Japan

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 9879 woorden
  • 27 maart 2001
  • 295 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
295 keer beoordeeld

De groei van de Economie
Japanse economie heeft na de Tweede Wereldoorlog zijn up- en downs gehad maar is ondanks alle tegenslagen weer op gang gekomen en is blijven groeien. Er wordt wel van de luchtbeleconomie gesproken. Grote gedeelte van de kapitaal waarmee de uitbreiding van de productiecapaciteit mogelijk werd gemaakt, was gefinancierd door de inflatie op creditposten in de verzekeringen, banken en onroerend goed. Deze luchtbel was gecreëerd door een combinatie van lage rente, het gedeeltelijk dereguleren van de financiën, de groeiende Tokio aandeelmarkt en de snelle toename van de onroerend goed waarde. Deze combinaties gaven de Japanse bedrijven mogelijkheid om uit te breiden door de kapitaal te laten groeien onder zeer gunstige omstandigheden. Door de angst dat deze luchtbel zou uitbreiden meer dan de capaciteit van de economie dat toe laat werd in 1990 door de Japanse Bank besloten om de rente te verhogen waardoor de waarde van onroerend goed zou dalen en wat weer zou leiden tot de afname van de aandelen prijzen. De daling van Nikkai was dan ook enorm; van 40 000 in 1989 naar 16 000 in 1992. Vele lonen daalden en de overheid moest weer ingrijpen. Het zou twee jaar duren voordat de economie goed op gang kwam.

Terug naar het begin; het einde van de Tweede Wereld oorlog. De inflatie en tekorten waren net als in andere landen na de oorlog een vanzelfsprekend verschijnsel. De economie moest opnieuw gestructureerd worden en er moesten keuzes gemaakt worden. Het was vooral het staatsbeleid van 1949-50 die een basis legde voor de Japanse terugkeer in de internationale markt. In deze periode werd de yen door middel van een gecreëerde deflatie gestabiliseerd op Ý360 ten opzichte van de dollar. Dit wordt ook wel gekenmerkt als de \'Dodge line\' omdat het Joseph Dodge, bankier in Detroit, was die het proces had aanbevolen.

Eén van de vele factoren die bijgedragen hebben aan de Japanse wederopbouw en economisch succes was de \'General Agreement on Tariffs and Trade, beter bekend als GATT. Deze heeft als doelstelling ordelijk internationaal handelsverkeer tot stand brengen. Meer dan honderd landen hebben zich hier aangesloten. De GATT probeert zijn doelen te verwezenlijken door het verminderen van handelsbelemmeringen. Het uitgangspunt hierbij is het
non-discriminatiebeginsel. Dit houdt in dat een land aan alle lidstaten van de GATT een zelfde behandeling moet geven. Niemand mag een voorkeursbehandeling krijgen. Door de komst van GATT waren de prijzen van de grondstoffen tot de jaren \'70 op een laag niveau en anders waren ze wel stabiel. Dit pakte gunstig uit voor de Japanse industrialisatie strategies. Japan is arm aan grondstoffen en import ervan was nu redelijk goedkoop gemaakt.

Maar er speelden uiteraard wel meerdere factoren een rol bij de groei van de economie. Misschien wel teveel om op te noemen maar de onderste zijn het zeker wel noemenswaard. Dat zijn: l staatsingrepen (in de economische zin) en inzet
l stijging van de arbeidsproductiviteit
l stijging in de aandelenmarkt
l technologische vooruitgang
l goedkope en beschikbare transport mogelijkheden
l financiële middelen en opbrengsten uit de landbouw
l schaalvergroting
en zo zijn er nog wel meer factoren die een rol hebben gespeeld.

In het bovenstaande rijtje ontbreekt de meest cruciale factor, namelijk het onderwijs. Je zou kunnen zeggen dat dit indirect is maar in de werkelijkheid wordt het onderwijs in Japan door de velen beschouwd als de sleutel van economische groei en de politieke stabiliteit. De investeringen in het onderwijssysteem op een nationaal niveau zijn dan ook enorm. De regering gelooft namelijk dat het onderwijs in de toekomst voor een modernisering zal zorgen en een effectieve arbeidskracht. Kortom de sleutel tot succes. Daarbij moet ook gezegd worden dat het onderwijs iemands sociale status bepaalt in de samenleving en tevens de financiële zekerheid. Dit is een grote tegenstelling tot de westerse landen en de VS waar nog niet zo lang geleden werd gekeken naar de familiewortels en afkomst. \'Van een dubbeltje kan je nooit een kwartje worden\'. Dit moderne onderwijsstelsel en de waarden die daarbij horen dateren uit de vroege jaren van het begin van de vijfde eeuw na Christus. Vanaf die tijd werd het idee geïntroduceerd om iemands sociale status in de samenleving niet te beoordelen op basis van zijn geboorteafkomst, maar op basis van zijn prestaties. Met deze overtuigingen heeft de regering ervoor gezorgd dat het onderwijs voor alle kinderen, ondanks hun afkomst, toegankelijk werd. Vanaf de negentiende eeuw ging meer dan 25% van de kinderen naar de basisschool. De middelbare school was misschien voor de elite eerder toegankelijk en betaalbaar maar de regering zorgde er voor dat het ook voor de\' gewone\' kinderen toegankelijk werd door de verschillen zoveel mogelijk te minimaliseren. Het onderwijs voor vrouwen werd ook door de jaren heen uitgebreid.

In het kort zit het onderwijs in Japan als volgt eruit: Zes jaar op de basisschool, Drie jaar op de junior high en drie jaar op de senior high, Vier jaar aan de universiteit (duplicaat van VS systeem).

Meeste Japanners vinden dat zij in een soort klassenloze maatschappij leven waarbij de afkomst lang niet zo belangrijk is als de prestatie die in het leven bereikt wordt. Meer dan 90% van de bevolking noemt zichzelf een middenstander.

Het tempo die op scholen gehanteerd wordt ligt veel hoger dan wat wij hier gewend zijn en wat andere westerse landen gewend zijn. Maar in tegenstelling tot hier zijn de kinderen in Japan bereid om hun volledige aandacht aan school te geven. Ze zien dit niet als een verplichting of last maar als een uitdaging. Vanaf kleins of aan worden ze geleerd dat het onderwijs een voorbereiding is voor de toekomst waar ze niet zonder kunnen. Dit wordt dan ook serieus genomen. Japanse kinderen behalen in internationale competities van wiskunde een wetenschapvaardigheden hogere resultaten dan hun Westerse tegenstanders. Hieruit blijkt dat ze drie jaar voorlopen. De slagingspercentage is wel hoog maar in tegenstelling tot hier krijgt de minderheid die het tempo niet kan bijhouden niet zo makkelijk de kans om naar een lager niveau over te stappen en het daar weer over te doen. Het wil niet zeggen dat er helemaal geen hoop meer is voor die groep. Er is wel een project die ze de kans biedt om het verloren jaar in te halen maar het is niet te vergelijken met de talloze niveaus en mogelijkheden die wij hier kennen. Hier eindigen de kansen nooit en in Japan wordt er maar één echte gegeven. Naast het uitstekende opzet van het onderwijsstelsel heeft de regering ook op andere manieren bijgedragen aan de groei van de economie. Dit hebben ze gedaan door de verschillende vormen van stimulaties maar ook door een intensieve economische staatsingrepen. Het wil niet gelijk zeggen dat hiermee een einde kwam aan de vrije markt economie en er een begin werd gemaakt met de planeconomie. De regering had niet als voornaamste doel de machtspositie te versterken en naar voren te laten komen, maar wel het stimuleren van de wederopbouw en groei van de economie. De staat heeft of zowel macro-economisch als een micro-economisch niveau cruciale rol gespeeld in het Japanse economische succes. In de naoorlogse jaren was sprake van een stevig geleide economie. De Minister van Financiën zorgde voor de zekerheid van consumenten besparingen en tevens reguleerde hij de financiële markt waarin de rente door de regering werd bepaald. Zowel hij als de Minister van de Internationale Handel en Industrie zorgden ervoor dat door middel van deze besparingen de lonen in de industriesector stegen. Hierdoor was een snelle uitbreiding in de economie mogelijk ondanks de bestaande tekorten in kapitaal. De Minister van Internationale Handel en Industrie was ook actief bezig in de organisatie van formele en informele productie en onderzoek kartels, promotie van de fusies en nieuwe industrie en daarbij het verschaffen van de informatie aan de bedrijven die nodig waren voor de verdere ontwikkeling in de economie. De Foreign Exchange and Foreign Trade Control Law van 1949 zorgde voor een directe controle van de economie. Dit was ook een soort staatsbemoeienis. De toegang van de grote, concurrerende buitenlandse bedrijven tot de Japanse markt was zeer beperkt en moeilijk. Hieronder volgen enkele groeicijfers door de jaren heen: 8,5 % in de 1955 - 60
9,8 % in de 1960 - 65 en
11,2% in de 1965 - 71. In de bovengenoemde periodes heeft de economie heel wat structurele veranderingen ondergaan. De financiële opbrengsten kwamen niet langer uit landbouw, visserij en de mijnbouw maar uit de industrie, de bouw en de diensten. Er kwam beter gezegd een verschuiving in de sectoren. De primaire sector maakte plaats voor de secundaire en tertiaire sector.

De oliecrisis van 1973-74 maakte een einde aan de snelle groei. Japan werd in \'73 getroffen juist op het moment dat uitbreiding en de groei het grootst waren. De inflatie volgde bijna onmiddellijk. De prijzen stegen enorm maar de lonen stegen niet mee. De regering zag zich gedwongen om de groeivaart te verminderen. Maar er waren nog andere redenen om dit te doen. Door een verdrag met het Westen betreffende technologieën, steeg de import van de buitenlandse technologie in Japan waardoor de eigen productie ervan wel moest dalen. Dat was één voorbeeld maar er waren uiteraard meer. In de jaren 1974-85 was er maar een groei van 4,3% geregistreerd. Een enorme daling ten opzichte van de jaren daarvoor. De export bleef de centrale rol spelen in de groei. In 1984 bijvoorbeeld bestond 40% van de groei uit export. In tegendeel daarvan zorgden de hoge energiekosten, die in 1985 wel acht keer hoger waren dan in 1970, voor de afname in de groei. Er waren ook wel andere redenen maar hoe dan ook het lukte Japan om er weer bovenop te komen.

In 1987 werd Ý130 gelijk gesteld aan een dollar. Dit zorgde voor stijgende internationale competitie en hogere efficiëntie. Door de stijgende technologische vooruitgang werd de productie capaciteit vergroot op meerdere niveaus. Daarnaast werden de producten van hogere en betere kwaliteit geproduceerd. De productie van de lage kwaliteit goederen werd verplaatst naar andere landen. Zo had Japan in Azië geïnvesteerd en met name in Thailand. Dit heeft zeker vruchten afgeworpen. Vele Japanse bedrijven hebben geprofiteerd van deze gebieden met lage productie kosten. Daarnaast heeft Japan ook in VS en Europa investeringen gedaan die sinds jaren \'80 enorm zijn gestegen. Deze investeringen waren niet alleen uit economisch belang gedaan maar ook uit politieke belang. Al in 1990 bedroegen alle vormen van de investeringen in VS bij elkaar ongeveer 185 biljoen dollar. De investeringen in Europa waren aanzienlijk lager in hetzelfde jaar, namelijk rond 55 biljoen dollar. Sindsdien zijn de bedragen blijven stijgen. Sommige mensen schatten dat de economie van Japan op een korte termijn die van de VS zal overtreffen indien de groei die tot nu toe geregistreerd is, aanhoudt. Op sommige onderdelen is dit misschien al het geval. Japan is in ieder geval de grootste bezitter van goud, ongeveer de helft van de totale goudproductie vindt hier plaats. Daarnaast staan veel grote Japanse bedrijven voorop op het gebied van technologie en innovatie. Niet te vergeten heeft Japan de grootste buitenlandse activa lopen die in 1988 al 240 biljoen dollar bedroeg.

Zoals al eerder gezegd is Japan arm aan grondstoffen. Het land moet om die reden wel handelen. Export en import zijn belangrijke onderdelen van de economie en inkomsten- en uitgavenbronnen. In de naoorlogse strategie werd nadruk gelegd op de industrie sector waar de productie en de markt al ontwikkeld waren. Om de export te vergroten en uit te breiden koos Japan ervoor om aandelen te kopen van buitenlandse bedrijven die in de moeilijkheden zaten. Hier profiteerden ze van. Je zult tegenwoordig in de wereld veel Japanse bedrijven tegenkomen die zo zijn begonnen. Maar ook hierin is verandering gekomen. Het ging eerst goed; de bedrijven functioneerden goed en maakten winst. In de jaren \'90 begonnen bij enkele grote concerns in de VS rode cijfers te verschijnen op hun balansen waarop die concerns tot conclusie zijn gekomen dat ze in de toekomst beter in Azië kunnen investeren en niet langer in de VS. Azië is trouwens door de jaren heen grote exportmarkt geworden voor Japan. Het betreft hier voornamelijk landen zoals China, Zuid-Korea, Maleisië en Thailand. De export naar deze landen bedroeg in 1996 meer dan de export naar de VS en Europa samen. Eén van de redenen voor de verandering in Japanse handelsstromen is de snelle groei van de Aziatische economieën. De Japanse export van met name auto\'s zit nog steeds voornamelijk in de VS en Europa. Opvallend aan de import is het Japanse deel van de producten uit het buitenland. Wegens de dure yen hebben veel Japanse bedrijven zich buiten de landsgrenzen bevestigd met hun productiebedrijven. Aan de andere kant profiteert de export ook van het toenemend aantal Japanse bedrijfsvestigingen in andere Aziatische landen.

Landbouw
Japan is niet een land met de ideale omstandigheden voor het uitoefenen van de landbouw. Maar ondanks de moeilijkheden is het Japanse volk door de generaties heen gelukt om bijna voor een zelfvoorzienend maatschappij te zorgen, tenminste wat voedsel betreft. Dit hebben ze vooral te danken aan de variatie van de gewassen en met name veel voorkomende groei van rijst. Uiteraard hoort hard werken daar ook wel bij anders hadden ze niets bereikt ook al zouden alle natuurlijke factoren in hun voordeel werken. Dit is overigens in Japan zeker niet het geval geweest. Het land bestaat uit een groot gedeelte van de steile en dichtbegroeide berggebieden. Alleen een klein percentage hiervan is geschikt voor de bebouwing. Rond de helft van de 19e eeuw veranderde de instelling van de Japanse boeren met de opening van het internationaal handelsverkeer. De boeren begonnen zich langzamerhand bezig te houden met de internationale markt en niet alleen maar met de nationale. Maar hoe dan ook ze bleven tot voor kort het grootste gedeelte van het nodige voedsel produceren die nodig was om heel land te voorzien.

Rijst
Het is inmiddels wel vaker gebleken dat rijst een gewas is waar je op terug kan vallen. De rijst werd in Japan in de 1e eeuw voor Chr. geïntroduceerd en is sindsdien het meest belangrijke gewas gebleven. Daarnaast is het ook een belangrijk onderdeel van het Japans menu. De bebouwing van rijst vereist een intense en voorzichtige aanpak van de boeren die het verbouwen en ook nog eens juiste constructie en onderhoud van de irrigatiesystemen. Het is namelijk voor de groei van rijst erg belangrijk om het overal genoeg te besproeien. De constructie van de goede irrigatiesystemen vereist uiteraard tijd, aandacht en kapitaal van de boeren. Na het industrialisatieproces zijn deze systemen dankzij de generaties ervoor al tot stand gekomen. Door de jaren heen zijn die wel verbeterd maat het is opmerkelijk dat het grootste gedeelte ervan nog steeds even goed functioneert als in de tijd dat ze werden gemaakt. Tot het einde van de 19e eeuw, vlak voordat het industrialisatieproces begon, domineerde de landbouw in de economie. Meer dan 70% van de bevolking was in die tijd werkzaam in de landbouw. Daarbij bestond 40% van de gemaakte producten uit landbouwproducten. Hoewel de productie in de jaren erna bleef groeien, beperkten Japanse boeren zich niet langer tot één gewas maar gingen ook andere producten produceren. Eén ervan is bijvoorbeeld zijde. Uiteraard met als doel om het te verkopen en niet voor eigen behoefte te produceren. Daarnaast hielden de boeren zich steeds meer bezig met dingen die niets met landbouw te maken hadden. Door de schaalvergroting, komst van de machines en nieuw technieken werd dit mogelijk gemaakt. De winst bleef stijgen en dat met minder arbeidskracht. Net als in Nederland en waarschijnlijk alle andere landen, daalde het percentage van de beroepsbevolking in de primaire sector. De kinderen wensten niet langer het werk van hun ouders over te nemen en werden naar de steden getrokken door de opkomst van de industrie. Maar dit heeft de winst in de meeste landen blijkbaar niet beïnvloed. Er was simpelweg niet meer veel vraag naar de arbeidskrachten in deze sector. De machines hadden het grootste gedeelte van het werk al overgenomen. In 1940 werkte minder dan de helft van de bevolking in de primaire sector en de landbouwproducten hadden een kleine omvang van 15% van de totaal geproduceerde producten. De Japanse boeren voorzien niet langer in de totale voedselbehoefte van heel land en zijn nu meer aan het importeren.

Visserij
De Japanse visserij-industrie is waarschijnlijk een van de grootste in de wereld. De vangst van de vis om in nationaal behoefte ervan te voorzien is groot. In 1988 was de totale vangst 12 780 000 ton. Daarvan kwam 77% uit de Japanse wateren en 9% uit de buitenlandse wateren. De restant van 14% kwam uit de grote zeeën. Het percentage van de totale vangst schommelt een beetje sinds de jaren 1976-78. In die jaren werden de zogenaamde \'200 miles zones\' geïntroduceerd. Dit gaf de landen mogelijkheid om in andere wateren te vissen binnen die zone en ze hoefden zich dus niet langer te beperken tot hun eigen wateren. Japan heeft uiteraard net als alle andere landen hier gebruik van gemaakt en is in andere wateren gaan vissen. Er is wel een probleem; door de jaren heen is de aanwezigheid van vis in de zeeën gaan afnemen. Er wordt veel meer gevist dan de natuurgrenzen dat toelaten. Er is sprake van overbevissing; er wordt jaarlijks meer gevangen dan dat er door de natuurlijke aanwas bijkomt. De reden hiervoor is dat de wereldbevolking toeneemt en de vraag naar vis ook. Maar vooral komt het door het feit dat de vistechnieken uitgebreid zijn. De vissersschepen en hun motorvermogens worden groter. De opsporingstechnieken zijn enorm vooruit gegaan. Hierdoor verandert de visserij in een kapitaalintensieve industrie. De vangsten zijn enorm maar dreigen uitgeput te worden. Daarom kan Japan wel vergunning hebben om hun visgebied uit te breiden maar dat wil niet zeggen dat de vangst echt veel groter zal worden. Maar ook deze aangewezen gebieden zijn aan het verminderen. In de VS mogen ze niets meer halen. Om de tekorten weg te werken is Japan ook vis gaan importeren. Van de import bestaat 10% uit meer luxe vis zoals schelpdieren en tonijn. Er is veel vraag naar deze soorten maar niet veel uit eigen productie te halen. Omdat de voorraden steeds kleiner zullen worden heeft de regering besloten om prioriteit te geven aan efficiënte exploitatie van de Japanse wateren, de voorraden. Hierbij moeten de voorraden zorgvuldig in de gaten worden gehouden net als de snelheid van natuurlijke aanwas om de overbevissing te voorkomen. De visindustrie heeft afgelopen jaren problemen gehad maar hoopt die in de toekomst uit de weg te helpen. Net als in alle onderdelen van de Japanse economie is ook hier sprake van ups- en downs. Maar hoe dan ook, de economie schijnt zichzelf op één of andere manier altijd te genezen. In het jaar 1993 is Japan zelfs het rijkste land van de wereld geweest met het oog op BNP. Met het kleine verschil van 18 dollar heeft het Zwitserland overtroffen. In 1993 bedroeg BNP 33 764 dollar. In hetzelfde jaar was BNP in Nederland ongeveer 19 000 dollar. Energie

Japan is meer afhankelijk van de geïmporteerde energie dan alle andere industrielanden. Hydro-elektrische energie voorziet maar in 5% van de nodige energie. De nodige installaties hiervoor waren al in 1950 klaar. De kleine voorraad van kool die ze hadden was lang niet genoeg om het \'economisch wonder\' van de jaren \'60 drijfkracht te geven. De Japanse olievelden produceren maar 1% van totaal vereiste hoeveelheid. Er zijn geen uranium mijnen en de alternatieve middelen zoals de aardwarmte en de kunststoffen zorgen maar voor 2% van de totale consumptie. Na VS is Japan de grootste importeur van olie. Minder dan één vijfde van primaire energie komt in Japan uit eigen voorraad. Al sinds de industrierevolutie leeft het land met deze kwetsbaarheid. Ze zijn zuiniger met de energie dan wie dan ook en consumeren het zeer efficiënt. De patronen in energie zijn na de oorlog door de jaren heen veranderd. Uit eigen voorraden van kool en hydro- energie valt lang niet genoeg te halen. De stijgende economie vereiste steeds meer energieverbruik. Jaarlijks steeg het gebruik met ongeveer 25%. De consumptie van olie steeg van 41 miljoen in de jaren \'50 naar 340 miljoen in de jaren \'70.

Voornaamste bron van olie is het Midden Oosten, 90% van de totale olieconsumptie komt daar vandaan. De voornaamste gebruikers van olie zijn niet zo zeer huishoudens maar de grote industrieën. Daarom werd Japan zwaar getroffen door de oliecrisis van de jaren \'70. Maar na de recessie en zeer hoge inflatie keerde de economie terug naar de oorspronkelijke groei. Nadat Japan zijn intensief energieverbruikende industrieën naar buitenland verplaatste, werd de afhankelijkheid van olie een stuk gereduceerd. Japan is nu de grootste bezitter van petroleum.

De banken
De Japanse banken zijn wel de grootste in de wereld. Het moderne systeemopzet van de banken dateert uit de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Hoewel het in de eerste plaats regering was die voor deze opzet zorgde, is de management van de banken in handen van de zelfstandige eigenaren. Beter gezegd; het is geprivatiseerd. Na de beurskracht van \'27 werden de Japanse banken zwaar getroffen. Als gevolg daalde het aantal banken en er werd nadruk gelegd op de groei van de grote instanties. In de jaren \'30 en \'40 domineerde het leger de economie. De overheid ging zich dan ook meer bemoeien met het bedrijfsleven en hield de ontwikkeling van de banken nauwkeurig in de gaten. De overheid zorgde tevens voor een band tussen de banken en de fabrieken die munitie maakten en andere oorlogsindustrieën in het algemeen. Het is verbazend dat na de oorlog de banden tussen banken en bedrijven en fabrieken net als de banden met de overheid, nog intact waren gebleven. Maar in de kapitaal markt waren de verandering wel te merken. Door de breuk van de nationale aandeelhoudende bedrijven was de distributie van de aandelen noodzakelijk. Er kwam een wijde aandelenmarkt tot stand die tot dan toe niet bestond. Toch was het zo dat de banken nog steeds de meeste consumentenbesparingen en bedrijfsfondsen bleven beheren en daarbij directe participatie hadden in de kapitaalmarkt. Het is een kenmerk van Japanse financiële systeem van de banken dat er een overheersing is van indirecte participatie en dat er dus bij wijze van spreken een rol wordt gespeeld van de tussenpersoon. Ze financierden de bedrijven veel liever dan dat ze directe participatie namen in de kapitaalmarkt met de spaarders en leners. Dit is wel gunstig voor de snelle groei van de banken maar de meningen over deze indirectie zijn verdeeld.

Er iets opvallend aan consumptiebesparingen. Voor de oorlog waren er maar weinig mensen die de behoefte hadden om te sparen. Dit veranderde na de oorlog. De redenen daarvoor zullen
waarschijnlijk zijn dat mensen
in de toekomst voorbereid wilden
zijn en een garantie wilden hebben
voor hun kinderen. Daarnaast waren
de lonen in die periode laag en de
pensioenen nogal onzeker. De
besparing waren na de oorlog enorm
gestegen. Ze lagen ver boven de
internationale standaard. Zie à

Sinds de jaren \'70 is in Japan discussie ontstaan over de reformatie en de eventuele veranderingen in het beleid. De druk om deze veranderingen uit te voeren kwam zowel uit het binnenland als uit het buitenland. Een grote factor die hierbij een rol speelt is de structurele verandering die de economie heeft ondergaan in het begin van de jaren \'70. Na de oliecrisis is de economische groei drastisch afgenomen. Dit leidde bij veel bedrijven tot een daling van de investeringen. In hetzelfde tijd verhoogde de regering zijn uitgaven zodanig dat die groter waren geworden dan de overheidsinkomsten. Dit leidde ertoe dat de overheid grote leningen moest sluiten om de balans te bewaren. Het resultaat hiervan was de verandering in zaken die door de banken werden gedaan. Ze waren opeens veel obligaties aan het kopen van de regering waar ze uiteindelijk niet van konden profiteren. Er kwamen protesten op gang die dus de druk vormden voor de reformatie zoals boven genoemd. Ze wilden liberalisatieproces op gang krijgen. Er volgden lange discussies waarin de compromissen gesloten moesten worden tussen de belangen van de bank en de belangen van de andere deelnemers in financiële markt. Daarmee bedoel ik bedrijven, consumenten/spaarders en andere financiële instanties. Het waren vooral de conflicten tussen de banken en de verzekeringsmaatschappijen die lang duurden. Na de oorlog werd in de wet geregeld dat de banken zich niet met de verzekeringsmaatschappijen mochten bemoeien. De twee instanties waren onafhankelijk van elkaar. Met de Artikel 65 uit 1928 werd een officiële onderscheid gemaakt tussen de commerciële banken en de kredietverlenende banken. Omdat in die tijd de effectenbeurs ontbrak konden de banken de talloze obligaties die ze van de regering kochten, niet officieel op de markt verkopen. De wet liet dat niet toe aangezien de officiële markt daarvoor niet bestond. De eerste verandering die hierin kwam, was geregeld in de Bankwet van 1982. Deze wet stond de banken toe om de regeringsobligatie te verkopen \'over the counter\' zodat ze in het proces niet in aanraking hoefden te komen met de verzekeringsmaatschappijen. Sindsdien is er in Japan sprake van een open competitie tussen de banken en de verzekerings- maatschappijen die door de regering werd aangemoedigd. De veranderende eisen van de Japanse bedrijven en behoefte aan meer flexibele financiën net als het verlangen van de spaarders naar de hogere opbrengsten, zorgden voor een matige ontwikkeling van de nieuwe financiële markt en geleidelijke komst van de controle op de rente en het rendement. Het is te verwachten dat de banken hun activiteiten verder zullen uitbreiden mede dankzij de opkomende competitie tussen hun en de verzekeringmaatschappijen. Het is echter niet te voorspellen of de banken hierdoor steeds verder zullen groeien of juist meer bloot komen te staan voor de risico\'s en kwetsbaarder worden ten opzichte van internationale competitie.

Fabrieken & Industrialisatie
Dat de Japanse economie na de totale verwoesting in de Tweede Wereldoorlog in een snel tempo er weer bovenop wist te komen en uitgroeien tot een superpower is o.a. te danken aan het industrialisatieproces die daarvoor al begonnen was. Hierdoor werd de snelheid van reconstructie bepaald net als de kenmerken van de organisatie in de industrie en van de kapitaal en arbeid. In het begin ging het vooral om kleinschalige fabrieken en landbouwindustrieën die onderdeel vormden van Tokugawa Legacy. Hoewel in de periode van Tokugawa een goede basis werd gelegd voor de industrialisatie, gebeurde het niet zomaar overnacht dat deze traditionele fabrieken supermodern werden. De regering uit die tijd hield zich voornamelijk bezig met de opbouw van goede transportmogelijkheden, communicatiemiddelen en de industriële infrastructuur. Maar er werd ook wel veel aandacht besteedt aan de zware industrieën en de bouwkunde. Pas in de Eerste Wereldoorlog werd economisch gezien succes geboekt met de nieuwe, destijds traditionele fabrieken en industrieën. Hier kwam de omkeer richting modernisatieproces. Dat kwam doordat Japan een nieuw essentieel afzetmarkt kreeg namelijk Azië. De reden hiervoor is dat Westerse export naar Azië werd gestaakt in de oorlog. Japan heeft hier mooi van kunnen profiteren. Hierna was de industrie de drijfmotor geweest voor de snel groeiende economie.

Naoorlogse reformatie en reconstructie
Na 1945 was de productiecapaciteit compleet geruïneerd en BNP was ietsje meer dan de helft ten opzichte van de situatie voor de oorlog. De economische ineenstorting had als gevolg verwarring, hoge inflatie en sociale en industriële onrust. Het proces van reconstructie was dan ook niet iets wat overnacht kon gebeuren. Het heeft tijd gehad. De regering hield zich in de eerste plaats bezig met de demilitarisering. Vervolgens wilden ze democratie tot stand brengen ook in economisch opzicht. In de landbouw werd het aantal bedrijven aanzienlijk lager maar wel grootschalig. Dit proces heet schaalvergroting. Dit heeft de basis gevormd voor de stabiliteit en hoge productiviteit. Na de oorlog maakten kleine en midgrote bedrijven in de lichte industrie meer kans om zich te vestigen en te slagen. De grote bedrijven hadden meer tijd nodig om zich te reorganiseren. De regering maakte een prioriteiten productieplan waarin de kool, ijzer en staalindustrie voorop stonden met de bedoeling om een basis te geven aan de reconstructie. De kool bleek een foute investering te zijn maar ijzer en staal waren wel succes. Investeringen in deze twee begonnen grote dividenden op te leveren. In die tijd leverden de investering in de scheepsvaart en in de grootschalige modernisatie van elektrische energie ook aardige winsten op. De chemicaliën, elektrische machines en de autoproductie gingen omhoog versterkt door de innovatie in de technologie afkomstig uit de buitenlandse bedrijven. De constructie voor de massaproductie kwam op gang. Al snel keerde het BNP terug naar zijn vooroorlogse stand en bleef groeien. Aan het einde van de jaren \'60 ontstond er zelfs een arbeidstekort. Hierdoor stegen de prijzen. Er was veel vraag maar weinig aanbod. Het wil niet zeggen dat er weinig werd geproduceerd maar er was op een gegeven moment meer vraag naar de producten waardoor meer arbeiders nodig waren en waardoor een tekort ontstond. Er volgde eerst een periode met de langzame groei. De import en de kapitaal stegen wel maar niet zo snel als voorheen. Vervolgens was in de periode tussen \'71 en \'78 sprake van een recessie. De recessie duurde niet zo lang maar pas in \'78 was de productie-index weer gelijk aan die van het jaar \'71. Vooral de veel energieverbruikende bedrijven werden zwaar getroffen. In deze bedrijven was sprake van een langdurige schade. In andere bedrijven o.a. de autofabrieken werd gebruik gemaakt van energiebesparende innovaties. De structurele veranderingen in de economie en in de bedrijven hebben de impact van de tweede oliecrisis in \'79 zoveel mogelijk geminimaliseerd.

De rol van de regering
Het streven van de Japanse regering naar de opbouw van een sterke en moderne economie heeft er toe geleid dat de regering op micro-economisch niveau meerdere keren direct intervenieerde. Dit is een grote tegenstelling ten opzichte van de Westerse economieën waar de overheid zich zoweinig mogelijk ermee wil bemoeien. Nou bestaat nergens in de wereld de echte vrijemarkteconomie waar alleen de vraag en aanbod het spel bepalen. De overheid heeft er op één of andere manier altijd iets mee te maken. Er zijn altijd wel zaken die de overheid regelt en er is in elk land wel sprake van de overheidscontrole. De mate van die controle en de mate waarin de overheid zich met de economie bemoeit, is per land verschillend. We spreken van de gemengde economie. De economie van de VS komt misschien het meest in de buurt van de vrijemarkteconomie maar ook hier is sprake van een gemengde economie. Europa neemt altijd voorbeeld aan de VS. Dat hebben ze altijd al gedaan. Soms gaan ze zelfs blindelings met de VS mee zonder beter om zich heen te kijken. Japan heeft met de bemoeienis van de overheid een waanzinnig sterke economie opgebouwd waar andere landen een voorbeeld
aan kunnen nemen. Toch nemen ze liever allemaal voorbeeld aan de VS die nou eenmaal andere ideeën op na houdt. Ze zijn bereid dat hele democratische en liberalistische gedoe zover door te drijven dat het op een gegeven moment niets er toe doet als de economie eronder leidt. Zo was bijvoorbeeld de voorhanger van Roosevelt niet bereid in te grijpen toen het verschrikkelijk slecht ging met de economie. De liberale opvatting was nou eenmaal dat als je de economie met rust laat, het weer vanzelf goed zou komen. Roosevelt was de eerste die durfde in te grijpen wat de nodige kritiek met zich meebracht. Hij heeft de economie hersteld en de werkloosheid doen afnemen. Het is raar dat mensen blindelings vast blijven houden aan bepaalde ideeën en weigeren in te zien dat het ook beter kan met de toepassing van andere middelen. Europa is een meeloper van Amerika. Japan kan over tien jaar tot een supermacht uitgroeien en tien keer sterkere economie hebben dan de VS, en Europa zal de ideeën van VS nog steeds trouw blijven. Ze zal meer respect hebben voor de VS en haar prestaties dan van welk land dan ook. Misschien zullen in de toekomst ontwikkelingslanden voorbeeld nemen aan Japan en zelf ooit een even sterke economie opbouwen. Er valt namelijk zeker wat te leren van Japan.

Tussen de twee bongenoten, Japan en de VS, is trouwens door de jaren heen een zekere spanningveld ontstaan. Deze is gebaseerd op meerdere gebieden zoals onenigheid over de economische, financiële en commerciële belangen tussen de twee naties. Verder waren er ook spanningen qua strategische ligging en veiligheidsbetrekkingen en dan heb ik het over de Koude Oorlog. Dan zijn er natuurlijk ook handelsconflicten die al stammen uit de periode na de Tweede Wereldoorlog toen Japan uit de as herrees. Toen al waren er meningsverschillen over de hervorming en management van de Japanse economie. In de jaren \'50 waren er geschillen met de Japanse textielexporteurs op de Amerikaanse markt. Dan waren er in de jaren \'80 problemen met de zogenaamde \'vrijwillige\' exportbeperking in de automobielsector. En door alles heen speelden de problemen met de wisselkoers en de kapitaalstromen, en meer in het algemeen de openstelling van de Japanse markt en liberalisering van het investeringsklimaat. Al deze opgewekte spanningen lieten de beide naties nooit overlopen naar de veiligheidsvraagstukken. De ex-premier Nakasone heeft ooit gezegd: \"Japan was Amerika\'s onzinkbare vliegdekschip in de Stille Oceaan.\" In die tijd dicteerden de relatieve omvang van beide economieën en het strategisch raamwerk van de Koude Oorlog, de globale richting van de ontwikkelingen van de bilaterale economische betrekkingen. Tokio richtte zich op de groei door export en de grote Amerikaanse markt vormde daarbij de afzetmarkt. Japanse welvaart vergrootte de Amerikaanse veiligheid en de gewaarborgde veiligheid stond het Japan toe om zich vrijwel helemaal toe te leggen aan de wederopbouw van de economie.

Narmate de Koude Oorlog steeds verder achter ons ligt, wordt langzaam duidelijk hoever het economische evenwicht tussen de twee naties in de afgelopen halve eeuw is opgeschoven. In vele opzichten stuit Japan op de moeilijkheden en problemen die Amerika al heeft ondergaan. De aanwezigheid van deze problemen waarmee het land worstelt neemt niet af dat Japan een overweldigende economische positie heeft en zeer goede vooruitzichten in de toekomst. Amerika heeft dat immers ook bewezen (=dat de problemen het succes niet in de weg hoeven te staan). De overgang waarin de Japanse economie verkeerde zou je kunnen vergelijken met het openbreken van een schaal die het land afgelopen tientallen jaren heeft beschermd en gevoed. Inmiddels is Japan op gelijke voet komen te staan met de Verenigde Staten. Het land is een economische, financiële en industriële supermogendheid geworden. Geen internationaal economisch besluit kan zonder Japan genomen worden. Japan bevindt zich altijd in het middelpunt, of het nu gaat om de ontwikkeling van de valutamarkten, de hervorming en beleidsuitvoering van het IMF en de Wereldbank, grote wereldhandelskwesties, zaken van economische expansie, technologische innovatie, ontwikkelingshulp en nog veel meer. Het lijkt er zelfs op dat Japan over een paar jaar een overschot op de lopende rekening kan behalen van ruim biljoen dollar. In de jaren \'90 kwam één vijfde deel van de \'s werelds totale netto kapitaalexport uit Japan. De EU en de NAFTA landen zijn de grootste netto kapitaalimporteurs. Japan is inmiddels \'s werelds grootste crediteur terwijl de Verenigde Staten juist de grootste debiteur zijn. Azië zal (is eigenlijk al) een soort yen-zone worden. Het gaat hier niet alleen maar over de Japanse investeringen. Japan zal aandacht aan Azië besteden over een breed front van economische activiteiten. Het gaat dan om zaken als onderwijs, handel, technologische overdracht en nationale ontwikkelingshulp. Deze voornemens en verschuivingen zijn zo sterk dat Japan nu al meer handel drijft met Korea, Taiwan en Hongkong dan met de gehele Europese Unie. Tegelijkertijd heeft Japan zijn afhankelijkheid van zijn handel met de Verenigde Staten aanzienlijk verkleind. In 1985, tijd van het Plaza Akkoord, bedroeg Japans handelsoverschot met de Verenigde Staten meer dan 80% van het totale Japanse handelsoverschot. Tien jaar later is dat cijfer gedaald tot 40%. In 1985 maakte de export naar de VS zo\'n 5% van het BNP terwijl 10 jaar later dat percentage naar 2% werd teruggebracht. Het spreekt dan voor zich dat in dezelfde periode een steeds groter deel van de export naar Azië ging. In 1985 ging het om een kwart van de totale export en tien jaar later was het percentage gestegen naar 45%.

Terwijl Japans economische macht is gegroeid, is de machtspositie van de Verenigde Staten in verhouding verzwakt. In 1950 was de Amerikaanse economie wel twintig keer die van Japan terwijl het nu nog maar minder dan een kwart is. Het lijkt er zelfs op dat de rollen zijn omgedraaid. Amerika kent nu een langzamere groei dan Japan. Het lijkt er ook op dat de komende jaren meer dan de helft van de \'s werelds nieuw gecreëerde rijkdom in Azië zal worden geproduceerd. Daarmee zal de Aziatische economie uiteindelijk die van de NAFTA landen en de Europese Unie overtreffen. Tenminste als de situatie en de ontwikkelingen zoals die van de afgelopen jaren niet drastisch veranderen. Het is inmiddels al zover dat Amerika het tempo waarin Japan aan het groeien is, niet kan bijhouden. Terwijl Japan zijn afhankelijkheid van Amerikaanse handel heeft weten te verkleinen, is het omgekeerde niet het geval. In 1985 kwam één vijfde deel van de import in de VS uit Japan en dat cijfer is nauwelijks veranderd. De totale waarde van de Japanse handel is sinds dat jaar meer dan verdubbeld. Dit heeft voor de stagnerende positie van de Amerikaanse ondernemingen op de Japanse binnenlandse markt, tot gevolg dat het handelstekort voor de VS met Japan is verdubbeld. Naarmate de schuldenlast opliep werd de stabiliteit van de Noord-Amerikaanse economie steeds afhankelijker van soepele recycling van overtollig Japans kapitaal. Door de jaren heen is de verhouding tussen twee naties op economisch gebied nogal verschoven. Hoewel dit voor de nodige spanningen zorgt is het niet te verwachten dat er een echte conflict op politiek niveau uit zal vloeien. Beide landen zullen dat niet toelaten.

Werkloosheid
Na elke recessie die Japan heeft ondergaan ontstaat de werkloosheid. Maar net als andere landen kent Japan ook tussen die periodes heen de werkloosheid. Uitzonderingen hiervoor vormen de periodes waarin er sprake is van arbeidstekort. Maar zelf dan is de werkloosheid blijven bestaan. Het is namelijk mogelijk dat voor één sector of meerdere grote vraag is naar de arbeidskrachten terwijl mensen die op dat moment zonde baan zitten niet geschikt zijn voor het aangeboden werk. De werkloosheidspercentage in Japan draait nou al een tijdje rond 3%. Soms daalt het, soms stijgt het maar je zou het een gemiddeld percentage kunnen noemen over de afgelopen jaren. Het is ook zo dat de omvang van de werkloosheid niet volledig uit de officiële statistieken kan worden afgelezen. Ten eerste is er de verborgen werkloosheid; o.a. zwart werkers die niet worden geregistreerd. Mensen met kleine parttime banen kunnen per definitie niet werkloos worden, ook al verliezen ze hun baan. De steekproeven om de werkloosheid vast te stellen, worden trouwens niet anoniem afgenomen. De naam en het adres van de deelnemers wordt geregistreerd. Veel Japanners schamen zich voor het feit dat ze niet werken. Dit heeft met de cultuuropvattingen en waarden in de samenleving te maken. In Japan wordt iemand beoordeeld op zijn prestaties die hij in zijn leven heeft bereikt en zonder werk kan je ook niets bereiken. Daarom doen veel Japanners de moeite om tijdens zulke steekproeven het feit te verbergen dat ze zonder werk zitten. Ook om die reden geven de officiële statistieken niet het volledige beeld van de werkelijke percentage van de werkloosheid. De soorten werkloosheid zijn verschillend en afwisselend. Japan was niet voorbereidt op langdurige, laat staan massale werkloosheid. Hoewel er wel een vangnet bestond \'werkgelegenheidverzekering\' net zoiets als de Nederlandse WW, was de spankracht en de reikwijdte ervan niet berekend op een toenemende en langdurige werkloosheid. Deze wet hield in dat een persoon die werkloos werd op een bescheiden uitkering kon rekenen (ongeveer twee derde van het laatste basisloon) gedurende minimaal 3 en maximaal 10 maanden. Hierna was niets meer ten opzichte van het Nederlandse vangnet waar je na een jaar terug kon vallen in de bijstandsuitkering. In Japan werd je geacht binnen de uitkeringstermijn werk te vinden. Na die termijn kon je niet meer op de steun rekenen. Er is in Japan wel een besheiden bijstandsregeling. Deze is echter alleen maar bedoeld voor mensen die door ziekte niet kunnen werken. Een ambtenaar van het ministerie van Arbeid heeft het destijds zo toegelicht: \"De uitkering is zeker niet voor de werklozen. Ons stelsel gaat nou eenmaal uit van een korte werkloosheidsduur. Langdurige werkloosheid? Ach, het zal wel meevallen. We spelen erop in als het zoiets optreedt.\" De werkloosheid komt in veel vormen: verborgen werkloosheid, werkloosheid onder de jongere, onder de ouderen, hoogopgeleiden die moeite hebben om een baan te vinden, langdurige werkloosheid enz. De verborgen werkloosheid heeft ook zijn nuttige kanten. Als je in Japan rondkijkt, kan je zien hoe overal de ijverigen de straten, stations en bedrijfsruimten schoonhouden, ook al valt er weinig te vegen en te schrobben. Ook zijn er talloze semi-bejaarden in fantasie-uniformen, voorzien van indrukwekkende fluitjes, die het verkeer rond de bouwplaatsen regelen ook al valt er geen verkeer te bekennen. Economen schatten de verborgen werkloosheid op 1 tot 3 miljoen Japanners. Nog een reden voor het ontstaan van de werkloosheid is het verschuiven van de productie naar andere landen. Dit kost veel mensen hun baan. Veel mensen in Japan zijn voor de nodige structurele veranderingen om de werkloosheid terug te dringen voordat het uit de hand loopt. Daarbij zijn de meningen verdeeld over de levenslange banen waar Japan al jaren te maken heeft. Sommige economen zijn van mening dat Japan een liquide arbeidsmarkt nodig heeft met mensen die bij verschillende bedrijven ervaring opdoen. Volgens hen is Japan met een vast personeelsbestand niet in staat tot vernieuwingen van zijn industrie en loopt het risico ingehaald te worden door Korea, China en Zuidoost Azië. Toch zijn er nog werkgevers die blijven vasthouden aan illusies van levenslange banen en volledige werkgelegenheid.

Handel
In de 19e eeuw had Japan maar weinig te exporteren behalve thee, zijde en textiel. Door de industrialisatie werd de omvang van de productie vergroot en er werden meer verschillende soorten producten geproduceerd. In het begin van de 20ste eeuw had Japan in Oost en Zuid Azië de bron gevonden voor de onbewerkte materialen en tevens een afzetmarkt voor de goederen. In de jaren \'30 waren de Verenigde Staten de grootste leverancier van de olie en ook voor een gedeelte van het ijzer. Het olie-embargo van de VS in 1941 heeft Japan wel een zetje gegeven om deel te nemen aan de oorlog. Vanaf 1945, na de wederopbouw, is Japan steeds meer zaken gaan doen in Azië en is daardoor veel minder afhankelijk geworden van Amerika door de jaren heen. Het heeft Japan toch wel 10 jaar gekost om na de oorlog zodanig economie weer op te bouwen dat het weer gelijk was aan de vooroorlogse standaard en verder kon groeien. In 1955 bedroeg de export 2.4% van de totale wereldexport. Dat was het jaar dat Japan deelnam aan de GATT. Dit percentage steeg waanzinnig door de jaren heen. Japan heeft behoorlijk veel geïnvesteerd in de zware industrie. Ze hebben in deze industrieën destijds veel gebruik gemaakt van de Amerikaanse technologieën waardoor de omvang van de exportgoederen werd vergroot. Door de grote uitbreiding van staalindustrie was in 1956 de scheepvaart in Japan de grootste in de wereld. Door de gunstige ontwikkelingen in het internationalmilieu zo te zeggen, kreeg Japan de kans om de export te vergroten terwijl ze tegelijkertijd hun import beperkten tot grondstoffen en energie. Tevens probeerde Japan de bemoeienis van andere landen in hun eigen economie zoveel mogelijk te beperken. Open economie van de Verenigde Staten die steeds aan het uitbreiden was, vormde voor Japan een mooie afzetmarkt. Japan werd Amerika\'s betrouwbare partner Oost Azië ondanks het economische spanningsveld die tussen de twee bestond. Mede hierdoor bleef de officiële wisselkoers van yen stabiel vanaf 1949 tot en met 1971, begin van de oliecrisis. In deze periode was de verhouding ¥360 tegen een dollar. Dit gaf Japan voordeel in het uitbreiden van de export. Door de latere ontwikkelingen kwam Japan steeds meer onder druk te staan om de nationale markt ook voor de buitenstaander te openen. Hier was Japan een hele tijd nogal terughoudend in geweest. Ze lieten de buitenlandse ondernemingen niet zomaar toetreden. In de jaren \'60 kwam daar langzamerhand verandering in. Japan nam deel aan OECD, the Organisation for Economic Co-operation and Development. Ook namen ze deel aan IMF, the International Monetary Fund en ze deden mee in de \'Kennedy Round\'\' (1964-67) aan de reductie van de tarieven in GATT. Door het ontstaan van Europese Unie kreeg Japan meer belangstelling voor Europa. Dit uit angst om buitengesloten te worden. Tegelijkertijd maakten veel Europese deelnemers van GATT (mis)gebruik van de Artikel 35 om de Japanse export te discrimineren. Dit deden ze uit twee redenen. Ten eerste vanwege de vooroorlogse ervaring met de goedkope massaproducten uit Japan en ten tweede vanwege de antisentimentaliteit die uit de oorlog voortvloeide Als reactie daarop lanceerde Japan plannen voor de liberalisering van de handel en de kapitaal. De gedeeltelijke en selectieve toepassing van deze plannen liet zien dat import als iets noodzakelijk werd beschouwd wat vooral getolereerd werd om de export mogelijkheden te vergroten. Een soort compensatie als het ware want door af en toe iets meer te importeren dan je lief is, zal gewaardeerd zijn door de desbetreffende landen. En als er sprake is van wederzijds respect, vergroot dat heel wat mogelijkheden en daarmee de export.

Door de oliecrisis in \'73, de ineenstorting van het oude IMF systeem en het einde van de gunstige yen/dollar koers, kwam abrupt einde aan de snelle groei. Aan de andere kant waren deze crisissen een geluk bij een ongeluk want ze versnelden de reconstructie van de economie. Deze reconstructie zorgde ervoor dat de economie die veel grondstoffen en energie gebruikte werd vervangen door een economie die of de consumptie van de geïmporteerde grondstoffen en energie wist te beperken of ervoor zorgde dat de sectors die van deze soort import te afhankelijk werden, langzaam verdwenen. Met verdwijnen wordt bijvoorbeeld bedoeld dat zulke energie eisende fabrieken naar lage productiekosten landen werden overgeplaatst. Juist deze reconstructies hebben ervoor gezorgd dat Japanse export in de wereld meer concurrerend werd en het heeft uiteindelijk Japan de kans gegeven om tot een supermogendheid uit te groeien. De komende crisissen, 2e oliecrisis en Plaza Agreement hebben niet zo\'n grote impact gehad op de economie. Dit keer was Japan voorbereid. En uiteindelijk hebben beide voorgevallen ervoor gezorgd dat de Japanse industrie wakker geschud werd waardoor export alleen maar meer concurrerend werd op de wereldmarkt.

De 2e oliecrisis heeft een nieuw aandachtspunt gecreëerd voor het handelsbeleid in het Midden Oosten terwijl de Europese Unie steeds belangrijker werd vanwege een geavanceerde markt voor hoge kwaliteit goederen. Sinds de revolutie van yen in 1985 heeft Japan als lid van ASEAN
the Association of Southeast Asian Nations, bijna de markt van Verenigde staten overtroffen. In 1988 bedroeg Japanse deel van ASEAN\'s totale export 21% vergeleken met 15% van de EU en 25% van de VS. In de jaren \'80 en \'90 kreeg Japan weer met druk te maken van zijn buitenlandse handelspartners om de markt te openen in de specifieke sectoren. Vooral de Verenigde Staten speelde hierbij een grote rol met hun talloze onderhandelingen rond de helft van de jaren \'80. Als reactie daarop kwam Japan tussen 1981 en 1985 met zeven verschillende \'markt openende voorstellen\'. Het werd wel duidelijk dat meer fundamentele veranderingen nodig waren in het Japanse buitenlandse handelsbeleid. En zelfs in de economische en politieke structuur waren veranderingen noodzakelijk om een beter handelsbalans te maken. De Verenigde Staten begonnen in de onderhandelingsprocessen zaken bij te betrekken zoals yen/dollar wisselkoers stand, Japanse macro-economische beleid, financiële deregulatie, internationalisering van de yen, verschillende variaties van de Japanse regering regulaties en andere dingen met betrekking tot gezondheid, telecommunicatie enz. In de zomer van 1985 heeft de Japanse regering voor het eerst een driejarige actieplan gelanceerd om de import te promoten. Het was voor het eerst dat de importproducten officieel aantrekkelijk gemaakt werden. De Prime Minister Nakasone heeft toen zelf zijn volk op de televisie aangemoedigd om buitenlandse producten te kopen. De open markt waar zoveel vraag naar was, zowel uit het buitenland als uit het binnenland werd uiteindelijk gerealiseerd. In veel sectoren en in veel bedrijven hebben de structurele veranderingen plaats gevonden. Japan heeft zelfs meerdere VER, Voluntary Export Restrictions, afspraken geaccepteerd om de uitbreiding van export in andere sectoren te beschermen. Deze afspraken lijken misschien nadelig uit te pakken voor Japan maar in de werkelijkheid geven ze het land genoeg ruimte en mogelijkheid om de marktaandelen te behouden en uit te breiden en de prijzen zonodig te verhogen. Verschillende VER afspraken die tussen Japan en de VS en Europa zijn gemaakt op het gebied van de auto-industrie pakten minder gunstig uit voor de consumenten. De zelfprotectie was in de prijs merkbaar. De groeiende buitenlandse protectie was voor Japan een goede reden om juist in die buitenlandse fabrieken te investeren. Hierdoor steeg de waarde van yen en kwam Japan dichterbij de grondstoffen en de buitenlandse markten te staan waardoor ook de productiekosten omlaag gingen. Het was een slimme zet. Transport en Communicatie

Aangezien Japan nogal bergachtig is en het gebied dat geschikt is voor de bebouwing schaars is, zijn de communicatiemiddelen erg belangrijk. Voor de beleidsmakers op nationaal, regionaal maar ook op lokaal niveau zijn de communicatiemiddelen onmisbaar. Het huidige transport en communicatie infrastructuur weerspiegelt het behoefte van een land waarin transport van mensen, goederen en informatie snel, soepel en effectief moet verlopen. Veel landen hebben hier behoefte aan maar het lukt niet iedereen om in de nodige infrastructuur te voorzien. Japan heeft dat wel goed geregeld. Het land heeft in de wereld zelfs een voorsprong op dit soort gebieden. Bijvoorbeeld ontwikkeling van de supersnelle rails netwerk maar er zijn natuurlijk wel veel meer voorbeelden te noemen op het gebied van technologische innovatie. Op enkele gebieden heeft Japan een transport infrastructuur wat achterloopt bij de Westers concurrenten. Dit is iets wat ze nog kunnen en gaan verbeteren, vooral het stukje tussen Tokio en Kõbe wat ook wel de Pacific Belt wordt genoemd.

In de 17e eeuw was reizen een langdurige proces wat niet vaak en niet door veel mensen werd gedaan. Vanwege de veiligheidsredenen werd de groep reizigers die naar Tokio wilde gaan bij de check-points uiterst zorgvuldig gecontroleerd. In de 19e eeuw kwam de ontwikkeling van de moderne communicatie op gang en begon snel te groeien. Er werd steeds weer nieuw modernere technologie geïntroduceerd. Zo kwam de telegraaf voor het eerst in 1869. Het eerste contact met de buitenwereld kwam in 1872 tot stand met behulp van een Nagasaki Shanghai kabel. De telefoon arriveerde in 1877. De eerste spoorwegdienst opende in 1875. Destijds was het spoorweg netwerk in handen van de overheid. Deze nam belangstelling voor het spoorwegnetwerk omdat ze ervoor wilden zorgen dat het optimaal en effectief functioneerde. Dit was namelijk erg belangrijk voor het leger destijds om zich makkelijk te kunnen verplaatsen. De privatisering van enkele lijnen kwam voor het eerst op gang in 1906. De tweede grote privatisering was weer in 1930. De regering was in de tussentijd bezig met het steunen van de scheepsvaart om o.a. de marineschepen te vergroten en meer ervan klaar te maken. De economische redenen om de scheepsvaart uit te breiden speelden pas later echt een rol. De eerste Japanse auto werd in 1899 geproduceerd. Het allereerste vliegtuig werd in 1911 geproduceerd maar de vliegindustrie ontwikkelde pas in de jaren \'20 zodanig dat het in de militaire behoeften volledig kon voorzien.

In 1949 ontstond de Japanse Nationale Spoorwegen die door de overheid werd gevormd als publieke corporatie die los stond van het ministerie van Transport. In 1985 was deze geprivatiseerd en opgedeeld in de centrale onderneming en in het aantal regionale vestigingen. In 1991 heeft de regering zo\'n biljoen dollar geïnvesteerd in enkele lijnen.

De wegen
De eerste autosnelweg werd geopend in 1965 en tegenwoordig zijn er meer dan 7 000 km van de snelwegen beschikbaar. Dit zal naar verwachting binnenkort verdubbeld worden. Op dit gebied loopt Japan wel achter bij zijn Westerse concurrenten. In Japan is de aanleg van snelwegen namelijk niet zo eenvoudig aangezien de geschikte plaats daarvoor nogal schaars is. De groei in de auto-industrie gaat maar door in een hoop tempo. Dit zorgt voor de talloze files, een bekend probleem van Nederland. Ook qua de snelwegen is de connectie tussen Tokio en Kõbe niet al te best. De verbetering van de verbindingen in de Pacific Belt is een prioriteit geworden in de regionale ontwikkeling. Daarnaast wordt in het algemeen gewerkt aan de verbetering van nationale snelwegennet. Er zijn in de afgelopen jaren heel wat grote nationale projecten gelanceerd om in de toekomst betere verbindingen te maken met de eilanden. Sommige grote projecten zoals de bruggen en de tunnels die een nieuw verbinding creëren, zijn al af. Andere worden wel binnenkort afgemaakt. De regering is laatste jaren heel veel gaan investeren in de infrastructuur.

Vliegmaatschappijen
Vanaf de jaren \'20 werd langzaam gewerkt aan de vliegindustrie. In 1953 werd de eerste vliegmaatschappij geopend, Japan Airlines. Deze nationale maatschappij heeft een monopolie gehad in de binnenlandse vluchten tot 1964. Tot 1986 hebben ze ook internationale monopolie gehad maar dat veranderde met de komst van All Nippon Airways. ANA heeft nu meer dan 12 internationale lijnen en is een concurrent geworden van JAL.

Sinds 1978 is Narita Tokio\'s internationale vliegveld geworden. Alle internationale lijnen landen of daar of op Itami Vliegveld in Õsaka. Haneda die vroeger een internationale vliegveld was dient nu als middelpunt voor de binnenlandse vluchten. China Airlines heeft daar ook landingsrechten. Er zijn 24 regionale vliegvelden in Japan. De regering is de binnenlandse vluchten aan het stimuleren en investeert er behoorlijk veel in. Op dit moment dienen de vliegvelden vooral voor het vervoer van de passagiers en niet zo zeer van de vracht. Dit kan in de toekomst wel veranderen.

Wetenschap en Technologie
Technologische ontwikkelingen hebben zeker bijgedragen aan de Japanse economische groei. Ongeveer tien jaar terug of meer waren de technologische ontwikkeling in Japan vooral een kopie van die afkomstig uit het buitenland. Hier is inmiddels een verandering is gekomen. Japan is nu zelf zo geavanceerd op dit gebied dat het land een voorloper is geworden in de wereld. Dit neemt niet weg dat buitenlandse innovaties en nieuwe ontwikkelingen niet nuttig kunnen zijn voor de economie. Je leert immers van elkaar.

De wetenschap was net als een grote gedeelte van de cultuur beïnvloedt door China. De allereerste wetenschappelijke invloeden dateren uit de 6e en 7e eeuw na Chr. In die tijd heeft Japan veel Chinese leer overgenomen. Gedurende Heian periode (794-1185) is de eerste universiteit geopend en zijn vele teksten in astronomie, astrologie, wiskunde en medicijnen overgenomen. Als resultaat heeft Japan de ideeën over de wereld overgenomen zoals China die zich had voorgenomen, incl. het yin & yang. Dit zijn vijf basiselementen, namelijk hout, vuur, aarde, metaal en water die samen voor de juiste balans in het leven zorgen. Een tweede invloed van China in de 15e en 16e eeuw resulteerde in de uitbreiding van handel met China. Tegelijkertijd maakte Japan door de komst Europese missionarissen kennis met de Westerse wetenschap. De eerste astronomische kalander bracht Japan uit in het jaar 1685. De veranderingen in de kalender waren tot de 19e eeuw aan de gang. De scholen waar je meer over de wetenschap kon leren waren meestal privé scholen zonder religieuze of politieke achtergrond. Vele studenten kwamen uit de middenklasse. De belangstelling voor de medicijnen steeg en het beroep waarbij je medicijnen kon uitoefenen werd belangrijk en hoog gewaardeerd.

Door de verschillende invloeden uit het buitenland kon Japan veel informatie waarnemen en kennis maken met verschillende wetenschappen. Door de jaren heen heeft Japan dankzij de goede achtergrond, de leer kunnen uitbreiden en zelf op onderzoek gaan. De regering had de neiging om wetenschappelijke onderzoeken eerder te financieren in de gebieden die in de toekomst belangrijk kunnen zijn voor de economie. De Tokio Universiteit dateert uit 1877 en is vanaf 1886 beter bekend als Tokio Imperial Universiteit. Hier zijn onder andere faculteiten te vinden in wetenschap en medicijnen. In het begin waren de wetenschappers uit de VS, Engeland en Duitsland naar Japan overgebracht om les te geven aan de Japanse studenten op universiteit. Later konden de leerlingen op middelbare scholen ook kennis maken met de (Westerse)wetenschap. Naarmate de kennis ontwikkelde en het onderwijssysteem groeide, kwamen er meerdere universiteiten tot stand.

Technologie
In de jaren \'70 werd veel nadruk gelegd op de sterke ontwikkeling van de technologische capaciteit met name computerisering, robotisering, ontwikkeling van nieuwe materialen, bio-industrie enz. Om het wetenschappelijke onderzoek nauw te brengen met de industrie, is 1982 ERATO programma van start gegaan. Deze Explotratory Reaserch Advanced Technology was gelanceerd door de Wetenschap en Technologie Instituut. Hierin werd een team van wetenschappers uit verschillende instituten aangemoedigd om samen onderzoek te verrichten op verschillende velden.

Door het uitbreiden van de technologie gebeurt het steeds vaker dat het milieu eronder leidt. De regering probeert hier balans in te brengen hoewel de vaart verminderen in technologische vooruitgang niet een optie lijkt te zijn. De belangen van economie staan op nummer één maar het milieu is ook een belangrijk onderwerp waar de regering rekening mee probeert te houden. Er wordt veel gediscussieerd over zaken als de veiligheid van de nucleaire energie en de biotechnologie. In het algemeen zijn de regering en de bedrijven van mening dat de technologische vooruitgang de sleutel vormt voor het succes van Japanse economie in de toekomst.

De ruimte
In 1955, twee jaar voor de Russische lancering van Spoetink, begon Japan onderzoek te verrichten naar de solide brandstof voor de raketten en maakte daarmee een begin aan de ruimte onderzoek in Japan. In februari 1970 ging de eerst satelliet de ruimte in. Dit succes vergrootte het budget van NASDA, National Space Development Agency. Gedurende jaren \'70 en \'80 waren in totaal 35 wetenschappelijke, communicatie en meteorologische satellieten in de ruimte gelanceerd. Het mislukte maar twee keer. In 1990 was een observatiesatelliet gelanceerd die rond de maan draait. Een grote succes in de jaren \'90 was de bouw van een grote moderne en geavanceerde ruimte station die door de NASA werd gecoördineerd. De ontwikkeling gaat door en het is te verwachten dat er steeds meer gelanceerd zal worden. De technieken verbeteren met de dag mee.

Japan heeft een goede basis gehad om tot een supermogendheid uit te groeien. Het onderwijs bijvoorbeeld heeft een enorme rol gespeeld maar ook de cultuur en de opvattingen van mensen. In Japan willen mensen niet alleen slagen, ze willen de top bereiken. Er is motivatie aanwezig en er is wilskracht want het zijn uiteindelijk mensen die het land tot een groot succes maken. In plaats van op te geven bij elke tegenslag, en het waren er nogal wat, worden Japanners alleen maar meer vastberaden om het in de toekomst beter te doen. Door deze instelling hebben ze een economische toppositie weten te bereiken. Een andere reden voor succes is de bemoeienis van de overheid. Door bepaalde regels te stellen en voornemens te maken is productie alleen maar omhooggegaan. Natuurlijk ging niet alles altijd soepel. De regering heeft ook nooit alles perfect onder de controle gehad. Het belangrijkste is dat ze dat in sommige gevallen misschien pas op de duur inzagen maar ze deden er in ieder geval wat aan. De economie heeft talloze reconstructies ondergaan in verschillende sectoren. Al deze veranderingen droegen mee aan een nog snellere groei van de economie. Het land heeft goede banden met haar handelspartners en is niet van plan deze in gevaar te brengen. Ondanks de economische spanningen met de Verenigde Naties zijn de twee in staat om vreedzaam naast elkaar te leven. Een gezonde concurrentie kan tenslotte nooit kwaad.

REACTIES

G.

G.

goed

23 jaar geleden

W.

W.

Hoi Maja,

Waar heb je eigenlijk al deze informatie vandaan?
Ik ben zelf ook op zoek maar ik kan niets vinden.

Wouter

23 jaar geleden

L.

L.

maak het niet zo lang

8 jaar geleden

J.

J.

Heel erg lang!? Eigenlijk heb ik hier niks meer aan... en een 6.0 zou ik ook niet gebruiken als ik jou was...!

7 jaar geleden

C.

C.

kan beter

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.