluiten genomen worden, samen vormen zij de basis van het Europese bestuur (zie figuur 2). Iedere pijler heeft zijn eigen besluitvorm.
De eerste pijler beslaat de hele economische sector, inclusief de Economische en Monetaire Unie, en is daarom de belangrijkste. Besluitvorming op dit gebied (de eerste pijler) vindt plaats door de Raad van Ministers. Zij kunnen echter alleen wetten goedkeuren die voorgesteld zijn door de Europese Commissie. Het goedkeuren van wetten binnen de Raad vereist een grote meerderheid van stemmen, van de 87 stemmen moeten er minimaal 62 stemmen voor zijn.
De tweede pijler richt zich op besluitvorming aangaande het gemeenschappelijke buitenlands- en veiligheidsbeleid. De derde pijler beslaat besluitvorming op het gebied van samenwerking met nationale overheden (Justitie en Binnenlandse Zaken), hierin worden besluiten genomen die invloed hebben op de binnenlandse politiek van de lidstaten. Besluitvorming bij de tweede en derde pijler is zeer afwijkend. Voor besluitvorming in deze twee pijlers is geen voorstel van de Commissie nodig en is een meerderheid in de Raad niet voldoende om een wet door te voeren. Omdat wetgeving binnen deze twee pijlers zeer nationaal gericht is en daarom vrij gevoelig ligt moeten beslissingen door de Raad anoniem genomen worden, alle lidstaten moeten dus voor zijn alvorens een nieuwe wet ingevoerd kan worden. Dit vetorecht brengt moeilijkheden met zich mee, het verlaagt de efficiëntie van de Raad wanneer een land dwars ligt. Dit was bijvoorbeeld het geval tijdens de gekkekoeiencrisis toen Groot-Brittannië haar vetorecht toepaste tegen een import verbod uit Groot-Brittannië (het verbod werd later alsnog ingevoerd). Een voordeel van dit vetorecht is echter dat de nationale politiek meer invloed krijgt. Zo kan een vertegenwoordiger in de Raad van zijn nationale parlement de opdracht krijgen een bepaald besluit te blokkeren, hetgeen hem of haar dan ook altijd lukt. In de eerste pijler kan een land simpelweg 'overstemd' worden. Het is niet ondenkbaar dat er in de toekomst, met de intrede van nieuwe lidstaten, landen geheel zullen verdwijnen uit de Raad omdat het vetorecht met nog meer partijen niet meer zal functioneren.
Voor de locale gemeenten en provincies is het moeilijk om haar doelstellingen door te laten dringen op Europees niveau. Als provincie in een van de lidstaten heb je immers weinig invloed op de besluitvorming van de Raad van Ministers en het Europees Parlement. Toch is het mogelijk enige invloed uit te oefenen op deze besluitvorming; de meeste vergaderingen op Europees niveau worden in Brussel gevoerd en daarom sturen allerlei groepen van gemeenten en provincies 'een mannetje' naar Brussel. Deze lobbyisten spreken in Brussel leden van de Commissie, het Parlement en zelfs van de Raad aan om 'even' toe te lichten welke invloed het, in het dossier waar men straks over zal gaan vergaderen, besproken besluit in hun regio zal hebben en hoe ze het liever zouden zien. Via deze weg kan een regio toch enige invloed hebben op de Europese wetgeving. In Brussel bevinden zich nu al meer dan 160 van dit soort lobbyisten uit delen van alle lidstaten.
Overeenkomsten en verschillen
Bij het vergelijken van de twee rijken valt natuurlijk direct op dat hier sprake is van twee totaal verschillende bestuursvormen. Het rijk van Karel de Grote is op te vatten als een monarchie, met Karel de Grote als alleenheerser, terwijl de Europese Unie meer een grote democratie is met allerlei instanties die samen het bestuur coördineren. Er is in de Europese Unie geen sprake van één persoon die het hele rijk bestuurt maar van een gezamenlijk bestuur dat gevormd wordt door vertegenwoordigers uit alle lidstaten.
De infrastructuur van beide bestuursvormen is ook verschillend. Terwijl de band tussen Karel de Grote en zijn landsheren voornamelijk gebaseerd was op trouw is daar in de Europese Unie weinig sprake van, lidstaten worden continu gecontroleerd of alles wel volgens de regels wordt afgehandeld. De onderlinge banden zijn dus strikt politiek.
Toch is er een overeenkomst in de uitvoering van het bestuur. Zowel in het rijk van Karel de Grote als in de Europese Unie is er in zekere mate sprake van een centrale wetgeving. In het rijk van Karel de Grote wordt deze centrale wetgeving in grote mate toegepast (capitularia) maar slechts in beperkte mate nageleefd door de landsheren. In de Europese Unie is er een vrij beperkte centrale wetgeving (slechts op gebieden als milieu) maar die wordt dan over het algemeen wel nageleefd. In beide rijken behouden de lidstaten/deelgebieden een zekere mate van zelfbestuur en is de invloed van het centrale bestuur op nationaal niveau beperkt.
Op lager niveau is hetzelfde verschil in staatsvorm te herkennen. De deelgebieden van Karel de Grote zijn in feite zichzelf, onder het bewind van de landsheer, besturende staatjes geworden die zich steeds verder distantiëren van de keizer tot er zelfs immuniteit verleend wordt. De lidstaten van de Europese Unie, die ook een nationaal bestuur hebben, daarentegen proberen wel invloed uit te oefenen op het centrale bestuur bijvoorbeeld door middel van lobbyisten, ze bewegen zich dus naar het centrale bestuur toe in plaats zich ervan te distantiëren. De oorzaak van dit verschil ligt in de oorsprong van beide rijken. Het rijk van Karel de Grote is veroverd, er zijn dus volken die helemaal geen onderdeel van Het Frankische Rijk willen zijn en er helemaal niks mee te maken willen hebben. Zij distantiëren zich van de keizer. In de Europese Unie komt dit niet voor omdat landen die niet tot de Europese Unie willen behoren simpelweg niet lid worden, er is geen dwang. Een voorbeeld hiervan is Noorwegen, een land waarin het lid worden van de Europese Unie niet door de nationale verkiezingen kwam. Noorwegen is dus geen lidstaat geworden en hoeft zich ook niet af te zetten tegen het bewind van de EU.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen het rijk van Karel de Grote en de Europese Unie op het gebied van de godsdienst?
Godsdienst in het rijk van Karel de Grote
Het geloof in God (of de Ongeziene) was niet overal zo orthodox als de Christelijke geestelijkheid het voorschreef. Toch had de kerk zeer veel macht en daarmee grote invloed op de maatschappij. Soms werden geestelijken door burgers als irritant beschouwd maar men kende geen rationele motieven voor scepticisme, bijna iedereen was gelovig.
Door de geestelijken werd verkondigd dat wanneer de burgerij zich onderwierp aan Gods wetten en de machtige positie van de kerk aanvaardde, zij kon rekenen op Gods gunsten voor nu en later. Koningen en keizers die door geestlijken waren gezegend werden door de burgerij als zeer vooraanstaande heersers beschouwd, zij hadden dus geen reden een verbintenis met de kerk uit de weg te gaan. In het geval van Karel de Grote bracht de verbintenis met de kerk zelfs tot een versteviging van de banden binnen zijn eigen rijk.
Omdat de inwonende volken zo veel van elkaar verschilden werd het rijk met moeite als een eenheid gezien. De verbintenis met het Christendom bracht iets algemeens in het rijk, iets wat alle inwoners met elkaar deelden. Deze verbintenis werd verstevigd door de capitularia. Hierin werd de burgers opgelegd de kerkelijke wereld en het hele Christendom met respect te behandelen. Er werd bijvoorbeeld gezegd dat elke verwonding die een missionaris werd toegebracht en elk vergrijp tegen de Christelijke godsdienst met de dood werd bestraft.
Volken die overwonnen waren werden ook gedwongen zich tot het Christendom te bekeren. Een voorbeeld hiervan waren de Saksen. Zij vochten met de rug tegen de muur en konden kiezen tussen aansluiten bij de Christelijke Kerk (en dus het Frankische Rijk) of de dood. De meeste kozen voor het geloof.
Op locaal niveau vormden groepen Christelijken samen kleine gemeenschappen. Aan het hoofd van zo'n gemeente stonden de ouderlingen, zij waren vaak ook letterlijk de oudste van de gemeente.
In 800 werd de verbintenis met de Christelijke wereld en het Frankische Rijk bezegeld met de kroning van Karel de Grote tot Keizer. Deze kroning werd gedaan door paus Leo III die voornamelijk uit eigen belang handelde. Met de bekroning van Karel de Grote hoopte hij dat de ketterij met zijn hulp voorgoed de kop ingedrukt kon worden en hij zou zich zo kunnen profileren als de hoogste leider van de gehele kerk.
In het rijk van Karel de Grote had het rijk ook grote invloed op de rechtspraak. Wanneer er een ernstige misdaad werd gepleegd werd de misdadiger door de kerk een verplichte bedevaart opgelegd. Een misdadiger moest kunnen aantonen dat hij bijvoorbeeld in Rome of op Cyprus was geweest. Dit geschiedde meestal via geschreven bevestigingen van de bestuurders in de desbetreffende steden.
De kerk was tevens een schakel tussen de bestuurders en het volk. Mededelingen aan de burgers werden via de kerk gedaan, meestal wanneer een dienst was afgelopen.
Godsdienst in de Europese Unie
Sinds de 20ste eeuw is het aantal aanhangers van het Christendom in Europa drastisch afgenomen. Een structuur die het rijk van Karel de Grote kende waarin simpelweg alle burgers naar de kerk gingen en er absoluut geen sprake was van enig scepticisme is in de huidige maatschappij ondenkbaar. Vooral onder de jongere generaties is het christendom al lang geen onderdeel van het alledaagse leven meer.
Niet alleen heeft de godsdienst in de Europese Unie een veel kleinere aanhang, haar invloed op het bestuur is ook nietig in verhouding tot die van de kerkelijke invloed op het bestuur van Karel de Grote. Op nationaal niveau kan het nog voorkomen dat christelijke gemeenschappen in nauw contact met de plaatselijke kerken staan maar zeker op Europees niveau heeft de kerk niets meer te vertellen.
Natuurlijk is er nog wel enige aanhang van het Christendom en dit verschilt ook van lidstaat tot lidstaat. Over het algemeen is de oudere generatie nog steeds een trouwe aanhanger van het Christendom.
Overeenkomsten en verschillen
Het geloof in God is in de Europese Unie ver weggezakt. De aanhang zoals die in het rijk van Karel de Grote gekend werd is ver te zoeken. Een groot verschil op gebied van de godsdienst tussen beide rijken is dus het aantal aanhangers.
Een veel belangrijker verschil is de macht van de kerk. De kerk had in het rijk van Karel de Grote zeer grote invloed op het bestuur, de rechtspraak en op cultureel gebied. Bovendien versterkte Karel de Grote zijn macht door een verbintenis met de kerk aan te gaan, deze verbintenis (de keizerkroning in 800) zorgde ook nog voor sterkere interne banden in zijn rijk omdat de inwoners iets algemeens hadden. Iets wat zij allen deelden: het Christendom. Een Christelijk bestuurslid van de Europese Unie heeft even veel macht als een lid dat niet aan de Christelijke wereld verbonden is. Bovendien heeft de kerk geen enkele invloed in de rechtspraak meer, zelfs niet op locaal niveau.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen het rijk van Karel de Grote en de Europese Unie op het gebied van economie?
Economie in het rijk van Karel de Grote
Op economisch terrein bracht Karel de Grote een aantal belangrijke hervormingen aan. Zo waren transacties die 's avonds tot stand waren gekomen onwettig, dit was om woekerwinsten en speculatie in goederen tegen te gaan. Voor graan dat in grote hoeveelheden verkocht werd, werd een vaste prijs vastgesteld. Dit gebeurde ook voor het brood dat door bakkers werd verkocht.
Om de handel op locaal gebied te vergemakkelijken gaf hij in zijn hele rijk munten uit, hiermee werden de munten van veroverde gebieden vervangen, die waren meestal toch al sterk in waarde gedaald. De munten van Karel de Grote hadden een vaste waarden en een zelfde metaalgehalte.
Ten tijde van Karel de Grote nam ook de overzeese handel licht toe. Alhoewel de Middellandse Zee in handen van de moslims was, werd in lichte mate gehandeld in zijde en oosterse specerijen.
De economie was voornamelijk gericht op agrarisch gebied, in de landbouw werd dan ook de meeste winst gemaakt. Onder het bewind van Karel de Grote werd het productieproces geïnnoveerd. Zo werd bijvoorbeeld arbeid van mens en dier efficiënter gebruikt door het toepassen van watermolens en zware ploegen. Ook werd het drieslagstelsel ingevoerd, een systeem waarbij een deel van het land in opeenvolgende seizoenen braak kwam te liggen, dit zorgde voor grotere oogsten in de jaren daarop.
Dankzij deze hoge opbrengsten uit de landbouw, de opbrengsten uit de oorlogsbuiten en giften van zijn rijke aanhangers, kon Karel de Grote het zich veroorloven een economie te draaien zonder belastingheffing. De burgers hoefden slechts te betalen in dienstverlening.
In deze economie was echter geen plek voor een sociale wetgeving. Karel de Grote verleende geen uitkeringen, hij speelde slechts slim in op de verhouding tussen de burgers en de kerk. Wanneer er bijvoorbeeld sprake was van een zeer lage oogstopbrengst omdat de mannen continu opgeroepen werden om voor het rijk te vechten, voerde Karel de Grote een wet in waarin stond dat men, naast het dagelijkse kerk bezoek, ook algemene vastendagen moest houden. Zo werd hongerlijden iets roemvols en konden de graanvoorraden weer wat toe nemen. Ook werden rijke grootgrondbezitters getaxeerd op hun draagkracht en zo verplicht dagelijks een aantal arme families van voedsel te voorzien.
Banken kende het rijk van Karel de Grote niet, het lenen van geld tegen rente werd verboden door de kerk. Hier hadden de stedelijke besturen iets op bedacht zodat zij toch over geld konden beschikken: de lijfrente. Men doneerde de stad een bepaalde som geld en kreeg daar, zolang men leefde, ieder jaar een deel van terug. Vooral de kerken zelf maakten veel gebruik van deze regeling.
Economie in de Europese Unie
Bij de woorden economie en Europese Unie wordt direct aan 'De Euro' gedacht, de nieuwe munteenheid die 1 januari 2002 haar intrede zal doen in alle lidstaten als gezamenlijke valuta. Al een jaar lang is de euro actief in al het girale betaalverkeer en op de beurzen van alle lidstaten. Met de komst van de Euro is ook de Europese Centrale Bank opgericht (ECB). Deze Centrale Bank doet hetzelfde als DNB (De Nederlandse Bank) op nationaal niveau doet; het stabiel houden van de wisselkoers van de Euro. Tevens heeft zij als taak van de Euro een internationaal erkende munteenheid te maken. De eerste voorzitter van de ECB is overigens de Nederlander Duisenberg.
Maar op economisch gebied heeft de Europese Unie nog meer te betekenen, de Europese Unie is een officieel Economisch Monetaire Unie (EMU) dit betekent dat zij een gemeenschappelijke binnenlandse markt heeft, over export en import binnen de EU wordt dus niet of nauwelijks belasting geheven. Met de komst van de Euro moet de afzetmarkt voor bedrijven nog sterker groeien, de handel binnen de EU wordt nog sterker gestimuleerd waardoor de algehele Europese economie een impuls zou moeten krijgen.
In verhouding geeft de EU weinig uit. Zo is de begroting van de hele EU ongeveer even groot als de miljoenennota van Nederland. Dit komt omdat de EU geen salarissen hoeft te betalen aan bijvoorbeeld ambtenaren en militairen, zij geeft voornamelijk geld uit aan de boeren en subsidies aan arme regio's. Dit met het doel om de welvaartsverschillen binnen de EU te verkleinen. Er wordt echter ook geëist van de Unie dat er geld wordt uitgegeven aan projecten waar de hele Europese Gemeenschap baat bij heeft. Dit zijn bijvoorbeeld transeuropese netwerken waardoor het vervoer en de communicatie in heel Europa verbeterd kan worden.
Hoe komt de ECB aan haar geld? Iedere lidstaat is verplicht een bepaalde bijdrage aan de ECB te leveren, deze bijdrage hangt af van de draagkracht van het aantal inwoners (het nationaal produkt in verhouding tot het aantal inwoners). Duitsland is het sterkste land in de gemeenschap, zij levert nette de grootste bijdrage aan de ECB. Luxemburg en Spanje ontvangen netto het meest. Nederland is, net als Duitsland, een netto-contribuant en betaalt dus meer dan zij krijgt van de Europese Unie.
De Europese Rekenkamer is een instelling die in '75 is opgericht, zij heeft 15 leden (iedere lidstaat levert 1 lid). Het is haar taak om te controleren of alle inkomsten en uitgaven correct geschieden. Ook de lidstaten zelf controleren of het geld stroomt zoals het hoort te stromen.
Overeenkomsten en verschillen
Op economisch gebied komt als eerste het enorme verschil in ontwikkeling tussen beide rijken duidelijk naar voren. Terwijl het rijk van Karel de Grote vooral teerde op landbouw is de Europese Unie ver ontwikkeld op het gebied van industrie en handel. Dit is natuurlijk niet verwonderlijk, we spreken over een tijdsverschil van bijna 1300 jaar.
Ook op het verdere economische vlak staat het rijk van Karel de Grote in de kinderschoenen, indien vergeleken met de Europese Unie. Dit is te zien aan bijvoorbeeld de sociale wetgeving die tegenwoordig op nationaal niveau in de meeste lidstaten afdoende is en in het rijk van Karel de Grote bijna niet aanwezig was. Het gebrek aan banken en de handel op zeer kleine schaal is niet te vergelijken met de manier waarop de economie zich nu handhaaft (de grootscheepse handel, Europese Centrale Bank). Als enige overeenkomst is de gemeenschappelijke munteenheid in beide rijken aan te wijzen.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen het rijk van Karel de Grote en de Europese Unie op het gebied van cultuur?
Cultuur in het rijk van Karel de Grote
Een belangrijk persoon in de culturele ontwikkeling van het rijk van Karel de Grote was 'Angelsaks Alcuin'. Dit was de persoonlijk adviseur van Karel de Grote, hij adviseerde Karel de Grote op diplomatiek, godsdienstig en cultureel gebied.
Alcuin reorganiseerde de scholing van de adel, hij suggereerde bijvoorbeeld kleine klassen en streng toezicht. Tevens werd, door bisschop Theodulf uit Orleans de basis gelegd voor kosteloos onderwijs voor de hele burgerij. Met de scholing van de adel werd de basis gelegd voor de zogeheten Karolingse Renaissance. Karel de Grote was ervan overtuigd dat welvaart wordt veroorzaakt door intelligente en verantwoordingsbewuste personen. Deze begon Karel de Grote op te leiden waardoor er aanzet werd gegeven tot een culturele gedachte. Er kwam onder de adel aandacht voor alles wat maar cultureel was.
Wat letterkunde betreft werd er door de Karolingers vooral 'afgekeken' van de Romeinen. Er werd vertaald en samengesteld waardoor er gedichten van matige kwaliteit in Romeinse klassieke stijl ontstonden. De Karolingse monniken begonnen ook grootscheeps Romeinse teksten te kopiëren in een kleiner, leesbaarder lettertype. Dankzij de (tijdrovende) bezigheden zijn beroemde geschriften van bijvoorbeeld Caesar en Tacitus voor ons bewaard gebleven.
Ook in het dagelijks leven van de mensen speelt de kerk een grote rol. Allerlei allerdaagse handelingen worden door de kerk beïnvloed. Zo waren allerlei belangrijke bestuurlijke dagen gepland op kerkelijke dagen (Sint Maarten, Sint Victoirs).
Zoals in het hoofdstuk over de godsdienst al verteld werd, werden burgers op de hoogte gebracht van allerlei nieuws door middel van de kerk. Dit geschiedde ook via het gemeentehuis en herbergen. In de herbergen werden allerlei nieuwtjes besproken. Dit was de enige manier waarop de bevolking op de hoogte kon blijven van wat er in de rest van het rijk gebeurde. De herberg was dus een zeer belangrijk element in het dagelijks leven van de burgers.
Cultuur in de Europese Unie
Op cultureel gebied is de Europese Unie niet echt een eenheid. Iedere lidstaat heeft zo zijn eigen belangrijke culturele personen. Wel zijn op het gebied van kunst en literatuur een aantal belangrijke stromingen te ontdekken. De kunst in Europa sinds de jaren vijftig was behoorlijk experimenteel, kunstenaars probeerden gevoelens uit te beelden en niet zozeer een weergave van de werkelijkheid te geven. Deze ideeën zijn in Nederland terug te vinden in culturele stromingen als bijvoorbeeld COBRA en Barbarber. Ook in de poëzie probeerde men met woorden gevoelens uit te drukken.
Dankzij de veelzijdigheid van de verschillende media in de huidige maatschappij kunnen burgers van alle lidstaten snel geïnformeerd worden over wat er zich over de hele Europese Unie afspeelt. Iedereen is dus ten alle tijde op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de EU.
Overeenkomsten en verschillen
Op het gebied van literatuur en kunst waren de culturelen in het rijk van Karel de Grote weinig vernieuwend. Zij bootsten grotendeels kunst na van de Romeinen. De huidige kunst daarentegen is wel vernieuwend, zij vertoont experimentele eigenschappen en er worden gevoelens uitgedrukt.
De communicatie tussen bestuur en burger in de beide rijken is ook zeer verschillend. Een burger in het rijk van Karel de Grote kon alleen dingen over de rest van het rijk te weten komen door in de plaatselijke herberg rond te hangen en naar de kerk gaan. Zo werden boodschappen van het bestuur aan de man gebracht. Tegenwoordig zijn burgers overal van op de hoogte dankzij televisie, krant en het Internet. Hierdoor is de kloof tussen de verschillende lidstaten veel kleiner dan die tussen de verschillende deelgebieden in het rijk van Karel de Grote. Wanneer er een grote ramp plaats vindt in het zuiden van Frankrijk zijn de Nederlanders er direct van op de hoogte en er wordt in zekere mate met de Fransen meegeleefd. Zou een dergelijke ramp zich in het tijdperk van Karel de Grote voordoen, dan bestaat de kans dat mensen in het noorden van het rijk er nooit kennis van zullen nemen. Er mist dus een eenheidsgevoel.
Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de lidstaten een eenheid vormen, ieder land heeft nog steeds zijn eigen culturele gewoontes en gebruiken. De Europese Unie is ook niet van plan dit te veranderen.
Wat valt er te leren van het einde van het rijk van Karel de Grote voor de toekomst van de Europese Unie?
Het einde van het rijk van Karel de Grote
De zoon van Karel de Grote (Lodewijk de Vrome) volgde diens vader op in 814 als Koning der Franken. Onder zijn bewind viel het Frankische rijk, de plaatselijke heersers streefden naar versterking van hun autonomie.
Zo werd in 830 gestopt met het schrijven van capitularia (de rijksvoorschriften) hetgeen een verzwakking van het centrale bestuur aanduidde. Het rijk werd verzwakt door de interne desintegratie (er rezen plaatselijke opstanden) en door aanvallen van buitenaf.
In 843 viel het Frankische rijk uiteen en konden de plaatselijke heersers de macht hergrijpen, dit gebeurde vooral op plaatsen waar voorheen de centrale macht zwak was geweest.
De toekomst van de Europese Unie
Een van de grote nadelen van Europese eenwording wordt het verlies van identiteit gevonden. Vooral de kleinere landen hebben het binnen de EU moeilijk zich te profileren als land op zich. Naar vermoeden zal dit in de toekomst alleen maar verslechteren omdat er meer landen in de EU zullen toetreden en de grotere landen een groter aandeel zullen gaan opeisen in het bestuur.
Een Raad van Ministers met daarin 30 leden die allemaal over een vetorecht beschikken is niet hanteerbaar. Daarom is het niet ondenkelijk dat landen een gemeenschappelijke voorzitter krijgen in de Raad, bijvoorbeeld één voorzitter voor de hele Benelux. Dit zou kunnen betekenen dat er beslissingen worden genomen over het interne bestuur van een land terwijl het land zich niet kan bemoeien met die beslissing, een gevolg zou kunnen zijn dat landen uit de EU treden.
Zoals het er nu uit ziet zullen er zeker meer landen toetreden tot de Unie, vooral de Oostbloklanden zijn zeer geïnteresseerd. De Europese Unie zal, onder andere door de Euro en de nieuwe lidstaten, steeds verder groeien tot een Europese eenheid. De vraag is welke invloed dit zal hebben op de slagvaardigheid van de Europese instellingen en de moraal van de lidstaten.
Lessen voor de toekomst
Valt er iets te leren van de ondergang van het rijk van Karel de Grote? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet eerst bekeken worden wat de redenen van de ondergang van het rijk van Karel de Grote zijn. De belangrijkste reden is de interne opstand. Deelgebieden neigden steeds meer naar zelfbestuur en kwamen in opstand tegen de centrale macht nadat de machtige heerser was weggevallen. Deze vorm van onvrede binnen de locale bestuursgebieden speelt in het huidige Europa ook.
De netto-betalende landen zien hun geld verdwijnen in de arme lidstaten. Het lidmaatschap van de EU brengt meer kosten dan inkomsten met zich mee, in ruil daarvoor eisen de lidstaten meer macht in het bestuur. Dit ligt weer gevoelig bij de armere lidstaten omdat zij vrezen voor verlies van besluitvorming over hun eigen land. De EU moet dus oppassen dat zij de netto betalende landen niet tegen zich gekeerd krijgt omdat er te weinig voordelen uit de Unie voortvloeien.
Een tweede rede van de ondergang van het rijk van Karel de Grote was de aanval van buitenaf. Dit speelt in mindere mate mee omdat de Verenigde Staten van Amerika over het algemeen tot de 'westerse wereld' worden gerekend en op aardig gelijke voet leven met het huidige Europa. Van de andere grootmacht (Sovjet Unie) valt ook weinig te vrezen sinds het einde van de Koude Oorlog.
Conclusie
In het onderzoek van deze scriptie zijn het rijk van Karel de Grote en de Europese Unie op allerlei vlakken met elkaar vergeleken met het doel een doordacht antwoord op de hoofdvraag te kunnen geven. In dit hoofdstuk zullen alle bevindingen van de deelonderzoeken kort samengevat worden om vervolgens op een antwoord te komen.
Allereerst werden de rijken vergeleken op de historische achtergronden. Hier zijn zowel verschillen als overeenkomsten te benoemen. Hierin weegt het verschil in ontstaan (onderdrukking enerzijds, vrijwillig lidmaatschap anderzijds) en het verdere verloop van de geschiedenis van beide rijken het zwaarst omdat de overeenkomst in het ontstaan van een eenheid ten tijde van ondrukking vrij algemeen te ervaren is. Op historisch gebied was Karel de Grote dus niet zo zeer Europees te noemen.
Op het gebied van bestuur is een belangrijk verschil tussen beide rijken naar voren gekomen; dwang. Alhoewel beide bestuursvormen enige overeenkomsten vertonen (weinig invloed van de centrale wetgeving op de lagere niveaus) is het verschil in mentaliteit doorslaggevend. Omdat veel volken onderdrukt werden door Karel de Grote namen landsheren afstand van de keizer, lidstaten van de Europese Unie willen onder geen enkele voorwaarde macht inleveren, zij proberen zelfs een invloed te vergroten door lobbyisten. Op het hoogste bestuursniveau is in de Europese Unie een vetorecht binnen een wetgevende Raad van toepassing terwijl ten tijde van Karel de Grote de regels werden gemaakt door één persoon.
De godsdienst in de Europese Unie is een stuk minder invloedrijk dan de godsdienst in het rijk van Karel de Grote. Wel wordt in beide rijken het Christendom als grootste geloof aanbeden. Het rijk van Karel de Grote is dus op het gebied van godsdienst niet Europees aangaande de invloed en aanhang, wel Europees aangaande de geloofsrichting.
Over het algemeen komt de economie van Karel de Grote na vergelijking met de huidige Europese economie zeer pril naar voren. Handel en industrie waren niet of nauwelijks aanwezig. Ook banken en sociale wetgevingen bestonden niet in het rijk van Karel de Grote. Slechts de maatschappelijke munt pleit nog voor enige overeenkomst tussen beide rijken maar de economie van Karel de Grote is desalniettemin niet Europees te noemen.
Op cultureel gebied is het rijk van Karel de Grote niet vernieuwend. Het dagelijks leven is in grote mate gericht op de kerk. Van de kerk en de herbergen moet het nieuws vanuit de rest van het rijk komen waardoor er weinig sprake is van een eenheidsgevoel. Het culturele leven in de Europese Unie daarentegen is op litterair gebied wel vernieuwend. Bovendien kunnen burgers makkelijk geïnformeerd worden dankzij de verschillende media. Op cultureel gebied verschilt het rijk van Karel de Grote dus sterk van de Europese Unie.
Concluderend valt dus te zeggen dat op bijna alle punten beide rijken sterk verschillen. Met hier een daar een enkele overeenkomst (geografische ligging, gemeenschappelijke munt en geloofsovertuiging) verschilt de Europese Unie toch sterk van het rijk van Karel de Grote. Het rijk van Karel de Grote is dus niet of slechts in zeer beperkte mate Europees te noemen!
Bronvermelding
Voor deze scriptie is gebruik gemaakt van verschillende media. Informatie over Karel de Grote en zijn rijk was vooral te vinden in boeken. De Europese Unie werd echter het best beschreven in de recentere krantenknipsels in combinatie met Internet en een aantal CD ROM's. Hier volgt een specificatie.
Karel de Grote
Middeleeuwen | D. de Bar J. van Herwaarden J. Scheurkogel | Boek |
De cultuur van Middeleeuws Europa | J. le Goff | Boek |
Karel de Grote vader van Europa | R.Wahl | Boek |
De atlas van de Middeleeuwen | D. Matthew | Boek |
De vroege Middeleeuwen | G. Simons | Boek |
Stad en platteland in de Middeleeuwen | W. Alberts | Boek |
Encarta | - | CD ROM |
http://geschiedenis.pagina.nl | - | Internet |
Europese Unie
Hoe werkt de Europese Unie? | - | Brochure |
Diverse artikelen | Divers | Elsevier |
Diverse artikelen | Divers | NRC Handelsblad |
Retrospect | - | CD ROM |
Encarta | - | CD ROM |
http://www.euro.nl | - | Internet |
http://www.eu.nl | - | Internet |
REACTIES
1 seconde geleden
O.
O.
beetje jammer dat het zo lang is en zeg maar eigenlijk helemaal nergens over gaat. ik ben best benieuwd wat voor cijfer je voor dit verslag hebt gekregen.
en voor welk vak heb je dit moeten doen? geschiedenis. nou die man of vrouw die het verzonnnen heeft om dit onderwerp te nemen is goed hard op z'n achterhoofd gevallen.
22 jaar geleden
Antwoorden