Inhoudsopgave
Inleiding
Hoofdstuk 1: Hoe ziet een spin eruit
1.1 Lichaamsdelen van een spin
1.2 ogen oren neus en mond
1.3 Soorten spinnen
Hoofdstuk 2: Hoe leeft en woont een spin
2.1 Spinnenvoer
2.2 Voortplanting
2.3 Vijanden van een spin
Hoofdstuk 3: Als een spin in het web
3.1 Hoe bouw je een web
3.2 Kenmerken van een web
3.3 Het vangweb
Hoofdstuk 4: Mens en spin
4.1 De rol in de natuur
4.2 Bang voor spinnen
4.3 Spinnenverhalen
Literatuurlijst
INLEIDING
Waarom de spin
Ik ben naar de bieb geweest om informatie te halen over de dieren die ik in gedachten had. Maar er waren nog maar weinig boeken over. De volgende keer lijkt het mij handiger dat het onderwerp vrij is, dan is er meer keuze. Uiteindelijk kwam ik op de spin.
Zelf vind ik spinnen ontzettend vies. Spinnen zijn ook niet mijn lievelingsdieren. Daarover heb ik een zelf gedichtgemaakt:
Gedichtje
Spinnen zien er lelijk uit.
Van achterlijf tot snuit.
Van het innerlijk zijn ze goed
Want het uiterlijk is het gené dat er niet toe doet.
Spinnen zien er lelijk uit.
Van achterlijf tot snuit.
Maar je weet onthoud het goed.
Het uiterlijk is het gené dat er niet toe doet.
Ik wou eerst een dier doen waar je niet zo snel op zou komen, ik dacht eerst aan hoofdluis maar daar kon ik niks over vinden. Zo heb ik aan veel soorten bijzondere dieren gedacht, een snoek, kameleon en zo. Toen ik de volgende dag veel boekjes over de spin vond, dacht ik, dit is ook een speciaal dier. Daarom heb ik gekozen voor de spin
Zo heb ik het gemaakt.
Ik heb bij de bieb boeken geleend en moest een paar keer verlengen. Tenslotte kreeg ik ook nog boetes. In het vervolg leen ik boek voor boek. Ook op internet kon ik veel informatie vinden. Samen met pappa heb ik eerst de indeling gemaakt. Daarna heb ik alle teksten geschreven en mamma heeft geholpen die uit te typen. Daarna heb ik samen met pappa plaatjes erbij gezocht op internet en het werkstuk mooi gemaakt.
Ik heb de inleiding anders gemaakt. Volgens pappa is de manier van school ouderwets. De dingen die normaal in het slotwoord staan heb ik in de inleiding gemaakt. Papa zegt dat als je iets anders wilt doen moet worden beloond en niet worden gestraft.
De inhoud
In hoofdstuk 1 vertel ik over hoe een spin eruit ziet. Een spin heeft bijvoorbeeld 8 ogen. Ze horen met de kleine haartjes die op hun poten zitten. Spinnen kun je in 2 soorten verdelen. Spinnen die een web maken en spinnen die dat niet doen. In hoofdstuk vertel ik hoe een spin woont en leeft. Mannetjesspinnen gaan dood na de paring. Een spin heeft veel vijanden, muizen, kikkers en padden.
In hoofdstuk 3 vertel ik hoe een spin zijn web maakt. Ik heb daar mooie plaatjes bij gevonden. Als de spin zijn web af heeft wacht hij op zijn prooi. Als de prooi in het web zit komt hij niet meer los zo kleverig zijn de draden.
In hoofdstuk 4 vertel ik over de mens en de spin. Veel mensen zijn bang voor de spin. Sommige spinnen zijn ook erg gevaarlijk. Er is een hele giftige spin, de zwarte weduwe. Tot slot heb een paar oude spinnenverhalen gevonden uit Griekenland en Suriname.
Wat heb ik er van geleerd
Ik heb geleerd een werkstuk te maken. Ik vind het leuk om dingen in je eentje te leren. Een werkstuk is iets om de dingen die je zelf geleerd hebt weer te leren aan anderen. Zij kunnen het werkstuk lezen en weten dan ook alles wat in het werkstuk staat. Ik ga ook nog naar een site zoeken waar ik mijn werkstuk kan neerzetten.
HOOFDSTUK 1: Hoe ziet een spin eruit
1.1. Lichaamsdelen van een spin
Spinnen lijken nog het meest op insecten. Het lichaam van een insect heeft drie delen, een kop een borststuk en een achterlijf.
Een spinnenlichaam heeft twee delen, een hard kopborststuk en een zacht achterlijf.
Het achterlijf zit met een dun steeltje aan het kopborststuk vast.
Aan het kopborststuk zitten de poten, 8 ogen en kaken. Vleugels hebben spinnen niet.
Ze hebben ook niet voelsprieten, zoals insecten hebben. Ze hebben wel iets wat op voelsprieten lijkt, de palmen. Dat zijn twee kleine steeltjes aan allebei de kanten van de mond. Hiermee voelt de spin.
Een insect heeft zes poten, een spin heeft er acht.
De poten van een spin zijn heel elastisch en soepel. Iedere poot bestaat uit zeven dunne buisjes die met een soort scharnieren aan elkaar vast zitten. Die acht poten zijn geschikt om ermee over stenen, takken en over grassprietjes te lopen of te rennen. Spinnen kunnen er ook goed mee over de dunne draden van hun web rennen of lopen. Stapt de spin een poot mis, dan heeft hij nog genoeg steun aan zijn andere poten.
Afbeelding 1.1: De poot van de spin en de haren daarop
De poten zijn meestal bedekt met allerlei haren en stekels. Daarmee kunnen spinnen ruiken, voelen, en horen.
1.2.Ogen oren neus en mond
Spinnen hebben geen oren. Ze horen met hele kleine haartjes die op hun poten zitten.
Geluid trilt en dat voelen ze dan. Deze haartjes heten hoorhaartjes.
De verschillende soorten spinnen hebben ook allemaal ander soort ogen zoals Wolfspinnen en Springspinnen hebben net zulke ogen als een mens. Ze hebben daarom geen web nodig om een prooi te vangen, ze zien hun prooi zo wel.
Dat zijn kleine bruingrijze spinnetjes die je in de tuin of tussen het gras ziet rennen.
De zebraspin is een springspin. Kijk maar eens op een muur bij zonnig weer. Daar loopt dit zwartwit-gestreepte spinnetje rond. Op zoek naar vliegen waar ze bovenop springt.
Afbeelding 1.2: De ogen van een spin
Grotspinnen hebben helemaal geen ogen, die doen alles op gevoel. Ze hebben dat ook niet nodig want in een grot is het altijd donker.
Kruisspinnen hebben hele kleine ogen. Deze zien en voelen aan het web of er een prooi in zit
Spinnen hebben geen neus. Het ruiken doen ze net als met horen met kleine haartjes die op hun poten zitten.
De spin proeft niets.
Ze voelen met haartjes aan hun poten of ze een prooi nog kunnen en of dat hij al te oud is.
1.3 Soorten spinnen
Er zijn twee soorten spinnen. Spinnen die een web maken en spinnen die dat niet doen.
De webspinnen vangen met hun web allerlei kleine, vliegende insecten.
Deze spinnen ken je zeker. De kruisspin is de bekendste.
Spinnen die geen web maken, moeten zelf op zoek gaan naar een prooi. We noemen ze jachtspinnen. De huisspin is bijvoorbeeld zo'n jachtspin. Die rent s ávonds wel eens door de kamer. Bij sommige mensen staat dan het hele huis op stelten!
Zo'n rennende spin lijkt veel groter dan hij in het echt is. Daarom vinden veel mensen haar zo eng en eindigt haar leven vaak onder een pantoffel of andere dingen!
Er zijn verschillende soorten jachtspinnen, bijvoorbeeld de wolfspinnen.
Dat zijn kleine bruingrijze spinnetjes die je in de tuin of tussen het gras ziet rennen.
De zebraspin is een springspin. Kijk maar eens op een muur bij zonnig weer. Daar loopt dit zwartwit-gestreepte spinnetje rond. Op zoek naar vliegen waar ze bovenop springt.
Afbeelding 1.3 De Huispin en de Zebraspin
Krabspinnen zijn ook jachtspinnen. Ze verstoppen zich vaak onder bloemen. Vlinders, bijen en vliegen die de bloem bezoeken, zien de spin niet. Dan komt de krabspin bliksemsnel te voorschijn en pakt het insect.
Krabspinnen hebben vaak de kleur van de bloem waar ze op zitten. Daardoor hebben ze een goede camouflage•.
De krabspin strekt bij gevaar haar voorpoten wijd uit elkaar en loopt naar achteren. Net als een krab!
HOOFDSTUK 2: HOE LEEFT EN WOONT DE SPIN
2.1 Spinnenvoer
Een spin heeft twee kaken, deze gebruikt hij om bijvoorbeeld een vlieg vast te houden.
In de kaken van de spin zitten gifnaalden. Als de spin een prooi vast houd spuit hij er gif in.
De prooi wordt slap, dan kan de spin hem makkelijker vast houden en op peuzelen.
De spin kan niet bijten of kauwen zoals wij mensen, daarom spuit hij met het gif nog een ander spul in de prooi, daardoor lost de prooi op en kan de spin hem zomaar naar binnen zuigen.
2.2 Voortplanting
Vrouwtjesspinnen leggen eitjes. Die eitjes moeten eerst bevrucht worden door een mannetje.
Dat gebeurt tijdens de paring een mannetje gebruikt daarvoor de palpen, dat zijn twee voelsprietjes bij zijn mond. Die zijn bij de mannetjes aan de bovenkant verdikt.
Je kunt een mannetjesspin makkelijk aan die twee knobbeltjes herkennen.
Een mannetje is ook altijd veel slanker en kleiner dan een vrouwtje.
Als een mannetje een vrouwtje ontdekt, maakt het een klein driehoekig webje, uit zijn achterlijf komt dan een druppeltje sperma. Dat is een vloeistof waarin miljoenen zwemmende zaadcellen zitten. Het druppeltje legt hij op het webje. Met zijn twee palpen zuigt hij het sperma op. Gewapend met twee volle palpen gaat hij op het vrouwtje af en paart met haar.
Hij steekt een van de palpen in een gaatje in de buik van het vrouwtje. Dan pompt hij het sperma in haar buik. Als hij klaar is, leegt hij de ander palpen in haar buik.
Voor de mannetjes van sommige soorten spinnen is de paring een gevaarlijke klus.
De vrouwtjes kunnen namelijk slecht zien. Soms zien ze daardoor het mannetje voor een prooi aan en eten hem op.
Bepaalde soorten mannelijke jachtspinnen gebruiken een truc om de aandacht af te leiden.
Het mannetje biedt het vrouwtje een dode vlieg aan als geschenk. Terwijl het vrouwtje daarvan eet, spuit hij zijn sperma in haar achterlijf.
Het mannetje van de rietspin heeft twee enorme kaken met haken. Daarmee pakt hij de kaken van het vrouwtje vast. Het vrouwtje kan dan geen kant meer uit. Ondertussen paart het mannetje met haar.
Bij de meeste spinnensoorten verloopt de paring zonder problemen. Het mannetje en vrouwtje gaan na afloop vreedzaam uit elkaar.
Vrouwtjes kunnen het sperma van een mannetje heel lang in hun achterlijf bewaren. Ze gebruiken het pas als ze eieren gaan afzetten.
Onvolwassen vrouwtjes kunnen nog geen eieren afzetten. Zij bewaren het sperma maanden in hun achterlijf tot ze volwassen zijn.
Na de paring leven de mannetjes niet lang meer. Hun taak zit erop. Het vrouwtje van de huisspin eet na de paring het mannetje zelfs op.
Zonde om zo'n voedzaam hapje ergens te laten sterven en indrogen. Zo helpt het mannetje mee om de jonge spinnen voldoende voedsel mee te geven voor hun eieren.
Alle spinnen leggen eieren. Wolfspinnen maken van de eieren een kogelrond hoopje en dragen dat op hun achterlijf met zich mee. Als de eieren uitkomen, reizen de jongen nog een tijdje mee op de rug van moeder. Grote wolfspinnen dragen het eierhoopje aan hun kaken met zich mee.
De grootste spin van ons land is de Pisaura Deze spin hangt haar eieren in een zelf geweven tentje. Dat bewaakt ze tot de jongen uitkomen.
Veel spinnen maken van spindraad een spinsel rond de eieren. Dat heet een eicocon. In heidegebieden leeft een spin die haar eicocon aan een grashalm maakt. Als de spin de cocon klaar heeft, legt ze er haar eieren in. Daarna sleept ze zandkorreltjes naar boven en beplakt de hele cocon ermee. Zo is de cocon gecamoufleerd.
Afbeelding 2.1: Een voorbeeld van een eicocon
De kogelspin maakt haar cocon meestal aan de onderkant van een eikenblad. De cocon lijkt op een soort witte feestmuts. Er zitten één of twee punten aan. Het vrouwtje bewaakt de cocon tot de eieren uitkomen. Dan maakt ze er een gat in. De jonge spinnetjes kunnen dan de wijde wereld in. Als de jongen vervolgens uitkomen, blijven hun ouders hen vaak nog een tijdje beschermen.
2.3 Vijanden van de spin
Heel veel dieren eten spinnen: kikkers, muizen, padden en apen. Maar er zijn ook eters die ongeveer zo groot zijn als spinnen die ook wel een spinnetje lusten: jagende wespen, schorpioenen en bijvoorbeeld duizendpoten. En niet te vergeten: andere spinnen. Je kunt een voorbeeld nemen aan dat er spinnenjongen die gewoon hun moeder opeten nadat ze zijn uitgekomen!
O ja, vogels zijn er natuurlijk ook nog! Ook die lusten ook nog een spinnetje als hapje.
Gelukkig bezorgen spinnen ons wat minder last aan insecten. De meeste spinnen zijn nachtdieren, die hebben mazzel, want dan slapen de meeste vogels. De mens is ook een vijand. Heel veel mensen maken spinnen dood, omdat sommige mensen spinnen eng vinden of vies. Hier maken we veel spinnen dood maar ook veel in oerwoudgebieden. Dat is niet zo best want als we het leefgebied van spinnen kapot maken, zodat het leefgebied niet meer goed is, kan de spin dood gaan en kan de soort uitsterven.
Hoofdstuk 3: ALS EEN SPIN IN HET WEB
3.1 HOE BOUW JE EEN WEB.
Eerst zoekt de spin een goed plekje om een web te maken. Daar spint ze een lange draad. Dat takje waait tegen een ander takje aan Dat is het begindraad. Ze trekt het draad strak en maakt hem vast.
In het lichaam van een spin zitten spinklieren. Daarin maakt ze spinstof Dat is dun en taai spul. Net lijm. Die spinstof komt in fijne spinbuisjes terecht. De spinbuisjes komen uit in de spintepels. Dat zijn de bultjes op het achterlijf van de spin. De spinstof komt door de spintepels naar buiten. De spin trekt er met de achterste poten een draad van.
De eerste draad wordt de bovenkant van het web. Snel werkt de spin verder. Ze spint nog een paar draden. Eerst maakt ze de buitenkant van het web. Het lijkt op een raam. Een raam tussen de planten.
Afbeelding 3.1: De buitenkant van het web
Dan spant de spin draden binnen het raam.
Mooi strak en even ver uit elkaar. Net als de spaken van een fietswiel!
Afbeelding 3.2: De spaken van het web
De spin werkt door.
Het web is nog niet af. Ze weeft nu een draad tussen de spaken. Vanuit het midden naar de buitenkant. De spin loopt in rondjes. Zo spint ze een spiraal. In het midden is het net een rond matje
Afbeelding 3.3: De spiraaldraden
.Bij de buitenkant aangekomen begint de spin weer terug te spinnen naar het midden van het web. Ze spint een nieuwe spiraal. Een spiraal vol druppeltjes die kleven. Diertjes die tegen het weg vliegen, blijven aan deze vangspiraal plakken.
Afbeelding 3.4: Het web is klaar
Zo gaat de spin maar door. De vangspiraal groeit. Maar de oude spiraal breekt de spin af. De spin eet de oude spiraal op. Zo gaat er niets verloren. In het midden van het web kleeft de spiraal niet. Daar zit de spin graag zelf. Alle draden van het web zijn duidelijk te zien. De spin zit zelf midden in het web. Met haar kop naar beneden. Dat is altijd zo bij spinnen. De spin rust even uit. Ze heeft een kunstwerk gemaakt. In minder dan een uur. Knap hoor!
Spinnen eten insecten. De insecten vliegen in het web. Dat web hangt als een vangnet tussen de planten. Vaak verstopt de spin zich in de buurt van het web. Dan spint ze een draad tussen het web en haar schuilplekje. De spin houdt twee poten op de draad. Zo voelt de spin of er iets in haar web vliegt. Dan trilt de draad, is dat even handig! Als er een insect in het web komt spartelt om los te komen. Het web beschadigt alleen, het heeft geen zin, ze komt toch niet vrij. Het spinnenweb is sterker.
De spin voelt het draad trillen dan weet ze, dat er wat te eten is. De spin rent het web in. Ze ziet haar prooi nog niet, toch gaat ze er recht op af. De spin voelt precies waar zijn prooi zit. De prooi krijgt een paar felle beten. Daarbij spuit de spin gif in het lijf van de prooi. Dat zorgt ervoor dat ze zich niet meer kan bewegen. Ze leeft nog wel, maar ze kan zich niet meer bewegen.
Afbeelding 3.5: Als een spin in zijn web
Dan pakt de spin zijn prooi helemaal in. In een hoesje van draden. De prooi kan geen kant meer op. Het web is wel een beetje stuk gegaan. Soms laat de spin haar prooi een poosje ingepakt zitten, tot ze honger heeft. Soms niet. Als ze honger heeft brengt de spin zijn prooi naar het midden van zijn web. Daar spuit ze wat sap in de prooi. Nu kan ze de prooi makkelijker opeten. De volgende nacht maakt ze een nieuw web. Zo gaat dat de hele tijd door.
3.2 KENMERKEN VAN HET WEB.
Spindraad is heel sterk, sterker dan staaldraad (dat is heel dik ijzerdraad).
Spindraad wordt gemaakt door de spintepels, die zitten aan het achterlijf van de spin. Ze noemen dit ook wel het spinapparaat. De meeste spinnen hebben zes spintepels. In de spintepel zitten twee tot vijftigduizend buisjes. Deze buisjes maken het spindraad. In het spindraad zitten drie verschillende stoffen. Deze stoffen beschermen het web voor indroging, schimmel, bacteriegroei en het uit elkaar vallen. Spindraad wordt voor verschillende dingen gebruikt:
-Loopdraad (van het plafond naar beneden te klimmen)
-Kleefdraad (plaksel om prooi vast te houden)
-Aanhechtingsdraden (begin en eind van een draad / web maken)
-Draden voor het inpakken van een prooi.
Er is één spin die een ander soort web kan maken. Dit is de Kaardespin. Deze spin heeft een soort zeefje voor de spintepel. De spindraad ziet er bij deze spin uit als een bolletje wol. Een spin gebruikt zijn draad ook voor andere dingen, zoals;
Signaaldraad: Als een spin uit zijn web gaat dan neemt hij een draadje mee, zodat hij altijd voelt als er een prooi in zijn web zit.
Struikeldraad: Als een spin in een schuilplaats zit dan voelt hij aan dit draadje als er een
prooi of vijand in de buurt is.
3.3 HET VANGWEB.
Als de spin klaar is, gaat ze ergens in het web zitten. Aan de kleefdraden blijven insecten kleven die in het web vliegen.
Een vlieg die in een web gevangen wordt wil natuurlijk ontsnappen. Hij spartelt dus heftig. De spin voelt precies waar de vlieg in het web zit en loopt er zo snel mogelijk naar toe. Ze spuit met haar spintepels razendsnel een massa draden over de vlieg, terwijl ze de vlieg ronddraait. Zo wordt de vlieg aan alle kanten keurig ingepakt.
Daarna bijt de spin de vlieg met haar gifklauwen, waardoor die verlamt raakt. De spin keert naar haar plaatsje terug. Pas als ze honger heeft, gaat ze naar het pakketje toe. Omdat de vlieg nog leeft, bederft hij niet snel. Zo heeft een spin altijd een verse voorraad voedsel in het web!
Hoofdstuk 4: MENS EN SPIN
4.1 DE ROL IN DE NATUUR
Elk dier speelt een rol in de natuur. Spinnen ruimen insecten op. Er zijn ontzettend veel spinnen in Nederland en dat eten samen meer insecten dan het gewicht van alle Nederlanders samen!
Veel insecten zijn schadelijk voor de mens. Ze eten van de oogst, vernielen hout, tasten fruit aan of eten zaden op. Een spinnendeskundige heeft eens gezegd dat er zonder spinnen geen mensen zouden kunnen leven op aarde. Spinnen hebben veel vijanden. Veel vogels, zoals koolmeesjes, eten spinnen. Ook eten spinnen elkaar. Vooral jonge spinnetjes. Er is zelfs een spinnensoort die alleen maar andere spinnen eet!
4.2 BANG VOOR SPINNEN.
Veel mensen zijn bang voor spinnen. Dat komt vooral door hun harige lichaam en hun enge lange poten. Maar spinnen doen ons eigenlijk niets! Sterker nog, het zijn heel nuttige beestjes.
Ze eten veel insecten en bewaken daardoor het gewicht in de natuur.
Zonder spinnen zouden er veel te veel insecten zijn en dat kan weer gevolgen hebben voor de planten en dat weer voor de dieren die planten eten, enzovoort. Er zijn maar heel weinig spinnen gevaarlijk voor de mens. Mensen zijn veel gevaarlijker voor spinnen dan andersom.
Maar een paar spinnen hebben een gif waarvan je dood kan gaan als hij je bijt.
Een paar heel gevaarlijke zijn de Australische zwarte weduwe en de Braziliaanse jachtspin.
Afbeelding 4.1: De zwarte weduwe
Gelukkig is er tegenwoordig een tegengif. Als je dat op tijd neemt, word je snel weer beter.
In andere landen worden spinnen vaak gevangen door mensen.
Ze verkopen ze aan mensen van dierentuinen. Aan verzamelaars of aan mensen die bijzondere dieren houden in een terrarium bijvoorbeeld. Een terrarium is een aquarium zonder water.
Die spinnen worden dan een soort huisdier. Leuk weetje: als je je in je vinger hebt gesneden, leg dan eens een schoon spinnenweb (zonder dooie vliegen en zo)op de snee, dit zorgt ervoor dat het bloeden stopt.
4.3 Spinnenverhalen.
Arachnida Spinnen horen tot de familie van Archnida (geleedpotigen)
Die naam komt van Arachne. Arachne is een meisje uit een oud Grieks verhaal. Het vertelt hoe de godin Athena een weefwedstrijd hield met Arachne.
Afbeelding 4.2: De Arachnidaspin
Maar Arache was echt steengoed in weven en won van de godin. Die werd woedend, want een mens die van een godin wint, dat kan natuurlijk niet. Ze maakte Arachne het leven zó zuur dat ze zelfmoord pleegde. Toen besefte de godin wat ze had gedaan. Ze veranderde het meisje alsnog in een spin, zodat ze voor altijd kon blijven weven. Een andere bekende spin uit verhalen is Anansi. Er zijn heel veel verhalen uit Suriname. Maar eigenlijk komen de verhalen uit Afrika. De slavenhandel bracht mensen uit Afrika naar landen in Midden-, Zuid- en Noord-Amerika. Die mensen namen hun verhalen mee en vertelden ze weer door aan hun kinderen. Anansi was een heel slim diertje. Hij is de vader van het gezin en komt steeds voor moeilijke situaties te staan. Anansi wanhoopt nooit. Hij gelooft altijd dat het wel weer goed komt. De verhaaltjes zijn vaak heel grappig. Anansi heeft ook een vrouw: M'Akoeba heet zij. Anansi is vrienden met veel dieren. Je vindt boeken met Anansi-verhalen in de bieb.
LITERATUURLIJST.
Serie Titel Schrijver
Natuur in beeld De spin en haar web Maarten de Jong
Informatie Spinnen Marleen Siemensma.
3 Hangmappen Knipselkrant voor de jeugd Schrijvers staan niet vermeld
(stukjes uit kranten, tijdschriften enz)
4 Internet.
http//basisonderwijs.pagina.nl
http//bibliotheek.pagina.nl
http//werkstuk.pagina.nl
De plaatjes zijn gezocht met behulp van de volgende zoekmachines:
Alta vista
Google
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
ik houd mijn spreekbeurt over konijnen .ik heb hiervoor gekozen omdat ik zelf 23 konijnen heb en ook 45 geiten en 6 paarden en 3 koeien maar dat doet er niet toe. er zijn heel veel soorten konijnen en ik heb reuzen en dwergen maar er zijn nog veel meer.er zijn veel met heel lang haar en met heel kort haar ik vind die met kort haar het mooist.soms is er een baby eeerst moeten een vrouwtje e een mannetje op elkaar gaan bewegen en bewegen.een sjiek woord daarvoor is seksen.sommige mensen doen dat ook dan gaan ze naakt en op elkaar bewegen. (doen: je kleren uit doen en een jongen uit kiezen en laten zien hoe het moet
12 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
hallo,,
ik ben vea en ik ben 12.
leuke spreekbeurt ik houd mijn spreekbeurt ook over spinnen.
maar ik vind dat bericht onder mijne nogal aso.
dus ik zal hem verwijderen als ik jou was
groetjes eva
12 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
ik heet geen vea maar eva!!:)
12 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
:xd:
12 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
leuk
10 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Leuk maar jouw verhaal klopt niet helemaal, de spinnetjes die op een bloem wachten op een prooi en dezelfde kleur hebben als de bloem is de kameleonspin. Die neemt de kleur aan van de bloem. De dingetjes op het lichaam van de spin is niet palmen maar palpen.
7 jaar geleden
Antwoorden