hoofdstuk 1
LICHAAMSDELEN
Vlinders zijn in vele opzichten vergelijkbaar met andere insecten. Hun lichaam bestaat uit 3 delen: kop. borststuk en achterlijf. De monddelen , ogen en voelsprieten zitten aan de kop. Het borststuk verzorgt de energievoorziening van de poten en vleugels. Als de vleugels omhoog zwaaien dan klapt het borststuk omlaag en anders om. Kijk maar naar het plaatje.
In het achterlijf wordt het voedsel verteerd. Net als andere insecten hebben vlinders een lichaam dat beschermd wordt door een hard omhulsel (het exoskelet). Maar vlinders hebben ook unieke kenmerken zoals hun grote , platte vleugels en een lange roltong. Die roltong word ook wel zuigorgaan genoemd omdat hij zijn tong gebruikt als rietje. Hij rolt zijn tong uit (dat bijna net zo lang als zijn lichaam is) om te drinken. In rust is de tong opgerold onder zijn kop. Ook een belangrijk deel van zijn lichaam zijn de voeten, want met zijn voeten proeft hij. Daarna rolt hij zijn tong uit. De vrouwtjes gebruiken het ook om te voelen of de bladeren wel geschikt zijn voor hun eieren. De eierproductie vind plaats in het achterlijf van de vlinder.
DE ZINTUIGEN VAN DE VLINDER
Vlinders hebben andere zintuigen dan mensen. In plaats van maar 2 ogen te hebben, hebben ze samengestelde ogen (facet-ogen) , die bestaan uit honderden of duizenden kleine lenzen. Ze hebben ook ongelofelijke gevoelige voelsprieten , die ze niet alleen gebruiken om voedsel te ruiken , maar ook om te horen en te voelen. De voelsprieten spelen een belangrijke rol bij het vinden van een partner.
hoofdstuk 2
DE VLEUGELS VAN DE VLINDER
De wetenschappelijke naam voor vlinders is lepidioptera dat verwijst naar de kleine schubben die hun vleugels bedekken. Leps is het Oud-Griekse woord voor schub en pteron betekent vleugel. Schubben zijn eigenlijk afgeplatte haren en elke schub zit met een kort steeltje aan de vleugel vast. Aan deze tere schubben danken vlindervleugels hun verbazingwekkende kleuren, maar ze laten gemakkelijk los. Onder de schubben zijn vlindervleugels net zo doorzichtig als de vleugels van andere insecten. De levendige kleuren van de schubben worden veroorzaakt door pigmenten (kleurstoffen) of door de manier waarop ze licht weerkaatsen.
Veel mannetjes hebben speciale schubben (androconien) waarmee ze een partner kunnen lokken. Deze schubben geven de vleugels een geur die stimulerend werkt op vrouwtjes.
De vlinders hebben ook veel camouflage door hun vleugels. Door de afbeeldingen die op de vleugels staan schrikken ze hun vijanden af. Veel mensen denken dat de oog op een vleugel dat ze daar echt door kijken maar dat is alleen maar bedoeld om de vlinder te beschermen.
hoofdstuk 3
VOORTPLANTING
De vlinders leven kort. Ze worden meestal niet ouder dan 2 weken. In die korte tijd moeten ze zorgen voor nakomelingen. Dat is niet zo gemakkelijk want er zijn wereldwijd meer dan 160.000 verschillende soorten vlinders. De vlinders willen ook graag dat ze het met hun eigen soort doen. Bij de nachtvlinders zit het vrouwtje stil tussen de bladeren zij laat dan een lokstof los waar de mannetjes op af komen . Die lokstoffen heten seksferomonen. Elke soort vlinder heeft zijn eigen geur. De mannetjes ruiken die lokstof al op verre afstand. Bij de nachtpauwogen ruikt het mannetje de lokstof al op 4 km afstand. Dagvlinders herkennen elkaar in de eerste instantie aan het uiterlijk. Ze zoeken elkaar vooral op de plaatsen die opvallen in hun leefgebied. De mannetjes vliegen daar snel naar toe en gaan meteen op een soort af die het meest op hem lijkt. De mannetjes letten daar bij het meest op de vorm, kleuren en afmetingen. Als ze elkaar gevonden hebben beginnen ze aan de balts. De balts is een handeling voordat ze gaan paren. Sommige vlinders doen dat al vliegend. Mannetjes vliegen onder de vrouwtjes door en werpen zich achteruit, waarbij ze met hun vleugels langs de antennes van het vrouwtje strijken. Bij andere soorten zit het vrouwtje op een plant en danst het mannetje vlak boven haar. Hij geeft al dansend lokstoffen af. Vrouwtjes willen alleen maar paren als die lokstof van haar eigen soort is. Als dat niet zo is ruikt ze die lokstoffen niet. Als ze aan elkaar duidelijk hebben gemaakt dat ze bij het zelfde soort horen, beginnen ze te paren. Een paring duurt vele uren. Bij de nachtvlinder duurt dit 24 uur lang. Het mannetje geeft niet alleen zaadcellen over maar ook eiwitten. Die gebruikt zij voor de aanmaak van haar eitjes. Ook geeft een mannetje meestal een geurstof af. Daarmee word het vrouwtje minder aantrekkelijk voor de volgende mannetjes.
Het ei
Na de paring gaat het mannetje op zoek naar andere vrouwtjes. Het vrouwtje moet speuren naar een plant om daar haar eitjes op te leggen. De vrouwtjes willen wel een goede plant voor hun eitjes. Dat kunnen ze voelen met hun haren op hun pootjes. Ze wil graag dat als de rups uit het eitje komt ze een goed blad heeft om op te eten. De grootte van die eitjes zijn enkele tiende millimeters tot bijna een halve cm.
Sommige vrouwtjes leggen hun eitjes een voor een op verschillende planten , andere leggen ze in groepjes bij elkaar.
Vlinder eitjes hebben een harde schaal die glad kan zijn maar ook geribbeld. De vorm verschilt ook van soort tot soort: bolletjes, kegels, cilinders, schijfjes koepels enz. Binnen in dit ei ontwikkeld zich het embryo. Dit duurt soms dagen of weken. Als de rups er uit kan verkleurt het eitje.
De rups, een eetmachine
Rupsjes kruipen uit vlindereieren en vormen een onmisbare schakel in de levenscyclus van de vlinder. Ze zijn in het stadium waarin de groei plaats vind. Rupsen zijn zo gebouwd dat ze in korte tijd veel kunnen eten. Dat begint direct na de geboorte al met het opeten van de eierschaal van het eitje waar ze uitgekropen zijn. Als dit op is gaan ze verder met de plant waar ze op zitten. De rupsen zijn erg kieskeuring met het kiezen van de goede plant. Ze verhongeren nog liever dan die plant op te eten. Gelukkig zet het vrouwtje de eieren op een goede plant zodat de rups meteen na zijn geboorte kan beginnen met zijn maaltijd. De rups eet binnen een korte tijd heel veel. Om te kunnen groeien verveld de rups een aantal malen. Als zijn buikje vol is gegeten gaat hij vervellen. De rups zoekt een beschut plekje en bint met zijdedraad het achterste deel van zijn lichaam vast aan de plant. Zijn huidje scheurt vervolgens aan de kopkant open en de rups wandelt zo zijn oud velletje uit. Een nieuw huidje dat een paar maten groter is heeft hij dan gevormd. Als de nieuwe huid gedroogd is, kan de rups weer verder met zijn maaltijd. In de tijd van 2 tot 3 weken is de rups duizend keer zo zwaarder dat zijn geboorte gewicht . De meeste rupsen vervellen zo’n 4 tot 5 keer. Bij de laatste vervelling komt niet een grotere rups maar een pop te voorschijn. Daartoe maakt de rups eerst een spinsel van zijdraad aan de plant. Daar haakt hij zijn achterste pootjes in vast en gaat hangen. Sommige rupsen spinnen een soort gordeltje om hun middel om zich daar mee aan de plant vast te houden. Als ze hun rupsenhuidje afgestroopt hebben, zijn ze pop geworden.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
G.
G.
heej skatjuh goed werkstuk hooor!!
19 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
ik vind het knap wat je hebt gedaan overtypen uit een boek: dieren in het wild vlinders
erg knap bravo!!!!
kusjes me
19 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
STALK RWCLAME
6 jaar geleden
Antwoorden