IN HET KORT
In de natuur zie je soms ongelofelijke dingen! Zoals een vulkaanuitbarsting of aardbeving. Het journaal begint dan met: “Bij een zware aardbeving zijn ongeveer wel tweeduizend doden gevallen… alles is verwoest!” Je ziet na de tijd ook verschrikkelijke beelden, waarvan je soms een enorme schok krijgt! Vooral als er iemand woont die je kent. Je ziet dan dingen op de televisie zoals : kapotte huizen, ingestorte wegen en huilende mensen. De natuur kan soms ook flink tekeer gaan. Zelfs als we het even niet willen of er geen tijd voor hebben. Je kunt het namelijk niet tegen houden. Het blijft niet alleen bij een zware aardbeving. Over de hele wereld zijn ook nog vulkaanuitbarstingen, of watersnoodrampen. Zulke natuurrampen vernielen niet alleen het leven van een mens, dier of plant, maar ook het gebied waar ze leven. En we kunnen soms ook helemaal niks meer doen als het gebeurt is. Dan gaan we vaak op een gironummer geld storten, ook andere mensen doen dat vaak, en als dat allemaal gebeurd is, komen na die inzameling soms bakken geld uit de lucht vallen, zo veel staat er binnen een uur al op! Maar dat is ook goed, want die mensen kunnen zichzelf dan niet meer redden, er zijn duizenden gewonden, en honderden doden!
VULKANEN
Een vulkaan is een gat in de aardkorst, waardoor gesmolten gesteente en andere materialen naar de oppervlakte komen. Sommige vulkanen zijn gewoon scheuren in de aardkorst. Andere zijn zwakke plekken in de aardkorst, die ontstaan op plaatsen waar magma door de korst brandt en omhoog borrelt waardoor het aan het aardoppervlak komt. Magma is heet gesmolten gesteente.
Vulkanen met zeer krachtige uitbarstingen kunnen een wolk fijn stof en gassen tot zeer grote hoogte in de atmosfeer brengen, soms tot boven de 15 kilometer. Een dergelijke wolk, die voornamelijk bestaat uit zwavelzuur en zwavelverbindingen kan daar enkele jaren blijven bestaan en gedurende die periode van invloed zijn op het weer en het klimaat in de hele wereld. Het vulkaanstof kan zich lang handhaven omdat op die hoogte in de atmosfeer geen neerslag valt, waarmee het zou kunnen verdwijnen. Bovendien komen daar vrijwel geen verticale luchtbewegingen voor. Wel kan het vulkaanstof zich geleidelijk met de wind mee in horizontale richting verspreiden, waardoor het na verloop van tijd ook boven onze omgeving terecht kan komen.
AARDBEVINGEN
Het woord aardbeving bestaat uit twee woorden: aarde en beving. Wij wonen op de aarde .Op de tekening zie je het binnenste van de aardkost. De aardkorst is dertig kilometer. Onder de korst zit de aardmantel. Die aardmantel bestaat uit heel zware brokken steen. Deze stenen zijn gloeiend heet. Hoe dieper in de aarde, hoe heter het wordt. Tussen die stenen zit klonterige dikke pap. Ook die vloeibare massa is gloeiend heet. De kokende pap laat die grote stenen bewegen. Soms duwt die gloeiende massa tegen de aardkorst aan. Zo krachtig, dat de aardkorst gaat beven. Er is een aardbeving. Door dit beven komen er scheuren of breuken in de aardkorst. Stukken van de aardkorst schuiven dan naar elkaar toe of van elkaar af. Je voelt de aarde trillen.
Aardbevingen komen voor wanneer rotsen langs breuken of scheuren in de buitenste aardlagen bewegen. Hevige aardbevingen vinden plaats als platen langs elkaar of tegen elkaar aan bewegen. De rotsen aan de rand van de platen schuren langs elkaar heen, waardoor de bodem gaat schudden. Soms blijven de platen een tijdje plakken terwijl de spanning steeds groter wordt. Dan breken ze plotseling vrij en daardoor ontstaat een enorme aardbeving.
ORKANEN
Orkanen hebben een hele grote kracht. Ze zorgen vaak voor veel schade. In Taiwan bijvoorbeeld hebben mensen last van orkanen. Wegen en bruggen worden vernield alsof het luciferhoutjes zijn. Ook regent het ontzettend hard tijdens zo’n storm. Daardoor lopen straten onder of veranderen ze in levensgevaarlijke modderstromen. Orkanen komen vooral voor rondom de evenaar boven de grote oceanen. In Nederland komen geen orkanen voorbij razen. Maar Nederland kan wel te maken krijgen met een lichte orkaan. Maar dat gebeurt heel af en toe. In de vorige eeuw bijvoorbeeld was er in Nederland (maar) één keer zo een lichte orkaan. Dat was in 1944. Toen waaide de wind gemiddeld 122 kilometer per uur. In 1990 was er geen orkaan, maar wel een zware storm in ons land. Toen waaide het gemiddeld 104 kilometer per uur. Beide keren was er best wat schade. Veel bomen waren ontworteld en overal op de wegen lagen takken en ander materiaal dat los was geraakt. Daken waren er ook veel ingestort! Er bestaan vijf soorten orkanen: Klasse 1 tot en met klasse 5. De laatste klasse is de sterkste en gevaarlijkste orkaan. Tijdens zo een storm waait de wind met 260 kilometer per uur. Dat is zo krachtig dat daken niet op huizen blijven zitten en alles dat licht gebouwd is, zoals schuren, maar ook caravans en auto's, compleet worden verwoest.
(de klasse’s)
Klasse 1 orkaan heeft windsnelheden van 117-152 kilometer per uur. De schade van zo een orkaan is licht. Een klasse 2 orkaan maakt windsnelheden van 153 tot 176 kilometer per uur. Deze orkaan veroorzaakt dakschade en schade aan bomen. Bij een Klasse 3 orkaan wordt het al erger. Dan zijn er windsnelheden van 177 tot 208 kilometer per uur; gebouwen worden vernield en overal is grote schade. Bij een klasse 4 orkaan is er zeer veel schade en waaien daken van huizen af. De windsnelheden lopen van 209 tot 248 kilometer per uur. Een Klasse 5 orkaan is verschrikkelijk. Dan waait alles weg: alle daken van alle huizen, bijvoorbeeld. Maar ook hele gebouwen en schuren kunnen wegwaaien. Auto's, bussen of caravans zijn dan niet meer veilig!
OVERSTROMINGEN
Wat betekent het woord: TSUNAMI?
'tsu' is Japans woord voor haven,en 'nami' voor golf.
Als er op zee een beving plaatsvindt, de zeebeving, kunnen er grote en energierijke golven ontstaan in het water, de vloedgolven. Gewoonlijk ontstaan tsunami's bij zeebevingen van een magnitude van acht of hoger, maar ze ontstaan ook bij onderzeese landverschuivingen en vulkanische explosies. Gedurende de op en neerwaartse beweging van de zeebodem bij een zeebeving wordt al het water dat er recht boven zit in de beweging meegenomen. Zo ontstaat er een zeer lange en lage golf op het water. De voortplantingssnelheid is hoog. Tsunami's zijn dan ook geen gewone golven op het water.
Midden op de oceaan met een diepte van vijf kilometer is de snelheid 750 kilometer per uur, de golfhoogte is slechts 0,60 cm tot 2 meter en de lengte van de golf is dan ongeveer 150 meter.
Als de golf de kust nadert nemen de diepte van de zee en de golfsnelheid af, maar de golfhoogte neemt toe tot zo'n 15 tot 30 meter. Als een baai de vorm heeft van een trechter en een flauw hellende bodem kunnen tsunami’s angstaanjagende hoogtes bereiken. Hoewel de snelheid van een tsunami sterk vermindert bij de kust, kan de snelheid nog erg hoog zijn. Door de lange golflengte trekt een tsunami zich niet zo snel terug als een gewone golf. Het water stijgt vijf à tien minuten, waardoor de enorme overstromingen veroorzaakt worden voordat het zich langzaam terugtrekt.
Tegenwoordig kunnen mensen gewaarschuwd worden voor tsunami's. Door het zogenaamde waarschuwingssysteem, wat in 1946 is opgezet, worden we gewaarschuwd. Als een tsunami dreigt, worden de snelheid en de richting berekend en wordt de kustbewaking ingesteld. Het aantal slachtoffers is enorm gedaald maar de schade blijft.
TORNADO’S
Hoe ontstaat een tornado?
Koudere lucht blijft meestal dicht bij elkaar. De warme lucht stroomt dan onder de koude lucht door. Soms blijft de warme lucht een tijdje opgesloten in de koude lucht. Dan breekt de warme lucht er toch door heen, en stijgt snel op, want warme lucht stijgt! Zo ontstaat een tornado ongeveer.
De warme lucht is een soort buis, andere lucht botst er tegenaan en gaat eromheen draaien. Zo ontstaat er een draaiende trechter: een tornado!
(Tornado's komen veel voor op het zogenaamde tornadopad in Amerika. Dat pad volgen gemiddeld 600 tornado's per jaar.
In het midden van een tornado staat de wind stil. Dat noemt we ook wel eens het oog. Op foto's is het daar vaak geel, dat komt door schaduwen. Het oog is dus het centrum van een tornado.)
Wat moet je doen als er een tornado aankomt?
Zoek onderdak in iets dat goed en diep in de grond vast zit. Zoiets als een stormkelder of een grot. Zorg dat je niet heel dicht bij ramen komt.
Bescherm je hoofd, leg je hand in je nek en op je hoofd. Maar probeer je ook vast te houden. Sluit alle deuren en ramen aan de kant van de tornado en open ze aan de andere kant. Dit voorkomt dat de wind binnen komt en het dak eraf rukt. En het zorgt voor een gelijke druk, binnen en buiten, zodat het huis niet explodeert.
Blijf NIET in een auto of caravan, want die kan door de storm de lucht in geslingerd worden. Ga ook NIET het huis uit! daar kan allemaal los hout en zo rond vliegen. Ook kan je zelf meegezogen worden.
Je kan zien hoe sterk een tornado is. Is hij dun, dan is hij ook sneller en sterker. Is hij breed, dan gaat hij waarschijnlijk langzamer.
Tornado's krijgen een naam. Dan weet iedereen over welke tornado het gaat.
Namen
De namen van de tornado's gaan meestal het alfabet af. Elk jaar wordt opnieuw begonnen met de letter A. Dan weet je ook nog de hoeveelste tornado het was. Met de Q en de X maken ze meestal geen namen.
Ieder gebied heeft zijn eigen namen lijst. De namen worden om de 6 jaar opnieuw gebruikt, tenzij het een dodelijke tornado was, die naam wordt niet meer gebruikt.
De schaal van Fujita.
De schaal van Fujita bepaalt hoe sterk een tornado is. De schaal loopt van F0 tot en met F5. F0 is het minst sterk en F5 het sterkst.
Bij F1 sleurt de tornado een stal mee en wat kleinvee. En het bouwt steeds op! Dan komt de laatste: Een F5. Een F5 tornado sleurt echt heel veel mee! (huizen enz.)
De schaal is bedacht door Theodore Fujita.
Schaalgetal Windsnelheid (km per uur) Soort schade
F0 64-111 Licht
F1 188-180 Matig
F2 181-251 Aanzienlijk
F3 252-330 Ernstig
F4 331-417 Zwaar
F5 418>>> Catastrofaal
LAWINES
Om een lawine te krijgen, zijn er drie dingen nodig: sneeuw, een bepaalde hellingsgraad en een onstabiele samenstelling van het sneeuwpak. Wanneer dan nieuwe sneeuw op een zwakke onderlaag valt, zullen de vlokken zich na een tijdje aan elkaar gaan hechten in plaats van aan de ondergrond. Het gevolg is dat een groot pak sneeuw zijn eigen gewicht moet dragen. Als de druk te groot wordt, schuift het hele pak naar beneden en krijg je een lawine.
In het algemeen kunnen op hellingen tussen 20 ° en 60 ° lawines optreden. Op hellingen steiler dan 60 °C blijft er meestal te weinig sneeuw liggen om het ontstaan van een lawine mogelijk te maken. Alleen in warme en vochtige gebieden kunnen zich op zeer steile hellingen nog wat sneeuw en ijsmassa's afzetten. Dat gebeurt met name in kustgebergten en in gebergten op lagere breedtes. En bij zeer natte sneeuw is er op hellingen vanaf 15 ° al lawinevorming mogelijk.
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
bij de tornado's is f1 fout 188 hoort 118 te zijn
14 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
ik mis de hoofdstukken (in het begin: hf 1 is dit, hf 2 dat...)
11 jaar geleden
Antwoorden