Inleiding Feminisme komt van het Latijnse woord femina, dat vrouw betekent. Het betekent streven naar meer rechten voor de vrouw. Het feminisme in Nederland begon ongeveer rond 1870. Deze eerste periode wordt de ‘eerste feministische golf’ genoemd. Dit duurde ongeveer van 1870 tot 1920. De positie van de vrouw verbeterde toen enigszins, maar rond 1960 bloeide het feminisme weer op en dat werd de ‘tweede feministische golf’ genoemd. Hoe het feminisme is ontstaan en wat het met de Nederlandse vrouw heeft gedaan ga ik uitleggen door middel van de volgende hoofdvraag en deelvragen.
Hoofdvraag:Hoe is de verbetering van de positie van de vrouw vanaf het einde van de 19e eeuw tot nu toe in Nederland bereikt?
De hoofdvraag ga ik beantwoorden door middel van de volgende deelvragen: - Wat was de positie van de vrouw aan het begin van deze eeuw? - Wat waren de strijdpunten van de 1e feministische golf? - Hoe verliep de 1e feministische golf? - Wat was de positie van de vrouw na de 1e feministische golf? - Wat waren de strijdpunten van de 2e feministische golf? - Hoe verliep de 2e feministische golf? - Wat was de positie van de vrouw na de 2e feministische golf? - Wat zijn de verschillen en overeenkomsten van de 2 feministische golven?
Wat was de positie van de vrouw aan het begin van de vorige eeuw? In deze periode was de vrouw ondergeschikt aan de man. De vrouw werd als een mindere van de man beschouwd. Vrouwen kwamen moeilijk aan werk. Het werd als een schande beschouwd als de vrouw werk had. De vrouw was er om voor het gezin te zorgen en de man om het geld te verdienen. Er waren ook typische vrouwenbanen en banen die absoluut niet geschikt gevonden werden voor vrouwen zoals leidinggevende banen. Als vrouwen al werkten dan was het meestal in banen zoals naaister of bediende. - Men vond vrouwen minder intellectueel dan mannen.. - De man kon van zijn vrouw scheiden.Voor de vrouw was het onmogelijk om van haar man te scheiden. De meeste vrouwen konden niet zelfstandig leven. De man had recht op alle goederen die het gezin bezat ook al was het van de vrouw. In de grondwet artikel 179 stond: De man heeft het beheer over de goederen uit de huwelijksgemeenschap. Hij kan deze zonder tussenkomst van de vrouw verkopen, weggeven of gebruiken als onderpand. Het werd niet gewaardeerd als de vrouw van haar man wilde scheiden. - Vrouwen hadden geen kiesrecht. Men vond dat vrouwen niets met de politiek te maken hadden. - Vrouwen mochten niet vreemdgaan. Als zij dit deed dan werd de familienaam beschadigd. Ze werd dan gestraft door haar man. De man kon echter ongestraft vreemdgaan. - De man had het recht om te bepalen waar zij gingen wonen. De vrouw had daar niets over te zeggen. - De man bepaalde bijna alles in het huwelijk. Hij bepaalde wat ze aten, wat er wel en niet werd gekocht enz. In de wet stond dat vrouwen gehoorzaamheid verschuldigd waren aan hun man. - Vaak moest de vrouw eerst toestemming vragen aan haar man als zij iets wilde gaan doen. De man had het recht haar dingen te verbieden. - De man was de enige in het gezin die het recht had om lijfstraffen uit delen. Als de vrouw of de kinderen hem niet gehoorzaamden of iets deden dat de man niet zinde mocht hij ze ongestraft slaan. - Vrouwen werden gezien als het zwakkere geslacht vandaar dat ze niet geschikt waren om in fabrieken en dergelijke te werken. - Vrouwen hoorden zich niet te uiten over seksuele gevoelens. - In juridische zaken werd de vrouw als kind behandeld. - In het onderwijs werden meisjes gediscrimineerd ten opzichte van jongens. Basisopleidingen voor meisjes waren van minder goede kwaliteit dan die van jongens. Vervolgopleidingen waren meestal alleen opengesteld voor jongens. Allen rijke meisjes gingen soms studeren.
Wat waren de strijdpunten van de 1e feministische golf? 1. Opleidingsmogelijkheden voor meisjes verbeteren om daarmee een zelfstandig beroep uit te oefenen. De eerste onderwijzeressenopleiding ontstond in 1860. Alleta Jacobs werd als eerste vrouw op de HBS (Hogere Burger-school) toegelaten en in 1871 als eerste vrouw aan de universiteit. Toen dit eenmaal gelukt was steeg het aantal meisjes dat een opleiding volgde snel. Vanaf de jaren zeventig hielpen de stichtingen Arbeid Adelt en Tesselschade ook mee aan het creëren van mogelijkheden tot onderwijs en betaald werk voor vrouwen op het gebied van nijverheid en kunst. Ook op het terrein van ziekenverpleging ontstonden opleidingen en betaalde banen voor vrouwen.
2. Misstanden op het zedelijk terrein verhelpen: er werd gedacht dat vrouwen niets of weinig van seksualiteit moesten hebben. Iedereen leefde met het idee dat vrouwen geen plezier konden beleven aan seksualiteit. Overspel werd dan ook veel zwaarder gestraft voor vrouwen dan voor mannen. Men vond dat mannen buiten het huwelijk een seksuele uitlaatklep nodig hadden. Vrouwen die overspel pleegden, prostituees en ongehuwde moeders werden‘onzedelijke’ vrouwen genoemd. De staat liet de gereglementeerde prostitutie toe. Dat houdt in dat prostituees moesten worden ingeschreven in de politieregisters en geneeskundig werden onderzocht op geslachtziekten wat op een vernederende manier werd gedaan. Berucht was het artikel 312 uit het Burgerlijk wetboek. Daarin stond dat er een verbod was op het onderzoek naar het vaderschap. Ongehuwde moeders en hun kinderen hadden helemaal geen rechten, omdat de vaders nergens op aangesproken konden worden. In de jaren tachtig en negentig van de 19e eeuw werden gewone en protestants-christelijke vrouwenorganisaties opgericht om te strijden tegen deze misstanden op zedelijk terrein. In 1909 kwam er een wetswijziging waarin stond dat de vader van een natuurlijk kind onderhoudsplicht had tijdens de minderjarigheid.
3. Juridische verbetering voor de vrouw: Vrouwen kregen nu meer zeggenschap over hun kinderen door de Kinderwetten van 1901, al bleef de macht van de vaders veel groter.
4. Kiesrecht voor vrouwen: Door het recht op onderwijs was de positie van de vrouw misschien wel wat verbeterd, maar vrouwen hadden nog steeds een tweederangs positie in de maatschappij. De vrouwen wilden dat er geen onderscheid meer gemaakt zou worden tussen mannen en vrouwen op politiek gebied, dus eisten zij kiesrecht. In 1894 werd de Vereniging voor vrouwenkiesrecht (VvVK) opgericht door Wilhelmina Drucker. Een van de mede-oprichters was Alleta jacobs die al eerder veel voor het feminisme betekend had. In 1916 had deze vereniging 20.000 leden die zowel uit mannen en vrouwen bestonden. Maar mannen mochten geen groot aandeel hebben in deze vereniging. Ze mochten alleen lid zijn. Vanaf de eeuwwisseling werd alle aandacht besteed aan de kiesrechtstrijd. De strijdsters bestonden vooral uit liberale vrouwen. De VvVK probeerde door middel van openbare vergaderingen, een maandblad en het uitdelen van pamfletten het vrouwenkiesrecht op te eisen. Andere vrouwenbewegingen gebruikten de volgende strijdmethoden: - Zij verstoorden vergaderingen. - Zij stichtten brand in openbare gebouwen. - Zij organiseerden manifestaties, waarbij ze vaak in aanraking kwamen met de politie. Deze (vaak wat gewelddadige) strijdmethoden hadden echter wel effect; in 1917 kregen de vrouwen passief kiesrecht (dat wil zeggen dat ze zich verkiesbaar mochten stellen) en in 1919 kregen de vrouwen uit angst voor een revolutie na de eerste wereldoorlog actief kiesrecht (dat wil zeggen dat de vrouwen nu ook zelf naar de stembussen mochten om hun stem uit te brengen). Het verkrijgen van het vrouwenkiesrecht was voor de vrouwen een grote overwinning.
Wat was de positie van de vrouw na de eerste feministische golf? De verwachtingen van het kiesrecht waren te hoog. Gehoopt en gedacht werd dat als dit recht er eenmaal was, aparte acties voor vrouwen niet meer nodig zouden zijn. Ze dachten dat alles nu door het parlement, waar veel vrouwen in zouden zitten, bereikt kon worden. De feministen waren niet blij met de politieke veranderingen na de kiesrechtstrijd. In Nederland waren bijvoorbeeld in de jaren twintig niet meer dan zeven en in de jaren dertig niet meer dan vier vrouwen lid van de Tweede Kamer, op een totaal van 100 kamerleden. Voor de rest waren alle acties wel goed uitgepakt: Vrouwen hadden toegang gekregen tot onderwijs en betaalt werk; er was verbetering in de juridische positie van de vrouw; gereglementeerde prostitutie was afgeschaft en het vrouwenkiesrecht was verleend. Maar voor de rest was er weinig veranderd, de vrouw hoorde nog steeds thuis te zijn als echtgenote, moeder en om het huis schoon te houden. In de jaren twintig kwamen er baantjes als telefoniste en typiste men zag dit aan voor vrouwen baantjes en het werd getolereerd als ongehuwde vrouwen gingen werken. De gehuwde vrouwen moesten nog thuis blijven om op de kinderen te passen, op een uitzondering na. Door de economische crisis in de jaren ’30 mochten de gehuwde vrouwen helemaal niet meer werken, men was bang dat ze de banen van de mannen gingen inpikken. Vrouwen verdienden vaak minder en waren daarom meer in trek voor bepaalde banen dan mannen. Vrouwen maakten 24 procent, gehuwde vrouwen ruim twee procent uit van de totale beroepsbevolking. Er werd zelfs een speciale wet gemaakt waarin stond dat de gehuwde vrouw thuis moest blijven. De stichting Comité tot Verdediging van de Vrijheid van Arbeid voor de Vrouw ( CVVAV) streed tegen deze wet. In 1939 werd deze wet weer ingetrokken door de sociaal-democratische minister van den Tempel. In de jaren vijftig nam de welvaart toe, er was in bijna elk huishouden een radio, stofzuiger en een wasmachine. Het huishouden werd op deze manier veel makkelijker en het werd steeds meer geaccepteerd dat gehuwde vrouwen ook gingen werken. Door de goede welvaart werd ook de vraag naar vrouwelijke arbeidskracht groter. Vrouwen waren ook nog steeds niet helemaal gelijkwaardig aan de mannen. De mensen zaten nog steeds een beetje vast aan het oude huwelijksideaal. De man haalde de centen binnen en de vrouw zorgde voor de kinderenen het huishouden. Men vond dat dat de bestemming van de vrouw was. Dit was zeer nadelig voor de ongehuwde vrouwen. Ze werden vaak geremd door te weinig opleiding, kleinere promotiekansen en minder loon voor hetzelfde werk als mannen.
Wat waren de strijdpunten van de 2e feministische golf? Zowel in de eerste als in de tweede feministische golf kunnen vier belangrijke strijdpunten worden gesignaleerd, namelijk: arbeid, onderwijs, politiek en het hele terrein van seksualiteit, huwelijk en gezin.
- Arbeid: Vooral in de jaren zestig nam het aantal betaald werkende gehuwde vrouwen toe. In 1960 was het aantal werkende gehuwde vrouwen 7 procent en in 1971 was dat zeventien procent. Het werd nu ook meer geaccepteerd dat gehuwde vrouwen betaald werk hadden. Echter vrouwen met kinderen moesten thuis blijven. Het gezin mocht niet onder het betaald werken van de moeder lijden. De overheid was niet gericht op het stimuleren van werkende gehuwde moeders. De kinderdagverblijven bijvoorbeeld waren er alleen voor noodgevallen vonden ze. Er waren ook maar dertig kinderdagverblijven in heel Nederland. Toen de vraag naar kinderdagverblijven in de jaren zestig steeg, deed de overheid er weinig aan, uit angst dat men zou zeggen dat de overheid het betaald werken van gehuwde moeders aanmoedigde.
- Onderwijs: In de jaren vijftig en zestig haalden meisjes snel hun achterstand op jongens en mannen in het onderwijs in. Er bestond echter nog wel een scheiding tussen jongens en meisje op de scholen. Dat was nadelig voor meisjes en vrouwen. De boodschap die ze aan hen overbrachten was: goed je best doen op school, maar ook begrijpen dat huwelijk en trouwen je eindbestemming zou zijn. Dat was een ‘dubbele boodschap’.Dat werkte nadelig voor hun onderwijsprestaties. Meisjes volgden bijvoorbeeld een minder zware opleiding dan jongens. Jongens deden vaker gymnasiumdan meisjes. In 1968 zaten er 16.000 vrouwelijke studenten in het wetenschappelijk onderwijs en 69.000 mannelijke studenten.
- Politiek: Alles wat met politiek te maken had was toch een mannenzaak gebleven ondanks het vrouwenkiesrecht. Er zaten weinig vrouwen in de Tweede Kamer. Tot eind jaren zestig was dat nooit meer dan 10 procent van de 150 Kamerleden. Dat kwam omdat de vrouwenorganisaties van die tijd zich niet zo bezig hielden met vrouwen in de politiek maar meer met het gezinsleven.
- Seksualiteit, huwelijk en gezin: Vrouwen mochten nog steeds niet open zijn op het gebied van seksualiteit eind jaren vijftig. Er was een ideaalbeeld ontstaan van een fatsoenlijke vrouw die zich niet met seksualiteit bezig hield. In de jaren zestig waren er wel veranderingen zichtbaar. Vrouwen werden nu geaccepteerd als seksuele wezens.. Dat was nog niet echt voordelig voor de vrouwen. Het bleek dat de seksuele revolutie vooral gericht was op de mannen. Velen dachten dat vrouwen beschikbaar moesten zijn en seksuele aantrekkelijkheid van vrouwen werd belangrijker dan ooit. Vrouwen hadden ook veel tegenstrijdige gevoelens, omdat ze in hun opvoeding geleerd hadden dat ze een nette moeder moesten zijn. Voorbehoedsmiddelen werden steeds vaker gebruikt. Vooral toen de anticonceptiepil op de markt kwam in 1964. Het geboortecijfer was sterk aan het dalen. In de tweede helft van de jaren zestig werd het ook mogelijk een abortus te laten plegen. Men wist alleen nog niet of men dat als een misdaad moest beschouwen. Abortus was alleen mogelijk als er sprake was van ernstige bedreiging van lichamelijke en psychische gezondheid van de moeder. Als er een huwelijk werd gesloten beloofde een vrouw nog steeds gehoorzaamheid aan haar echtgenoot. Ze kon geen enkele rechtshandeling verrichten zonder toestemming van de man. Ze kon bijvoorbeeld geen contract tekenen, geen geld halen en geen grote aankopen doen zonder toestemming van haar echtgenoot. De man beheerde in die tijd nog het gezamenlijke vermogen als de man en vrouw in gemeenschap van goederen waren getrouwd. Ook al was dit het erfgoed van de vrouw, de man besliste erover. Wat niet in 1956 was geschrapt was dat de man officieel hoofd van het gezin was. Deze wet verdween 13 jaar later pas in 1969. De belangrijkste verbetering in het recht van de vrouwen in het huwelijk was de afschaffing van de handelingsonbekwaamheid en de gehoorzaamheidsplicht in 1956. Maar mannen hadden ook geen beschermplicht meer.
Hoe verliep de tweede feministische golf? De vrouwen waren ontevreden, omdat de feministische acties maar half gelukt waren. Gehuwde vrouwen mochten betaald werk verrichten, maar moesten ook een goede moeder en huisvrouw zijn. De achterstand van meisjes in het onderwijs ten opzichte van jongens werd wel kleiner, maar toch werd hun nog steeds de ‘dubbele boodschap’ geleerd. Politiek was nog altijd een mannenzaak. In theorie hadden ze wel dezelfde politieke rechten, maar in de praktijk merkten ze daar niks van. De seksuele revolutie had wel de erkenning gebracht dat vrouwen ook seksuele rechten en gevoelens hadden, maar nu werd weer van de vrouwen verwacht dat ze seksueel aantrekkelijk waren en altijd beschikbaar. Dat werkte tegenstrijdig met de opvoeding die ze gekregen hadden om een nette moeder te worden. Al dit was reden genoeg voor de vrouwen in de jaren zestig om de tweede revolutie te beginnen. Men vond in de jaren vijftig begin jaren zestig het feminisme een gesloten hoofdstuk.Vandaar dat er weinig aandacht aan besteed werd. In de late jaren zestig veranderde dit. De belangstelling voor feministische boeken steeg. De tweede feministische golf was net zoals de de eerste feministische golf in Amerika begonnen. In 1963 gaf de Amerikaanse psychologe Betty Friedan het boek Het misverstand vrouw uit. Dat werd al snel een bestseller. Mede door het boek ontstond de nieuwe feministische organisatie National Organisation of women (NOW) in 1966. Zij beschreef in haar boek de onvrede die bij de (jonge) vrouwen heerste. In Nederland kwam het feminisme nu ook omhoog. Joke Kool-Smit speelde daar een belangrijke rol bij. Zij schreef artikelen die gebaseerd waren op het boek van Betty Friedan. Zij schreef vooral over dat altijd nog de eindbestemming van vrouwen het huwelijk en moederschap was terwijl ze ook moesten werken. Ze had een oplossing daarvoor. Zij stelde het algemene arbeidstijdverkorting voor. Hierdoor zou het makkelijker worden voor echtparen om samen de opvoeding met een betaalde baan te kunnen combineren. Zo zouden vrouwen ook een carrière kunnen opbouwen. Dit was een belangrijk punt in de tweede feministische golf. Joke Kool-Smith richtte in 1968 een nieuwe organisatie op: Man Vrouw Maatschappij (MVM), de eerste organisatie van de tweede feministische golf in Nederland. Joke Kool-Smith was de voorzitster. Ook mannen waren lid en mochten in het bestuur wat voorheen nog nooit gebeurd was in vrouwenorganisaties. Zelfs de vice-voorzitter was een man. De belangrijkste punten van MVM waren dat vrouwen gelijk werden gesteld aan mannen en het gelijke recht op betaald werk. Over de leden van MVM valt het volgende te vertellen; - De meeste leden waren dertigers. - Er waren gehuwde en ongehuwde leden. - De leden van MVM waren over het algemeen goed opgeleid. - 12% van de 800 leden waren mannen. MVM oefende druk uit op de overheid, politieke partijen en maatschappelijke organisaties. Brieven van verzoek en protest werden verzonden. De organisatie bestond uit groepen die allemaal wat anders behandelden. Bijvoorbeeld een groep voor onderwijs, betaald werkende moeders, parttime-werk, kinderopvang, gezinsplanning (waaronder ook het probleem abortus viel) en politieke partijen. In 1969 ontstond er nog een nieuwe actiegroep: de Dolle Mina. Dolle Mina kwam voort uit de vernieuwingsbeweging van linkse intellectuele jongeren. Ze bestond vooral uit studenten. De groep was sterk verwant met het socialisme en het was genoemd naar Wilhemina Drucker. Het was gebaseerd op het marxisme. Met speelse acties en gebruik van de media werd Dolle Mina snel bekend binnen en buiten Nederland. Voorbeelden van acties van de Dolle Mina waren: - Het nafluiten van mannen - Het gratis uitdelen van condooms aam leerlingen van een huishoudschool en aankomende secretaresses. - Een korset bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker verbranden. - De actie ‘Baas in eigen buik’ waarmee ze wilden bereiken dat vrouwen zelf konden beslissen of ze een abortus wilden laten plegen. MVM was de organisatie die de tweede feministische golf liet beginnen en Dolle Mina is de organisatie die het nieuwe feminisme bekend heeft gemaakt. In 1970 had Dolle Mina 1630 leden. MVM en Dolle Mina hadden gemeen dat ze allebei streden voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, in beide organisaties werd met mannen gewerkt en ze wilden de traditionele rolverdeling doorbreken. Dolle Mina en MVM gingen samenwerken in 1970. het hoogtepunt van deze samenwerking was actie ‘Op de vrouw af’ met steun van de NOS, VARA en het damesweekblad de Margriet. De Nederlandse bevolking werd op deze actie voorgelicht over vrouwenemancipatie. Maar die samenwerking ging niet lang goed. Dat kwam omdat de leden van de Dolle Mina vooral studenten waren en De leden van de MVM vooral goed opgeleide dertigers. De verschillen werden veroorzaakt door het feit dat MVM meer uit ging van het Verlichtingsdenken (het gezonde verstand gebruiken en eerst alles kritisch bekijken) en Dolle Mina ging meer uit van het Marxisme (meer socialistisch). Sinds 1972 ging het een geleidelijk bergafwaarts met Dolle Mina. Rond 1977 stierf Dolle Mina een stille dood. In die periode ontstonden er praatgroepen met als ideologie het radicaalfeminisme.Een verschijnsel dat uit Amerika overkwam en dat Dolle Mina van de eerste plaats verdreef.
Het radicaalfeminisme Dit soort van feminisme was vooral uit op snelle veranderingen van het patroon tussen mannen en vrouwen. Er wordt uitgegaan van een mannenheerschappij over vrouwen. Vrouwen worden hierbij onderdrukt.Mannen en vrouwen staan tegenover elkaar in een machtsrelatie. Bekende vertegenwoordigers van het radicaalfeminisme zijn Shulamith Firestone en Kate Millet. De praatgroepen bestonden uit acht tot twaalf vrouwen en waren bedoeld om vrouwen bewust te laten worden. binnen deze praatgroepen spraken de vrouwen met elkaar over hun persoonlijke situatie. De praatgroep- onderwerpen waren meestal gebaseerd op dingen die in het leven van de vrouw centraal stonden; opvoeding, ervaringen in het werk, seksualiteit, kinderen krijgen, het uiterlijk, enzovoort. Veel privé-problemen bleken gemeenschappelijke problemen te zijn. Vandaar de slogan ‘het persoonlijke is politiek’. Aan praatgroepen mochten geen mannen deelnemen, want mannen waren hun onderdrukkers. Dit heet separatisme.
Autonome vrouwenbeweging Autonome vrouwenbeweging is de verzamelnaam voor het deel van de feministische beweging die niks met politieke partijen of vakbeweging te maken had en dat gebaseerd was op het radicaalfeminisme. Vanaf 1972 werd deze beweging echt bekend in Nederland. De volgende vrouwenbewegingen waren autonome vrouwenbewegingen:
- Paarse September
Deze actiegroep was opgericht in 1972 en bestond slechts uit 3 vrouwen. Zij gaven een krant uit en richtten zich daarin vooral op het verschijnsel dat mensen lesbische en homofiele relaties afwijkend vonden en heterofiele relaties ‘normaal’. Volgens Paarse September was de heteronorm nu juist de oorzaak van de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. De groep bestond tot 1974.
- Fem-soc stroming
Fem-soc stroming staat voor feminisme-socialisme. De stroming ontstond in 1973. Hun idee was dat vrouwen onderdrukt werden door mannen. De oorzaken die zij ervoor gaven waren:
- de economische organisatie van de samenleving
- het bestaan van de klassenstellingen.
De fem-soc onderscheidde zich van de echte radicaalfeministen, omdat ze machtsvorming binnen mannenorganisaties wilden en niet alleen een tegencultuur opbouwen tegen mannen zoals de echte radicaalfeministen. Fem-soc vestigde de aandacht op het feit dat huishoudelijk werk onbetaald werk was. In het klassieke marxisme werd ervan uitgegaan dat tijdens het kapitalisme de vrouw niet meer in haar eentje verantwoordelijk was voor de gezinstaken, omdat het ook van kapitalisch belang was dat de vrouw zoveel mogelijk betaald werk kon verrichten.
Bij de autonome vrouwenbewegingen hoorden ook groepen die zich op een bepaald feministisch strijdpunt concentreerden. De bekendste daarvan waren:
- Marie, word wijzer
De groep ontstond in 1972 en zij richtten zich vooral op onderwijsdeelname van meisjes.
- Wij vrouwen eisen (WVE) Deze groep ontstond in 1974 en voerden veel acties over de vrijheid van beslissing over abortus.
- Rooie vrouwen
In 1969 ontstond Vrouwencontact. Dit was een vrouwenbeweging in de Partij van de Arbeid die zich vooral met de politiek bemoeide. Zij wisten door middel van ‘Rooie-vrouwenplannen’ de aandacht van de media te trekken. Het project ‘De vrouw in de reclame’, waarin zij een aanval deden op de afbeeldingen van vrouwen als domme huisvrouwen en seksobjecten, was een succes. Zij profiteerde ook van de populariteit van de PvdA in deze periode. De Rooie-vrouwenorganisatie werd zo langzamerhand een politieke machtsfactor. De Rooie Vrouwen werkten vaak samen met de MVM. Zij hadden ongeveer de dezelfde strijdpunten. Dit kwam onder andere omdat Joke Kool-Smith (een belangrijke feministe) van allebei de organisaties actief lid was. Een voorbeeld van deze samenwerking was de briefkaartenactie die gericht was aan de minister-president van toen waarin stond dat het nu tijd was voor emancipatiebeleid. Door deze actie ontstond een Nederlandse Emancipatiecomissie die de regering adviseerde over de bevordering van vrouwenemancipatie.
Goeie tijd voor het radicaal-feminisme De tweede periode van de jaren zeventig was ene goeie tijd voor het radicaal-feminisme. De praatgroepen en tegencultuur tegen de mannenwereld bloeiden overal op. Vrouwen wensten een samenleving waarin geen verschil in waardering voor mannelijke en vrouwelijke waarden en normen zou zijn.
Er werd nu ook na de Paarse September weer meer aandacht besteed aan het lesbianisme. In 1975-1985 waren ruim 10000 vrouwen lid van zelfhulpgroepen. Hier werkten zij aan persoonlijke verandering en de versterking van het zelfbeeld. In deze periode realiseerde men zich ook dat er eigenlijk een duidelijk verschil zat tussen emancipatie en feminisme. Tot dan toe hadden deze begrippen hetzelfde betekend. Met emancipatie werd nu bedoeld het streven naar gelijke rechten en kansen. Maar het feminisme ging verder. Daar werd nu mee bedoeld de bevrijding van de mannenonderdrukking en het het krijgen van een eigen vrouwelijke identiteit. Vrouwen doe voor emancipatie streden werden door feministische vrouwen niet gewaardeerd. Vrouwen die voor emancipatie streden waren bijvoorbeeld vrouwen die carrière wilden maken. Vrouwen die in die tijd nog wilden samenwerken met mannen of kritiek hadden op het radicaal-feminisme hadden het niet gemakkelijk. Het radicaal-feminisme was erg streng daarin.
Feminisme in de jaren tachtig
Rond de jaren tachtig waren er veel verschillende uitgangs- en strijdpunten. In 1981 deden ongeveer 30.000 tot 50.000 vrouwen mee aan een nationale stakingsdag tegen de voorgestelde nieuwe Abortuswet. Deze wet voldeed niet aan de feministische eisen. Na verandering van deze wet is hij aangenomen. Nu was een belangrijk strijdpunt van de feministen weggevallen waardoor ze veel aandacht aan konden gaan besteden aan seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes. Dat hield in:
- Aanranding
- Verkrachting
- Ongewenste intimiteiten op het werk
- Incest
Deze aandacht voor seksueel geweld kwam in de late jaren zeventig op gang door het radicaal-feminisme. De fem-soc stroming hield zich vanaf die periode ook steeds meer bezig met seksueel geweld. De fem-soc stroming bracht de theorie van de Amerikaanse feministe Gayle Rubin in Nederland en deze theorie kreeg hier veel invloed. Zij veronderstelde dat er door de zogenaamde ‘heteronorm’ machtsongelijkheid bestond tussen de man en de vrouw. Deze machtsverdeling gaat dan over werk en seksualiteit. Volgens Rubin werden jongens en meisjes opgevoed met het idee dat vrouwen en mannen voor elkaar bestemd waren. De ongelijke machtsverhouding tussen de sekden werd zo als het ware met de paplepel ingegoten. Dat was ook de oorzaak van de onderdrukking van homoseksuele en lesbische relaties. Iets waarop Paarse September al op had gewezen.
Voor de rest zijn de strijdpunten van het feminisme in de jaren tachtig hetzelfde als de strijdpunten van de tweede feministische golf: herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid, geen dubbele boodschap meer in het onderwijs, economische onafhankelijkheid, meer kinderopvangvoorzieningen en meer politieke macht voor vrouwen.
Het \'einde\' van het feminisme Het woord einde staat tussen aanhalingstekens, omdat het feminisme eigenlijk nooit echt afgelopen is. Er bestaan nog steeds vrouwenbewegingen en instellingen die voor de rechten van de vrouw opkomen, alleen spelen deze in de huidige samenleving nog maar een hele kleine rol. Het feminisme is ten einde gekomen toen de \'Wet van Gelijke Behandeling\' werd ingediend. Dit gebeurde aan het einde van de jaren \'80. Theoretisch gezien betekent dit dat mannen en vrouwen nu een gelijke positie in de maatschappij hebben. In Nederland is dat (in principe) in de praktijk ook zo, maar in sommige landen heeft de vrouw nog steeds een ondergeschikte positie.
Wat was de positie van de vrouw na de tweede feministische golf? Op het gebied van de vier belangrijkste feministische strijdpunten (arbeid, onderwijs, politiek, huwelijk, gezin en seksualiteit) hebben door de tweede feministische golf zeker veranderingen plaatsgevonden. Het percentage gehuwde vrouwen met een betaalde baan was in 1983 verdubbeld (ruim 35 procent) ten opzichte van 1971 (ruim 17 procent). Het totale percentage betaald werkende vrouwen was gestegen van 30 naar ruim 40 procent. Vrouwen werkten alleen nog te weinig in hoge functies. De achterstand van meisjes in het onderwijs ten opzichte van jongens is weer verder verkleind. In 1971 was 21 procent van het totaal aantal studenten vrouw en in 1983 was dat 35 procent. Gebleven is wel het verschil tussen mannen en vrouwen in de keuze van studie en vakken. De invloed van feministen in politieke partijen en op het overheidsbeleid is duidelijk. Bovendien nam het aantal vrouwelijke Tweede Kamerleden toe tot ruim 20 begin 1986. In de jaren zestig kwam dat nooit boven de tien uit. Op het gebied van huwelijk, gezin en seksualiteit hebben grote veranderingen plaatsgevonden. Het huwelijk is minder belangrijk geworden. Begin werd jaren tachtig werd er minder getrouwd, vaker gescheiden en bleef men vaker kinderloos dan begin jaren zeventig. Hellas moet 65 procent van de gescheiden vrouwen gebruik maken van de bijstand. Dit noemt men de feminisering van de armoede. 22 Procent van het aantal huishoudens bestond uit huishoudens van alleenstaanden en waren ongeveer 7000 woongroepen. Dankzij goede voorbehoedsmiddelen en de wettelijke mogelijkheid tot het laten verrichten van abortus hebben vrouwen meer mogelijkheden gekregen tot het wel of niet kiezen voor kinderen.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten van de twee feministische golven? Wat ze gemeen hebben is dat ze allebei streven naar verbetering van de positie van de vrouw en gelijkwaardigheid ten opzichte van de man. De verschillen zijn dat in het algemeen kan worden gezegd dat in de eerste feministische golf het huwelijksideaal en het vrouwbeeld niet werkelijk worden aangetast. De strijd was er allereerst op gericht om vrouwen meer rechten te geven, met name het kiesrecht. In de tweede feministische golf stonden juist deze zaken wel ter discussie. Het was niet langer vanzelfsprekend dat vrouwen in de eerste plaats bestemd waren voor huwelijk en moederschap. Mannen zouden ook een taak moeten hebben in het huishouden en de opvoeding. Kort samengevat kan je zeggen dat de politieke doelen in de eerste golf zijn bereikt namelijk kiesrecht voor vrouwen en in de tweede golf zijn meer de sociale en economische doelen bereikt: meer deelname van vrouwen aan het arbeidsproces en meer gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen.
Conclusie: Ongeveer honderd jaar geleden was de positie van de vrouw heel anders dan nu. De vrouwen leefden als tweederangsburgers. De onderwijsmogelijkheden waren slecht, op politiek gebied had de vrouw niets te zeggen, de situatie op de arbeidsmarkt was slecht en thuis moesten de vrouwen alleen zorgen voor de kinderen en het huishouden. Door dit alles gingen vrouwen zich organiseren in vrouwenbewegingen, om zich te verzetten tegen de maatschappij. Tijdens de eerste feministische golf heeft men bereikt dat vrouwen opleidingen en zelfs vervolgopleidingen konden gaan volgen. Aletta Jacobs heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Als eerste vrouw op een Universiteit was zij een voorbeeld voor alle vrouwen. In de eerste feministische golf is bovendien bereikt dat vrouwen kiesrecht kregen. In 1917 eerst passief kiesrecht en later, in 1919 ook actief kiesrecht. De actiegroep Dolle Mina heeft een belangrijke rol gespeeld voor de situatie van de vrouw op de arbeidsmarkt. Omdat het feminisme na de eerste golf nog steeds niet echt helemaal goed was aangeslagen, ontstond een tweede feministische golf. Deze golf verliep wat ingewikkelder. Met deze tweede golf wilde men vooral bereiken dat het traditionele rollenpatroon werd doorbroken en dat vrouwen en mannen gelijke kansen op de arbeidsmarkt zouden krijgen. Tijdens de tweede golf ontstonden veel kleine bewegingen die deze strijdpunten wilden bereiken. Rond de jaren \'80 verzette men zich vooral tegen seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes. Toen de \'wet van gelijke behandeling\' eindelijk werd ingevoerd, kwam het feminisme min of meer tot zijn einde. Het is dus de samenloop van omstandigheden geweest die de huidige positie van de vrouw in Nederland heeft bereikt.
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
hey lotte
je kent me niet maar ik heb een werkstuk van je ingeleverd via www.scholieren.com EN ik heb een 8! Goed he? Nou dan je heey!
Doeeeiiiii
van de onbekende (voor jou dan)
20 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
erg goed geschreven en goed taal gebruik ik vond het erg intresant en de anderen ook ik heb de site laten zien waar haal jij alle info vandaan?
20 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
je bent veel te serieus geweest
10 jaar geleden
Antwoorden