Slangen

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 781 woorden
  • 28 april 2003
  • 371 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
371 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Studeer met een open blik

Een studie die filosofie, psychologie en sociologie combineert, en waarin je ook nog eens goed leert te reflecteren en gesprekken te voeren – klinkt dat als jouw droomstudie? Dan is de bachelor Humanistiek misschien iets voor jou.
Kom kennismaken op de Open Dag van 16 november.

Meld je aan voor de Open Dag

Slangen
Afdeling:
De slangen horen tot de groep van de reptielen. Enkele dieren die hier ook toebehoren zijn: krokodillen, hagedissen, kameleons, varanen, leguanen en schildpadden.

Kenmerken: slangen hebben geen bladgroenkorrels (het zijn dus geen planten) en geen celwanden. het
dier is 2-zijdig symetrisch. Slangen horen niet bij de wormen, want ze hebben wel een skelet
en slangen niet. Het skelet van de slang is geen huisje of schelp. De slang heeft een inwendig skelet met een wervelkolom. De huid van het dier is bedekt met schubben. De schubben zijn droog, en
het dier haalt adem via de longen. Door deze kenmerken kan je weten dat de slang een reptiel is.

Voedsel: Bij het zoeken naar een prooi maakt de slang gebruik van zijn tong, omdat hij niet zo goed kan zien en horen. De meeste slangen jagen niet maar liggen te wachten op hun prooi. Welk voedsel ze eten en hoe ze hun prooi vangen, hangt af van de grootte, de soort en waar ze leven. Er zijn slangen die alleen slakken eten en slangen die alleen de eieren van vogels en reptielen eten. Enkele slangen eten andere slangen. Een slang beweegt traag en krijgt niet vaak de kans een prooi te vangen. Slangen verteren hun voedsel langzaam en kunnen maanden zonder voedsel. De meeste slangen hebben korte, scherpe, naar achteren gerichte tanden. Deze zijn geschikt om een prooi te pakken en vast te houden, niet om een prooi in stukken te hakken. Gifslangen hebben enkele grote tanden, de giftanden. Deze zitten voor of achter in de bek. Als de slang bijt, stroomt gif door de giftanden waardoor de prooi wordt verlamd. Alle slangen slikken de prooi met de kop naar voren in. Grote hoeveelheden slijm zorgen ervoor dat de prooi verder naar binnen glijdt. Slangen kunnen een grote prooi eten, omdat ze speciale losse kaken hebben. Hierdoor kunnen slangen hun bek wijder openen dan welk ander dier. Als een slang een grote prooi doorslikt beweegt de luchtpijp naar voren in de bek, zodat de slang geen problemen krijgt met ademhalen

Voortplanten: Mannetjes en vrouwtjes lijken meestal veel op elkaar, maar vrouwtjes zijn meestal een stukje groter. Sommige slangen leggen eieren en andere baren volledig ontwikkelde jongen. Slangen die eieren leggen zijn rattenslangen, melkslangen, cobra\'s, pythons en haakneusslangen. Zij leggen hun eieren op een veilige, warme, vochtige plek, bijvoorbeeld onder een rottende boomstam, in zandige grond of onder een steen. Per keer worden er 6 tot 30 eieren gelegd. Een paar slangen bijven bij hun eieren om ze te beschermen tegen roofdieren. Als de jongen uit hun eieren komen laten alle slangen hun jongen aan hun lot over. De schaal van een slangenei is stevig en leerachtig, niet zo hard en breekbaar als de schaal van een vogelei. Een slangenei is niet waterdicht en om te voorkomen dat het uitdroogt worden ze op een vochtige plek gelegd. Slangen die volledig ontwikkelde jongen baren zijn de boa\'s, ratelslangen, kousenbandslangen en de meeste zeeslangen. Er kunnen 6 tot 50 jongen tegelijk geboren worden

Vijanden: Als cobra\'s worden bedreigd heffen ze het voorste deel van hun lichaam van de grond en strakken ze de huid van de nek uit tot een brede schijf, de \'hoed\'. Hierbij sprijden ze de flexibele ribben in hun nek,zodat de huid strak komt te staan. Ze lijken dan veel groter en dreigender.

Een ontspannen
cobra ligt plat op
de grond en houdt
zijn hoed verborgen

Als hij gevaar bemerkt
heft hij het voorste
deel van zijn lichaam
van de grond
en begint hij zijn nek
breed te maken.

Als het gevaar
aanhoudt strekt
hij zich nog
hoger van de
grond en spreidt
zijn nek uit.

Sommige slangen, zoals de ringslang,gaan als er een aanvaller in de buurt is op hun rug liggen, steken hun tong uit en blijven doodstil liggen. Ze doen dit in de hoop dat de aanvaller hen negeert en weggaat.

Ratelslangen danken hun naam aan de ratel aan het uiteinde van hun staart. Deze ratel bestaat uit oude schubben die na vervelling achterblijven. Als een ratelslang met zijn staart zchudt schuren de schubben tegen elkaar en maken een ratelend geluid. Zo waarshuwd hij dieren om op afstand te blijven.

Sommige cobra\'s kunnen als ze worden bedreigd gif spuwen door de kleine gaten in hun giftanden. Ze kunnen tot op 3 meter afstand raken. Cobra\'s komen voor de grond voordat ze spuwen en ze mikken op de ogen van de aanvaller. Het gif is erg pijnlijk en kan de ogen ernstig aantasten.

Leefgebied: Slangen komen voor in allerlei leefgebieden. De meeste slangen leven op de grond of in bomen maar, sommige leven ook onder de grond, er zijn zelfs slangen die leven onder water in rivieren of in de zee.

REACTIES

A.

A.

jouw werkstuk hoort wel bij de goeie.
het is wel goed gemaakt,hoor

20 jaar geleden

M.

M.

ik vind dat je werkstuk heel compleet en goed is, je moet me een e-mail sturen, want ik heb ook werkstukken die heel goed zijn, zeker voor een 10.

Mauricio van Peru.
Pst:Ben je een meisje of een jonge

20 jaar geleden

N.

N.

ik heb geen commetaar ik vind het echt heel leuk ik ga het meteen overschrijven!!!!!!!!!!!!!

20 jaar geleden

M.

M.

het is een goed werkstuk ik heb het uigeprint en ik had een 9,5 voor het werkstuk

20 jaar geleden

T.

T.

Hoe kan een adder bewegen

9 jaar geleden

V.

V.

er zitten zo veel fouten in lees het nog eens goed door want vooral de zin opbouw klopt niet bijvoorbeeld. .. Slangen horen niet bij de wormen, want ze hebben wel een skelet
en slangen niet.
Het skelet van de slang is geen huisje of schelp.

9 jaar geleden

C.

C.

slecht er staat niet bij

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.