Geschiedenis Infectieziekten

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 478 woorden
  • 25 maart 2002
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
34 keer beoordeeld

De geschiedenis van infectieziekte (onderzoek naar immuniteit) In het onderzoek naar het immuumsysteem zijn er 2 belangrijke onderzoekers, de bioloog Elias Metchnikoff (1845-1916) en chemicus Paul Ehrlich. Ehrlich experimenteerde in 1889 met het toedienen van een steeds grotere hoeveelheid gifstoffen in het voer van proefdieren. De dieren werden resistent door het maken van een antistof(antitoxyne) tegen het gif. Ehrlich vroeg zich af of dit sowieso gebeurde of dat daar een externe levenskracht voor nodig was. Ze bleken sowieso te reageren dus bedacht hij zijn zijketentheorie in 1897, die inhield dat tegengif een zijketen op een membraancel is die gif bindt en zich in het lichaam zal verspreiden als er meer gif komt en dus dan ook zal blijven in het lichaam. In Duitsland heerste toen difterie, een gevaarlijke keelziekte waar een oplossing voor moest komen.Men haalde Ehrlich erbij en richtte zich op antistoffen uit dierlijk bloed. Samen met von Behring (1854-1917) lukte het Ehrlich om een difterieserum op grootschalig industrieel niveau te maken, welk vele levens heeft gered. Dit serum faalde echter tegen andere ziekten,dus zocht Ehrlich een chemische verbinding die wel hielp, dit werd salvarsan het 1e middel tegen syphillis. Hierdoor werd Ehrlich de vader van de chemotherapie. In 1908 kreeg Ehrlich de Nobelprijs samen met Elie Metchnikoff. Volgens Metchnikoff waren vreetcellen verantwoordelijk voor het doden van ziekten. Hij had een ontwikkelingstheorie waarin hij door het voeren van gekleurd voedsel aan doorzichtige zeesterren een samenhang ontdekte tussen vreetcellen en het immuunsysteem. Dit testte hij nogmaals door een roosdoorn in een zeesterlarve te injecteren welke door de vreetcellen werd opgeruimd. Dit proces werd Metchnikoff’s farchosietenleer. Na deze theorie bleek ook nog dat na inenting de vreetcellen bij zoogdieren actiever waren dan normaal. Hieruit trok hij de conclusie dat immuniteit berust op het feit dat vreetcellen een infectieziekte leren te bestrijden, geen enkele wetenschapper geloofde dit echter in het begin. Mede hierdoor werd de wetenschapswereld in 2 kampen verdeeld. Aan de ene kant aanhangers van Ehrlich”s zijketentheorie en aan de andere kant Metchnikoff”s farchosietenleer. Metchnikoff probeerde deze 2 kampen nog te verenigen, maar dit zou moeten wachten tot 1903 toen de Engelsman Wright (1861-1947) de ongelijkheid ophief. Dit was doordat deze zei dat zich in het bloed bij de vreetcellen zich iets bevond wat wist wat de vreetcellen moesten aanvallen. Tegenwoordig weten we dat een antistof bestaat uit 1000 aminozuren in de vorm van een Y. Alle antistoffen bestaan dus uit 1 basisplan, maar alleen de bindingsplaatsen aan het eind verschillen. We weten ook dat antistoffen met de juiste vorm alleen reageren met een gifstof met diezelfde vorm. Hebben ze eenmaal deze combinatie dan vormen ze een hechte structuur die samenklontert met andere dezelfde combinaties. Deze samenklontering eten vreetcellen dan op kortom antistof + vreetcel werken samen.Tegenwoordig inenten we veel en zijn zelfs al op ziek naar een genezing voor HIV. Dus zo is het onderzoek naar immuniteit nog steeds in beweging.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.