Scholekster

De Scholekster en zijn uiterlijk. De scholekster is een zwart-witte vogel met een oranje snavel en oranje poten. De rode kraaloogjes met een zwart stipje en met een oranje – roodachtige kring eromheen. De kop, borst en bovenzijde zijn zwart de onderkant is wit. De vleugels zijn zwart met in de vlucht een band met wit. In de winter heeft het een dwars wit bandje over zijn hals voor en achter. Er is geen zichtbaar verschil in mannetje en vrouwtje behalve dan dat de snavel van het vrouwtje langer is dan dat van het mannetje en de geslachtdelen zijn natuurlijk ook verschillend.

De leefomgeving. De scholekster is een kust vogel die langs de hele kust van Europa leeft. Van Rusland via Noorwegen (noord/zuid), Finland, Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland zo door tot de Middellandsezee en het hele Middellandse Zeegebied tot aan Turkije en Noord-Afrika. Ook komt hij voor in Engeland en Ierland. In het zuidelijke binnenland van Rusland komt hij ook voor. De scholekster is eigenlijk een kustvogel maar hij kan het ook goed vinden in de weilanden, akkers en braakliggende landen. Aan de kust leeft hij op zanderige of rotsachtige kusten. Om te eten gaat hij naar het wad en de kwelders om kreeftjes enz. te vangen(zie voedsel.) Hij/zij broed in de duinen op de grond. Op het platteland leeft hij in de weilanden en akkers waar hij van wormen en insecten leeft. Verder doet hij hetzelfde als aan de kust.

Vertoont de vogel speciaal gedrag tijdens het lokken/ zoeken van een partner? Tussen scholeksters kan zich opvallend baltsgedrag afspelen. Dan zie je de vogels met stijve poten, koppen naar beneden en snavels half open achter
elkaar aan stappen. Tijdens de balts zingen ze ook wel met reeksen va steeds sneller wordende tonen die tegen het einde een formidabele triller vormen. Het gaat hier om een paar dat een interessante broedplek zoekt en denkt dat
ze toch niks meer zullen vinden. De broedplaats moet daarbij ook nog
verdedigt worden tegen belangstellende soortgenoten. Het grappige hiervan is
dat de paarband tussen het mannetje en het vrouwtje juist wordt verstevigd. Ze maken ook baltsvluchtjes. Het mannetje vliegt dan met stijfgehouden vleugels en kalme vleugelslag rond en laat een droevig kwiea-kwiea horen.

Nestvlieders, Nestblijvers Scholeksters zijn nestblijvers, ze blijven eerst een periode van 32 tot 38 dagen bij zijn ouders. Als die periode geweest is dan leven de scholeksters voor zichzelf.

Voedsel Scholeksters zijn vleeseters. Scholeksters eten kleine krabben, zeepieren, zeesterren slakken en dergelijke. Hij zoekt voedsel door met zijn snavel in de grond te boren, met zijn gevoelige punt van zijn snavel voelt hij of hij iets ‘beet’ heeft. Op het Ilperveld zijn er geen krabben, zeepieren, zeesterren en dergelijke. Daar eten de scholeksters dan regen/ringwormen, kevers en andere insecten, maar voornamelijk eten de scholeksters kokkels en mossels.

Wat voor geluid maken scholeksters? De scholekster wordt ook wel de \"bonte piet\" genoemd want als hij boos is roept hij heel hard te-piet te-piet. En boos worden ze heel gauw. Vooral in het voorjaar zijn er veel burenruzies. Met veel kabaal zie je dan scholeksterpaartjes achter indringers aanrennen. Dat geschreeuw schijnt de
huwelijksband te verstevigen. Hij roept ook schel kliep-kliep en
kikikikikikikikikiki. Als er gevaar dreigt roept hij pik-pik-pik. En als hij zingt lijkt het net of hij trilt.

Waar broeden de scholeksters? Pas laat in april gaan scholeksters broeden. De scholeksters broeden vooral in grasland. Omdat ze zo laat broeden is de kans groot dat hun nest onder een grasmaaier verdwijnt. Sommige scholeksters zijn op het idee gekomen om
op een plat dak te gaan broeden. Soms wordt er wel 700 gepaard voor er wordt gelegd. Ze leggen meestal 3 of 4 eieren. Na een maand komen de eieren uit. De jongen worden 4 weken gevoerd met larven en wormen van langpootmuggen. Dan volgt nog een cursus zelfstandig werken van een maand en dan vertrekken ze naar de waddenzee.

Waarheen trekt de scholekster? Ze brengen de winter door in het waddengebied. Het zijn laatkomers onder de weidevogels. Eerst verzamelen ze zich met tientallen in een \"soos\" om informatie uit te wisselen: wie gaat met wie, waar zijn dit jaar de meeste wormen enz. eind April verlaten vooral de meest ervaren vogels \"soos\" en \"bezeten\" een broedgebied, dat vervolgens jaren achtereen door hetzelfde
paar wordt bewoond.