De levensloop van Andreas Vesalius
Andreas Vesalius. Zijn naam is onder artsen nog steeds een begrip. In 1543 verscheen zijn meesterwerk: ”De humani corporis fabrica libri septem”, oftewel de zeven boeken over de anatomie van het menselijk lichaam. Volgens velen is de ”Fabrica” het belangrijkste medische boekwerk dat ooit is gepubliceerd.
De wieg van Vesalius stond in Brussel, waar hij 31 december 1514 werd geboren als zoon van Andreas van Wesele en Elisabeth Crabbe. Hij kreeg de naam Andreas. Het voorgeslacht van de kleine Andreas was afkomstig uit de Duitse stad Wesel. Vandaar zijn Vlaamse achternaam Van Wesele, hoewel zijn voorouders Wijtincks of Witincx heetten (Vesalius is een Latijnse versie van deze achternaam).
Vesalius studeerde eerst wijsbegeerte en rechten aan de Universiteit van Leuven. Zodoende was zijn kennis van het Grieks maar vooral van het Latijn zeer groot.
Op 19-jarige leeftijd begon Vesalius zijn medische opleiding aan de universiteit van Parijs. Daarmee sloot hij aan bij een rijke familietraditie. Zijn betovergrootvader (Peter Witincx) diende als lijfarts van keizer Frederik III (1415 - 1493). Zijn overgrootvader, jarenlang professor in Leuven, en zijn opa Everard zijn beiden lijfarts geweest van Maria van Bourgondië, de gemalin van de Oostenrijkse keizer Maximiliaan I.
In Parijs kreeg hij les van Jacobus Sylvius. Sylvius werd vooral gewaardeerd om zijn stijl van lesgeven en omdat hij nu en dan een arm, been of een dode hond meebracht als didactisch materiaal. Hij dweepte evenwel met Galenus, een oude Griekse anatoom, die een ontzaglijk oeuvre van meer dan 250 boeken achterliet en het medisch en wetenschappelijk denken gedurende bijna anderhalf millennium beheerste. Als fanatiek galenist zou Sylvius later een bittere tegenstrever worden van zijn leerling.
Om zijn kennis van de beenderen te vervolmaken bezocht Vesalius tussen de lessen de executieplaats van Montfaucon en ook het beroemde en zeer drukke Cimetière des Saints Innocents waar de meeste Parijzenaars werden begraven. Hier ontdekte hij dat de menselijke onderkaak uit één enkel beenstuk bestaat in tegenstelling tot wat Galenus had beweerd.
Zijn medische studies zette hij verder te Leuven, waar hij zijn eerste skelet bouwde uit de beenderen van een terechtgestelde.
In 1537 promoveerde hij in Padua tot doctor in de geneeskunde. Vesalius maakte er zo\'n goede indruk, dat hij al enkele dagen erna, op 23-jarige leeftijd, werd benoemd tot hoogleraar in de chirurgie, belast met het onderwijs in de ontleedkunde. Hieraan was de verplichting verbonden om anatomie te doceren. Op 6 december begon hij meteen met de dissectie van een 18-jarige jongen die door zijn studenten uit het graf was weggehaald. Na de dissectie werd het lijk geskeletteerd volgens een nieuwe door Vesalius ingevoerde techniek, die tot op heden met weinig wijzigingen bewaard bleef.
In tegenstelling tot Sylvius in Parijs nam Vesalius akte van elke tegenstrijdigheid tussen wat hij zag en wat Galenus geschreven had. Op verzoek van zijn studenten tekende Vesalius naar aanleiding van deze dissectie drie platen (de lever met het poortaderstelsel en de genitalia, het veneus stelsel en het arterieel stelsel) en liet Johan Stefan van Calcar drie skeletfiguren tekenen.
De zes platen werden uitgegeven als de Tabulae Anatomicae sex (Zes anatomische platen). Zij vormen een eerste ernstige poging om af te beelden wat gezien werd, maar bevatten toch nog Galenische elementen. Naarmate Vesalius echter meer mensenlijken ter beschikking kreeg sloeg zijn aanvankelijk gereserveerde houding om: hij geloofde niets meer van Galenus tot hij het zelf kon bewijzen. Hiermee was hij de enige die twijfelde aan Galenus\' ondervindingen, anderen durfden niet eens te denken aan het onwaar zijn hiervan.
In deze tijd ontleedde hij nog vele andere mensenlijken en ter vergelijking skeletteerde hij tevens een aap. De belangrijke verschillen in de uitsteeksels van de lendewervels gaven hem toen de overtuiging dat Galenus alleen dieren ontleed had maar nooit een mens. In de jaren erna bracht de jonge hoogleraar uiterst zorgvuldig de menselijke anatomie in kaart. Hierbij geholpen door de kunstenaar J. S. van Calcar, die van de anatomische figuren houtsneden maakte.
In augustus van 1543 kreeg Vesalius het eerste exemplaar in handen van zijn meesterwerk, de De Humani Corporis Fabrica Libri septem, Zeven Boeken over de Bouw van het Menselijk Lichaam. Hiermede werden enige van Galenus\' veronderstellingen verworpen.
De medische theorieën van Galenus zijn heel lang geldig geweest. Galenus zei dat in de lever vocht wordt ontwikkeld dat naar het hart gaat. In het hart wordt dit vocht verhit en zo worden er levensgeesten aan toegevoegd. Die gaan vervolgens naar alle uithoeken van het lichaam. Als je opgewonden bent, dan zijn de levensgeesten fel, dan gaat je bloed sneller stromen en word je rood. Als je flauw of ziekerig bent, dan word je bleek, dan stroomt er minder bloed door je lichaam en dus minder levensgeesten. Je wordt minder alert. Dit klopt met wat je kunt waarnemen.
Het vuur in het hart moet gevoed worden en moet weg kunnen; dit gaat via de longen en het uitademen (warme lucht). Om dit systeem te laten kloppen moet er een opening zijn van de linker naar de rechter harthelft. Mundinis vond inderdaad een gat van de ene harthelft naar de andere (je ziet wat je weet). Er zitten in de hartwand weliswaar diepe instulpingen, er zit echter geen gat. Dit gat bleef men echter zien tot Vesalius als eerste schreef dat er geen gat zit.
De ”Fabrica” sloeg bij verschijning in als een bom. Nog altijd waren de voorstellingen van de Grieks-Romeinse arts Galenus van Pergamum maatgevend. Op niet minder dan tweehonderd onderdelen week de anatomie van Vesalius echter af van die van Galenus, al verwierp hij lang niet alle onjuiste voorstellingen van de beroemde medicus. Revolutionair aan Vesalius\' manier van werken was dat hij zijn hypotheses toetste aan de hand van het ontleden van dode personen. Voorheen had iedereen de werking van het menselijk lichaam willen verklaren aan de hand van waarnemingen die gedaan waren van buiten het lichaam. Vesalius probeerde het lichaam te doorgronden door ontleden; stukje voor beetje deeltjes bloot te leggen. Op die manier vormde hij een compleet beeld van het lichaam, die hij in zijn Fabrica weergaf.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden