Joegoslavie

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 1042 woorden
  • 8 mei 2001
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
52 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Hoe blijf jij online in balans?

Media zijn de hele dag om ons heen en dat is niet zonder effecten. Daarom staat de Week van de Mediawijsheid, die vrijdag is begonnen, in het teken van gezond schermgebruik. Hoe deel jij je schermtijd zo in, dat jij je er goed en gezond bij voelt? We vroegen het aan jongeren in deze video van HoeZoMediawijs.nl.

Lees meer

Vraag 1:

· cultus = godsverering, eredienst.

Na de dood van Tito, die regeerde over voormalig Joegoslavië, viel het land uiteen, doordat de verschillende staten en volken een eigen land wilde vormen met een eigen leider en hun eigen godsdienst. Bijv. de Albanezen willen een eigen land Albanië, met een eigen leider en hun eigen godsdienst: de Islam.

· eenheidsstaat = een staat dat een samenhangend geheel is.

Onder Tito was Joegoslavië een eenheidsstaat, maar voor na zijn dood had Tito geregeld dat er een roulerend presidentschap zou komen, zodat niemand zoveel macht zou krijgen als hij. Mede hierdoor viel het land uiteen in verschillende etnische groepen.

· mythe = verhalen waarin een volk vorm geeft aan zijn opvattingen over grote gebeurtenissen in bijv. godenwereld, oertijd.

De volken die op de Balkan wonen, stammen af van oud-Griekse en Slavische volken. De Illyriërs, de voorouders van de Albanezen, waren de eerste bewoners van de Balkan. Slavische stammen die op de vlucht waren voor de Hunnen, trokken naar de Balkan. Deze Slavische stammen ontwikkelden zich in de naties die we tegenwoordig kennen (bijv. Servië, Kroatië, Bosnië, etc.). Al deze volken hebben dus dezelfde afkomst en spraken bijna allemaal dezelfde taal. Het enige dat hen onderscheidt is hun geloof en geschiedenis. Eind 1300 kregen de Serviers oorlog met de Turken. De Turken wonnen de oorlog en de Serviers zijn vijf eeuwen overheerst door de Turken. De conflicten van tegenwoordig berusten nog altijd op die veldslag. Daarom streven de Serviers naar nationalisme. Zij vinden dat ze recht hebben op een eigen stuk grond, omdat zij zich toen hebben geweerd tegen de overheersing van de Turken.

· natie - natiestaat = het volk dat behoort tot een bepaalde staat.

Alle volken hingen het nationalisme aan en wilden dus allemaal een eigen land (= natie). Alle andere mensen van andere volken en dus ook een andere ideologie hebben moeten uit hun gebied. Het gebied wordt dus etnisch gezuiverd.

· nationalisme = streven naar een nationale eenheid en onafhankelijkheid.

Alle volken wilden hun eigen land vormen en etnisch zuiveren, zodat ze een onafhankelijk land vormen met een nationale eenheid.

· etniciteit = wat de mensen betreft.

De verschillende volken willen in een eigen land wonen met hun eigen volk, bijv. Kroaten in Kroatië. Deze mensen hebben allemaal dezelfde leider, hetzelfde geloof en dezelfde historische achtergrond.

· objectiviteit/subjectiviteit = onbevooroordeeld, onbevangen/ persoonlijk, volgens eigen mening, partijdig.

Omdat veel mensen een eigen persoonlijke mening hebben kan er nooit een goed beeld van de situatie in Kosovo gegeven worden. Een land dat niet in oorlog is met voormalig Joegoslavië en ook niet meehelpt met de bombardementen van de NAVO-landen zouden een objectieve mening kunnen geven over de situatie. Wij de Europeanen hebben een eigen mening over de situatie daar, de Kroaten, Albanezen, Serviers en de andere volken hebben ieder ook weer een andere mening over de situatie. Daarom is het moeilijk te begrijpen voor andere mensen, iedereen heeft een eigen mening. Onpartijdige mensen zouden dus goed een objectieve mening kunnen geven over de situatie.

· standplaatsgebondenheid = de verschillende kanten waarvan iets bekeken wordt.

In Joegoslavië heeft elk volk een andere standplaatsgebondenheid, hioerdoor is het moeilijk de situatie die daar gaande is op te lossen. Door de bemoeiing van het Westen wordt alleen maar moeilijker gemaakt. De Albanezen hebben een heel andere kijk op de zaak dan de Serviers, over één dingen zijn ze het allemaal eens, zij hebben gelijk en ze proberen er alles voor te doen dat gelijk ook te halen.

Vraag 2

Nationalisme houdt het streven naar de nationale eenheid en onafhankelijkheid in. De mensen in voormalig Joegoslavië streven naar het nationalisme, zodat ze geen angst hebben dat ze in hun eigen land worden opgepakt, omdat ze een andere mening hebben dan de rest. Ze willen godsdienst- en gewetensvrijheid. Door een eigen natie te hebben, leven ze met hun eigen volk en dus dezelfde godsdienst en een zelf gekozen leider. Dit houdt in dat het volk eenheid en onafhankelijkheid heeft van de andere volken. Een voedingsbodem van het nationalisme is onder andere de verloren oorlog tegen de Turken eind 1300, de Serviers werden namelijk na die verloren veldslag vijf eeuwen overheerst door de Turken. Zij willen tot de dag van vandaag hun eigen staat, met hun eigen volk, leider en godsdienst.

Vraag 3

Het is belangrijk dat de geschiedenis objectief wordt onderzocht, zodat je geen vooroordelen krijgt van de mensen die het stuk hebben geschreven en dan ook die mening behoudt om een situatie te beoordelen. Alle kanten van de geschiedenis moeten worden belicht, zodat je een goed beeld krijgt van waarom dingen gebeurd zijn. Als je alles van één kant zou bekijken, zou je maar één kant van het verhaal weten en trek je van daaruit je conclusies. Mensen die dezelfde stof krijgen, maar de zaak van een ander standpunt belicht krijgen, trekken weer andere conclusies en daardoor krijg je meningsverschillen en die kunnen weer uitlopen op oorlog, een voorbeeld hiervan is de situatie in Kosovo. Wij de Westerlingen krijgen heel andere informatie en de situatie wordt heel anders belicht, dan de informatie die de mensen in voormalig Joegoslavië krijgen, daar krijgen de Kroaten weer andere informatie over de situatie dan de Albanezen, daarom snappen wij niet zo goed wat er nou eigenlijk aan de hand is en waarom daar oorlog is. De geschiedenis van dit conflict loopt heel ver terug en dat hebben wij nog niet onderzocht. Een voorbeeld van verschillend standpunt is: Willem van Oranje is in Nederland een volksheld, een oprichter van ons land. Filips II is bij ons een man die alles wilde doen om ervoor te zorgen dat wij geen onafhankelijk land zouden worden van Spanje. In Spanje is Willem van Oranje een man die geen eerbied had voor de koning, die was gekozen door God en iedereen hoorde God te gehoorzamen in die tijd en hij had ervoor gezorgd dat er een opstand in de Nederlanden kwam en daardoor onafhankelijk is geworden. Filips II daarentegen was een man die probeerde Nederland bij Spanje te houden, omdat het een deel uitmaakte van zijn rijk. Over Filips II wordt in Spanje veel meer beschreven wat hij deed dan over Willem van Oranje. In Nederland is dat juist weer andersom. Omdat de Spanjaarden en ander oordeel geleerd krijgen over wat er in die periode is gebeurd dan de Nederlanders hebben ze allebei een subjectivieve mening.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.