Paddestoelen

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3826 woorden
  • 5 april 2003
  • 261 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
261 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Een rechtenstudie met betekenis, waar wil jij je hart voor inzetten?

Bij de bacheloropleiding Law in Society aan de VU ontdek je hoe je actuele maatschappelijke thema’s kunt aanpakken met een juridische bril.

Inhoud

Samenvatting
Inleiding
Vragen
Hoe ziet een paddestoel er uit? De voortplanting van paddestoelen
Waar groeien paddestoelen? Paddestoelen in het voorjaar
Paddestoelen in de duinen
Steeds minder paddestoelen? Giftige paddestoelen
Eetbare paddestoelen
Determinatieschema
Boekenlijst

Samenvatting

Paddestoelen hebben allerlei vormen, maar de bekendste bestaan uit een steel en hoed. Paddestoelen zijn nuttige opruimers in de natuur. In de herfst vind je de meeste paddestoelen. Ze groeien niet alleen in het bos tussen de afgevallen bladeren of op een rot stuk hout. Paddestoelen kun je ook vinden tussen het gras in de wei of op een koeievlaai. Een paddestoel is de vrucht van een schimmel. Schimmels leven in het donker. Ze groeien in het hout, tussen dor blad, in brood en kaas of oude appels en andere vruchten. Daar halen ze hun voedsel uit. Een schimmel bestaat uit dunne draden. Die beginnen ergens te groeien. Als de schimmel groot genoeg is, brengen de draden paddestoelen voort. Elk jaar groeien de schimmeldraden verder in steeds wijdere kringen. Dat noemen we dan een heksenkring. Er zijn heel veel eetbare paddestoelen maar er zijn ook enkele die heel erg giftig zijn. Daarom moet je voorzichtig zijn met het verzamelen van paddestoelen om ze op te eten. Er zijn heel veel smakelijke paddestoelen.

Inleiding

Paddestoelen kun je het hele jaar door vinden. Alleen als het in de zomer langdurig droog is of het in de winter hard vriest, zijn er geen. Ze groeien niet alleen in bossen, maar ook in de duinen, weilanden, parken, tuinen, plantsoenen en zelfs in steden tussen straten. Vaak komen ze na een regenbui heel snel tevoorschijn, ze schieten als paddestoelen de grond uit
Paddestoelen zijn geen planten, maar een heel eigen groep vormen, het schimmelrijk. Hiertoe horen ook de schimmels die op een boterham verschijnen, als je die een paar dagen op een warme plek laat liggen. De studie van paddestoelen is een apart vak: de mycologie; paddestoeldeskundigen heten mycologen. Er zijn twee grote groepen paddestoelen in het schimmelrijk. Ze verschillen in de manier waarop de sporen worden gevormd. Aan de paddestoel zelf kun je dat niet zomaar zien, daar heb je een microscoop voor nodig. De determinatiesleutel aan het eind van dit werkstuk is bedoelt om je kennis te laten maken met paddestoelen en niet om te gebruiken om eetbare paddestoelen te gaan zoeken. Dat kan alleen als je echt helemaal zeker bent dat je de paddestoelen herkent want sommige soorten lijken heel erg op elkaar. Eetbare paddestoelen kunnen lijken op giftige paddestoelen. Als je toch paddestoel wilt plukken doe het dan alleen als er veel van staan en pluk niet alles kaal.

Vragen: 1. Hoe vermenigvuldigen paddestoelen zich? 2. Groeien er ook paddestoelen in andere jaargetijden dan de herfst? 3. Wat zijn de vindplaatsen van paddestoelen? 4. Wat is het nut van de paddestoelen? 5. Zijn er giftige paddestoelen? 6. Zijn er eetbare paddestoelen? 7. Zijn veel soorten paddestoelen? 8. Worden paddestoelen bedreigd? 9. Hoe ontstaat een heksenkring?

De antwoorden op de vragen vind je in dit werkstuk!

Hoe ziet een paddestoel er uit?

Bij het woord paddestoelen denken de meeste mensen aan de vliegenzwam, met een rode hoed en witte stippen. Een vliegenzwam lijkt als hij jong is op een langwerpige ei (fig. 1). Dat komt omdat de paddestoel omsloten is door een wit velletje. Tijdens de groei scheurt dit en blijven er witten stipjes op de hoed zichtbaar. Aan de steel van veel andere amanieten en beurs zwammen blijft het restant van dit vlies als een beurs zichtbaar. Ook de plaatjes worden door een vlies beschermd, dat bij scheuren gedeeltelijk aan de steel als een ring achterblijft.

De vliegenzwam is erg giftig; hij dankt zijn naam aan de oude gewoonte om de rode hoed huid in melk gedrenkt op een schoteltje te leggen. Vliegen die hier van gaan eten gaan dood, maar dat geldt niet voor mensen die worden alleen maar ziek. Ook wordt de naam wel in wel in verband gebracht met heksen die – naar men vroeger dacht – de zwam gebruikten in de heksenzalf waar ze zich mee insmeerden en dan konden vliegen. Bij gordijnzwammen bestaat het gedeeltelijke omhulsel uit spinnenwebachtige draden. Plaatjes kunnen smal of breed zijn. Ook zijn er verschillen in de manier waarop ze aan de steel bevestigd zijn: bij amanieten, parasolzwammen en champignons zijn ze vrij; Bij de honingzwam breed aangerecht. Trechterzwammen en melkzwammen hebben langs de steel aflopende plaatjes. Bij ridderzwammen en verwanten zijn ze bochtig aangehecht; als je een ridderzwam vanonder bekijkt, dan zie je rond om de steel een gootje, het ‘ridderzwammengootje’. Meestal zijn de plaatjes niet even lang, maar is er een afwisseling van langere en kortere.

Bij veel russula’s zijn ze meestal wel even lang en ziet de onderkant eruit als een ouderwets spaakwiel.

Melkzwammen herken je aan de druppels ‘melk’ die de meestal aflopende plaatjes tevoorschijn komen als je ze met een vinger beschadigt. Boleten hebben buisjes in plaats van plaatjes; ook deze kunnen aangehecht of aflopend zijn. Soms is op de hoed een bultje zichtbaar, de umbo. De inheemse natuur brengt ongeveer 150 000 precies weten we dat niet, want elk jaar worden er wel honderden nieuwe soorten ontdekt: buisjeszwammen, plaatjeszwammen, stekelzwammen, cantharellen, koraalzwammen, morieljes,houtzwammen, en bekerzwammen. Ook zijn er schimmels die samenleven met een alg: de zgn. korstmossen.

De meeste zwammen zijn echter eenvoudig en overeenkomstig gebouwd, al zijn er veel variaties op dat thema. Maar meestal is er een steel die in de grond vast zit, en ook een hoed met aan de onderzijde een kenmerkende vruchtbare laag. Maar sommige hebben alleen een bol zoals de aardappelbovist.

De voortplanting van paddestoelen

Paddestoelen worden gevormd door sporen. Kijk eens goed naar een vliegenzwam of andere paddenstoelen met plaatjes, Aan de onderzijden van een hoed zie je allemaal langwerpige plaatjes, sommige lopen van de steel tot aan de rand van de hoed, andere zijn korter. Op de plaatjes worden de sporen gevormd. Omdat alle plaatjes samen een groot oppervlak vormen, kunnen er extra veel sporen worden gemaakt. Andere paddenstoelen hebben plooien, buisjes of stekels om een groot oppervlak te krijgen. Als je een plaatje dwars doormidden snijdt en dan onder de microscoop bekijkt, zie je een rij knotjes met daarop sporen. Deze laag knots vormige cellen noemt men het kiemvlies of hymemium, een knotjes heet basidium. Tussen de basida staan grotere knotsvormige cellen, die ervoor zorgen dat de plaatjes niet aan elkaar plakken, want anders kunnen de sporen niet naar beneden vallen. De sporen groeien op steeltjes boven, op het basidium (fig. 2); meestal zijn er vier sporen op één zo’ n cel. Paddenstoelen die op deze manier sporen vormen, zoals de vliegenzwam, noemt men steeltjeszwammen of basidiomyceten. Tot de steeltjeszwammen horen de korstzwammen, cantharellen plaatjeszwammen, boleten, trilzwammen en stuifzwammen.

Bij de kernzwammen (geizwammetjes, kogelzwammetjes) en schijfzwammen (bekerzwammen, morieljes en kluifzwammen) worden de sporen gevormd in langwerpige of wormige zakjes, de asci. Deze paddestoelen heten zakjeszwammen of ascomyceten. Meestal zijn er acht sporen per ascus. Zodra de sporen rijp zijn, springt het zakje aan de bovenzijde open en worden de sporen weggeschoten. Tussen de zakjes bevinden zich langwerpige, dunne cellen, die het kiemvlies stevigheid geve. Bij berkzwammen ligt het kiemvlies aan de binnenzijde van de plooien van de hoed. Bij geweizwammetjes worden de sporen gevormd in kleine flesjes in de wand van de paddestoel. De opening van deze flesjes zijn te zien als zwarte pukkeltjes op de wand. Het geweizwammetje vormt ook heel bijzondere sporen, die als een wit poeder op de takken van het gewei te zien zijn. Eigenlijk zijn dit gewoon stukjes schimmeldraad, die afgesnoerd worden en tot een nieuwe zwamvlok kunnen uitgroeien. De zakjeszwammen vormen de soortenrijkste groep in het schimmelrijk, maar de meeste zijn nauwelijks met het blote oog te zien. Tot de zakjeszwammen behoren ook de gisten, zoals bakkergist en biergist.

Waar groeien paddestoelen?

Paddestoelen groeien bijna overal. Vooral op plaatsen, waar veel vocht in de grond zit, hebben e het naar hun zin. Veel soorten zijn gebonden aan verschillende leef gebieden. De weidechampignon groeit bijvoorbeeld allen op bemeste landen. De judasoor daarentegen leeft graag bij een vlierstruik. En op dood hout leven ook paddestoelen bijv. de witte randzwam die erg algemeen is in Nederland, maar die houden het niet erg lang vol.

Paddestoelen leven op plaatsen, waar hun zwamvlok het juiste voedsel aantreft. Daarom voelen soorten uit een loofbos zich meestal niet thuis in een dennenbos. In weilanden en bossen kun je soms paddestoelen van dezelfde soort in een ring zien groeien. Een zwamvlok kon daar ongehinderd alle kanten uitgroeien. Maar omdat in het midden, de zwamvlok afstierf, vaak door gebrek aan voedsel, groeien de paddestoelen allen aan de rand. Elk jaar wordt de ring groter. Er zijn wel ringen met een doorsnede van 500 m gevonden. Men noemt zo’ n ring een \"heksenkring\", want lang geleden dacht men dat een heks dat gedanst had.

Paddestoelen groeien dikwijls in grote groepen of bundels bij elkaar. Maar dat is afhangen van de soort en de hoeveelheid voedsel die beschikbaar is. Ook de temperatuur van de buitenlucht en de aanwezigheid van voldoende water in de grond of in hout is van invloed. Een zwamvlok, die weinig voedsel kan opnemen, zal weinig vruchtlichamen laten groeien. Sommige soorten kunnen onder goede leefomstandigheden zoveel ‘sporendragers’’ voortbrengen, dat zij tijdens de groei straatstenen opduwen. Paddestoelen in het voorjaar

In de lente, wanneer de voorjaarsbloemen in bloei staan, denk je niet meteen aan paddestoelen zoeken. Toch zijn er veel soorten die alleen dan te vinden zijn. De beroemdste voorjaarspaddestoelen zijn morieljes en kapjesmorielje. Ze groeien graag op kalkrijke grond, zoals in de duinen, de binnenduinrand en Zuid-Limburg. Niet ieder jaar vind je ze even vaak. Wanneer het voorjaar erg droog is, zoals in 1994 en 1995, blijven ze zelfs helemaal weg. Je ziet ze ook veel op kerkhoven. Maar misschien vind je dat een griezelige plek om paddestoelen te gaan zoeken, maar als je er eenmaal aan gewend bent, zal je merken dat daar bijzondere paddestoelen planten groeien en je er mooie vogels kunt zien. Onder bloeiende meidoorns en andere bomen of struiken de rozenfamilie groeit, vaak in heksenkringen, de harde voorjaarssatijnzwam. Vermoedelijk vormt hij een mycorrhiza, maar het is ook mogelijk dat de zwamvlok parasiteert op de boomwortels. Rond het feest van Sint-Joris, 21 april, verschijnt de voorjaarspronkridderzwam. Hij groeit tussen gras in wegbermen, struwelen en langs bosranden. Naar de verschijningsdatum heet hij ook wel Sint-George ridderzwam. Wanneer in het bos en park de bos anemonen bloeien, moet je eens uitkijken naar de anemonen bekerzwam. Dit is een echte parasiet; hij is te vinden op waar de anemonen dood zijn. Als je dan toch met je neus over de grond speurt, kijk dan eens goed naar de stam van beuken uit naar het beukendopgeweizwammetje. Deze vormt dunne, sierlijke geweitjes, met in het voorjaar fraaie witte topjes, op oude dopjes van het beukennootje. Tot voor kort dacht men dat hij zeldzaam was, maar men zocht er dom weg niet goed naar.

In naaldbossen groeien nu op half begraven dennen- en sparrenkegels de bittere dennenkegelzwam en sparren kegelzwam. Sommige paddestoelen vind je het hele jaar door, zoals de vroege bekerzwam. Deze groeit op allerlei afval in tuinen, parken, binnenplaatsen en zelfs in schuren. De vreemdste groeiplaats die we ooit zagen was op een kokosmat in de auto van een collega-bioloog. Iedere keer als hij instapte, keek hij zorgvuldig of hij de paddestoel niet kapot trapte. Ook de kale inktzwammen komt het hele jaar voor, ook in de winter, als het maar niet vriest. De zadelzwam vind je Òf in het voorjaar Òf in het najaar. Paddestoelen in de duinen

Het klimaat van de duinen lijkt op dat van een woestijn: in de zomer kunnen de temperaturen overdag tot 50 ºC oplopen en ‘s nachts dalen ze tot het nulpunt. Er groeien daardoor veel paddestoelen die eigenlijk in woestijngebieden thuishoren, zoals stuifballen en aardsterren. Omdat bij deze paddestoelen het kiemvlies binnenin ligt, kan dit niet uitdrogen. In de zeereep, vlakbij het strand, groeien maar weinig paddestoelen, daar kun je de duinfranjehoed en de duinstinkzwam vinden. De duinstinkzwam lijkt heelveel op de grote stinkzwam maar is vrijwel reukloos.

Helaas kun je deze soorten maar op een paar plaatsen in ons land bewonderen, want bijna overal is de zeereep afgezet met prikkeldraad. Een goede kans om ze te vinden maak je op Texel, de Maasvlakte en Voorne. In de buitenduinen, vooral op opengestoven plaatsen tussen mos langs wandelpaden, kun je gesteelde stuifballetjes zien; vaak zie je alleen het kopje boven het zand uitsteken, de steel zit helemaal in de grond en is pas te zien als je de paddestoel uitgraaft. Ook de zandpadveselkop groeit langs en op zandpaden.

Aardsterren zijn misschien de beroemdste duinpaddestoelen. In heel Europa zijn ze erg zeldzaam, maar in de duinen kun je ze regelmatig aantreffen. Een reden om heel zuinig op de duinen te zijn! Alleen de gekraagde aardster is in het binnenland vrij algemeen. Als een aardster uit de grond komt, lijkt hij op een ui of een tulpenbol. Tijdens de groei scheurt het bovenste deel van de paddestoel in een aantal slippen uiteen; middenin staat een bolletje met de sporen. Zodra de aardster helemaal is uitgegroeid, staat hij los op de grond. De mooiste aardster is de peperbus; dit is één van de meeste bedreigde paddestoelen in Europa. In duinweiden groeien verschillende soorten aardtongen, de grote parasolzwam, de zwartwordende wasplaat, de parelstuifzwam en de kleine bovist. De zwartwordende wasplaat voelt heel vettig aan als je er met een vinger over wrijft. In het loofbos aan de binnenduinrand komen veel amanieten voor de groene knolamaniet (deze is erg giftig), de gele knolamaniet en de pantheramaniet. In de duin dennenbossen die aangeplant zijn om het stuiven van zand tegen te gaan komt de rossige melkzwam voor. Deze is te herkennen aan de brandend scherpe smaak van de melk. Ook op de afgevallen kegels van dennen kunnen paddestoelen groeien bijv. de kegelmycena. In kruipwilgstruwelen komt de geringde ridderzwam voor. Het is moeilijk voor te stellen dat het een ‘bospaddestoel’ is, omdat hij vaak groter is dan de wilgenboompjes waar hij bij groeit. Het loofbos aan de binnenduinrand is ook heel rijk aan paddestoelen. Je vindt hier onder anderen de groene knolamaniet, gele knolamaniet, panteramaniet, en de nevelzwam. Bijzonder is de kardinaalsmutsvuurzwam. Deze groeit rond de stam van door konijnen en reeën aangevreten kardinaalsmutsstruiken. De paddestoelen zijn het hele jaar aanwezig, maar omdat ze altijd met mos begroeid zijn, moeilijk te herkennen.

Dennenbossen zijn in de duinen aangeplant om het stuiven van het zand tegen te gaan. Tegenwoordig ziet men liever dat ze weer uit het duingebied verdwijnen, want dennen verdampen het hele jaar door veel water. Maar zolang ze er nog zijn, moet je eens uitkijken naar de rossige melkzwam, grijze ridderzwam en de koperrode spijkerzwam. De rossige melkzwam is aan de brandend scherpe smaak van de melk te herkennen. Waar zeedennen aangeplant zijn, zoals op de Waddeneilanden, kan op afgevallen dennenappels de kegelmycena groeien.

Steeds minder paddestoelen?

Het gaat niet goed met de paddestoelen. Door de bodem- en luchtvervuiling, verlaging van de grondwaterstand en het verdwijnen van natuurgebieden, daardoor worden veel soorten zeldzaam. Sommige sterven in onze streken misschien helemaal uit. Ongeveer 30 jaar geleden ontdekten natuurbeschermers dat er in de bossen van ons land steeds minder paddestoelen groeien. In het begin dacht men dat dit kwam door het plukken. In de herfst werden er door schoolkinderen herfststukjes van gemaakt; dat waren maantjes of dozen met herfstbladerenkastanjes, eikels, beukennootjes en vooral veel paddestoelen. Als een schoolklas een bos bezocht had, was er geen paddestoel meer te vinden! In natuurgebieden werd het toen verboden om te verzamelen en in scholen werden paddestoel-posters opgehangen met de tekst: ‘laat ons staan’. Het was wel vreemd dat in landen waar al eeuwenlang paddestoelen werden geplukt om te eten, zoals Polen, ze niet in aantal achteruitgangen. Er moest bij ons dus iets anders aan de hand zijn. De achteruitgang is het sterkst in voedselarme bossen op zandgrond, vooral in industrie- en landbouwgebieden. Door het verlagen van het grondwater, worden de bomen ziek. Vooral de zwamwortelpaddestoelen, zoals de cantharel, hebben hiervan te lijden. Zieke bomen geven minder voedsel aan de zwamvlok, zodat deze minder goed kan groeien. Als de schimmel minder voedsel krijgt kan hij op zijn beurt de boom ook minder mineralen en andere voedingsstoffen leveren, waardoor de bomen nog zieker worden. De verzwakte bomen worden bovendien makkelijker aangetast door parasieten, zoals de honingzwam, porseleinzwam, schubbige bundelzwam, reuzenzwam en dennenmoorder. De porseleinzwam en reuzenzwam groeien uitsluitend op zieke beuken, de dennenmoorder is in dennenplantages een gevreesde parasiet. Waar veel mest in de bossen terechtkomt, groeien ook meer kruiden en struiken. Jaarlijks wordt hier dus meer strooisel gevormd, dat allemaal wordt afgebroken. Door het ophopen hiervan verstikt de zwamvlok, ook die van soorten die strooisel afbreken. Veel bospaddestoelen kun je daarom nog wel vinden op plaatsen waar dorre bladeren wegwaaien of worden opgeruimd, zoals bosranden en wegbermen. Door natuurbeschermers in alle Europese landen is samengesteld van soorten die in hun voortbestaan bedreigd worden; in Nederland staat bijna een kwart van alle soortenpaddestoelen op deze rode lijst! Zonder paddestoelen geen gezonde bossen. Als er geen maatregelen worden genomen tegen de verdroging, lucht- en bodemvervuiling en de verrijking met meststoffen, zullen de vossen afsterven en de paddestoelen verdwijnen. De enige zwamwortelsoort die toeneemt, is de krulzoom. Vermoedelijk is hij bestemd tegen de vervuiling en neemt hij de plaats in van de soorten die verdwijnen. Vroeger dacht men dat de krulzoom eetbaar was, wat in veel populaire boekjes nog te lezen is; in werkelijkheid is hij echter dodelijk giftig. Dat komt omdat er gifstoffen in zitten die in het menselijk lichaam worden opgeslagen. Men kan zonder gevaar een aantal keren krulzomen eten, maar als je er, soms pas na jaren, te veel gegeten hebt, ga je er toch dood aan.

Giftige paddestoelen

Naar hun eetbaarheid en smakelijkheid kunnen de paddestoelen in drie groepen worden ingedeeld: eetbare en tegelijk smakelijke, eetbare maar ongenietbare, en giftige soorten.

De werkelijk giftige paddestoelen vormen maar een zeer kleine groep; helaas bestaat er geen enkelkenmerk, dat ze alle gemeen hebben en waaraan men ze zou kunnen herkennen. Giftige soorten zijn in alle groepen paddestoelen wel vertegenwoordigd. Men kan ze zowel in het bos als in het open veld, zowel in het voorjaar als in de zomer en de herfst vinden. De giftige stoffen die ze bevatten hebben allemaal verschillende effecten je kan bijvoorbeeld hartstikke misselijk worden. Maar slechts een paar bevatten een dodelijk gif. Het gevaarlijkst zijn in dit opzicht de groene knolamaniet en de kleverige knolamaniet. Het eten van deze paddestoelen is meestal dodelijk ten gevolge van de sterke vergiften falloïdine en amanitine. De vergiftigingsverschijnselen doen zich meestal pas 8 tot 24 uur na het eten voor, zodat het dan te laat is om de patiënt met enige kans op succes te behandelen. De symptomen van de vergiftiging zijn meestal hevige maagpijnen, voortdurende diaree en kotsen, en bovendien ernstige nerveuze stoornissen. Vaak worden deze verschijnselen afgewisseld met doorgaans kortdurende periode van schijnbare verbetering. Het bewustzijn blijft meestal ongestoord. De vergiftigingen schijnen een overeenkomstig verloop te hebben. De panteramaniet veroorzaakt een ernstige atropinevergiftiging, die bij tijdig ingrijpen niet dodelijk hoeft te zijn. Dit vergif heeft een zeer nadelige werking op het centraal zenuwstelsel met als gevolgen krampen, sterke pupilverwijding en hartkloppingen. De symptomen verschijnen al na één tot drie uur en daardoor is het meestal mogelijk tijdig de maag uit te pompen. De vliegenzwam bevat een kleine hoeveel atropine en bovendien het giftige muscarine. Deze stoffen, die zich vermoedelijk in de rode opperhuid van de hoed bevinden, schijnen in een bepaalde hoeveelheid schadelijke werking te kunnen opheffen. Toch veroorzaakt het eten van dat rode vlies vaak een lichte atropine vergiftiging met een roesachtig verloop, zonder verdere nadelige gevolgen.

Eetbare paddestoelen

Eetbare paddestoelen zijn lekker én gezond. Ze bevatten belangrijke voedingsstoffen, mineralen en eiwitten. Er worden steeds vaker paddestoelen gekweekt. In de herfst zie je tegenwoordig, in de groentewinkel ook veel wilde soorten die ingevoerd worden uit Zuid- en Oost- Europa.

In een willekeurig Frans of Duits paddestoelenboek staat bij iedere soort te lezen of hij eetbaar of giftig is. Bij veel soorten wordt vermeld dat ze oneetbaar zijn, omdat ze vies smaken of veel te hard zijn, zoals elfenbankjes. In Nederland worden niet veel soorten in het wild verzameld, dat is in onze natuurgebieden alleen toegestaan als je toestemming hebt van de landeigenaar. Als je dit hebt en je hebt er verstand van kun je er best een paar plukken om op te eten. Erg smakelijke paddestoelen zijn het eekhoorntjesbrood en de geschubde inktzwam in jonge toestand.

Paddestoelen nemen bovendien giftige stoffen uit de bodem op, zodat men heel goed moet weten of ze in schone grond groeien. Daarom kun je de volgende soorten beter in de winkel of op de markt kopen!

1 gekweekte champignon. 4 mergelchampignon. 2 kastanjechampignon. 5 shii-take. 3 oesterzwam. 6 fluweelpootje.

Champignons worden in het donker in grote schuren gekweekt op een mengsel van stro, paardenmest en compost of mergel. Er zijn witte en bruine kweekvormen; de laatste heten kastanjechampignons. Champignons zijn heel lekker in de soep, gebakken bij de hoofdmaaltijd en zelfs rauw in de sla. Bij tuincentra kun je pakketten met speciale compost en zwamvlok (het ‘broed’) kopen om ze zelf te kweken. Als je je goed aan de gebruiksaanwijzing houdt en wat geduld hebt, kan dat niet mislukken.

De gewonen oesterzwam is grijs. Soms zie je gele of roze oesterzwammen. Dat zijn Japanse variëteiten van een andere soort, de trechter-oesterzwam. In de natuur groeien oesterzwammen op boomstronken en stammen; ze worden vaak gekweekt op stro. De shii-take komt oorspronkelijk eveneens uit Japan. Sinds kort wordt hij ook in West-Europa gekweekt. Hij groeit op stammetjes van de shii-boom, een Japans loofbos; ‘take’ betekent paddestoel. Het is een bijzonder gezonde paddestoel waarin stoffen zitten die helpen tegen de griep. Gekweekte fluweelpootjes lijken niet meer op de wilde vorm die je in de winter en het vroege voorjaar in bundels kunt vinden op de stam van allerlei loofbomen. Omdat men ze in donkere kokers laat groeien, worden het langwerpige, bleke bosjes. De soort staat ook in hoogaanzien, omdat hij stoffen zou bevatten die de groei van kankercellen tegengaat.

Reuzenbovisten worden altijd in de natuur verzameld. Ze worden meestal in plakken verkocht als ‘reuzenchampignons’. De plakken moeten helemaal wit zijn; als ze geel beginnen te verkleuren, kun je ze beter laten liggen. In sommige jaren zijn er meer dan in andere en zie je ze vaak in de winkel, van de vroege zomer tot ver in de winter. Alle andere wilde paddestoelen die verkocht worden, zoals cantharel, trechtercantharel, Hoorn-van-overvloed, Gele stekelzwam, eekhoorntjesbrood, boleten, judasoor, morielje en truffel, komen uit verre streken.

Boekenlijst

ANWB Natuurgids, Paddestoelen van Europa.

Ton van Eerbeek: Kijk een boek over Paddestoelen, 1989, ISBN 90-372-0436-7.

Michael Chinery: Flora & Fauna van Europa, Thieme 1992, ISBN 90-5210-175-2.

Dickson Gordonis : Paddestoelen in Europa, 1992, ISBN 90-5112-237-3.

IVN Vereniging voor nattur en milieueducatie, Het Paddestoelenboekje, 1995, ISBN 90-7-168-44-8.

Morten Lange: Elseviers Paddestoelengids, 1975, ISBN 90-10-00522-4.

Mieke van Tilburg en Hans Adema: Vliegenzwam, Elfenbank en andere paddestoelen, 1996, ISBN 90-6097-411-5.

Vereniging Natuurmonumenten, Zoekkaart: Hoe heet die Paddestoel?

REACTIES

N.

N.

ik vind het harstike tof joh

21 jaar geleden

D.

D.

hallo,
ik heb een paar vraagjes over het kweken van paddestoelen.
als de sporen van de paddestoel vallen dan groeien daar toch opnieuw paddo's uit niet?kan ik sporen opvangen en daaruit zonder spuit paddestoelen laten groeien?ik heb ook gelezen dat men ze ook kan laten groeien op vochtig karton is dit zo?

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.