Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Spinnen

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas havo | 2152 woorden
  • 16 maart 2005
  • 88 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
88 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test

Ons onderwerp gaat over spinnen. We hebben voor dit onderwerp gekozen omdat we tijdens de excursie genoeg spinnen zullen aantreffen en daarover kunnen wij dan een goede uitleg bij geven.
Ondanks spinnen de meest gevreesde kleine diertjes zijn, zijn het toch zeer mooie en nuttige wezens en is het zeer interessant om hier over informatie te zoeken. We gaan ons best doen zo veel mogelijk informatie via internet en boeken te zoeken. We weten dat er vele soorten spinnen over de hele wereld zijn. Maar wat is nou de meest voorkomende soort in Nederland? Leven er in Nederland gevaarlijke giftige spinnen? Zo ja is deze dodelijk of niet? Spinnen zijn zeer indrukwekkende wezens maar wat weten wij nou van ze?

Werkplan:

 brainstormen
 onderzoeksvragen opstellen?
 Informatie zoeken
 Informatie uitwerken
 Presentatie voor de excursie voorbereiden
 Presenteren tijdens de excursie

Algemene informatie

• Het allereerste is dat de spin geen insect is, maar veel mensen zetten de spin toch in de categorie insecten. Het grote verschil kan je duidelijk zien aan de spin z’n poten, de spin telt er 8 en een insect maar 6.
• Bijna alle volwassen insecten hebben vleugels, een spin heeft nooit vleugels.
• Een insectenlijf bestaat uit 3 delen: kop, borst en buik; een spinnenlijf heeft maar 2 delen, want kop en borst zijn 1 geheel.
• Babyspinnetjes kruipen zo uit het ei, terwijl insecten eerst nog een tijd als larve of rups door het leven moeten gaan.
• Vele insecten voeden zich met planten, terwijl alle spinnen vleeseters zijn.

Het Lichaam:

Het lichaam van een spin is in twee delen verdeeld: Het stevige met chitine beklede kopborststuk en het zachte achterlijk. De twee delen worden verbonden door een smalle buis. De bovenkant van de spin heet de dorsale kant, en de onderkant van de spin heet de ventrale zijde.
De poten van de spin zijn bevestigd aan het kopborststuk. De spin heeft twee kaken (cheliceren) en twee tasters (palpen). Bij het mannetje zit aan het eind van de tasters een bulbus wat gevuld kan worden met zaad, zo kan het mannetje het sperma bij het vrouwtje inbrengen. Op het kopborststuk bevinden zich meestal acht ogen, maar in Europa komen er ook zes-ogige spinnen voor. Buiten Europa zijn er spinnen die van nul tot wel twaalf ogen hebben.

Het hart van een spin klopt met een frequentie van 30 tot 70 slagen per minuut, maar met inspanning kan het wel tot 200 slagen per minuut gaan.
Het hart zit aan de voorkant van het zachte achterlijf.
Aan de achterkant van het zachte achterlijf bevinden zich de spintepels die verbonden zijn met de klieren die eiwitten produceren. Als je deze eiwitten mengt ontstaat er een polymeer dat de spindraad vormt.
Tussen de boeklongen en de spinklieren bevinden zich de eierstokken en de geslachtsorganen. Door het hele lichaam loopt het spijsverteringskanaal, aan het einde van het spijsverteringskanaal bevindt zich het ontlastingssysteem.
Het zenuwstelsel van de spin bevindt zich uitgebreid in het lichaam. In het kopborststuk zitten de hersenen.
De spin heeft geen botten maar worden beschermd door hun harde huid.
Spinnen hebben ook geen spieren, ze steunen op hun bloeddruk, dat maakt het mogelijk dat ze kunnen bewegen.
Spinnen vervellen, en als een spin een poot verliest, krijgt hij het weer terug na een vervelling.
Er bestaan spinnen die 5 jaar zonder voedsel kunnen leven.
De Kaken & Gif:

Er zijn twee verschillende soorten kaken. Bij de kaken van de moderne spin worden gebruikt om een prooi vast te houden en te vermalen. De spin gebruikt gif om de prooi te doden. Er bevinden zich twee gifklauwen die hol zijn aan het einde van de kaken. Het gif wordt in de prooi gespoten door de opening aan het einde van de harde en vlijmscherpe gifklauwen. Door de cellen in de gifklieren wordt het gif aangemaakt. In de cel ontstaan blaasjes (vesikels) die naar de gifklierruimte migreren. Als ze er zijn springen ze open en dan stroomt het gif in de ruimte.
Er bevindt zich een spiraalvormige spier om de gifklier die ervoor zorgt dat het gif bij contractie door de uitvoergang geperst wordt.
Dus deze spin vermaalt zijn prooien.
De primitieve spin heeft voorwaarts gerichte kaken en bewegen deze in tegenstelling tot de moderne spinnen voor- en terugwaarts. Zij spuiten voortdurend spinnengif in de prooi en tot deze opgelost is en dan zuigen ze hun prooi leeg in plaats van hun prooi te vermalen. Deze spin wikkelt zijn prooien steeds verder in spindraad.
Spinnengif is een mengsel van polypeptiden, aminen en eiwitten. Sommige stoffen kunnen de communicatie tussen het zenuwstelsel en de spieren verstoren en zo verlamming kunnen veroorzaken. Weer andere gifstoffen kunnen de stofwisseling verstoren, hierdoor wordt afsterving van de cellen veroorzaakt. Ook wordt er enzymen in de prooi gespuugd. Zo wordt de inhoud van de prooi opgelost. Bij zoogdieren wordt het voedsel in de maag verteerd, maar de spin verteert zijn prooi dus uitwendig en zuigt daarna de inhoud op. Een spin kan grote hoeveelheden voedsel opnemen zodat het achterlijf sterk kan zwellen. In een speciale ruimte wordt de voedselvoorraad opgeslagen zodat de spin wekenlang zonder voedsel kan leven.

Een vaak lastig te beantwoordden vraag is: Hoe giftig is een spin?

LD50 is een getal dat de giftigheid wordt uitgedrukt, LD50 staat voor de Letale Dosis die 50% van de geteste diergroep doodt. De LD50 van de Amerikaanse Zwarte weduwe heeft een LD50 van 0,9 mg per kg muis, dat betekend dat 0.013 mg gif voldoende is om één muis te kunnen doden. Maar voor een kikker die ongeveer hetzelfde gewicht heeft, heeft de spin daartegen 2 mg gif nodig.

Deze test wordt niet uitgevoerd op mensen dus kan men alleen ongeveer berekenen hoeveel gif dodelijk is voor de mens. Maar wat wel vast staat is dat de Amerikaanse Zwarte weduwe mensen kan doden.
Er zijn ook soorten spinnen waarvan de beet te vergelijkbaar is met die van een wespensteek. Doordat er in het gif bestandsdelen kunnen voorkomen die de cel doet afsterven kan necrose ontstaan dat zeer slecht heelt en ook nog kan gaan ontsteken.
Seks & Voortplanting:

Net zoals bij alle andere wezen heb je een mannetjesspin en een vrouwtjesspin nodig om te kunnen paren. Het mannetje is in het algemeen wat kleiner en vaak wat bonter gekleurd dan het vrouwtje.
Het mannetje is te herkennen aan de knotsvormige palpen (tasters van de spin) op zijn kop (zie het plaatje hiernaast; let op de palpen). Voor de spintepels bevinden zich de voortplantingsorganen van de spin. Aan het eind van het mannetjes zijn tasters zit een bulbus wat gevuld kan worden met zaad, zo kan het mannetje het sperma in de epigyne (uitwendige geslachtsdelen van het vrouwtje) van het vrouwtje inbrengen.
Wanneer het mannetje zin krijgt gaat hij op zoek naar een vrouwtjesspin om te kunnen paren. Omdat spinnen levende prooi vangen moet het mannetje oppassen wanneer hij op zoek gaat dat hij niet aangezien wordt als prooi.
Bij elke soort spin is de toenaderingsprocedure (geeft het mannetje aan dat hij wil paren) verschillend. Bij sommige soorten wordt een soort geschenk in de vorm van een prooi meegebracht, bij andere soorten voeren ze een dans op, of andere tokkelen met hun poten op het web en komen dan steeds dichterbij.
Als het vrouwtje haar specifieke lokstof afscheid (feromoon) geeft dat aan dat het mannetje haar kan benaderen. Voordat ze gaan paren heeft het mannetje sperma op een webje gebracht en daarna opgezogen in zijn bulbus. Het sperma is daar niet erg lang houdbaar. Hij moet het dus niet te vroeg doen maar ook niet te lang wachten.
Na de paring kan het mannetje soms worden opgegeten door het vrouwtje. Vaak lukt het dat het mannetje ontkomt, bij andere soorten maakt het mannetje zich niet uit de voeten en laten ze zich makkelijk oppeuzelen door het vrouwtje. Andere soorten blijven bij elkaar tot de jongen groot zijn. Het is heel verschillend per soort maar in het algemeen worden de mannetjes bijna nooit na de paring opgegeten.
Voor veel mannetjes is het eind wel aangebroken. Vrouwtjes kunnen nog lange tijd doorleven. Sommige vrouwtjes worden door de jongen opgegeten. Bij de wolfsspin draagt ze haar jongen enige tijd bij zich op haar rug (zoals het plaatje hiernaast).
Wielwebspinnen maken een cocon die ze in het web hangen om ze zo te kunnen beschermen. De moederspin blijft in de buurt als de spinnetjes zijn uitgekomen. Daarna sterft zij in het algemeen.

De koepelspin:

De koepelspin is erg zeldzaam. De mannetjes zijn aan de bovenkant van hun achterlijf helderrood gekleurd met 4 zwarte stippen. Het mannetje heeft een lengte van ongeveer 10 mm.

De vrouwtjes zijn helemaal zwart. Het vrouwtje heeft een lengte van ongeveer 15 tot 20 mm.
De mannetjes behoren tot de mooiste spinnen van ons dierenrijk. De koepelspinnen worden in de groep van de kaardespinnen geplaatst, maar de koepelspinnen maken geen wielweb, wat de meeste kaardespinnen wel doen.
De koepelspin heeft een “huisje” die ondergronds begint en die bovengronds beëindigd. Onder de grond is de woonbuis van de koepelspin 10 cm, die bekleed is met een dicht viltachtig spinsel. Boven de grond eindigt dit in een waterdichte koepel met het zelfde dicht bekleed viltachtig spinsel.
De voorzijde van de koepel is open en gaat over in een vangnet. Het prooitje die daar in terecht komt wordt snel overmeesterd door de koepelspin en gebeten.
Het sterke gif van de koepelspin doodt de prooi vrij snel. Meestal is de prooi van de koepelspin een kever, en die wordt dan naar binnen gesleept en verder leeggezogen. Het vrouwtje maakt een cocon met eitjes. Overdag brengt ze de cocon buiten de woonbuis om het te laten opwarmen in de zon. Wanneer het donker wordt gaat de cocon weer naar binnen. In de winter blijven de jongen bij de moeder tot in het voorjaar, want dan sterft de moeder en wordt dan opgepeuzeld door haar jongen.
De hangmatspin

De hangmatspin behoort tot één van de grootste inheemse spinnenfamilies. De hangmatspinnen worden ongeveer 5 tot 7 mm groot. Ze zijn een beetje roodachtig tot donkerbruin van kleur en hebben een wit patroon op hun rug. Ze zijn zeer bekend en komen vrijwel overal voor, bijv. in open landschappen, bossen en tuinen. Het web van de hangmatspin is apart, want zoals de naam al zegt “hangmat”spin lijkt hun web op die van een hangmat.
Het is een horizontale mat van fijn dicht spinsel dat maar weinig kleefstof bevat, de spin hangt ondersteboven met hun klauwtjes vast gehaakt aan de onderzijde van de hangmat. Met talrijke kriskras lopende draden is de mat opgehangen aan de omringde stuiken. Vanaf de hangmat naar boven toe loopt een groot aantal draden, steeds dichter naar elkaar toe. Dus als een insect dat van de zijkant tussen de draden verward raakt en naar boven probeert te ontsnappen lukt dat niet omdat het daar juist steeds nauwer wordt. En als een insect naar beneden wilt vluchten komt hij op de hangmat terecht en daar wacht de spin op zijn hapje en valt z’n prooitje dwars door de hangmat heen aan.

Het vrouwtjesspin kan in een cocon wel 70 eitjes leggen per 2 á 3 weken. De cocons liggen verstopt onder de bladeren, zodat ze ongevaarlijk zijn voor de mens. Het vrouwtje blijft zo lang mogelijk in haar web.
Gerande oeverspin:

De oeverspin kan ongeveer 2 cm groot worden.
De oeverspin heeft een donker olijfbruin gekleurd lichaam, aan de zijkanten lopen brede geel- witte banden en is dicht fluwelig behaard. Het mannetje is kleiner als het vrouwtje. De oeverspin leeft in moerassen en plassen waar hij op bladeren van waterplanten zit. Als hij op jacht gaat naar eten spreidt hij zijn poten op het wateroppervlak om rimpelingen van insecten die in het water vallen te zien en dan erop af te gaan om ze te grijpen. Vissen en kikkers worden ook gevangen door de oeverspin.
De oeverspin kan zelfs zijn poten in het water steken om kleine vissen naar zich toe te lokken.
Als er gevaar is duikt de oeverspin gelijk onderwater.
De oeverspin wordt twee jaar oud en moet in die tijd twee maal overwinteren.
In het voorjaar na de tweede overwintering zijn ze geslachtsrijp.
Dan vindt ook de paring plaats, omdat het mannetje kleiner is dan het vrouwtje is de paring vrij riskant voor het mannetje. Als het mannetje op zoek gaat na een vrouwtje wacht het mannetje tot het wijfje een prooi aan het leegzuigen is tot hij zijn poging zet. Het gebeurt ook dat het wijfje haar prooi laat zitten en het mannetje als een mooie prooi voor aan ziet.
Na de paring maakt het vrouwtje een blauwe eicocon, de bolvormige cocon met enkele honderden eitjes wordt met de cheliceren (kaken) meegedragen. Korte tijd voordat de eieren uitkomen wordt de eicocon tussen bladeren en stengels opgehangen en in een los slordig spinsel. Het vrouwtje blijft deze gesponnen broedkamer echter bewaken tot haar jongen zijn uitgekomen.

Hoe maakt een spin zijn web?

1: De spin laat een draad waaien.
2: De draad haakt zich vast aan de overkant.
3: Er wordt een brug gespannen.
4: Het web wordt in cirkeltjes gesponnen.
5: Het web is klaar.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.