Romantiek en realisme
de Romantiek (Stroming ontstaan eind 18e eeuw)
Uit het idee dat vroeger alles mooier en beter geweest zou zijn, kwam een romantische opwelling van het verleden voort.
Aan het einde van de achttiende eeuw had men genoeg van de rationele manier van denken van de Verlichting en het academische Classicisme, waarin men alsmaar de oude klassieken probeerde te imiteren.
Als reactie kwam de Romantiek op.
Die maakte nationalistische gevoelens los, waarin het eigen land, de eigen taal en geschiedenis en de traditionele normen en waarden werden verheerlijkt.
De kunstenaar was niet langer een imitator van de klassieke kunsten, waar vooral zaken als bijbelse, mythologische en klassieke verhalen de hoofdrol waren, de kunstenaar was een schepper en een genie geworden.
Veel kunstenaars vluchtten met hun onderwerpen in toekomst, exotisme, fantasie, natuur, of een romantisch verlangen naar een onmogelijke liefde of nieuw vaderland.
De verheerlijking kon ook gevaarlijke vormen aannemen, vooral als zij gepaard ging met overdreven meerderwaardigheidsgevoelens.
Westerse volken gingen zich verheven voelen boven primitieve, gekleurde of arme volkeren.
De ‘minderwaardige’ volken of nationaliteiten onderdrukten zij als nationale minderheden (chauvinisme ) of ze vergunden zichzelf het recht hun landen te kolonialiseren om er zelf beter van te worden ( imperialisme ).
Veel kunstenaars waren het er niet mee eens en maakten er werken over, beelden, schilderijen, enz.
Dit was dankzij de Romantiek mogelijk geworden, want nu mochten ze zelf weten wat ze uit / af wilden beelden.
Naast nationale gevoelens maakte het natuurlijk ook individuele gevoelens los.
Dit had invloed op het normale leven en in de kunst.
Voor het eerst besteedde men veel aandacht aan de mens als uniek persoon, met zijn eigen gevoelens, gedachten en beweegredenen.
Meer en meer gingen mensen handelen naar hun gevoel, en zo ook de kunstenaars.
Tegelijkertijd werd schoonheid een relatief begrip: niet langer was iets mooi of niet mooi, elk mens moest zelf weten of iets mooi is of niet.
Romantiek draait dus om gevoel!
Het Realisme (Stroming ontstaan 19e eeuw)
1. Aanduiding voor vormen van kunst die de werkelijkheid realistisch weergeven.
2. Stroming in de 19e eeuw waar het eigentijdse leven onderwerp is, naar de eigen waarneming van de kunstenaar. Een gemeenschappelijk kenmerk van het realisme is een aan de werkelijkheid ontleende beeldtaal.
De term realisme is afkomstig uit de filosofie en werd vandaar de gangbare aanduiding voor die kunstwerken waarbij het streven naar een zo zuiver mogelijke weergave van de werkelijkheid, zonder haar op enigerlei wijze te idealiseren, centraal staat. Realisme in ruime zin is niet aan een bepaalde periode gebonden. Zo spreekt men zonder moeite over het realisme van de Vlaamse primitieven en van onderling zeer verschillende auteurs als Homerus en Rabelais. In de 20e eeuw deed in veel communistische landen het socialistisch realisme opgang en waren er kunststromingen die een fotografische natuurgetrouwheid nastreefden, zoals het hyperrealisme van Don Eddy.
In engere zin doelt men met realisme op een 19e-eeuwse beweging in de kunst die een zo objectief mogelijke weergave van de werkelijkheid propageerde. Men kan dit realisme zien als een reactie op de al te idyllische en zoetelijke naweeën van de Romantiek, maar ook nieuwe ontwikkelingen op het terrein van politiek en wetenschappen speelden bij het ontstaan van deze stroming een rol. Zoals de socialisten zich inzetten voor verbetering van het lot van de grote massa, zo trad ook bij de kunstenaars uit die tijd een sterke sociale betrokkenheid aan het licht. Voor het eerst werden er in groten getale romans over `gewone' mensen geschreven. Aanvankelijk beperkte men zich tot de burgerlijke milieus, later - met name bij de naturalisten - situeerde men zijn romans ook in het arbeidersmilieu, in de stad of op het platteland. De schilderkunst geeft een parallelle ontwikkeling te zien. Men documenteerde zich uitvoerig over het onderwerp waarover men schreef en maakte daarbij gebruik van de verworvenheden van de geesteswetenschappen, die juist in de 19e eeuw een snelle ontwikkeling doormaakten: geschiedenis, psychologie, sociologie en biologie (erfelijkheidsleer). Ook kan men een parallel zien tussen de belangstelling voor een zo exact mogelijke weergave van de realiteit in de kunst enerzijds en de opkomst van de fotografie in die zelfde tijd anderzijds.
Wanneer een kunstenaar streeft naar een zo zuiver mogelijke benadering van de alledaagse werkelijkheid, moet men hierbij wel bedenken dat volledige objectiviteit per definitie is uitgesloten. Een kunstwerk is in de eerste plaats expressie en alleen al de keuze van het onderwerp en de invalshoek van waaruit het onderwerp benaderd wordt, impliceren een persoonlijke visie.
Als begin van het realisme neemt men soms 1830, vaker 1850, het jaar waarin de Franse schilder Gustave Courbet `De steenhouwers' exposeerde. Vanuit de schilderkunst breidde het realisme zich uit tot de literatuur (romans, verhalen, toneel) en manifesteerde zich als een omvangrijke internationale tendens die de jaren 1850-1885 beheerste. In Nederland behoren Jacob van Lennep, Conrad Busken Huet, A.L.G. Bosboom Toussaint, Nicolaas Beets, Johannes Kneppelhout en Herman Heijermans tot de grote realisten. Rond 1900 zijn het W.A. Paap, Johan de Meester, Herman Robbers en Frans Coenen. Andere grote realisten zijn de Duitsers Gottfried Keller, Wilhelm Raabe en Theodor Fontane, de Engelsen Charles Dickens, George Eliot en William Makepeace Thackeray, de Fransen Honoré de Balzac (`visionair realisme'), Gustave Flaubert ('Madame Bovary', 1857), Edmond en Jules de Goncourt en Alphonse Daudet en de Russen Ivan Sergejevitsj Toergenjev, Fjodor Dostojevski en Ljev Tolstoj.
Bronnen:
- Encarta
- Spectrum encyclopedie
- Blad “De ware romanticus is overdreven gevoelig
- Enkele internetsites
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
hadden ze in 2001 al internet?
9 jaar geleden
Antwoorden