Hoe ontstond de hongerwinter en wat waren de gevolgen ervan?
Hoe ontstond de hongerwinter?
De hongerwinter kwam tot stand door 3 dingen:
1. De bevrijding van Zuid-Limburg met als gevolg dat de steenkoolaanvoer wegviel.
2. Dat de regering opdracht gaf tot de spoorwegstaking.
3. Het algemeen beleid van de bezetter.
Op 27 september 1944 werd het besluit van Seyss-Inquart genomen. Dit hield in dat alle voedseltransporten naar het westen van Nederland werden verboden. Dit verbod was misschien bedoeld als middel om de spoorwegstaking te laten stoppen, maar het was in ieder geval een straf voor de staking. Het verbod was het ergste voor de mensen die in de grote en kleine steden in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht woonden. Zij waren erg afhankelijk van een goed werkende distributiestelsel. Om het vervoersverbod effectief te maken werden er geen transportvergunningen meer afgegeven en kwamen er controles op een aantal bruggen in een aantal havens. In de boerengezinnen had men geen gebrek aan voedsel. Ook de mensen die dicht bij die gezinnen en mensen in kleine dorpen woonden, hadden meestal voldoende relaties met deze om hun eigen voedsel aan te vullen. In oktober kregen de mensen geen gas en elektriciteit meer.
Wat werd er aan de honger en kou gedaan?
Al het geproduceerde voedsel werd ter beschikking gesteld van de overheid die het naar vaste normen en tegen vastgestelde prijzen liet verdelen. Zo werd dus al het voedsel op een eerlijke wijze verdeeld. Iedere leeftijdsgroep had recht op een bepaalde hoeveelheid voedsel. Daarbij werd er rekening gehouden met mensen die zware lichamelijke arbeid moeten verrichten, en met aanstaande en jonge moeders. Iedereen had een distributiestamkaart en ontving bonkaarten voor levensmiddelen en andere zaken. Iedereen leverde de betreffende bon in bij de winkelier en kon tegen vastgestelde prijs voedsel kopen. In de eerste twee bezettingsjaren was er een verstoring in het distributiestelsel. In meer dan een derde van de gezinnen werd niet genoeg verdiend om het voedsel aan te schaffen waar ze recht op hadden. Deze verstoring was verdwenen doordat de lonen waren verhoogd en doordat het distributiepakket minder was geworden. Maar kort daarna kwam er een 2e verstoring: een toenemend deel van de agrarische productie was door de producenten rechtstreeks aan de consumenten verkocht. Hierdoor was via het officiële distributiestelsel nu minder te verdelen.
De gemiddelde weekrantsoen van de hongerprovincies:
(In grammen tenzij anders is aangegeven)
1-28 okt 29 okt –25 nov 26 nov – 23 dec
Suiker 250 62.5 0
Brood 1800 1600 1100
Margarine 125 106.25 55
Vlees 125 125 125
Havermout 125 93.75 0
Peulvruchten 62.5 93.75 0
Aardappelen 2000 2000 1000
Koffiesurrogaat 41.76 41.76 41.76
Bloem 70 70 35
Vermicelli 25 25 25
Kaas 50 50 50
Jam/stroop 125 125 125
Zout 25 0 0
Taptemelk (in liters) 1.75 0.4375 1
In de laatste periode was er een strenge winter, waardoor er een nog moeilijkere situatie ontstond.
Al in november 1940 werden er centrale keukens ingericht in alle grotere steden. Deze keukens waren bedoeld om de armste onder de bevolking van gesubsidieerd eten te voorzien. In het begin kwamen er maar weinig mensen op af, maar later nam de belangstelling toe. De centrale keuken hadden in de hongerwinter een erg grote gespeeld. In de 2e helft van 1944 werd het aantal gemeentelijke keukens uitgebreid en er werden keuken opgericht door de grote bedrijven. Al die keukens tezamen hadden eind 1943 een hoeveelheid van 2 miljoen porties per dag (op een bevolking van 9 miljoen mensen).
In de zomer van 1942 waren er in Amsterdam 45.000 mensen die 6 dagen per week naar de centrale keukens. In de zomer van 1944 waren het er nog maar 8.000. Deze daling had te maken met de stamppotmoeheid die zich voordeed bij de gebruikers van de keukens.
De mensen kregen klachten over het eten ze moesten lang wachten bij uitdeelposten tot de gamellen (eetketels) arriveerden. Er was ook vaak ruzie over de verdeling van het voedsel. Bij de mensen ontstond ook irritatie doordat degenen die met de bereiding van het voedsel, het transport en de uitdeling van het voedsel te maken hadden, in een betere positie zaten.
Veel mensen gingen zelf warm voedsel maken. Het aantal kopers van knipkaarten neemt vanaf eind december 1944 toe doordat de rantsoenen toen nog verder waren verlaagd. Wie een knipkaart had kreeg tenminste iets. Mensen die geen gebruik maakten van de diensten van de centrale keukens gebruikte noodkacheltjes. Een noodkacheltje is een vrij brede metalen pijp waarin men op een klein rooster een vuurtje stookte. De pijp werd op de kachel geplaatst en er bovenop kwam de pan met het eten. De warmte van het noodkacheltje was niet voldoende om het voedsel lang genoeg te laten koken. Veel mensen gebruikte daar een hooikist voor. Een hooikist is een afgesloten kist met stevig geïsoleerde wanden. Hierin lieten de mensen het voedsel gaar worden.
Vanaf september konden particulieren al geen brandstof zoals cokes maar krijgen. Mensen trokken erop uit naar plaatsen waar vroeger kolen waren gelost, op rangeerterrein, maar ook op plaatsen waar grote hoeveelheden kolen werden gebruikt. Er gingen hoofdzakelijk vrouwen, kinderen en oude mannen n op zoek naat brandstof. Verder werd er naast kolen en cokes ook naar turf gezocht. Na een tijdje ging men ook op zoek naar hout. Bomen in tuinen werden gekapt en als men geen boom in zijn tuin had, ging men ergens anders bomen zoeken. De bomen langs de openbare weg en in parken en plantsoenen kwamen daarvoor als eerst in aanmerking. Natuurlijk was het kappen van bomen verboden, maar er was veel te weinig politie om dat verbod te handhaven. Bij deze houtzoektochten kwam regelmatig geweld voor. Toen men erachter kwam dat ertussen de tramrails houten blokjes zaten, werden die als brandstof gebruikt.
Het eten werd steeds slechter en minder
26 nov-23 dec 24 dec-20 jan 21 jan-17 feb
Suiker
Brood 1100 1000 800
Margarine 55 41.25 67.5
Vlees 125 125 31.25
Havermout 0 0 0
Peulvruchten 0 62.5 125
suikerbieten 0 0 100
aardappelen 1000 1000 1000
Koffiesurrogaat 41.67 18 8
Bloem 35 0 0
Vermicelli 25 0 0
Kaas 50 0 12.5
Jam/stroop 125 62.5 0
Zout 0 0 0
Taptemelk(in liters 1 1 1
Op 21 januari en op 11 januari werd een bon ingevoerd waarmee men 3 kilo van een landbouwproduct kon krijgen: suikerbieten.
In de meeste fabrieken werd helemaal niet gewerkt. Waar nog wel werd gewerkt begon men in de donkere maanden bij gebrek aan licht later dan anders en eindigden men vroeger. Heel veel mensen hadden niet eens de kracht om naar hun werk te gaan.
De mensen die voldoende tijd hadden, gingen op zoek naar voedsel in het nabije platteland. Men vertrouwde dat de betrokken akkerbouwer meer graan zouden verkrijgen dan hij officieel moest afleveren en hoopte dat hij van het overschot een deel zou willen verkopen. In de herfst van 1944 werd de toezendingen van voedselpakketten door boeren aan stedelingen veel moeilijker dan tevoren. Dit kwam doordat de PTT niet makkelijk meer de post kon rond brengen door met name het uitbreken van de spoorwegstaking. Brieven mochten een maximum gewicht van 2 kilo hebben en er werden toen heel veel kleine voedselzendingen als zogenaamde briefpakjes uit het oosten verstuurd. Na januari was het niet meer mogelijk briefpakjes te verzenden. Vanaf eind september, begin oktober moesten de mensen zelf op pad. In het begin waren de tochten nog redelijk dichtbij huis, maar later moest men steeds verder weg om voedsel te halen. Bij langere tochten was een overnachting noodzakelijk. De gemiddelde duur van de tochten was 3 dagen. Elke dag zouden gemiddeld meer dan 100.000 mensen op hongertochten zijn. Het eten dat ze met moeite hadden gekregen kon door de Duitsers worden afgepakt. Vanaf de laatste week van januari was het voor de hongertrekkers verboden om met bepaalde producten de IJssel over te gaan. Vanaf 1 maart was het helemaal verboden de IJssel over te gaan zonder vergunning. In Noord-Holland mocht men voor een halve mud voedsel meenemen. Op verschillende plaatsen in het land werden schoolgebouwen en verenigingslokalen ingericht voor de hongertrekkers. Men kon voor f1.- blijven slapen. Niet alle hongertrekkers keerden naar de steden in het westen terug. Het kwam vaak voor dat jonge kinderen oostwaarts werden gestuurd om een adres te zoeken waar ze tot het eind van de oorlog konden blijven.
In veel scholen werd ingebroken en alles wat van hout was werd meegenomen. De kerstvakantie werd in Amsterdam verlengd zolang het vroor en een tijdje later werden zelfs de scholen gesloten. Pas tegen februari werd het onderwijs hervat in scholen waar men nog voldoende brandstof had om tenminste enkele lokalen te verwarmen. Bij de scholen voor voortgezet onderwijs waren er ook veel moeilijkheden. Veel jongens van 16 jaar en ouder bleven weg van school uit angst dat ze opgepakt werden. De wat oudere leerlingen, zowel jongens en meisjes, waren afwezig doordat zij voedsel gingen zoeken op het platteland.
Doordat mensen een slechte weerstand hadden werden ze snel ziek. Steeds meer mensen kregen schurft en er kwam veel hoofdluis bij kinderen voor. Verder waren de cijfers van de sterfte aan tuberculose en difterie gestegen. Er kwam ook een tyfusepidemie. De huisartsen hadden het drukker dan ooit, vooral doordat op grond van medische verklaringen extrarantsoenen gekregen konden worden. In veel grote steden kwamen op het ochtendspreekuur soms wel 100 tot 200 personen. In de loop van november 1944 stelde de hoofdinspecteur van de volksgezondheid, dr. C. Banning, vast dat het aantal personen die huisartsen ontvingen moesten worden beperkt. Vanaf 20 november werden extrarantsoenen alleen verstrekt aan mensen die suikerziekte, actieve longtuberculose of bloedende maagzweren hadden.
Mensen probeerden aan eten te komen door het te kopen op de zwarte markt. De zwarte markt kan men onderverdelen in de zwarte groothandel en de zwarte kleinhandel. In de zwarte groothandel werden hele partijen door de ene handelaar aan de andere verkocht. De zwarte kleinhandel werd bedreven door boeren, tuinders en kleinhandelaren. Zij verkochten hun producten of achtergehouden artikelen buiten de distributie om tegen hogere dan de vastgestelde prijzen. Tot aan het begin van de hongerwinter lagen de prijzen erg hoog. Slechts een klein deel van de bevolking kon de hoge prijzen betalen die n de zwarte kleinhandel werden gevraagd.
Hoe kwam er langzaam een eind aan de hongerwinter?
Op 28 januari kwamen de 1e twee voedselschepen in Delfzijl aan met 3700 ton voedsel. Dit was hoofdzakelijk meel. Het voedsel kwam uit Zweden en graan en aardappelen uit Groningen, Drenthe en Friesland. Er werden bonnen gedrukt om het voedsel eerlijk te verdelen. Pas in eind februari kwam de verdeling op gang.
Vanaf 8 april 1945 begon de geallieerde hoofdmacht in Drenthe door te dringen. Op 10 april bevrijdden de Canadezen Westerbork. Twee dagen later werd ook kamp Westerbork bevrijd. In de nacht van 12 op 13 april 1945 sloten de Canadezen Assen in. Op 13 april bezette de Canadese 2e divisie het vliegveld Eelde ten zuiden van Groningen. Het koste de Canadezen nog heel wat moeite om de stad Groningen te veroveren. Op 15 april viel Leeuwarden in Canadese handen. Op 16 april was bijna heel Friesland vrij.
De aanvoer van aardappelen en graan kwam in maart 1945 weer een beetje op gang. Maar in april liep dat weer terug. Op 2 april kwam rijkscommissaris Seyss-Inquart terug vanuit Duitsland. Hij moest de vernietiging bevelen tegen gaan. En zonodig West-Nederland onderwater zetten. Dit ging later gelukkig niet door. Het westen moest snel bevrijd worden! De centrale keukens moesten sluiten door brandstofgebrek. Daardoor stierven er dagelijks tientallen mensen van de honger.
Op zondag 29 april 1945 werden de eerste voedseldroppingen gedaan. Er kwamen bommenwerpers die de beste bommen ooit uitgooide. De voedselvoorziening kwam langzaam weer op gang. Op 2 mei reden de geallieerde vrachtwagens met voedsel naar het westen. Ze brachten 1000 ton per dag naar het westen. Bij Oss lag inmiddels ook 30.000 ton aan voedsel opgestapeld. Rijen vrachtwagens hebben het naar het westen vervoerd.
Conclusie:
Hoe ontstond de hongerwinter en wat waren de gevolgen ervan?
Het ontstond door: De bevrijding van Zuid-Limburg met als gevolg dat de steenkoolaanvoer wegviel, dat de regering opdracht gaf tot de spoorwegstaking en het algemeen beleid van de bezetter.
Het gevolg was dat de mensen het de laatste paar maanden voor de bevrijding nog heel erg zwaar hadden.
REACTIES
1 seconde geleden
I.
I.
Ik vond dat je een beetje beroerd begon.
Zelf heb ik hier niks aan gehad.
Jammer hoor, Ellen dat je werkstuk geen succes heeft.
19 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Ik vroeg me af, hoe kom je aan de gegevens over het weekrantsoen etc?? Heb namelijk die bron nodig!:)
16 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Slechte site man alles wat er staat is bullshit
11 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
hoi je hebt het goed gedaan en ik heb er voor mijn spreekbeurt ook veel aan gehad! super van mij krijg je een 9,5 , dat ene hoofdstuk was iets te lang en de conclusie was ook niet nodig.
erg goed gedaan meid!!!
10 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
heel goed gedaan alleen jammer dat we der niks aan gehad hebben
9 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Goed gedaaaaaaaaaaaaaaaaaaaan
9 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
goed zo
9 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
leuk
7 jaar geleden
Antwoorden