Steenuil
Kenmerken De steenuil is met z’n lengte van 21-23 cm de kleinste uil van ons land. De helder citroengele ogen met donkere pupil en de afgeplatte kop geven hem een fel en streng uiterlijk. De territoriumroep, die je in de winter al kunt horen, is een langgerekte ‘kuuup’ en wanneer de uil opgewonden raakt, laat hij een blaffend ‘kjé-kjé-kjé-kjé’ horen. Het verenkleed is van boven bruin met op de kop lichte vlekken. Van onderen is de uil licht gekleurd met donkere strepen. De vleugelspanwijdte varieert van 55-60 cm. Het gemiddelde gewicht van de steenuil is 190 gram.
Leefgebied Steenuilen houden van een halfopen agrarisch landschap met bomen en struiken. Ze nestelen in holtes van oude knotwilgen, hoogstamvruchtbomen of in een donker hoekje van een schuur of zolder. Het jachtgebied kan in grootte variëren van 2-100 hectare en is afhankelijk van het voedselaanbod. In het territorium moeten voldoende zitplaatsen en uitkijkposten aanwezig zijn.
Voedsel De steenuil heeft een breed voedselpakket en kan zich goed aanpassen aan de lokale voedselsituatie. Op het menu staan kleine zoogdieren (onder meer de veldmuis, bosmuis en huisspitsmuis), vogels (van goudhaan tot duif), amfibieën (kikkers, salamanders), insecten (kevers, vlinders), wormen, slakken en zelfs aas. Uilen eten hun prooien helemaal op. Maar niet alles is even verteerbaar. Ze kunnen ze de haartjes, botjes en veertjes niet verteren. Daarom spugen ze dat later weer uit. Dat heet een braakbal. Dit geldt voor alle uilen.
Voortplanting Steenuilen zijn tegen het einde van het eerste levensjaar geslachtsrijp. Partners blijven elkaar vaak voor het leven trouw en ze hebben een uitgesproken voorkeur voor dezelfde broedplaats. De baltstijd (paring) is van eind februari tot midden april. Daarna worden 3-5 eieren gelegd, die na vier weken uitkomen. Een uil legt eerst een ei, en later nog meer eieren. Het eerste ei komt dan ook als eerste uit en het laatste ei als laatste. De eerste is dus al sterker en dus komt het voor dat hij het meeste voedsel krijgt en de laatste bijna niets. Die kan dan zelfs sterven. Dat is bij alle uilsoorten zo. Na ongeveer een maand verlaten de jonge steenuilen het nest en worden nog zo’n vijf weken door de ouders gevoerd. Daarna zoeken ze een eigen territorium. Alle uilen zijn in Nederland zeldzaam. In Friesland zijn er de laatste paar jaren nog maar 10-14 steenuil broedparen.
Bedreiging In de negentiende eeuw was de steenuil een algemeen voorkomende broedvogel in Friesland. Na de vijftiger jaren is de soort sterk achteruitgegaan. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn: het verdwijnen van geschikte leefgebieden (afname prooidieren), een tekort aan geschikte nestgelegenheid, de sterke toename van het aantal verkeersslachtoffers en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Kerkuil
Kenmerken De kerkuil, met een lengte van ongeveer 34 cm, heeft een opvallend licht, hartvormig masker met daarin twee zwarte ogen. Er komen verschillende kleurvarianten voor: van bijna wit tot oranje-bruin met kleine, langwerpige zwart-witte vlekjes. De ijselijke kreet en het geblaas in de nacht zijn onmiskenbaar. De vleugelspanwijdte varieert van 90-98 cm en het gemiddelde gewicht is 330 gram.
Kerkuil
Leefgebied De kerkuil is een specifieke jager van het open veld en hij komt voor in kleinschalige gebieden, waar gras- en bouwland worden begrensd door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen of bosjes. Maar ook ruig begroeide, slecht onderhouden graslandgebieden, ruige grasstroken en wegbermen worden als jachtterrein benut. Kerkuilen broeden bij voorkeur op donkere plaatsen. Ruim 80% vindt een nestplaats rond boerderij, (kap)schuur, silo of loods. De grootte van het jaaggebied wordt hoofdzakelijk bepaald door het voedselaanbod. Het jaaggebied heeft daardoor een straal van 500-5000 meter rond de broedplaats.
Voedsel Het voedsel van de kerkuil bestaat grotendeels uit woelmuizen, spitsmuizen en ware muizen (98%). Vogels, amfibieën en ongewervelden vullen het menu aan. De belangrijkste prooisoorten zijn veldmuis, bosspitsmuis en huisspitsmuis. De legsel grootte van de kerkuil is sterk afhankelijk van de veldmuizenstand. ’s Winters is het veldmuisaanbod in het algemeen gering en worden veel spitsmuizen (vooral de huisspitsmuis) gevangen. Voortplanting Kerkuilen kunnen in alle maanden van het jaar broeden, maar de meeste broedparen (70%) leggen in april en mei eieren. In goede muizenjaren heeft de kerkuil twee en bij uitzondering drie legsels. Gewoonlijk legt zij 4-7 eieren. Het broeden begint direct na het legen van het eerste ei en duurt ongeveer een maand. Met twee maanden kunnen de jongen al wat rondvliegen en na drie maanden gaan ze op zoek naar een eigen leefgebied.
Bedreiging
Vanaf het begin van de jaren zestig is het aantal kerkuilen sterk achteruitgegaan. De grootste klap viel in de strenge winter van 1963. Het dieptepunt werd na de strenge winter van 1979 bereikt: slechts acht paren in Friesland en in totaal 100 paren in Nederland.
De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:
_ Het optreden van sneeuwrijke, strenge winters
_ Het verdwijnen van graanschuren, waardoor een belangrijke voedselbron in de
winter verloren is gegaan
_ Veranderingen in het halfnatuurlijke landschap
_ Een forse stijging van het aantal verkeersslachtoffers (van 5% naar 60%!)
_ Het verdwijnen van geschikte nestplaatsen
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
Hoi, ik vind dat jij altijd vet coole verslagen schrijft! Ik hoop dat je er nog een paar toevoegd.
20 jaar geleden
Antwoorden