Hoofdstuk 1: De geschiedenis van Aids
Een onbekende ziekte Aan het eind van de jaren \'70, begin jaren \'80 stak er een onbekende ziekte de kop op in Amerika en iets later in Europa. De weerstand van de getroffen personen was aangetast, 9 van de tien waren homoseksueel en 98 % was man. Het leek een \'Homoziekte\', zoals veel kranten toen berichtten. Later bleek deze aanduiding onjuist te zijn. In 1982 werd duidelijk dat ook gebruikers van verdovende middelen en lijders aan de bloederziekte Hemofilie de ziekte kregen. Deze laatstgenoemden kregen bloedtransfusies met besmet bloed. Eind 1990 kreeg de ziekte een naam: acquired immune deficiency syndrome, aids.
Waar is AIDS ??? Vroeger hanteerde men de term risicogroepen om aan te geven welke mensen het meest risico liepen met het AIDS-virus besmet te raken. Nu echter zijn er geen echte risicogroepen meer, iedereen loopt de kans besmet te raken. Wel zijn er bepaalde delen op de wereld waar AIDS meer voorkomt dan in andere delen. In Afrika, ten zuiden van de Sahara en in het Caraïbisch gebied, is AIDS een algemeen voorkomende ziekte. In deze gebieden komt de ziekte even veel voor bij mannen als vrouwen. In Europa zijn er meer homoseksuele mannen die met het AIDS-virus besmet zijn dan vrouwen en hetero seksuele mannen. De redenen dat er in Afrika meer mensen zijn met AIDS zijn dat er minder voorlichting wordt gegeven en dat (doordat er meer vrouwen met AIDS zijn) er meer kinderen worden geboren die het AIDS virus dan al bij zich dragen.
Ouder dan gedacht. Professor dr. J. Goudsmit presenteerde in mei 1997 zijn boek \"Vrijend virus\"; over aard en oorsprong van het aidsvirus. Hij schrijft dat het aidsvirus, HIV, al tientallen jaren eerder dan gedacht voorkwam in Europa. Deze primitieve vorm van het virus zou verantwoordelijk zijn geweest voor enkele epidemieën van de bovengenoemde Pneumocystis-longontsteking. De eerste epidemie was in de Duitse stad Danzig (Gdansk) in 1939 en het virus was waarschijnlijk meegekomen met Duitse soldaten vanuit Kameroen. De tweede epidemie stak de kop op tussen 1955 en 1958 in de Kweekschool voor Vroedvrouwen in Heerlen. Apen Het is niet exact duidelijk waar het AIDS-virus vandaan komt. Waarschijnlijk is het oorspronkelijk een apenziekte in Afrika, en is deze ziekte ook gevaarlijk geworden voor de mens, rond 1950. De overdracht van de ziekte van de aap op de mens is waarschijnlijk via bloedcontact bij een apenjacht of een apenbeet gegaan. Daarna heeft het virus zich in Afrika uitgebreid en is het uiteindelijk in de westerse wereld terecht gekomen, eerst in de VS en later ook in Europa. Er kwamen ook steeds meer risicogroepen die kans liepen om besmet te raken met het AIDS-virus.
Feiten
AIDS-patienten uiteindelijk overleden zijn.
A- Luchtwegaandoeningen
B- Tumoren
C- Hart- en Vaatziekten
D- Bepaalde aandoeningen tijdens de perinatale periode
Ongevallen en vergiftigingen
Alle overige en onbekende oorzaken
Hoofdstuk 2: Overdrachtsvormen Bloed Via besmet bloed kan je met het AIDS-virus besmet raken. Dit kan bij een bloedtransfusie of bij direct contact. In veel ontwikkelingslanden wordt bloed niet gecontroleerd voor het toegediend wordt, zodat het makkelijk is om op deze manier besmet te raken met het AIDS-virus. Ook wanneer je direct contact hebt met een persoon die besmet is met het AIDS-virus, bijvoorbeeld als je allebei een wondje hebt, of bij een vechtpartij, kan je besmet raken. Niet alleen homo\'s Er bestaat een misverstand dat alleen homo\'s het AIDS-virus zouden kunnen krijgen. Dit is echter niet waar. Ook via heteroseksueel geslachtsverkeer is AIDS overdraagbaar. Het is ook niet zo dat de man alleen de vrouw kan infecteren; andersom is ook mogelijk, al is dat wel moeilijker. Bij deze overdrachtsvorm (man op vrouw) kan het aanwezige virus via het sperma bij de slijmvliezen van de vrouw in de vagina terechtkomen, en daardoor in het bloed van de vrouw. Als een vrouw besmet is, zit het virus ook in het menstruatiebloed en in het vaginale vocht. Door het contact met het slijmvlies van de eikel kan de man besmet raken.
IVD staat voor het aantal drugsgebruikers dat besmet is met het AIDS-virus. Het aantal homoseksuelen dat besmet is met het AIDS-virus is eerst toegenomen en later sterk gedaald. Vooral het aantal drugsgebruikers die besmet zijn met het AIDS-virus is sterk toegenomen. Van mama Iemand kan ook besmet worden, doordat zijn of haar moeder bij de geboorte al besmet was met het AIDS-virus. Dan krijgt het kind het bloed van de moeder, door de placenta en dan daarmee ook het AIDS-virus. Ook kan het kind besmet worden door middel van de moedermelk, waar dan weer stoffen in zitten die het AIDS-virus veroorzaken. Doordat er tijdens de geboorte bloedverlies kan optreden, zowel bij de moeder als bij het kind, kan het kind zo ook besmet worden met het AIDS-virus wat de moeder dan al had. Naalden Doordat drugsgebruikers vaak dezelfde naalden gebruiken, zijn er onder die groep veel mensen die besmet zijn met het AIDS-virus. Omdat de naalden al vaker gebruikt zijn, is de kans dat er besmet bloed aan zit groot. Zo kan de groep besmette mensen snel groter
Hoofdstuk 3: Wat is Aids?
Aids De letters AIDS staan voor Acquired Immune Deficiency Syndrome, dat is in het Nederlands: Verworven Immuun Deficiëntie Syndroom. Kort samengevat betekend dit dat het afweersysteem van de mens wordt aangetast en zo niet meer goed functioneert.
A - acquired - tijdens het leven opgelopen, dus niet geërfd
I - immune - immuniteit - afweer(systeem)
D - deficiency - tekort, gebrek. verminderde functie
S - syndrome - syndroom, ziektebeeld, de gezamenlijke verschijnselen van een bepaalde ziekte
Aids is een verschrikkelijke ziekte, die een dodelijke afloop heeft (zie HIV). Aids is een virus en kan worden overgedragen op andere personen door onveilig seksueel contact of door besmetting met bloed. Dit laatste kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld bij verslaafden die elkaars naalden lenen of bij een bloedtransfusie. Ook zwangere vrouwen kunnen het virus aan hun baby doorgeven. Aids is dus een ziekte die je afweersysteem aantast en niet kan erven.
Je kan besmetting met het virus verhinderen.
Veilig is:
- een bezoekje aan de arts of de tandarts
- bloed krijgen en bloed geven
- acupunctuur, tatoeages en oorgaatjes laten zetten met steriel materiaal
- wonden verzorgen als je zelf niet gekwetst bent
- kussen, tongzoenen, strelen, knuffelen, masturberen, enz
Onveilig is:
- onbeschermde seksuele betrekkingen via de vagina, mond of aars
- drugs spuiten (met gebruikte naalden)
- zwanger worden als je seropositief bent
- uitwisselen van scheergerei, tandenborstel of oorbellen
HIV
HIV staat voor Humaan Immunodeficientie Virus. Of ook wel Aids-virus genoemd. Er bestaan verschillende soorten HIV. Het virus breek het afweersysteem af, het lichaam wordt daardoor vatbaar voor allerlei soorten van kanker en andere ziekte, waar het anders wel tegen bestand zou wezen. Door middel van een test kun je vaststellen of je het virus hebt, of anders gezegd: of je seropositief bent. Als je seropositief bent hoef je niet perse ziek te wezen. Het kan nog heel lang duren voordat je klachten krijgt. Dat kan na 2 jaar zijn, maar ook pas na 10 jaar. Er bestaat geen middel tegen HIV, maar er is wel een medicijn dat de werking van HIV sterk remt.
Aids is een ziekte die bij mensen meestal veroorzaakt wordt door HIV-1. Er is een stamboom van aidsvirussen, daarbij wordt verschil gemaakt tussen mensvirussen (HIV) en aapvirussen (SIV, simian immunodeficiency virus). De mensvirussen worden onderverdeeld in het veel voorkomende HIV-1 en het zeldzame HIV-2, dat vooral voorkomt in West-Afrika. Een besmetting met HIV-1 is fataal, maar mensen die met HIV-2 besmet worden, krijgen niet altijd aids. De aapvirussen kun je splitsen in een Chimpanseevirus, een Roodkopmangabé-virus en verschillende Meerkat-virussen. De verschillen tussen deze virussen komen door verschillen in het erfelijk materiaal, RNA, een stof die sterk lijk op het DNA lijkt.
Virus Als het aidsvirus eenmaal in de bloedbaan is gekomen gaat het zich voortplanten. Virussen kunnen zich niet alleen voortplanten, ze maken daarbij gebruik van een gastheercel. Die gastheercel spuiten ze vol met hun eigen erfelijk materiaal en die gastheercel gaat dan nieuwe aids-viruscellen produceren. Dit is heel simpel gezegd hoe het aidsvirus zich vermenigvuldigt. Het kan dus ook ingewikkelder: het aidsvirus is een retrovirus, dat wil zeggen een virus waarvan het genetisch materiaal bestaat uit RNA, ribonucleïnezuur. RNA geeft binnen een cel de genetische informatie door die in het DNA verzameld is.
Een virus is geen cel en heeft geen enzymen waarmee een stofwisseling in stand kan worden gehouden. Daarom dringt een virus levende lichaamscellen binnen en dwingt deze om nieuwe virusdeeltjes te maken dat gelijk zijn aan het oorspronkelijk binnengedrongen deeltje. Het virale RNA wordt met behulp van enzymen \'vertaald\' tot DNA. Het virale DNA dringt binnen in het DNA van de gastheercel en zet de gastheercel aan tot het maken van viraal RNA voor in het aidsvirus.
Hoe weet je of je besmet bent? Als je besmet bent met het virus kan je je nog kiplekker voelen. Ontwikkelt AIDS dan doen zich een samengaan en opeenvolging voor van verschillende infecties en/of ziekten voor die van die aard zijn dat je automatisch je huisarts zal raadplegen en je je twijfels met hem kan bespreken. Dit kunnen een aantal voortekens zijn van het viris AIDS, het hoeft niet maar het is verstandig je even te laten testen.
Afscheiding (waterig of pus) uit de penis of de vagina. Branderig gevoel bij het plassen. Pijn in de onderbuik (vrouwen) of in de testikels (mannen). Jeuk aan of rondom de geslachtsdelen. Zweertje(s) op de vagina, penis, mond of anus. Wratten op of rond de penis, vagina of anus. Blaasjes op of rond de penis, vagina, anus of mond. Opgezette klieren in de liezen.
Hoofdstuk 3: Het immuunsysteem. Wat is het immuunsysteem Met het afweer systeem wordt een systeem bedoeld, dat onderscheid maakt tussen lichaamseigen stoffen en lichaamsvreemde stoffen. Het immuunsysteem is dus eigenlijk een soort filter. Zodra er lichaamsvreemde stoffen in de bloedbaan ontdekt worden wordt het immuunsysteem geactiveerd, zodat eventuele schadelijke micro-organismen (zoals bijvoorbeeld het AIDS-virus) zo snel mogelijk vernietigd kunnen worden.
Uitwendig
Die micro-organismen kunnen het menselijk lichaam aan alle kanten binnendringen. Dit kan bijvoorbeeld via de neus of de mond (bij het inademen), hier raken ze tijdens hun reis naar de longen onherroepelijk verstrikt in het slijm aan de rand van de luchtpijp. Vervolgens wordt het slijm door ciliën, trilhaartjes, naar de keel gestuwd, waarna het wordt doorgeslikt en de micro-organismen door het zuur van de maagsappen zullen worden gedood. De bacteriën, virussen, schimmels of andere micro-organismen kunnen ook op de huid terechtkomen waar ze door een enzym, (lysozym), dat in de talg zit die de huid afscheidt, worden gedood. Micro-organismen die het lichaam via de urinebuis het lichaam proberen binnen te dringen worden over het algemeen door de urine weggespoeld.
Inwendig Als de microbe het lichaam toch is binnen- gedrongen, zijn er in het lichaam organen die ervoor zorgen dat het micro-organisme zich niet gaat ontwikkelen. Dgeen antistoffen meer aantoonbaar zijn. Als hetzelfde antigeen later weer het lichaam binnendringt kan de antistof sneller aangemaakt worden en blijft die ook langer in het bloed aanwezig, dus is de immuniteit langer.
Hoofdstuk 4: Aids en het immuunsysteem.
Bloed
Men dacht dat het aidsvirus in het bloed rondzweefde, dat is echter niet het geval. Slechts 2 % van het aidsvirus bevindt zich in het bloed, de overige 98 % zit in de lymfklieren.
Onderzoek
De eerste immunologische studies werden gedaan in 1981. In 1980 was men al in staat om de T4-cellen te traceren in het bloed. Er werd een verlies van de T4-cellen geconstateerd, wat de onderzoekers zagen als een aanwijzing voor de verwoestende werking van het aidsvirus in het afweersysteem. Pas in 1984 werd duidelijk dat de T4-cellen zelf de receptor, de ontvanger van het aidsvirus was.
HIV is tot nu toe niet definitief uit het lichaam te krijgen. De maatregelen tegen aids zijn veilig vrijen, voorlichting en veilig spuiten. Er zijn een aantal aids-remmers of medicijnen zoals ddC, ddl en AZT. Door de medicijnen stopt bij veel mensen de vermenigvuldiging van hiv, daardoor blijven mensen langer zonder klachten en blijven langer leven. Er zit wel een nadeel aan de medicijnen tegen aids, dat zijn namelijk de bijwerkingen zoals misselijkheid, diarree en hoofdpijn. De bijwerkingen zijn soms te erg dat de mensen besluiten ermee te stoppen. Aids is dus nog niet uit het lichaam te krijgen maar men is wel in staat om het af te remmen.
Hoofdstuk 6 : Het ziektebeeld van AIDS
De eerste verschijnselen
Soms kan men al na drie weken tot vier maanden de eerste symptomen van het Aids-virus bemerken. Het is een soort griepachtig beeld. Hierna kan een zwelling van de lymfeklieren optreden, over het hele lichaam. Deze zwelling moet langer dan drie maanden aanhouden, om van het AIDS- virus uit te kunnen gaan. Natuurlijk kan deze zwelling ook andere betekenissen hebben, daarom moet de patiënt eerst goed worden onderzocht om andere oorzaken uit te sluiten. Hierna komt het voorstadium van AIDS, de kenmerken van dit stadium zijn; aanhoudende koorts, veel zweten in de nacht, moeheid, gewichtsverlies, diarree en besmetting met een herpesvirus. Dit lijkt erg op de ziekte van Pfeiffer, maar dat is het dus niet. Ook komen er vaak huidaandoeningen voor, zoals erge jeuk, en witte uitslag op de tong is ook meestal een teken dat de patiënt AIDS aan het ontwikkelen is.
De echte besmetting
Na de hiervoor genoemde verschijnselen gaat de patiënt echt AIDS ontwikkelen. Daarvan zijn de kenmerken; longontsteking, maagdarmklachten, lymfeklierkanker, en de besmetting van de hersenen. Longontsteking komt het meeste voor, bijna 60 % van de AIDS-patienten heeft klachten over de ademhaling. De veroorzaker van de meest voorkomende longontsteking heet Pneumocystis carinii, dit eencellige organisme kwam vroeger alleen veel voor bij mensen met een sterk verzwakte afweer, bijvoorbeeld mensen met getransplanteerde organen. Deze mensen kregen dan bepaalde middelen toegediend die de afweer remden, om de organen maar niet af te laten stoten door het lichaam.
Dodelijke aandoeningen:
Vooral longontstekingen zijn dodelijk, omdat de patiënt niet meer reageert op antibiotica. Deze longontsteking wordt veroorzaakt door schimmels, bacteriën of eencellige organismen. Ook komen er hersenontstekingen voor, voornamelijk veroorzaakt door het Herpes-virus. De ontsteking kan zich ook uitbreiden over ruggenmerg en de vliezen rondom de hersenen. Hersenontstekingen, veroorzaakt door schimmels en gisten. Hierdoor treden koorts, hoofdpijn, en later zelfs bewustzijnsstoornissen op. Er zijn ook infecties die niet dodelijk zijn, maar wel zeer gevaarlijk voor de AIDS-patient: Slokdarmontstekingen, als gevolg van schimmelinfecties. Darmzweren, door parasieten of herpes veroorzaakt. Netvliesbloedingen, met als ergste gevolg blindheid. Gezwellen, zoals het Kaposisarcoom. Inwendige bloedingen als gevolg van een Kaposisarcoom. Deze bloedingen kunnen dodelijk zijn.
AIDS-remmende medicijnen
Het is erg moeilijk een medicijn tegen AIDS te ontwikkelen. Dit komt doordat de meeste medicijnen die tot nu toe getest zijn, wel het virus remmen, maar daarbij ook het afweersysteem nog verder verzwakken. Daardoor kunnen de patiënten aan de medicijnen overlijden. Er wordt op dit moment erg veel onderzoek gedaan, maar omdat het medicijn aan twee belangrijke eisen moet voldoen gaat dit erg moeizaam. Omdat dit onderzoek nog volop in gang is, kunnen wij nu weinig over mogelijke medicijnen zeggen, omdat nieuwe theorieën steeds weer achterhaald worden. Als we nu iets zouden zeggen zou het morgen misschien niet meer kloppen, en absoluut geschiedenis zijn.
REACTIES
1 seconde geleden
K.
K.
goeie werkstuk
doeiiiiiiiiiiii
22 jaar geleden
Antwoorden