Hoofdstuk 1 Organismen
De kenmerken van de Organismen zijn dat ze aan de 7 levensverschijnselen moeten voldoen.
1. Voeding
2. Uitscheiding
3. Voortplanting
4. Zelfstandige beweging
5. Reageren en waarnemen
6. groei en ontwikkeling
7. Gaswisseling
Het voortplanten van organismen kan op 2 manieren
Gewone celdeling ( Mitose)
Reductiedeling ( Meiose)
Gewone celdeling(Mitose) daar bedoelen ze mee dat de cel zich in 2e deelt.
En reductiedeling ( Meiose) daar bedoelen ze mee dat de kernen van 2 voortplantingscellen versmelten.
Wist je dat?
Wist je dat een virus geen levend wezen is?
Dat komt omdat een virus niet aan de 7 levensverschijnselen kan voldoen.
Wist je dat?
Geen enkele bekende soort rendieren kan vliegen, maar er zijn (volgens schattingen) nog 300.000 soorten levende organismen die tot nu toe nog niet ontdekt zijn, Maar dit over het algemeen insecten en virussen zullen zijn, sluit dit nog niet HELEMAAL uit dat vliegende rendieren bestaan, al heeft alleen de kerstman nog vliegende rendieren gezien!
Wist je dat?
Planten zijn de enige organismen op aarde die in staat zijn om uit anorganische stoffen ( water, koolstofdioxide, zouten en met behulp van zonlicht ) organische stoffen ( glucose = suiker ) te maken en kunnen daardoor dienen als voedsel voor mens en dier !(fotosynthese) eigenlijk kunnen we dus niet zonder ze!
Hoofdstuk 2 Bacteriën
Bacteriën worden tot het plantenrijk gerekend.
Ze komen voor op alle plaatsen waar leven mogelijk is.
Naar de vorm worden bacteriën onderscheiden in; bacillen (staafvormig), streptokokken (ketens), spirillen (spiraalvormig), stafylokokken (trossen), diplokokken (twee bijeen) en vibrionen (kommavormig).
Groepen bacteriën zijn met het blote oog zichtbaar maar afzonderlijke bacteriën zijn alleen te zien door een microscoop!
Bacteriën bezitten, net als planten, een harde celwand en dus ook een constante vorm.
Die celwand is niet helemaal dicht, want een bacterie moet natuurlijk voedsel kunnen opnemen.
Dat voedsel in opgeloste toestand gaat dan naar de celwand.
Bacteriën hebben nooit bladgroenkorrels en kunnen door fotosynthese dus niet zelf voedsel produceren.
Veel soorten hebben een bewegingsmogelijkheid in de vorm van trilharen, maar andere laten zich gewoon meedrijven met de luchtstroom of de waterstroom.
Bacteriën zijn bijzonder taai.
Een klein stukje tuingrond kunnen bijvoorbeeld miljoenen bacteriën in zitten.
Er zijn bacteriën die strenge koude, grote hitte en droogte kunnen doorstaan en zelfs bestand zijn tegen sommige desinfecterende middelen.
Bacteriën hebben DNA in hun cel. Het DNA van bacteriën bestaat uit een cirkel. Bacteriën planten zich voort door middel van deling.
Wist je dat?
Slechts in bijzondere gevallen kan voortplanting plaatsvinden door seksueel overdracht. Hierbij wordt het DNA van een bacterie vermengt met (een deel van) het DNA van een andere bacterie. Maar dit gebeurt heel zelden.
Wist je dat?
Anthonie van Leeuwenhoek pas in de 17e eeuw de bacteriën heeft ontdenkt met zijn microscoop.
Wist je dat?
Bacteriën zich heel snel kunnen voortplanten. eenmaal per 20-30 minuten en kan er binnen een korte tijd een redelijke bacteriekolonie ontstaan, al binnen 48 uur
Hoofdstuk 3 Schimmels
De kenmerken van schimmels zijn dat ze een celkern hebben en een celwand maar geen bladgroenkorrels. En ze zijn veelcellig.
Schimmels planten zich voort door sporen. Deze ontstaan aan de uiteinden van de schimmeldraden die omhoog groeien.
Er zijn ook schimmelsoorten waar de sporen ontstaan in speciale organen.
Wist je dat?
Schimmels soms worden gebruikt bij de bereiding van voedingsmiddelen. Bijvoorbeeld bij kaas. Ook wordt er gist (een schimmel!) gebruikt bij de bereiding van brood, bier of wijn.
Wist je dat?
Het behang in je huis zwart kan worden door schimmels?
Wist je dat?
Er ongeveer 100.000 soorten schimmels bestaan? En er worden nog steeds nieuwe ontdekt!
(voor Frits: Al er een schimmel tussen je benen zit is het of: het paard van sinterklaas of, iets anders en dan moet je als een speer naar de dokter.)
Hoofdstuk 4 Planten
Planten hebben als kenmerk dat ze een celkern hebben en een celwand en bladgroenkorrels. Meestal een grote vacuole in het midden van de cel
En worden wel verder onderverdeeld in;
1; wortels, stengels, bladeren
2; Bloemen
3; Zaden
Planten planten zich voort door bestuiving. Door bestuiving van planten wordt zaad gevormd dat weer kan uitgroeien tot nieuwe planten.
Wist je dat?
Wist je dat planten met elkaar kunnen communiceren?(Ik niet maar ik las het toevallig!)
§4.1 Algen en wieren
Algen(Wieren) zijn geen bloeiende planten. Ze kunnen bijna overal overleven. Ze leven vooral in het water. Sloten maar ook aquaria en vijvers. Daar worden ze meestal niet prettig gevonden. Want als er algen in je vijver zitten betekent het meestal dat er iets niet goed is met je nitraatgehalte. hebben geen wortels, geen stengels en soms bladeren. Algen zijn meestal eencellig. Wieren kunnen eencellig zijn en meercellig zijn. De wieren zien eruit als een blauwgroene, olie achtige laag die op. het water drijft
Algen (wieren) planten zich voort door celdeling.
Wist je dat?
Paling zich helemaal thuis voelt tussen de wieren?
Wist je dat?
Algen en wieren helemaal nog niet zo slecht zijn? Er is een onderzoek gedaan door Robert Baard en hij heeft ontdekt dat ze heel veel zuurstof produceren. En ze bevatten hele goede voedingsstoffen zoals mineralen, vetten en eiwitten.
Wist je dat?
Varkens dol zijn op wieren? Omdat er in wieren veel eiwitten zitten, had Robert Baard ontdekt dat als hij wier door het varkensvoer deed dat ze veel sterkere biggetjes kregen en de kwaliteit van het varkensvlees werd ook beter. Dus eigenlijk zijn wieren helemaal niet zulke slechte planten.
§4.2 Varens en mossen
Varens hebben een stam,wortels en vruchtbare bladeren. De meeste soorten hebben een wortelstok, een kruipend stuk stengel onder de grond. Alle Europese varens zijn kruidachtige planten met bladen die uit de wortelstok ontspringen.
Mossen hebben stengels en bladeren maar geen echte wortels.
Mossen planten voort door sporen. sporen ontstaan in sporendoosjes die op stelten boven de mosplantjes uit groeien
Voortplanting van varens gaat zo: Wanneer de sporendoosjes rijp zijn barsten ze open en laten de sporen vrij. Uit zo’n kleine spore ontstaat niet direct een varenplant. Eerst komt er een voorkiem, een hartvormig blaadje. Hierop worden de voortplantingsorganen gevormd. Onder de vochtige omstandigheden vind de bevruchting plaats. Op de bevruchte eicel groeit een varenplant. Deze zit eerst op de voorkiem, maar vormt later zelf wortels. Sommige soorten kunnen ook nog een ongeslachtelijke voortplanting door middel van knoppen op de bladeren. Uit die knoppen ontstaan jonge plantjes, die later afvallen en zelfstandig verder groeien. Omdat de voortplanting alleen onder vochtige omstandigheden plaatsvindt, zijn varens erg afhankelijk van water, vooral de soorten die op muren of rotsen groeien,
Wist je dat ?
Er ongeveer 12.000 soorten varens en sporenplanten bestaan?
Wist je dat?
Er ongeveer 8.000 soorten mossen bestaan?
Wist je dat?
Dat varens de oudste nu nog levende plantensoorten zijn?. 350 tot 280 miljoen jaar geleden, in het carboon leefden varens die heel groot konden worden. Ze konden tot wel 20 meter lang worden met bladeren van wel 3 meter. Maar toen het klimaat veranderde droogden de moerassen op en verdwenen ze. De hele grote varens konden toen niet meer overleven.
§ 4.3 Zaadplanten.
De kenmerken van zaadplanten zijn dat ze wortels stengels en bladeren en bloemen hebben. Er zijn 2 fases die een Zaadplant kan hebben.
1. In de vegetatieve fase bestaat een plant uit één of meer stengels met bladeren.
2. In de generatieve fase heeft de plant naast een stengel, bladeren en wortels ook bloemen. In de afrijpingsfase zitten er zaden en/of vruchten aan de plant.
Voortplanting vindt plaats door middel van zaden die in de bloemen ontstaan. Er bestaan 3 soorten van bestuiving:
- zelfbestuiving: het stuifmeel valt op de stempel dezelfde bloem.
- Buurbestuiving: het stuifmeel valt op de stempel van een andere bloem van dezelfde plant.
- Kruisbestuiving: Het stuifmeel valt op de stempel van een andere bloem van een andere plant.
Wist je dat?
De zaadplanten kunnen in de rang van stam (phylum) of superstam, onder de naam Spermatophyta worden behandeld.
§4.3.1 Naaktzadige
Bij naaktzadige zitten de zaden tussen de schubben van de kegels. Als de schubben open staan, liggen de zaden onbedekt (Naakt). Een voorbeeld van een naaktzadige plant is een spar. De bladeren van de meeste naaktzadige zijn naaldvormig.
De voortplanting bij planten verschild. Maar bij de zaadplanten, dus ook de naaktzadige, gebeurt dit door de zaden te verspreiden.
Wist je dat?
Wist je dat alle naaldbomen behoren tot de naaktzadige?
§4.3.2 Bedektzadige
De kenmerken van de Bedektzadige zijn het tegenovergestelde van de naaktzadige. Bij Bedektzadige zitten de zaden in de vruchten. De zaden zijn dus bedekt door de vruchten.
De voortplanting gaat door middel van zaden in de vruchten.
Deze zaden ontstaan, nadat bevruchting is opgetreden, aan een speciaal soort bladeren: "vrucht¬bladeren".
Bij de bedektzadige planten is het vruchtblad omgevouwen en zijn de randen vergroeid, zodat het vruchtbeginsel ontstaat.
Hierin ontwikkelen zich de zaden, terwijl het vruchtbeginsel zelf tot vrucht uitgroeit. Dit vruchtbeginsel maakt deel uit van de bloem.
Wist je dat?
De Bedektzadige de belangrijkste groep landplanten zijn?(ca. 250.000-450.000 soorten).
Hoofdstuk 5 Dieren.
Er zijn 2 hele belangrijke kenmerken bij de dieren.
1. Symmetrie
2. Het skelet
Symmetrie
Iets is symmetrisch als je het in 2 gelijke helften kan verdelen. Die 2 helften zijn elkaars spiegelbeeld. Bij organismen zijn de helften eigenlijk niet helemaal gelijk aan elkaar. Aan de buitenkant lijkt dat wel maar de organen aan de binnenkant liggen niet symmetrisch. Toch noemen we ze dan symmetrisch. Veel dieren zijn tweezijdig symmetrisch. Dat betekent dat deze dieren maar op 1 manier in twee ongeveer gelijke helften verdeeld kunnen worden. Sommige dieren zijn veelzijdig symmetrisch. Dat betekent dat ze in meerdere manieren in twee ongeveer gelijke helften verdeeld kunnen worden. Dieren die helemaal niet symmetrisch zijn noemen we niet-symmetrisch.
Het skelet.
De meeste dieren hebben een skelet wat stevigheid en bescherming geeft. Maar er zijn verschillende soorten skeletten. Een skelet wat aan de buitenkant zit bijvoorbeeld bij een mossel, een slak en bij een insect zit het skelet aan de buitenkant. Dat noemen we een uitwendig skelet. Maar je hebt ook een skelet wat aan de binnenkant zit. Bijvoorbeeld bij een spons, een inktvis en bij een mens. Dat noemen we een inwendig skelet. Er zijn ook dieren die geen skelet hebben. Bijvoorbeeld een kwal. De meeste dieren zonder skelet leven in het water.
Voortplanting dieren:
Om de soort in stand te houden moeten dieren zich voortplanten. Als dieren zich niet kunnen voortplanten, sterven ze uit. Voortplanting is dus heel belangrijk voor dieren. Ongeslachtelijke maar ook geslachtelijke voortplanting komt bij dieren voor. Bij ongeslachtelijke voortplanting, zoals bij bladluizen, krijgt de moeder nakomelingen zonder bevrucht te zijn, iedere nakomeling is dan een kloon van de moeder. Bij geslachtelijke voortplanting is meestal paarvorming nodig, de nakomelingen ontwikkelen zich uit bevruchte eicellen. Dieren kunnen op verschillende manieren paren vormen.
Wist je dat?
Wist je dat er een dierenpolitie bestond? En een partij voor dieren?
Wist je dat?
Er een organisatie is voor kinderen die dieren helpen? Het heet Kids for animals. Het heeft zo’n 35.000 leden.
§5.1 eencellige dieren.
De kenmerken van eencellige dieren is dat ze niet symmetrisch zijn en ze hebben geen skelet en bestaan maar uit 1 cel. De eencellige dieren leven in het water. Bijvoorbeeld Amoebe en het pantoffeldiertje.
Eencellige dieren planten zich voort door middel van deling, knopvorming (uitgroeisels) en sporenvorming (in meerdere cellen uiteenvallen).
Wist je dat?
Wist je dat eencellige dieren ook wel eens oerdiertjes genoemd worden?
Wist je dat?
Wist je dat het pantoffeldiertje bijzonder hoog ontwikkeld diertje is?
§5.2 Sponzen
Kenmerken van de sponzen is dat ze niet symmetrisch zijn een skelet van stevige hoornvezels tussen de cellen hebben. En ze zitten vast op de bodem van de zee. Bijvoorbeeld Badspons( Nee geen sponsje voor in bad ) en de Olifantoorspons.
Voortplanting: Sponsdiertjes zijn deels tweeslachtig (beide geslachten zijn aanwezig) en deels van gescheiden geslacht. Ze kunnen zich voortplanten door knopvorming (uitspruiten), maar ze kunnen zich ook geslachtelijk voortplanten. Als dat het geval is worden er uit speciale zwervende cellen eicellen en zaadcellen gevormd.
t ene dier zich verenigt met een zaadcel van een ander dier ontstaat er een larve. Deze kan zelfstandig in het water rondzwemmen. De larve hecht zich al snel ergens aan vast en hij groeit uit tot een nieuwe spons.
Wist je dat?
De sponzenvisserij een belangrijke bron van inkomsten was en is? Vooral in de Middellandse Zee en in de Rode Zee worden sponzen met speren of door duikers uit het water gehaald, gedroogd en gebleekt. Het skelet, het overblijfsel van het sponsdier, wordt verkocht.
§5.3 Holtedieren.
De kenmerken van holtedieren zijn dat ze veelzijdig symmetrisch zijn. Ze hebben meestal geen skelet. Ze leven in het water, en vangen hun prooi met tentakels( hun vangarmen) Bijvoorbeeld de kwal en de zeeanemoon.
De voortplanting is vaak een heel moeilijk en ingewikkeld iets bij de holtedieren.
Holtedieren kunnen zich vaak afwisselend geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten bij de Hydrozoa en Scyphozoa. Hydra's planten zich vooral in de herfst en de winter op geslachtelijke manier voort.
Bij sommige soorten zijn er aparte mannelijke en vrouwelijke exemplaren; bij andere soorten zijn de individuen hermafrodiet.
De ongeslachtelijke voortplanting geschiedt door knopvorming.
Hydrozoa zijn de poliepen
Met de zoetwaterpoliep (Hydra) en in zeewater levende, kolonievormende soorten, de brandkoralen en de staatkwallen.
Scyphozoa zijn de schijfkwallen
De grote kwallen die je op het strand vaak tegen komt.
Wist je dat?
Holtedieren worden ook wel neteldieren genoemd? Deze groep bestaat uit heel veel soorten. Er komen bijna 10.000 soorten in de zeeën voor, een aantal soorten leven in zoet water.
Wist je dat?
Holtedieren nooit een anus hebben?
§5.4 Wormen
De kenmerken van de wormen zijn dat ze tweezijdig symmetrisch zijn. Ze hebben geen skelet en hun lichaam is lang en dun. Bijvoorbeeld de lintworm, de spoelworm en de regenworm.
Wormen planten zich meestal door middel van eitjes voort. Enkele soorten planten zich echter door deling voort. De regenworm ontwikkelt zich bijvoorbeeld in een cocon, lagere wormen ontwikkelen zich vaak in een gastheer.
Wist je dat?
Wist je dat vroeger men alle wormen tot 1 soort rekende? Totdat ze ontdekte dat de inwendige bouw van de wormen zeer verschillend was.
Wist je dat?
Je kan zien welke worm hoger ontwikkeld is dan de ander . Je kan dat zien door de segmenten(ringen) op het lichaam.
§5.5 Weekdieren
De kenmerken van weekdieren zijn dat ze tweezijdig symmetrisch zijn en dat ze meestal een schelp of huisje als skelet hebben. De weekdieren hebben allemaal de zelfde bouw kop, romp en mantel.
Weekdieren planten zich voort door middel van eieren. Uit deze eieren komen zwemmende larven.
Wist je dat?
De weekdieren ook wel mollusca worden genoemd?
Wist je dat?
Wist je dat daar wel meer dan 100.000 soorten van zijn?
§5.6 Geleedpotigen
De kenmerken van geleedpotigen zijn dat ze tweezijdig symmetrisch zijn en hun skelet is een pantser. De poten van geleedpotigen zijn geleed. Dat betekent dat ze zijn opgebouwd uit kleine stukjes. Het lichaam van geleedpotigen is gesegmenteerd. Dat wil zeggen dat het lichaam is opgebouwd uit stukjes, de segmenten.
De voortplanting van geleedpotigen is verschillend dus in de subparagrafen behandel ik het verder.
Wist je dat?
Wist je dat zeepokken ook tot geleedpotige horen?
§5.6.1 Duizendpoten
Duizendpoten hebben alleen maar een kop en een romp. De romp is samengesteld uit een groot aantal gelijke segmenten. Net zoals bij insecten wordt de langgerekte romp beschermd door een pantser. Op de kop bevinden zich een paar voelsprieten en puntogen waarmee ze kunnen zien. Verder bevinden zich op de kop, afhankelijk van de soort, twee of drie paar kaken. Duizendpoten houden van donkere en vochtige plaatsen. Ze ademen via een tracheeënstelsel.
De voortplanting is uitwendig, het mannetje maakt een spermatofoor van zijn zaad en wat spinsel, wat wordt afgezet bij het vrouwtje. Sommige soorten zoeken helemaal geen contact, het mannetje laat zijn spermatofoor achter en vervolgt zijn weg. De eitjes worden altijd op de bodem afgezet, soms in holletjes of onder stenen en de eitjes worden zowel in groepjes als één voor een afgezet. De eitjes worden niet zelden bewaakt door het vrouwtje, die ze ook schoonhoudt om beschimmeling en uitdroging te voorkomen. Bij een aantal soorten blijft de moeder blijft zelfs na het uitkomen van de eitjes bewaken tot ze hun eigen weg kunnen vinden, dit komt overigens ook voor bij schorpioenen en sommige insecten. Als de nimfen net uit het ei kruipen hebben ze altijd minder segmenten ene poten dan volwassen dieren, iedere vervelling komt er een segment met potenpaar bij. Ook vervellingen waarbij het aantal segmenten niet veranderd en er zijn soorten die bij de geboorte alle poten en segmenten hebben. Het duurt vaak enkele jaren voor een nimf volwassen is, en zelfs een kleinere soort als de gewone duizendpoot kan 5 tot 6 jaar oud worden.
Wist je dat?
Wist je dat er 3 soorten leven in Nederland en Belgie:
1. Gewone duizendpoot; deze duizendpoot is roodoranje van kleur, heeft 15 paar poten (als ze volwassen zijn) en worden 18 tot 30 millimeter lang. Deze soort word ook wel steenloper genoemd omdat ze overdag meestal onder stenen of schors zitten.
2. Tuinduizenpoot; Ze zijn zeer langwerpig en geel van kleur ze hebben 49 tot 57 paar poten. En ze leven onder de grond.
3. Compostduizendpoot; Deze duizendpoot is nog langwerpiger en ook aanmerkelijk langer dan de vorige soorten; hij is 5 tot 7 cm lang en heeft 77 tot 83 paar poten. Ze leven in de grond of in een strooisellaag.
§5.6.2 Kreeftachtigen
Kreeftachtigen leven overwegend in het zeewater, een aantal soorten leeft in zoet water, enkele soorten leven op het land. Ze hebben net zoals de insecten een lichaam dat verdeeld is een kop, borststuk en achterlijf. Bij vele soorten zijn de kop- en borstsegmenten vergroeid tot een kopborststuk. Hun uitwendige skelet wordt versterkt door stukjes kalk. Dit vormt een hard, korstachtig pantser (schaaldieren). Op de kop bevinden zich vijf paar ledematen: twee paar voelsprieten, twee paar onderkaken en één paar bovenkaken. Ledematen die aan de andere lichaamsgedeelten vast zitten worden gebruikt om te ademen (kieuwen), om te zwemmen, om te lopen enz.
De Kreeftachtigen planten zich voort door middel van eieren. De eerste vorm die meestal direct uit het ei te voorschijn komt, is de zogenoemde naupliuslarve. Deze bezit maar drie paar aanhangsels, die dienst doen als zwemorgaan, en een enkel oog voor op kop. Van een lichaamssegmentatie is nog geen spraken.
Wist je dat?
Wist je dat er 2 soorten kreeften zijn?
1. De hogere kreeften vormen de grootste onderklasse van de Kreeftachtigen.
2. De lagere kreeften behoren de zeepokken en eendenmossels.
§5.6.3 Spinachtigen
Kenmerken:
Spinachtigen zijn gelede, ongewervelde dieren. Ze hebben 6 paar ledematen en een in tweeën gedeeld lichaam. De bekendste vertegenwoordigers zijn de spinnen en de schorpioenen. Bij de spinnen heeft zich één paar looppoten tot palpen omgevormd. De schorpioenen hebben krachtige vangwerktuigen ontwikkeld. Met uitzondering van de waterspin die het water leeft, komen spinnen in alle droge en vochtige leefgebieden op aarde voor. Sommige soorten houden zich bij oevers op en kunnen op het water lopen en zelfs kleine vissen buit maken. De lichaamslengte van spinnen varieert van 2 mm tot 18 cm. De mannetjes zijn bijna altijd kleiner dan de vrouwtjes. Een spinnenlichaam bestaat uit een vergroeid kop- en rompgedeelte en een achterlijf. Aan het uiteinde van het achterlijf liggen de spinklieren. Hiermee worden fijne spindraadjes afgescheiden. Daarmee omwikkelen de spinnen hun eieren zodat de beschermt zijn. Andere maken er schuilplaatsen mee.
Voortplanting:
Tijdens de paring wordt het wijfje niet onmiddellijk bevrucht.
Het sperma wordt opgeslagen in twee kleine "spermabeursjes" langs weerszijden van de geslachtsspleet, net onder de achterlijfshuid.
Het sperma kan daar bewaard worden tot de eitjes opgebouwd en klaar zijn.
Voor het leggen van de eitjes maakt het wijfje een spinselmatje waarop ze een "geleiachtige" eiersubstantie via de geslachtsspleet naar buiten perst
Als de geleiachtige eiersubstantie naar buiten geperst wordt komt ze voorbij de spermabeursjes en wordt ze besprongen door het aanwezige sperma.
De spermacelletjes zoeken zich een weg naar de eitjes en, eenmaal buiten droogt de gelei op en blijft er een hoopje mooie ronde eitjes over.
Het spinselmatje wordt nu omgeplooid zodat de eitjes in een soort zak komen te liggen die dan omgesponnen wordt tot een meerlagige cocon.
De cocon moet de eitjes beschermen tegen koude, uitdroging en vooral vijanden.
Bij sommige spinnen is de cocon doorzichtig en kan je de eitjes doorheen de coconwand zien zitten.
De kleur van de eitjes varieert.Hoe dichter bij het tijdstip van uitkomen, hoe donkerder.
Het aantal van de eitjes kan (hangt af van de soort) variëren van een paar tot meer dan tweeduizend.
Wist je dat?
Wist je dat over de gehele wereld er meer dan 35.000 spinnensoorten zijn? In Midden-Europa komen in totaal 1100 soorten voor. Belangrijke soorten zijn schorpioenen, hooiwagens en mijten.
§5.6.4 Insecten
Kenmerken:
Insecten zijn geleedpotige, ongewervelde dieren. Typerend voor insecten is hun driedelige lichaam, dat uit kop, borstdeel en achterlijf bestaat. Bijna alle insecten hebben vleugels. Hun houding en vorm zijn zeer verschillend. Het zijn de enige ongewervelde dieren die kunnen vliegen. Insecten komen overal op aarde voor. Hun lengte varieert van 0,2 mm tot 35 cm. Verder bestaat er ook een zeer grote variatie aan lichaamsvormen. Er zijn langwerpige, afgeplatte en ronde exemplaren. Insecten hebben altijd zes poten. Voor op de kop hebben insecten twee voelsprieten. Hierin bevinden zich soms de smaakzintuigen, de reukorganen en de oren. Zogenaamde facetogen zijn samengesteld uit soms wel duizenden "afzonderlijke" ogen. Bijen, vlinders en sommige vliegen hebben hun smaakzintuigen op de poten zitten. De zintuigen zijn deels zeer hoog ontwikkeld. Enkele insecten kunnen ultrasonisch geluid waarnemen, andere kunnen UV-licht zien (bijen).
Voortplanting:
Uit de eieren komen larven (rupsen, maden) die uiterlijk totaal verschillende van het vergroeide insect.
Wist je dat?
Wist je dat er nu meer dan 1 miljoen insecten zijn?
Wist je dat?
Wist je dat er miljoenen jaren geleden een reuzenlibellen meganeura met een vleugelspanwijdte van 80 cm is gevonden?
§5.7 Stekelhuidigen
De kenmerken van Stekelhuidigen zijn dat ze veelzijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet van kalk hebben. Hun huid is bedekt met stekels of knobbels. Ze leven op de bodem van de zee. Bijvoorbeeld de zeester en de zee-egel.
Voortplanting:
Bij de meeste soorten komen gescheiden geslachten voor, maar er zijn ook een paar hermafrodieten. Eicellen en sperma worden gewoonlijk vrij in het water geloosd, waar dan de bevruchting plaatsvindt. Planktonisch levende larven zijn een vast kenmerk in de levenscyclus van de stekelhuidigen, hoewel enkele soorten hun jongen uitbroeden. Niet alle soorten planten zich uitsluitend geslachtelijk voort, enkelen vermeerderen zich ook door afsplitsing van lichaamsdelen door het ouderdier.
Wist je dat?
Wist je dat alle Stekelhuidigen een mondopening hebben maar niet allemaal een anus?
§5.8 Gewervelden
Er zijn op aarde meer dan 50.000 soorten gewervelde dieren die op het land, in het water maar ook in de lucht leven.
Gewervelde dieren hebben een inwendig skelet. Een belangrijk onderdeel van het skelet is de wervelkolom, die opgebouwd is uit wervels.
Boven de wervelkolom zit het ruggenmerg, daaronder de lichaamsholte met de organen voor de bloedsomloop, de ademhaling, de spijsvertering, de voortplanting enz.
De beenderen, de borst en de buikholte worden door spieren omgeven.
Bij vissen lopen aan beide zijden van het lichaam spierstengels van de kop naar de staart. Bij gewervelde dieren die op het land leven, vind je een meer samengestelde spierstelsel aan. Met het spierstelsel kunnen de ledematen verschillende bewegingen uitvoeren.
De afdeling van de gewervelde dieren wordt in vijf groepen verdeeld, de vissen, de amfibieën, de reptielen, de vogels en de zoogdieren.
Voortplanting
Gewervelde dieren planten zich voort, maar dat gebeurt verschillend. Bij de vissen worden de door het vrouwtje afgezette eitjes in het water bevrucht.
Bij de amfibieën vindt ook zo'n soort bevruchting plaats.
Bij de andere gewervelde dieren, dus bij de reptiel, vogels en zoogdieren, moet het mannelijke zaad in het vrouwelijke lichaam terechtkomen.
Vissen en amfibieën ontwikkelen zich in het water van ei tot een volgroeid dier. Deze dieren zetten honderden of duizenden eitjes af.
Bij reptiel en vogels vindt de ontwikkeling plaats binnenin een eierschaal, die alle voedingstoffen bevat.
De schaal is daarnaast ook een bescherming voor het dier. Bij sommige soorten ontwikkeld het jong zich binnenin het ei nog voor ze worden gelegd. Daarom worden de jongen hier levend geboren. Bij de zoogdieren worden levende jongen ter wereld gebracht. Ook hier zijn er een paar soorten die eieren leggen. De jongen ontwikkelen zich in ieder geval wel in de beschermde omgeving van het vrouwelijke lichaam
Wist je dat?
Amfibieën, reptielen en vissen voor hun lichaam afhankelijk van de buitentemperatuur zijn? En daardoor ze koelbloedige dieren worden genoemd?
Zoogdieren en vogels warmbloedige dieren zijn? Omdat ze een isolerende lichaamsbedekking hebben (vet, vel, veren).
§5.8.1 Vissen
Kenmerken
Alle bekende soorten vissen, zo'n 25.000, leven in het water. Ze zijn koudbloedig gewervelde dieren en ademen door kieuwen en zwemmen met vinnen. In tegenstelling tot de zoogdieren, reptielen en amfibieën, bestaan de vissen uit drie klassen die zich duidelijk van elkaar onderscheiden: de kaaklozen, de kraakbeenvissen en de beenvissen.
Voortplanting
Vissen planten zich meestal voort door middel van eieren, maar er zijn ook wel eierlevendbarende soorten waarbij de jongen in de moeder tot ontwikkeling komen. Bij de meeste vissen vindt de paring plaats doordat het mannetje en het vrouwtje respectievelijk het sperma en de eicellen tegelijkertijd afgeven, er vindt dus geen geslachtsgemeenschap plaats. Sommige vissen produceren miljoenen eitjes, maar soorten die de jongen verzorgen leggen kleinere aantallen tot enkele honderden. Broedzorg kan ver gaan bij vissen; bij een aantal soorten worden de jongen agressief verdedigd tegen mogelijke vijanden. Een aantal soorten broedt de eitjes na het afzetten verder uit in de bek of laat de jongen bij gevaar snel in de bek zwemmen, zodat ze veilig zijn. Er zijn zelfs 'koekoeksvissen', die de eitjes door andere vissen laten verzorgen en waarvan de jongen niet zelden de eitjes of visjes van de gastheer oppeuzelen, deze hebben niet door dat hun kroost wordt opgegeten door een andere soort. Er zijn ook vissen die een heus nest onderwater maken, en waarbij een van de ouders regelmatig met de vinnen over de eitjes waaiert om deze van een constante zuurstofaanvoer te voorzien, zoals de stekelbaars. Labyrintvissen en andere soorten maken een schuimnest dat op het water drijft.
Als een visseneitje is uitgekomen komt de jonge vis tevoorschijn, die vaak larve wordt genoemd maar geen echte metamorfose meer ondergaat. De larve is vaak doorzichtig en draagt de dooier nog met zich mee. Na enige tijd is deze uitgeput en moet de vis op zoek naar voedsel. Vrijwel alle jonge vissen eten kleine diertjes om snel te groeien. Zeevissen eten vaak kleine in het water zwevende diertjes.
Wist je dat ?
Wist je dat vissen ook een nier & een lever hebben?
Wist je dat?
De blankvoorn de meest voorkomende vis in Nederland is?
Wist je dat?
De blankvoorn familie van de karperachtigen is?
§5.8.2 Amfibieën
Kenmerken
De amfibieën zijn koudbloedige dieren. De naam amfibie is afgeleid van het Griekse Amphi- bios, wat "dubbel-levend" betekent. De naam amfibie is afgeleid van het Griekse Amphi-bios, wat "dubbel-levend" betekent. Dit verwijst naar de levenswijze van amfibieën: ze kunnen zowel in het water als op het land overleven.
Voortplanting
Veel kikkers en padden kennen een amplexus; een urenlange tot soms wekenlange omstrengeling van een koppeltje. Het vrouwtje zit onderop en het mannetje, dat vaak veel kleiner blijft, bovenop. Als het vrouwtje eitjes afzet, bevrucht het mannetje deze met zijn sperma. Bij alle kikkers en padden is er sprake van uitwendige bevruchting.
Bij salamanders is er meestal sprake van inwendige bevruchting. Het mannetje zet na een baltsritueel een pakketje zaadcellen (spermatofoor) af, dat door de cloaca van het vrouwtje wordt opgenomen.
Wist je dat?
Ook amfibieën koudbloedige dieren zijn?
Wist je dat?
De meeste amfibieën in tropische gebieden leven?
§5.8.3 Reptielen
Kenmerken
Reptielen onderscheiden zich van vogels en zoogdieren doordat ze koudbloedig zijn. Hun lichaamstemperatuur richt zich naar de temperatuur van de omgeving. Daardoor zijn reptielen afhankelijk van de zon, die hen moet opwarmen, zodat het bewegen snel kan gaan en hun gewone lichaamsfuncties mogelijk zijn. Reptielen zijn goed aangepast aan het leven op het droge land. Bij deze dieren gaat dit veel makkelijker dan bij de dieren waarvan ze afstammen, de amfibieën. Dit komt doordat ze longen hebben om te ademen.
Voortplanting
De voortplanting bij reptielen vindt plaats na een echte paring. De jongen ontwikkelen zich in eieren, die soms door een paar soorten buiten het lichaam worden afgezet. Bij veel andere soorten ontwikkelen ze zich in de buik van het vrouwtje.
Wist je dat?
Wist je dat er tegenwoordig ongeveer 6000 soorten reptielen leven?
§5.8.4 Vogels
Vogels als net als zoogdieren warmbloedige gewervelde dieren met longen en een hart met twee boezems en twee kamers. Om hun lichaam te bedekken, hebben ze veren. Alleen de vogels van het dierenrijk hebben veren. Vogels hebben zeer uiteenlopende leefgebieden: van oceanen tot woestijnen en van tropische regenwouden tot het poolgebied. Ook in vorm en grootte zijn vogels zeer verschillend. De struisvogel is groot en kan niet vliegen; de kolibrie is klein en is een zeer behendige vlieger.
Vogels planten zich voort door middel van het leggen van eieren.
Wist je dat?
Vroeger dachten middeleeuwse geleerde dat vogels zongen om God te loven met hun lied.
§5.8.5 Zoogdieren
De bekendste groep van het dierenrijk is die van de zoogdieren, omdat wij (mensen) er zelf bij horen en omdat ze ook de dieren zijn waarmee we het meest vertrouwd zijn. De zoogdieren zijn niet de soortenrijkste groep. Ze danken hun naam aan het feit dat de vrouwtjes hun jongen zogen.
De zoogdieren worden in drie subklassen onderverdeeld, namelijk de:
1. hogere zoogdieren : hier komen de jongen ver ontwikkeld ter wereld.
2. buideldieren : hier worden de jongen in embryonale toestand geboren en ontwikkelen zich in de buidel van de moeder.
3. eierleggende zoogdieren of snaveldieren: hier leggen dieren eieren waar het jong in zit.
Voortplanting:
Zoogdieren planten zich voort door de bevruchting tussen mannetjes en vrouwtjes. De jongen ontwikkelen zich in de baarmoeder van het vrouwtje, behalve bij de Monotremata. Ze leven van de moedermelk.
Er is een groot verschil in de mate van ontwikkeling bij de geboorte. Zo worden veel knaagdieren, konijnen en verscheidene roofdieren als beren naakt en blind geboren in een hol. De eerste paar weken van hun leven hebben ze verzorging van de moeder nodig. Katten en andere roofdieren worden eveneens met gesloten ogen geboren, maar deze dieren hebben wel al beharing. Ook bij deze dieren is verzorging door de moeder nodig, in het bijzonder om te leren jagen. Kuddedieren als hoefdieren baren jongen die volledig ontwikkeld ter wereld komen en al binnen een uur kunnen lopen. De draagtijd verschilt van Sminthopsis macroura, waarvan het jong na elf dagen wordt geboren, tot de Afrikaanse olifanten, waarvan de draagtijd 22 maanden kan bedragen, bijna twee jaar. De grootte van de worp loopt uiteen van verscheidene soorten mensapen, olifanten en walvissen, die slechts één jong per keer krijgen, tot de Virginiaanse opossum, die maximaal achttien jongen per keer kan krijgen.
Wist je dat?
Zoogdieren komen sinds ruim 200 jaar overal op aarde voor, waarbij de grootste verscheidenheid van soorten zo rond de 15 miljoen geleden voorkwam. Dat is nu niet zo, want tegenwoordig bestaan er meer dan 4000 verschillende soorten, waarvan de helft zelfs uit knaagdieren bestaat.
De grootste dieren die nu op aarde leven zijn zoogdieren, bijvoorbeeld de reusachtige walvissen en olifanten. Het grootste dieren dat ooit heeft geleefd is de blauwe vinvis.
Hoofdstuk 6: De zeester
Kenmerken van de zeesterren:
De gewone zeester is een algemene verschijning in de Noordzee en in de Zeeuwse wateren. Hij kan wel een diameter bereiken van 30 cm. De kleur is meestal oranjeachtig, maar soms kan de kleur afwijken tot paars/violetachtige tinten.
De gewone zeester is veelzijdig symmetrisch. Met over het algemeen vijf gelijke armen. In elk van de vijf armen zit een gelijke set organen. Daarom is het ook mogelijk dat, als hij onverhoeds een van zijn armen zou kwijt raken, deze niet alleen weer aangegroeid, maar dat er, aan deze ene losse arm, ook weer vier nieuwe armen groeien, zodat beide delen weer compleet zijn.
Hierin zijn de zeesterren, ten opzichte van de andere leden van de familie stekelhuidigen, uniek. De veel op de zeesterren lijkende haarsterren hebben slechts èèn set organen in het centrale deel van hun lichaam. Een ander verschil ten opzichte van haarsterren is de positie van de anus. Deze bevindt zich, centraal, op de bovenzijde van het lichaam. De mond is naar de bodem gericht. Dit is ook zeer praktisch en aangepast aan de voedingswijze van de zeesterren.
Het voedsel van de zeesterren:
Het voornaamste voedsel van de zeesterren bestaat uit mosselen. De zeester kan zich verplaatsen doormiddel van, de aan de onderzijde van zijn armen zittende, kleine voetjes met zuignapjes. Deze bewegen via een ingenieus systeem van kleine met water gevulde kanaaltjes die doormiddel van drukverschillen kunnen bewegen, net als een hydraulisch systeem. Als de zeester een mossel heeft gevonden zal hij die volledig omarmen, zodat de met zuignapjes uitgeruste voetjes zich vastzuigen op de schelp van de mossel. Als je als duiker, onderwater, een zeester ziet, waarvan de armen onder het lichaam zijn getrokken, kun je er van uit gaan dat hij een mossel heeft omarmd. Hij zal op die mossel net zolang trekkracht uitoefenen, totdat de mossel het opgeeft en er een opening ontstaat tussen beide schelphelften. Dan zal hij trachten zijn maag door deze opening te steken, om de mossel in zijn eigen huis te verorberen.
De voortplanting van de zeesterren:
De voortplanting geschiedt, buiten de al eerder genoemde regeneratie van zijn eigen afgestoten lichaamsdelen, ook op geslachtelijke wijze. De geslachten zijn gescheiden en de bevruchting vindt buiten het lichaam plaats, in het open water. Zaadcellen en eicellen worden domweg in zee geloosd, waar dan bevruchting kan plaatsvinden. De bevruchte eicel ontwikkelt zich meestal tot een larve die uitgroeit tot een zeester. Bij sommige soorten komt er echter direct een piepklein, maar volledig zeesterretje uit het ei. Bij een enkele soort is een vorm van broedzorg waargenomen. De zeester beschermt dan de eieren door ze onder het lichaam te houden.
Wist je dat?
Het vrouwtje in een uur tijd 2 miljoen eitjes kan produceren?
Wist je dat ?
Er ongeveer 1800 soorten zeesterren bestaan?
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
hallo ...
een vraagje:
hebben jullie het boek biologie voor jou ook misschien want dat moet ik even weten vooor de bron vermelding.
(bij ons staat precies hetzelfde in het boek)
alvast bedankt
mij
12 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
wat een slecht werkstuk! ik heb hem hele maal overgetypt en ik heb een 1,9 gekregen :(
7 jaar geleden
Antwoorden