[plaatje0][plaatje1] 1904569 km2, ter vergelijking Nederland: 41547 km2
1 GESCHIEDENIS VAN NEDERLANDS-INDIË TOT AAN 1942 2
1.1 1500: DE KOMST VAN DE EERSTE EUROPEANEN 2
1.2 1602-1780: DE VOC IN DE INDISCHE ARCHIPEL 2
1.3 1808: INDONESIE ONDER NEDERLANDS BESTUUR 3
1.4 DE PERIODE 1830-1870: CULTUURSTELSEL 3
1.5 DE PERIODE 1870-1914: NIEUWE TIJD 4
1.6 DE PERIODE 1914-1942: NIEUWE VERHOUDINGEN 4
2 1942-1949: BEZETTING EN REVOLUTIE 6
2.1 1942: JAPANSE BEZETTING 6
2.2 1945: CAPITULATIE VAN JAPAN, VRIJ INDONESIË WORDT UITGEROEPEN 6
2.3 NEDERLANDS VERZET: POLITIONELE AKTIES EN INTERVENTIE VAN DE VN 7
3 1949-1962: SOEVEREINITEITSOVERDRACHT EN DE-KOLONISATIE 7
4 HOOFDROLSPELERS EN HUN MOTIEVEN 9
4.1 REVOLUTIONAIREN 9
4.2 JAPAN 9
4.3 NL 9
4.4 VERENIGDE STATEN 9
4.5 VERENIGDE NATIES 10
5 CONCLUSIE (HISTORISCHE BETEKENIS EN GEVOLGEN) 11
5.1 WAT BETEKENDE DE DE-KOLONISATIE VAN INDONESIE VOOR INDONESIERS 11
5.2 WAT BETEKENDE DIT VOOR NEDERLAND 11
5.3 WAT BETEKENDE DIT VOOR DE REGIO IN DE WERELDPOLITIEK 11
1 Geschiedenis van Nederlands-Indië tot aan 1942
1.1 1500: De komst van de eerste Europeanen
De 15de eeuw bracht de islampropaganda, die, uitgaande van Voor-Indië, vnl. Gujarat, spoedig een staatkundig centrum vond in Malakka en van daar vooral de handelswegen volgde: de kusten van Sumatera, Java en Maluku waren het eerst tot de nieuwe godsdienst overgegaan en m.n. op Java maakten zich toen de kuststreken los van het centrale gezag. Zodoende ging in het begin van de 16de eeuw Majapahit te gronde en maakte plaats voor het islamitische Demak. Ongeveer terzelfder tijd verschenen de Portugezen ten tonele. In 1511 viel Malakka in hun handen; de daar verdreven sultans vestigden zich op den duur in Johore, terwijl tevens in het begin van de 16de eeuw een nieuw islamitisch rijk ontstond in Atjeh. In Maluku in het oosten waren Ternate en Tidore de belangrijkste machten, het eerste al snel onder invloed van de Portugezen – hun vaste punt was het in 1522 gebouwde fort –, tot deze in 1574 tot wijken werden gedwongen en zich verder op Ambon concentreerden. Zij streefden zowel naar het monopolie van de specerijhandel, waarvoor zij gebruik maakten van de tussen de inheemse machthebbers bestaande veten, als naar de verbreiding van het christendom. Na de vereniging van het Portugese rijk met Spanje in 1580 kregen de Portugezen, wier invloed reeds tanende was, hulp van de Spanjaarden uit de Filippijnen.
Terzelfder tijd ondernamen de Engelsen reizen door de archipel. Op Java vertraagden onenigheden tussen islamitische machthebbers het tot stand komen van een krachtige staat tot het eind van de 16de eeuw, toen Mataram zich als zodanig ging consolideren; op West-Java was Bantam de belangrijkste macht, dankzij zijn gunstige ligging voor de handle.
1.2 1602-1780: de VOC in de Indische archipel
In 1596 verschenen in de Indonesische archipel de eerste Nederlanders (expeditie van Cornelis de Houtman). Hun spoedig concurrerende handelsondernemingen werden in 1602 verenigd tot de Verenigde Oost-Indische Compagnie. In 1605 maakte deze zich meester van haar eerste territoriaal bezit: het Portugese fort op Ambon; in 1610 concentreerde zij haar krachten door de instelling van een Indische regering onder een gouverneur-generaal en in 1619 verschafte Jan Pieterszoon Coen haar een hoofdstad in het veroverde Jacatra, omgedoopt in Batavia. Diezelfde gouverneur-generaal stelde zich met succes teweer tegen Engelse aanspraken en vestigde de macht van de Compagnie op Banda, terwijl hij zijn hoofdstad tegen Mataramse aanvallen wist te verdedigen. Zijn opvolgers (vooral Van Diemen en Maetsuyker) zetten zijn politiek voort en in de loop van de 17de eeuw kwam Maluku in Nederlandse handen, werden Bantam en Mataram onder invloed van de Compagnie gebracht, Makassar verslagen, Atjeh en Johore onschadelijk gemaakt en Ceylon op de Portugezen veroverd, nadat in 1641 reeds Malakka, hun laatste steunpunt in Zuidoost-Azië, was gevallen.
De Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC, ook wel OIC) was een handelsvereniging, vooral door de bemoeienis van Van Oldenbarnevelt tot stand gekomen door samensmelting van de elkaar beconcurrerende zgn. Voorcompagnieën. Het octrooi van handelsmonopolie voor het gebied tussen Kaap de Goede Hoop en Straat Magalhães, door de Staten-Generaal op 20 maart 1602 aanvankelijk voor de tijd van 21 jaar verleend, werd later telkens verlengd. De compagnie bestond uit zes Kamers (Amsterdam, Middelburg, Delft, Rotterdam, Hoorn, Enkhuizen). Het kapitaal, waarvoor ingetekend werd en waaraan iedere ingezetene van de Republiek kon deelnemen, was ca. 6 miljoen gulden. De leiding van de zaken was opgedragen aan zgn. bewindhebbers. Amsterdam had binnen de VOC een groot overwicht, maar in het college van de Heren Zeventien, waaraan het centrale bestuur was toevertrouwd, niet de absolute meerderheid van stemmen.
In de landen waarmee door de VOC handelsbetrekkingen waren aangeknoopt, was zij gemachtigd verdragen te sluiten, forten te bouwen en ambtenaren aan te stellen. Een centrale leiding ontbrak echter tot in 1609 de Heren Zeventien besloten een gouverneur-generaal aan te stellen en een Raad van Indië op te richten. Tot eerste gouverneur-generaal werd benoemd Pieter Both. Aan de behoefte aan een vaste en veilige zetel voor de centrale leiding werd voldaan toen in 1619 Jan Pietersz. Coen Jacatra veroverde en Batavia (het huidige Jakarta) stichtte.
De compagnie was in de eerste plaats een handelslichaam. Op de specerijen van de Molukken, waarvan de VOC na 1650 het monopolie had, werden in verhouding de grootste winsten behaald. Verder was de op Voor-Indië gedreven ‘lijnwaadhandel’ (katoenen en zijden stoffen) van groot belang. In de loop van de 18de eeuw werd ook de Javakoffie een lucratief stapelproduct op de Amsterdamse markt. Om haar positie als zodanig te kunnen beschermen en bevestigen tegenover de talrijke concurrenten en inheemse vijanden was de VOC genoodzaakt ook als militaire macht op te treden en soevereine rechten uit te oefenen (het eerst in 1605 in Ambon). De 18de eeuw deed de bezwaren van het handelssysteem van de Compagnie steeds meer aan het licht komen, De tegenstrijdigheid van verplichtingen en het na het teruglopen van de aanvankelijke bloei uitkeren van te hoge dividenden bezwaarden de compagnie ten slotte met een grote schuldenlast. en de hervormingspogingen van gouverneur-generaal Van Imhoff (1743) hadden geen succes, de concurrentie van de Engelsen werd voortdurend gevaarlijker en bij het uitbreken van de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (zie Engels-Nederlandse Oorlogen) in 1780 bleek haar krediet geheel verdwenen. Alleen de tussenkomst van de staat voorkwam een faillissement. Nadat in 1790 een staatscommissie voor de zaken van de Oost-Indische Compagnie was opgericht, werd in 1796 het bestuur vervangen door een Comité voor de zaken van de Oost-Indische handel en bezittingen. Bij de staatsregeling van 1798 werd de compagnie met haar baten en schulden door de staat overgenomen.
1.3 1808: Indonesie onder Nederlands bestuur
In 1808 zond het Koningrijk Holland Daendels als gouverneur-generaal, wiens bewind zich kenmerkte (behalve door zijn militaire maatregelen) door een drastisch opruimen van allerlei hinderlijke Compagniesoverblijfselen en een krachtig versterken van het Hollandse gezag. Daardoor heeft hij in veel opzichten de baan vrijgemaakt voor de hervormer Raffles, die gedurende het Engelse tussenbewind (1811–1816) Java bestuurde en van wiens maatregelen, gedeeltelijk ingegeven door Nederlandse raadslieden, vele door zijn opvolgers zijn gehandhaafd, terwijl vooral de invoering van de landrente verstrekkende gevolgen heeft gehad.
In 1816 keerde (ingevolge de Londense Conventie van 1814) het Nederlandse gezag terug; het bracht geen reactie, maar bouwde voort op wat het vond en trachtte ook buiten Java nieuwe relaties aan te knopen. De stichting van Singapore door Raffles in 1819 haalde echter een streep door de Nederlandse plannen om Batavia weer tot het middelpunt van een groot handelsrijk te maken. De moeilijkheden met Engeland werden in 1824 bij traktaat zoveel mogelijk opgelost; de in datzelfde jaar op initiatief van koning Willem I opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij scheen nieuwe groei voor de handel te zullen betekenen. Financiële zorgen, gepaard met een opstand in de Javaanse Vorstenlanden (1825–1830), noopten tot het in 1830 door gouverneur-generaal Van den Bosch ingevoerde Cultuurstelsel.
1.4 De periode 1830-1870: cultuurstelsel
Centraal stond voor de Nederlandse overheid in deze periode om de zakelijke voordelen en het financiële gewin uit de kolonie Nederlands Indië te optimaliseren. Alle investeringen in onderwijs werden stopgezet en het streven was alleen maar om de opbrengsten van de kolonie te maximaliseren.
Thema’s :
cultuurstelsel: dwz stelsel van maatregelen en verordeningen, dat tot doel had om de boeren datgene te laten verbouwen wat Holland graag wilde hebben (lees: wat het meeste geld opbracht hetgeen wat anders was dan de rijst, die de boeren van nature verbouwden voor de inlandse voedselbehoefte) . rond 1860 was een-derde van de Nederlandse staatsinkomsten afkomstog uit Indië
Nederlandse Handels Maatschappij: een semi overheads instelling die was opgericht voor de handle en het vervoer van de produkten van het cultuurstelsel naar Nederland. Geheel georganiseerd met Nederlandse schepen. De netto opbrengsten vervielen aan de staat. Maar ook de export van katoen vanuit Nederland naar Indië profiteered ervan. De opbrengsten van de NHM kwamen goed uit om de oorlog tegen de Belgen te financieren (1830)
Bestuur: dubbel, dwz Nederlands en inlands parallel aan elkaar: samen werd Nederlands Indië bestuurd. Aan het hoofd staat de Goeverneur-generaal, als plaatsvervanger van de NL kkoning. Hij werd geadviseerd door de Raad van Indië, een groep van 5 ambtenaren met een lange ervaring. Onder de Gouverneur generaal hing een uitgbreid netwerk van locale Nederlandse ambtenaren. Daarnaast was er een inlandse bestuursvorm, bestaande uit dorpshoofden, districtshoofden en Indische vorsten. De Nederlandse bestuursambtenaren dienden als broers met de inlandse adel samen te werken, maar wel als oudere broer: Europeanen werden immers in alles als superieur beschouwd.
In Nederland viel de kolonie direct onder de koning, pas na 1848 werd ook het parlement geinformeerd en vanaf dat moment groeide de weerstand tegen het cultuurstelsel. Vooral de wijze waarop ondershands (lees: aan familie of vrienden) de zeer winstgevende suikercontracten werden toegekend kreeg veel kritiek.
1.5 De periode 1870-1914: nieuwe tijd
Hoofdelementen:
1. nieuwe agrarische wet, die leidde tot een toename van koffie-, suikerriet-, thee-, tabak- en cacaoplantages.
2. vondst van nieuwe bodemschatten, zoals olie (1890, “Shell” opgericht), tin, goud en zilver
3. uitbreiding Nederlands gezag van Java tot gehele archipel (oorlog tegen het opstandige Atjeh, klein begonnen in 1873 maar rond 1900 grootschalige zeer gewelddadig.(Van Heutz)
4. modernisering van infrastruktuur (aanleg spoorwegen, uitbreiding havenfaciliteiten, grotere sschepen, intensievere scheepvaart binnen de archipel.
5. verbetering rijstverbouwmethoden, leidend tot spectaculaire bevolkingsgroei, maar de Javaanse bevolking groeide sneller dan de verbouw van rijst, dus honger en armoe…
6. besef nam toe dat men moest gaan oppassen dat niet op zekere dag de stemming tegen de Nederlanders ging keren, en dat men een “ethische koers” moest varen ten opzichte van Nederlands Indië. De politiek stelde zich tot doel als voogd te gaan zorgen voor opvoeding, beheer nationaal bezit, voorbereiding op toekomstige zelfstandigheid.
7. nog steeds voortbestaan van ernstige misstanden, dwz uitbuiting en mishandeling van plantageslaven
1.6 De periode 1914-1942: nieuwe verhoudingen
Hoofdelementen:
1. toenemende inlandse kritiek leidt tot oprichting van Volksraad (vertegenwoordiging, adviserend aan de Goeverneur-generaal) met voor de helft inlandse vertegenwoordigers. Ook beter opgeleide inlandse besturders in locale politiek.
2. verbetering irrigatiestelsel, oprichting rijstbanken voor reserves in tijden van misoogst. Verbetering onderwijs
3. intensivering van industriële aktiviteiten, ongekende economische groei in 1920. ook rubberplantages.
4. toename nationalisten, vooral degenen met een betere schoolopleiding, Islam als inspiratie, thema: bezinning op modernisering van indische samenleving. 1927: oprichting PNI, Nationalistische Partij Indonesie door vader van Soekarno.
5. grotere scheiding dan ooit tussen de rassen: Nederlandse clubs niet toegankelijk voor inlanders. Van Heutz werd door de Nederlanders vereerd als volksheld en door de Indonesiers gehaat als symbol van 350 jaar bloedige onderdrukking
6. De economische crisis en vooral het Nederlandse monetaire beleid zorgde ook voor een crisi in Indonesie, veel gesloten plantages en honger en armoe
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
B.
B.
he alles goed ik wilde effe zeggen dat ik werkstuk egt goed vind bedankt voor je hulp. Maar kan je me vertellen wat je cijfer is ???
alvast bedankt xxxx
20 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Wauw wat een goed bruikbare werkstuk !
Ik kan er zelf er veel aan hebben!
20 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
Hai Elsemieke,
Op school zijn wij bezig met een project en we moeten een poster maken over een land, mijn land is Indonesie. Ik hoopte dat jij mij zou kunnen helpen bij deze opdracht. De opdracht is: zoek de problemen die het land nu heeft en kijk of de oorzaak met de kolonisatie te maken heeft en wat dan precies de oorzaak dit probleem is. Ik vind dit een hele moeilijke opdracht, ik hoop dat je me een beetje kunt helpen. ik moet de poster donderdag inleveren dus ik hoop dat je me nog voor die tijd kunt helpen. Ik heb een goed cijfer nodig want ik sta nu een 4.5 op mijn rapport:S hopelijk kun en vooral wil je me helpen. alvast heel erg bedankt!
Groetjes Toke
19 jaar geleden
Antwoorden