Welke gevolgen had de opkomst van de industrie voor de Engelse samenleving??? Deelvragen: 1. Hoe kwam het dat er ineens zoveel veranderingen in de industrie kwamen? 2. Had de industrie veel gevolgen voor het leven op het platteland? 3. Hoe waren de omstandigheden voor de arbeiders en hoe leefden ze?
1. Tot ongeveer de helft van de achttiende eeuw gebeurde er niet veel nieuws in de steden. In de stad werd gehandeld en ook de rijke mensen woonden in de steden. In de tweede helft van de achttiende eeuw begon de groei van de Engelse economie. Dat kwam doordat Engeland in die tijd een aantal kolonies had in Azië en in Amerika. Daar kwamen grondstoffen vandaan zoals ruwe katoen. In de Engelse fabrieken maakte men allerlei verschillende producten en verkocht die. Dat was niet de enige reden waardoor het ineens zo goed ging met de economie. Dat kwam ook doordat het bevolkingsaantal snel steeg. Dat kwam doordat er meer mensen geboren werden en doordat er steeds betere medicijnen kwamen daalde het sterftecijfer. Door die snelle groei kwam er meer vraag naar kleding en voedsel dus de boeren en fabrikanten gingen steeds meer verkopen. Ook doordat er steeds betere verbindingen kwamen ging het beter met de economie. Er werden vooral kanalen gegraven. Door het snellere en betere vervoer werden de producten en grondstoffen goedkoper. Het ging ook steeds beter met de economie doordat de boeren steeds nieuwere technieken ontwikkelden en beter machines aanschaften. De echte stijging van de economie begon pas toen de eerste stoommachine werd uitgevonden. Dat was rond 1790. Er bestonden al wel eerder stoommachines maar sinds 1790 kon men ze ook gebruiken in fabrieken. Dat kwam door James Watt die in 1775 begon te werken aan een model dat ook op andere machines kon worden aangesloten.
2. Rond 1700 woonde 80% van de Engelse bevolking op het platteland. ‘s Zomers werkten ze op het land. In de winter leefden ze van de huisnijverheid.
Dat betekende dat ze met het hele gezin, ook de kinderen, spinden en weefden. Wat de mensen verbouwden aten ze zelf op en de rest verkochten ze. Van dat geld betaalde ze de pacht of de belasting. Landbouw deden ze op gemeenschappelijke, lange, smalle stroken grond. Dit systeem heet het “open-field-systeem”. De bossen, heiden en weidegronden waren ook gemeenschappelijk. Daar kon je je geiten, schapen en varkens op laten lopen. In de winter kochten de zogenaamde koopmankapitalisten de wol van de boeren en bracht die naar de huiswerkers. De groei van de economie had best veel gevolgen voor het leven op het platteland. Zo begonnen sommige koopmankapitalisten met de manufactuur. Dat betekende dat ze een aantal spinnewielen en weefgetouwen in een grote hal plaatsten en daar mensen voor een salaris lieten werken.
3. Omdat er steeds meer producten nodig waren kwamen in de achttiende eeuw de eerste fabrieken in Engeland. Die fabrieken waren grote gebouwen waar heel veel mensen met machines aan een product werkten. Een fabriek was handiger dan dat al die mensen thuis werkten. Als iedereen thuis werkte had je bijna geen overzicht maar in fabriek kon je iedereen goed in de gaten houden. Ook was het erg fijn dat er in een fabriek ook machines konden staan en dat daar ook mensen waren om die machines te bedienen. De industrialisatie had zeer grote gevolgen voor de samenleving. Omdat al die arbeiders dicht bij hun werk moesten wonen omdat er nog bijna geen goed vervoer was liet de fabrikant arbeidershuizen bouwen. Dat waren kleine huisjes met vaak niet meer dan twee kamers. Er was bijna geen schoon drinkwater en het afval gooide men op straat of in riviertjes en beekjes. Schone lucht was er ook bijna niet in de grote steden, dat kwam doordat de fabrieksschoorstenen dag en nacht een smerige rook uitstootten. De net nieuw gebouwde arbeidershuizen zaten binnen een paar jaar helemaal onder het roet. De arbeiders werkten onder zeer slechte werkomstandigheden, ze werkten ongeveer vijftien uur per dag en vaak zes dagen in de week. Het werk in de fabrieken was meestal erg ongezond en gevaarlijk. De lucht in de fabrieken was heet, vochtig en smerig en de machines maakten oorverdovende herrie. De machines waren ook niet beveiligd tegen ongelukken en de gemiddelde leeftijd van een fabrieksarbeider was ongeveer 35 jaar. Dat de kinderen en vrouwen ook werkten was heel normaal. De mensen kregen maar weinig betaald en als ze over iets klaagden werd er meteen gedreigd met ontslag. Als je wat rijker was dan de gewone arbeider ging je aan de rand van de stand wonen, waar meer ruimte was en minder vieze, stinkende fabrieken stonden. Als je echt een rijk man was ging je op het platteland wonen. Er waren natuurlijk niet alleen maar fabrieken in Engeland. Ook waren er mijnen, vooral veel kolenmijnen. De mijnwerkers kregen meestal wat beter betaald voor hun werk, maar het was ook gevaarlijker want er was altijd kans op ontploffingen en instortingen. Het mijnstof ging allemaal in de longen van de mijnwerkers zitten dus de meeste mijnwerkers werden niet erg oud. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw gingen de arbeiders een beetje meeprofiteren van de groeiende welvaart. Er kwam minder kinderarbeid en betere werkomstandigheden.
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
ze werkt in de 1900 eeuw zes en een halve dag.
13 jaar geleden
Antwoorden