Broeikaseffect:
De aarde wordt verwarmd door de zon. Een deel van de zonnestraling wordt door de atmosfeer (dampkring) terug de ruimte in gekaatst, een ander deel wordt omgezet in warmte op aarde. Ook deze warmte verdwijnt gedeeltelijk in de ruimte. Natuurlijke broeikasgassen, zoals waterdamp en kooldioxide (CO2), zorgen ervoor dat de warmte die de aarde uitstraalt gedeeltelijk wordt teruggekaatst; deze gassen leggen een warme deken om de aarde. Dit noemt men het broeikaseffect.
ZONDER het natuurlijke broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur op aarde op jaarbasis -18 graden Celsius bedragen, het natuurlijke broeikaseffect geeft de aarde gemiddeld +12 graden. Maar omdat de mens te grote hoeveelheden broeikasgassen in de dampkring brengt, wordt het broeikaseffect behoorlijk vergroot waardoor de gemiddelde temperatuur van de aarde stijgt.
Dit vergrote broeikaseffect kan een wereldwijde klimaatverandering tot gevolg hebben. De Verenigde Naties verwachten dat het stijgen van de gemiddelde temperatuur van de aarde gedurende de 21ste eeuw zou kunnen zorgen voor grote overstromingen, extreme weersomstandigheden, droogte en ongeschiktheid van de landbouwgrond.
Het stijgen van het broeikaseffect wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van bepaalde stoffen in de dampkring. De belangrijkste stoffen zijn: • Kooldioxide(CO2) komt vrij bij verbranding van fossiele brandstoffen, dit zijn brandstoffen die uit planten en dierenresten ontstaan. Bijvoorbeeld steenkool, aardolie en aardgas. Kooldioxide komt ook vrij bij ontbossing (zuurstof wordt daardoor minder ververst waardoor kooldioxide ontstaat). • Methaan(CH4) ontstaat vooral in de landbouw en veeteelt. • Distikstofoxide(N2O ook wel lachgas genoemd), komt ook vrij bij verbranding van fossiele brandstof.
• Fluorverbindingen zijn stoffen zoals HKF’s,PFK’s en SF6(vervangers voor CFK’s(dit zijn vervuilende stoffen die de ozonlaag aantasten). Dit is een mooi voorbeeld dat voor het ene een oplossing wordt gevonden en hierdoor weer een probleem ontstaat, je schiet er eigenlijk niets mee op.
Verder hebben bepaalde stoffen gelijk invloed op het versterkte broeikaseffect. Hierbij is te denken aan stoffen als stikstofoxiden(uitleg zie Zure Regen), koolmonoxide en vluchtige organische stoffen.
De meeste bovengenoemde stoffen zijn een natuurlijk onderdeel van onze atmosfeer. Maar door menselijke factoren is de afgelopen twee eeuwen de hoeveelheid van kooldioxide in de atmosfeer met ongeveer 30 procent toegenomen (dus een overschot). De verbranding van fossiele brandstoffen, als steenkool, aardolie en aardgas, is veel CO2 op niet-natuurlijke wijze vrijgekomen. Waardoor het natuurlijke broeikaseffect verdwenen is.
De mens heeft ook gezorgd voor een grote uitstoot van andere broeikasgassen. Sinds 1750 is de hoeveelheid methaan meer dan verdubbeld, de uitstoot lachgas nam toe met 15 procent, terwijl de aanwezigheid van CFK\'s in de atmosfeer slechts door menselijk handelen is te verklaren. Er zijn meer vluchtige organische stoffen de lucht ingekomen, en de hoeveelheid ozon in de onderste tien kilometer van de atmosfeer is verdubbeld. Een onderzoek uit maart 2001 van het wetenschappelijke klimaatbureau van de Verenigde Naties, berekent dat de temperatuur op aarde aan het eind van de 21e eeuw verschillend van 1,4 tot 5,8 graden is gestegen. In een rapport uit april 2002 melden wetenschappers van Canadese en Britse onderzoeksbureaus dat de gemiddelde temperatuur van de aarde in de loop van deze eeuw nog meer zal stijgen van ongeveer 0,6 tot 7,0 graden Celsius.
Als dit rapport waar zal zijn, dan is een forse stijging van de zeespiegel te verwachten, vermoedelijk met minimaal 9 tot bijna 90 centimeter in de komende 100 jaar. Dit komt voornamelijk omdat water uitzet bij een hogere temperatuur, waardoor oceanen meer plaats zullen innemen. Ook smeltende sneeuw in de Noord- en Zuidpool zullen bijdragen aan de stijging van de zeewaterspiegel.
Kuststreken kunnen door deze zeespiegelstijging overstromen. Sommige eilanden in de Stille Oceaan dreigen zelfs helemaal onder water te verdwijnen. Ook Nederland kan hier mee te maken krijgen, omdat grote delen van ons land beneden de zeespiegel liggen. Andere streken (zoals Zuid-Europa en Afrika) kunnen vanwege de temperatuurstijging juist door droogte worden getroffen (woestijnvorming).
Een temperatuurstijging zal het weer ook in grotere mate onvoorspelbaar maken. Door hogere temperaturen zullen vaker tropische cyclonen ontstaan. Verder zal de aanvoer van zoet water aanzienlijk kunnen wijzigen. Deze wijziging kan zowel toenemende droogte(door temperatuurstijging) als wateroverlast(smelten van sneeuw) veroorzaken. Dit zal naar verwachting kwalijke gevolgen hebben voor zowel landbouw als visserij.
Uiteindelijk zal een temperatuurstijging ingrijpende gevolgen hebben voor bestaande ecosystemen(zie zure regen). Zo is het voorstelbaar dat bestaande koraalriffen, moerassen en lagunes zullen verdwijnen. Door internationale verplichtingen moet de Nederlandse regering een aantal maatregelen nemen. Deze maatregelen zijn onder andere de volgende punten:
• Verhoging van de energiebelastingen. • Apart plan voor andere broeikasgassen dan kooldioxide (CO2). • Versnelde invoer van vervangende brandstoffen in het wegverkeer. • Betere benutting bij het terugdringen van de automobiliteit.
Om ook in ontwikkelingslanden het verminderen van uitstoten van schadelijke stoffen heeft Nederland verder contracten gesloten in het kader van het Clean Development Mechanism (CDM) zoals. Het CDM heeft een drieledig doel:
• Stimuleren van duurzame energie (energie dat niet opraakt) . • Schone technologieën in ontwikkelingslanden. • Industrielanden helpen om een deel van hun reductieverplichtingen relatief goedkoop in het buitenland te realiseren.
Naast de CDM-samenwerkingsprojecten met ontwikkelingslanden zijn er sinds 2000 ook samenwerkingsprojecten met andere industrielanden, de zogenaamde Joint Implementation projecten. Deze werken als volgt:
• Door subsidies worden Nederlandse bedrijven gestimuleerd om projecten in het buitenland te ontwikkelen, waarmee de uitstoot van broeikasgassen wordt teruggedrongen. De projecten zijn gericht op het verbeteren van de energie-efficiency van elektriciteitscentrales en stadsverwarmingsinstallaties, op de productie van duurzame energie, op afvalverwerking, op biomassa en op herbebossing. Europese milieuministers hebben een akkoord bereikt over de handel in broeikas-emissierechten, dat vanaf 2005 van start moet gaan. Door dit markt-systeem willen de milieuministers de uitstoot van broeikasgassen beperken: • Voor dit systeem geldt dat bedrijven een vergunning krijgen om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Ook weer een plan waar je eigenlijk niets mee opschiet als ze namelijk een ander bedrijf kunnen vinden dat minder dan de toegestane hoeveelheid uitstoot en bereid is een deel van zijn quotum te verkopen, kunnen zij toch meer uitstoten dan de vergunning toestaat. Omdat de uitstoot van broeikasgassen in Nederland te hoog is zullen Nederlandse bedrijven drukke handelaren van emissierechten kunnen worden.
Het natuurlijke broeikaseffect is verdwenen, we hebben hier al heel lang niets meer mee te maken. Het natuurlijke broeikaseffect heeft plaats gemaakt voor het broeikaseffect. In de toekomst zal de aarde met veel klimaatveranderingen te maken krijgen. De gemiddelde temperatuur zal steeds blijven stijgen zolang het broeikaseffect niet verminderd wordt. Het zal erg veel gevolgen hebben, de aarde krijgt te maken met ernstige droogte op het land en ook veel land zal verdwijnen door de vele overstromingen omdat de zeespiegel stijgt. Of te wel de aarde wordt een ramp als dit zo langer doorgaat. Iedereen moet er aan meewerken om het broeikaseffect te verminderen!
Ozonlaag:
De aarde wordt bedekt door een laag gassen, dampkring of wel atmosfeer genoemd. De ozonlaag, die het gas ozon(O3) bevat, bevindt zich in de stratosfeer. Dit is het deel van de dampkring dat op een afstand van 15 tot 45 kilometer van de aarde bevindt. De ozonlaag weert de ultraviolette (UV) straling van de zon af. Dit is belangrijk, omdat UV-straling schadelijk is voor mens, plant en dier. Als mensen lang aan UV-straling worden blootgesteld, dit kan huidkanker veroorzaken.
De mens heeft grote hoeveelheden stoffen als cfk\'s (afkomstig van b.v piepschuim en drijfgas van spuitbussen) geproduceerd die het ozongas in de ozonlaag aantasten. Deze chloorhoudende stoffen breken ozon in de dampkring af. Waardoor de ozonlaag dunner word en ooit verdwijnt en de aarde niet meer word beschermd tegen UV-straling. Dit proces is sinds 1980 jaarlijks vanaf september boven de Zuidpool te zien, er ontstaat een groot ozongat dat enkele maanden aanwezig blijft. Maar ook boven Europa hebben wetenschappers de afgelopen twintig jaar een kleine maar voortdurende verdunning van de ozonlaag ontdekt.
Door gaten in de ozonlaag bereikt de schadelijke UV-straling de aarde. Strenge internationale regelgeving heeft ervoor gezorgd dat steeds minder ozonvretende stoffen geproduceerd worden, maar het probleem is pas voor een klein deel verholpen.
De belangrijkste ozonvretende stoffen zijn chloor-houdende gasverbindingen. Deze gassen zijn door industriële processen ontstaan, ze komen uit zichzelf niet voor in de natuur. Dbelangrijkste ozonvreters zijn: • Cfk\'s: massaal geproduceerd tussen 1970-80 als koelvloeistof voor koelkasten, drijfgas in spuitbussen, in isolatieschuim, brandblusser en als ontvettingsmiddel bij de productie van microchips. • Stoffen als halonen • Methylbromide • Trichloorethaan • Tetrachloorkoolstof • Zelfs vliegen op zeer grote hoogte breekt de ozon af omdat er direct schadelijke stoffen in de dampkring terecht komen.
Helaas verdwijnen ozonvreters pas na 50 tot 100 jaar uit de atmosfeer en breken gedurende al die tijd ozon af. Deze stoffen werken bovendien vertragend dat wil zeggen: na verdamping stijgen deze stoffen op naar het deel van de atmosfeer waar de ozonlaag zich bevindt(15 à 45 kilometer hoogte), maar om deze afstand te overbruggen hebben ze ongeveer 10jaar nodig. De afbraak van de ozonlaag zal zich dus nog lang voortzetten, zelfs als men volledig met de uitstoot gestopt is.
Het gat in de ozonlaag ontstaat door een combinatie van factoren. • De belangrijkste oorzaak is de aanwezigheid in de stratosfeer(deel van de dampkring van 15 tot 45 km van de aarde) van ozonvreters. • De aanwezigheid van zeer lage temperaturen. Pas als het in de stratosfeer 80 graden vriest kan een ozongat ontstaan. • Er moet voldoende zonlicht aanwezig zijn. Omdat in het zuidpoolgebied de zon voortdurend schijnt als de poolwinter overgaat naar de lente (september), zijn alle voorwaarden aanwezig voor het ontstaan van een ozongat. • Bij extreem lage temperaturen en zon zorgt de vervuiling voor de vorming van zogenaamde \'parelmoerwolken\' in de droge buitenlucht, die de aanwezige ozon snel doen afbreken.
De ozonvreters zorgen ervoor dat ozon (O3) wordt omgezet in zuurstof (O2). De verminderen van ozon betekent dat de ozonlaag dunner wordt, waardoor meer UV-straling van de zon de aarde bereikt. Door een toename van UV-straling stijgen voor mens en dier de kansen op huidkanker. Ook kan een te hoge blootstelling aan UV-straling leiden tot oogaandoeningen en zelfs blindheid. Verder neemt de afweer tegen infectieziekten af.
UV-straling heeft een schadelijke invloed op planten en landbouwgewassen. Experimenten op rijst en bonen hebben aangetoond dat een verhoogde blootstelling aan UV-straling leidt tot kleinere planten en lagere oogsten. Ook zou de vorm en chemische samenstelling van planten gewijzigd worden, waarmee de voedingswaarde afneemt, terwijl het aantal giftige stoffen in planten toeneemt.
Ook plankton ondervindt de gevolgen van het gat in de ozonlaag. Plankton is een verzamelnaam voor kleine (vaak eencellige) plantjes of diertjes die leven in zee. Zij dienen als voedsel voor vrijwel al het andere zeeleven. Bovendien neemt plankton zonlicht op waarna zij via fotosynthese zuurstof aanmaken, wat ook belangrijk is voor al het zeeleven. Plankton kan niet goed tegen een verhoogde UV-straling. In het water rond de Zuidpool, waar het gat in de ozonlaag veel UV-straling doorlaat, zijn de concentraties plankton dan ook erg laag.Aantasting van de plankton is schadelijk voor de hele voedselketen, en uiteindelijk ook voor de mens. Een vermindering van de plankton draagt bovendien bij aan verergering van het broeikaseffect, omdat plankton veel CO2 absorbeert, een belangrijk broeikasgas. Door al deze effecten draagt het gat in de ozonlaag tevens bij aan een grootschalige verandering van ecosystemen(zie zure regen).
In de jaren 1970-80 werd na veel wetenschappelijk onderzoek gedaan om het gat in de ozonlaag in internationaal verband op te lossen, onder toezicht van de Verenigde Naties. Voor de afname en uiteindelijke stopzetting van het gebruik van ozonvreters zijn vooral het Montreal Protocol in 1987, inmiddels doen 180 landen mee. Het Nederlandse beleid volgt de afspraken die gedurende deze conferenties zijn gemaakt, en diverse Europese verordeningen op dit gebied.
In Nederland wordt het wegnemen van ozonvretende stoffen in drie stappen ter hand genomen: • Tijdens de eerste fase werd de productie van deze stoffen verboden voor gebruik in Nederland. Deze fase is ondertussen afgerond, zo werd de productie van koelkasten die cfk\'s bevatten in 1995 verboden. (Productie van cfk\'s voor ontwikkelingslanden en voor medicinale toepassingen is nog wel toegestaan). Weer een mooi voorbeeld, je schiet er dus eigenlijk niets mee op, in Nederland is het verboden terwijl het in andere landen gewoon is toegestaan. • Tijdens de tweede fase werd ook de handel in apparaten die deze stoffen bevatten verboden in Nederland. Ook deze fase is afgerond: per 1999 mochten geen cfk-houdende producten meer worden verkocht. • Momenteel pakt de overheid het gebruik en de afvalverwerking van apparaten aan waarin ozonvretende materialen als bestanddeel verwerkt zitten. Zo mogen oude koelkasten niet zomaar in de recycling: eerst moeten de cfk\'s en andere ozonafbrekende chemicaliën uit deze apparaten worden verwijderd. Deze stoffen worden dan ingeleverd bij een zogenaamde halonenbank. Sinds november 2001 zijn alle EU-lidstaten verplicht om ozonvretende stoffen uit oude apparaten te verwijderen, voordat deze apparaten mogen worden gerecycled.
Nederland houdt zich goed aan de Europese richtlijnen, halonen, cfk\'s en andere ozonvreters worden centraal ingezameld en verwerkt in zogenaamde halonenbanken. Maar sommige Europese landen hebben het moeilijk met de Europese regels. Zo zie je maar dat het individueel ook veel invloed heeft. Iedereen moet er aan mee werken. Nederland is goed op weg alleen je ziet dat veel Europese landen er moeite mee hebben. Dus heeft het nu nog weinig zin. Pas als iedereen meewerkt word het probleem van de ozonlaag verminderd. Doordat het ozongas aangetast word en de ozonlaag op bepaalde delen dunner word wordt de aarde niet meer beschermt tegen UV-straling. Dit heeft veel gevolgen op de gezondheid van mens en dier.
Zure Regen:
Door het wegverkeer, grote fabrieken en door mest uit onder meer varkens- en kippenstallen komen grote hoeveelheden \'verzurende\' stoffen in de lucht en de bodem. Het gevolg van deze uitstoot is verzuring, ook wel zure regen genoemd.Zure regen zorgt ervoor dat de bodem verzadigd raakt met een grote hoeveelheid schadelijke stoffen, waardoor bomen en planten niet goed meer kunnen groeien. Dit zorgt er weer voor dat het voor sommige dieren steeds lastiger wordt te overleven. Daarnaast worden oude boeken en monumenten zelfs door verzuring aangetast.
De naam ‘Zure Regen’ is ontstaan in de jaren 1980, maar is gedeeltelijk onjuist. Onderzoeken in de jaren 1990 gaven aan dat veel zure en verzurende stoffen niet echt als echte regen naar beneden komen, maar dat er vooral veel droge neerslag dat wil zeggen ook als het niet regent trekken stoffen (in gasvorm) richting bodem, bomen en struiken. Dit komt doordat vochtige bladeren of naalden veel gassen opnemen. Natte neerslag dus zure regen bestaat ook, als schadelijke stoffen in druppeltjes \'gevangen\' worden. In Nederland is de droge neerslag twee keer zo groot als de natte.
Verzuring wordt veroorzaakt door een combinatie van vele stoffen, die uit verschillende bronnen afkomstig zijn. De stoffen die het meest bijdragen aan verzuring zijn: • Ammoniak is de grootste oorzaak van de zure regen deze is afkomstig van de landbouw met betrekking op de mest.(NH3) • Zwaveldioxide is een zwavelzuur die o.a afkomstig is raffinaderijen en elektriciteitscentrales.(SO2) • Stikstofoxiden word grotendeels veroorzaakt door het verkeer dat deze stof uitstoot.(NOx) • VOS (vluchtige Organische Stoffen) Deze veroorzaken smog en zijn o.a afkomstig van oplosmiddelen, verf, lijm en cosmetica. • Fijn stof afkomstig van het wegverkeer en veroorzaken luchtvervuiling.
Veel van de verzurende stoffen worden over grote afstanden door de lucht verspreid en komen dan ook gedeeltelijk terecht het buitenland. Iets minder dan de helft van de verzurende stoffen die in Nederland terecht komen zijn afkomstig uit het buitenland. Dit betekent ook dat veel verzurende stoffen uit Nederland weer in andere landen neerkomen.
Zure Regen is pas echt schadelijk als schadelijke stoffen in dermate grote hoeveelheden worden uitgestoten, dat deze een verkeerde invloed hebben op bodem, water, gebouwen of vegetatie. De grens waarboven de uitstoot van verzurende stoffen schadelijk is, noemt men het \'kritische depositieniveau\'. Deze kritische hoeveelheid is afhankelijk van bepaalde lokale factoren zoals bodem- en vegetatietype, maar ook bijvoorbeeld van de windsterkte als verzurende stoffen in de lucht smog veroorzaken.
Als verzurende stoffen boven het kritische depositieniveau uitkomen, worden bossen en heiden aangetast. De schadelijke zuren dringen binnen via de bladeren en wortels. Bomen en planten worden vatbaarder voor ziekten, verdroging en andere schadelijke invloeden. Vooral in de buurt van bepaalde bio-industrie (varkens- en kippenstallen) is (ammoniak)schade aan de bomen te zien. Dit heeft veel gevolgen voor de dieren in deze gebieden omdat de aangetaste bomen en planten deze niet meer goed kunnen voeden. Ook hebben zure deposities gevolgen voor oude gebouwen. Op deze wijze worden ook monumenten beschadigd, zelfs oude boeken lijden onder invloed van een hogere zuurgraad van de lucht.
Ook de bodem van Nederland verzuurt. Stoffen zoals kalk en mineralen vormen zuurbuffers, deze neutraliseren het zuur dat in de bodem terecht komt. Bij overschrijding van kritische depositieniveaus, kunnen de zuurbuffers het te vele zuur niet meer afbreken. Wanneer hier sprake van is, word de kwaliteit van het grondwater en ook van het drinkwater erg aangetast. Verzurende stoffen die stikstof bevatten (ammoniak en stikstofoxiden) worden omgezet in nitraten. Nitraten zijn belangrijke voedingsstoffen zoals bacteriën, algen en insecten voor planten en dieren. Maar door een grote uitstoot van NOx en NH3, bijvoorbeeld door overbemesting en het lozen van afvalwater, krijgen grond- en oppervlaktewater een overschot aan deze nitraten (voedingsstoffen) te verwerken. Deze vermesting van water word eutrofiëring genoemd. Waardoor er teveel nitraten ontstaan komen er teveel algen, bacteriën en insecten.
Nitraten in het water voeden daar met name bacteriën en algen. Deze organismen verbruiken veel zuurstof, waardoor het zuurstofgehalte in het water verminderd wordt. Dit heeft tot gevolg dat andere dieren niet goed meer in het water kunnen leven. Het ecosysteem zal dus overheerst worden door één of enkele soorten. Dit is het ecosysteem, dat wil zeggen dat door overleving van het sterkste dier (of diersoort) er andere dieren (of diersoorten) uitsterven. Het ecosysteem zal dus naar een tijd overheersend worden. Dit proces noemt men de verruiging van ecosystemen. Door eutrofiëring sterven veel diersoorten uit.
Bovendien scheiden sommige algen (bijvoorbeeld blauwalgen) die in een zuurstofarm water leven, giftige stoffen af. In dit geval is zelfs de volksgezondheid in het geding: op warme zomerdagen wordt het mensen vaak afgeraden om te zwemmen in water waarin blauwe algen leven. Verder produceren bepaalde bacteriën in zuurstofarm water onder meer waterstofsulfide, wat de geur van rotte eieren veroorzaakt.
Het Nederlandse beleid tegen verzuring spitst zich toe op verdere beperking van de uitstoot van stikstofoxide en Vluchtige Organische Stoffen (VOS), en strengen regels voor ammoniak en zwaveldioxide.Het beleid heeft de volgende doelstellingen: • Minder uitstoot van Ammoniak doormiddel van afdekken van mestbassins, verminderen van de uitstoot uit de stallen en het uitrijden van mest. • Strengere regels voor de uitstoot van gasmotoren(Stikstofoxide) door overschakeling op andere brandstoffen en moeten investeren in zuiveren van rookgassen. • Verlening van subsidiemaatregelen waarmee stikstofoxide word terug gedrongen. • Strengere regels maken voor de doelgroepen wegverkeer, industrie, raffinaderijen en energie.
Ook binnen de EU wordt langs drie sporen gewerkt aan het verminderen van verzuring, eutrofiëring (vermesting van water) en van de vorming van ozon en andere verzurende stoffen op leefniveau: 1. Er worden richtlijnen gemaakt voor elke lidstaat van de EU. Hiertoe heeft de Europese Commissie een richtlijn ingediend met nationale emissieplafonds voor NOx, SO2 en NH3 (NEC-richtlijnen). 2. Door specifieke richtlijnen emissienormen vastgesteld waar bepaalde doelgroepen zich aan moeten houden, zoals voor de sector transport of de grote stookinstallaties. 3. De EU stelt richtwaarden vast voor ozon (de 3e dochterrichtlijn onder de Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit). Men heeft veel regels voor alle uitstoot van schadelijke stoffen. Bedrijven moeten zich aan veel van deze regels streng houden. Alleen de bedrijven die dit verminderen is niet genoeg. Men moet zich eigenlijk er individueel ook aan vele regels houden. Helaas word dit niet gedaan. Toch zal zure regen nooit verdwijnen. Vermindering kan, alleen daar moet iedereen aan mee werken tot goede resultaten.
Rivieren, meren en andere zoete wateren in Nederland worden vervuild door menselijke oorzaken. Soms is de vervuiling afkomstig uit andere landen, soms is ze het resultaat van binnenlandse activiteiten. Landbouw, industrie en huishoudens zijn allemaal verantwoordelijk voor de vervuiling van het water. Een groot probleem vormt het verouderde rioleringsstelsel in Nederland, dat het natte weer steeds minder aankan. Als te veel regenwater in riolen komt, wordt de rioolinhoud afgevoerd naar sloten en de zee.
Veel ecosystemen zijn afhankelijk van zoet water. De vervuiling heeft tot gevolg dat de planten en dieren waaruit deze ecosystemen bestaan aangetast worden. Ook zorgt vervuiling ervoor dat het steeds moeilijker en duurder wordt om schoon drinkwater te winnen voor menselijk gebruik.
Waterverontreiniging:
Nederlandse riolen hebben steeds meer moeite met het natter wordende klimaat. Regenwater wordt voor het grootste deel afgevoerd via de riolering. Als het echter te hard regent, kunnen riolen de hoeveelheid niet meer verwerken en wordt een deel van de rioolinhoud afgevoerd naar sloten en zeewater. Dit is vooral vervelend in landbouwgebieden, omdat het vee veelal uit diezelfde sloten drinkt. Boeren protesteren al jaren dat het vee ziek wordt van het vervuilde slootwater.
Ook de kwaliteit van het zeewater gaat door de kwaliteit van ons rioleringsstelsel achteruit. Steeds meer stranden aan de Noordzee krijgen geen blauwe vlag voor veilig zwemwater. Men constateert dat het zeewater de Europese streefwaarden voor fecale streptokokken en fecale colibacteriën overschrijdt. Oorzaak: het vele lozen van ongezuiverd rioolwater en ander afvalwater met menselijke en dierlijke uitwerpselen voor de Nederlandse kusten.
Door het grote risico voor het vee en de volksgezondheid, moeten er toch maatregelingen genomen worden. Als men de kwaliteit van de riolen wil verbeteren wordt er verwacht dat Nederlandse gemeenten jaarlijks 170 miljoen euro extra moeten uittrekken voor vervanging van verouderde rioolstelsels.
De landbouw is verantwoordelijk voor vermesting en de uitstoot van veel bestrijdingsmiddelen. Met name in de tuinbouw en de bollenteelt worden veel onkruidverdelgers gebruikt. Ook verharde bedrijventerreinen worden vaak onkruidvrij gehouden met chemische bestrijdingsmiddelen. Als het regent spoelen deze giftige stoffen af naar sloten of rivieren, waar ze veel schade aanrichten. Ze zijn giftig voor waterplanten en waterinsecten en bedreigen de drinkwaterwinning.
Iedereen kent wel het beeld van een vieze fabriek met een lozingspijp die rechtstreeks in een visrijk beekje uitkomt. De industrie is dan ook een belangrijke vervuiler. Bij de meeste industriële processen wordt gebruik gemaakt van water, onder meer voor bepaalde productieprocessen. Het water wordt na afloop geloosd, waardoor bijvoorbeeld zouten, en metalen zoals zink en koper in het water terecht komen. Verder zijn veel fabrieken aan het water gevestigd, waardoor de kans op vervuiling bij ongelukken groot is. Ook gebruikt de industrie (maar ook bijvoorbeeld elektriciteitscentrales) veel water voor de koeling van hete machines. Het water dat daarna in de rivier wordt afgevoerd is vaak warm, wat extra slecht is voor de natuur. Verder loost de industrie ook radioactief afval uit (voornamelijk in de Noordzee) en is soms verantwoordelijk voor vervuiling op een grote schaal door rampen of illegale lozingen.
Naast het gebruik bij productieprocessen en koeling, dient water natuurlijk ook als transportmiddel. Lange vrachtschepen varen op de diverse waterwegen af en aan, waarbij regelmatig ongelukken gebeuren zoals op olieschepen enz. Vervuild water is slecht omdat schadelijke stoffen zich langzaamaan ophopen in de lichamen van zoogdieren en vissen. De weerstand tegen ziektes neemt hierdoor af. De diersoorten krijgen een grote klap wanneer er - bijvoorbeeld door een ongeluk - een grote afvoer van vervuilende stoffen plaatsvindt. Beelden zijn bekend zoals vogels onder de olie, duizende aangespoelde dode vissen.
De lozing van zware metalen in zoet water zorgt vaak voor bijzonder langdurige schade. Het water van rivieren en meren houdt zichzelf grotendeels schoon via kleine plantjes en diertjes, die door chemische processen vuile stoffen afbreken. Deze stoffen moeten echter wel een \'natuurlijke\' organische bron hebben, zoals bijvoorbeeld olie. Water kan zichzelf niet reinigen wanneer het gaat om vervuiling door zware metalen en andere niet-natuurlijke, anorganische stoffen zoals koper, zink en cadmium. Daarnaast zorgt het lozen van koelwater vaak voor thermische vervuiling, ofwel vervuiling door warmte. Als warm water geloosd wordt, kunnen de in het water levende organismen minder gemakkelijk afvalstoffen verwerken.
De vervuiling die de waterflora en -fauna niet kan verwerken, daalt naar de bodem van het water of gaat zich hechten aan slibdeeltjes. Vaak verplaatsen de schadelijke stoffen zich in langzaam stromende modder, waardoor ze het dierlijke leven aantasten over een groot wateroppervlak. Ook dringt dit vervuilde water door naar het grondwater en uiteindelijk naar landbouwgronden.
In Nederland ondervinden vooral de stroomgebieden van de Maas, Rijn en Schelde de gevolgen van de vergiftiging. Belangrijke natuurgebieden zoals de Waddenzee worden ten slotte ook aangetast. Dit heeft gevolgen voor de trekvogels die hier voorkomen en ook de recreatiemogelijkheden die de Waddenzee biedt.
De volksgezondheid loopt door de watervervuiling geen direct gevaar, omdat het drinkwater goed wordt gereinigd. Overschrijding van de maximumnormen voor wat betreft de concentraties nitraat en bestrijdingsmiddelen in het drinkwater komt vrijwel nooit voor. Het schoonmaken van water is echter duur. En zal ook steeds duurder worden omdat het water ook steeds erger vervuild wordt.
In het verleden werd drinkwater gezuiverd met chloor, nu wordt het water gereinigd door speciale fijne filters die werken met ultraviolette straling of ozon. Chloor wordt incidenteel nog wel ingezet als er tijdelijk veel ziektekiemen in het water voorkomen.
Zuivering van drinkwater is en blijft essentieel. Het drinken van vervuild water kan bij mensen lijden tot groeiafwijkingen, een verminderde vruchtbaarheid of een verslechterde weerstand. De handhaving van de waterkwaliteit in Nederland berust bij Waterschappen voor het lokaal beheer, en het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor het landelijk beheer van de rijkswateren. Het ministerie van V&W verleent bedrijven de WVO-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) indien deze willen lozen in het oppervlaktewater (meren, rivieren). Bij de verstrekking van de vergunning wordt bekeken of het lozen onnodig of bijzonder schadelijk is, en of een goede filtering plaatsvindt.
Het is lastig om doeltreffend op te treden tegen watervervuiling. Water wordt vervuild door de uitstoot van erg veel verschillende stoffen, die bovendien vaak een buitenlandse oorsprong hebben. Zo is de Rijn vervuild met stoffen die afkomstig zijn van grote Franse en Duitse industriegebieden. Bovendien is het meestal erg moeilijk om duidelijk aan te wijzen van welke bronnen de vervuiling afkomstig is (wat de zogeheten \'puntbronnen\' zijn), omdat de oorzaak van vervuiling vaak ligt bij vele bronnen. Verder blijkt het moeilijk om landen te verplichten zich aan internationale afspraken te houden.
Het huidige milieubeleid is steeds meer gericht op het bestrijden van risico\'s, en het minimaliseren van de effecten van grote rampen en onverwachte grote lozingen. Hierover worden internationale afspraken gemaakt, bijvoorbeeld tussen de landen die aan de Rijn, Maas of Schelde liggen. De EU legt voorts het gebruik en de lozing van bepaalde stoffen zoals gewasbeschermingsmiddelen aan strenge banden. Het Nederlandse beleid loopt hierop vooruit; in 2010 zullen naar verwachting de schadelijke milieu-effecten van bestrijdingsmiddelen met 95 procent zijn verminderd. Door grote vervuiling van het water worden veel dieren aangetast. De mens merkt van de watervervuiling weinig, omdat alles netjes gereinigd wordt. Men is met watervervuiling ook minder bekend. Vaak zijn het de bedrijven die het water aantasten. Er wordt door de overheid veel gedaan aan de watervervuiling. Alleen Nederland zal toch iets moeten doen aan de rioleringen, deze zijn zo der mate slecht dat er teveel vervuild water in sloten, rivieren en zee komt. Dit zal moet verbeteren om ons steentje bij te dragen aan de vermindering van vervuiling van water.
Bodemverontreiniging:
In Nederland is de bodem op ongeveer 175.000 plekken zo vuil, dat deze moet worden schoongemaakt. De ernstigste vervuilingen komen door het dumpen van giftige stoffen op vuilnisbelten, maar ook de bodem van bedrijventerreinen en zelfs binnensteden is soms erg vies. Het schoonmaken van deze vuile grond noemen we bodemsanering.
Bodemsanering komt bijna niet in de landelijke media, waarschijnlijk omdat bodemvervuiling vooral een lokaal probleem is. Toch is het oplossen ervan belangrijk, omdat wonen op vuile grond erg ongezond kan zijn.
De bodem is op tal van manieren verontreinigd. Met name vuilnisbelten zijn jarenlang ernstig vervuild met giftige chemicaliën, omdat het apart inzamelen van chemisch afval pas sinds de jaren \'70 is ingevoerd. De grootschalige bodemsaneringen van de jaren \'80 richtten zich dan ook in de eerst plaats op voormalige afvalstortplaatsen. Maar niet alleen stortplaatsen bleken vervuild.
Eigenlijk zijn overal in Nederland wel plekken te vinden met een vervuilde bodem. De binnenstad van steden, de grond rondom gasfabrieken, en landbouwgronden waar veel bestrijdingsmiddelen werden gebruikt zijn maar drie voorbeelden van plekken met een zwaar verontreinigde bodem.
Omdat een vervuilde bodem vaak de drinkwatervoorziening bedreigt, terwijl veel gemeenten bouwplannen hebben op verontreinigde grond, bijvoorbeeld voor de aanleg van nieuwbouwwijken, is de schoonmaak van deze gebieden verplicht. Het wonen op vervuilde grond is ongezond als de grondsoort de schadelijke stoffen niet vast kan houden, dat wil zeggen als verspreiding van schadelijke stoffen plaatsvindt. Kinderen graven in het zand tijdens spelletjes, maar ook planten nemen de giftige stoffen op in hun wortels en bladeren. Met name voor mensen die groente kweken is dit een probleem, terwijl ook dieren op deze wijze de gevolgen van een vuile grond ondervinden.
Sommige stoffen kunnen verder via de luchtkanaaltjes in de bodem aan de oppervlakte komen. Zo kan men door het inademen van lucht in de kelder of in kruipruimten in contact komen met stoffen uit de bodem. Door kieren, een te sterk werkende ventilatie en bouwfouten kunnen de stoffen zelfs in de woning komen.
Vaak bereikt de vervuiling het grondwater, waardoor de drinkwatervoorziening in problemen komt. Als het grondwater eenmaal bereikt is, nemen de kosten van de sanering toe omdat de vervuiling via het water zich dan over een veel groter gebied verspreidt.
De bodemsanering in Nederland is vooral een zaak van gemeenten en provincies. De rijksoverheid stelt geld beschikbaar voor sanering in de grotere steden en in de overige gebieden. De uitvoering en het toezicht liggen echter grotendeels bij de provincies en gemeenten.De overheid streeft er verder naar om bedrijven en instellingen meer te laten delen in de kosten voor bodemsanering. Om vertragingen in bodemsaneringen te voorkomen lijkt een grotere deelname van de private sector nodig.
Helaas komt de overheid zelfs gevallen van fraude tegen . Hierbij zie je maar weer dat de mens soms gewoon niet wil mee werken met vermindering van de bodemvervuiling doordat men dat hoge kosten krijgt. Doordat niet iedereen hier aan mee werkt zal het probleem zich niet oplossen en zal het eerder verplaats worden, zonde.
Oplossingen voor milieuvervuiling, enkele voorbeelden...
AUTO: De auto is, naast een uiterst comfortabel vervoermiddel, een van de grootste milieuvervuilers en natuurbedervers van deze tijd; auto\'s maken herrie, zorgen voor verkeersdrukte en ongelukken, scheiden schadelijke stoffen uit, verbruiken zeer veel energie en veroorzaken een ware afvalberg. Het rijden met een auto veroorzaakt nog steeds een groot gedeelte van de milieuvervuiling. In de loop der jaren zijn auto\'s wel steeds zuiniger om gaan springen met brandstof en stoten zij minder schadelijke gassen uit. Toch kan je zelf een hoop doen om zuiniger te rijden en zo het milieu te sparen en ook geld over te houden.
Tips voor een zo min mogelijke vervuiling met de auto:
• Waar je op moet letten bij het kopen van een auto: - Waarvoor gebruik je de auto, hoe groot moet ie zijn, hoe vaak ga je hem gebruiken.
- Benzineverbruik ervan, bevat ie een energielabel?
- Soort brandstof benzine, diesel, LPG of aardgas. Een dieselauto is redelijk zuinig, maar ook het meest milieubelastend. Bij autogas en benzine is het brandstof verbruik nagenoeg gelijk. Een verschil is wel dat een auto die op autogas rijdt geen roetdeeltjes uitstoot. • RIJ-TIPS: Vroeger, en tegenwoordig nog steeds, dachten veel mensen dat het vlak achter een vrachtauto rijden een besparing van het brandstof verbruik tot gevolg had. Dit berust echter op een misverstand. Wat gebeurt er namelijk: Gaat de vrachtauto snelheid verminderen, dan moet jij ook gas loslaten en waarschijnlijk ook bijremmen. Gaat de vrachtauto daarna zijn snelheid weer opvoeren, dan moet jij weer gas bij geven om vlak achter de vrachtauto te kunnen rijden. Een logisch gevolg is dat dit niet brandstof besparend werkt.
Behalve het houden van afstand levert het ver vooruit kijken en daardoor het tijdig gas loslaten een flinke brandstof besparing op. Voorbeelden hiervan zijn: - Tank loodvrij. - Korte afstanden, ga lopen of pak de fiets. - Schakel tijdig naar een hogere versnelling. - Gebruik de choke zo kort mogelijk. - Banden op de juiste spanning. - Auto zonder airco, of gebruik deze zo min mogelijk. - Rij zonder imperiaal. - Gebruik voor de kapotte delen vervangende gebruikte delen. - let op: Je kunt subsidies krijgen op zuinige auto’s. - Gebruik een auto met minder schadelijke brandstoffen. -Zie je een file langzaam rijden of stilstaan. Laat gas los. -Zie je het verkeerslicht op oranje of rood staat. Laat gas los. -Zie je voetgangers bij een voetgangersoversteekplaats. Laat gas los. -Zie je een scherpe bocht in de verte. Laat gas los. -Zie je een andere verkeerssituatie waar je voor moet stoppen. Laat gas los.
Zodra je gedwongen wordt om langer dan een halve minuut te wachten is het wel raadzaam om je motor af te zetten. Het langer laten draaien van de motor dan noodzakelijk kost je geld en veroorzaakt onnodige luchtvervuiling. Situaties waar je langer moet wachten zijn: -Een brug die open staat -In een stilstaande file -Voor een spoorwegovergang -Als je hamburger niet meteen klaar is bij de McDrive
Je auto verbruikt het minste brandstof in de ideale omstandigheden. Wat zijn nu de ideale omstandigheden: Je zit alleen in de auto, zonder passagiers
-Je hebt geen onnodige bagage in de auto
-Je hebt geen imperiaal of skibox op het dak aangebracht
-Je hebt geen aanhangwagen achter de auto hangen of fietsenrek aan de trekhaak bevestigd
-Je hebt alle ramen en schuif/kanteldak gesloten
Dus alleen als je aan de ideale omstandigheden hierboven voldoet verbruik je het minste brandstof. Verander je hier iets aan dan verbruik je meer brandstof.
• STARTEN: -Door de motor te starten en deze dan even stil warm laat draaien duurt het een hele tijd tot de motor op temperatuur komt. Als je meteen na het starten wegrijdt komt de motor sneller op temperatuur. -Als je de motor stil wil warm draaien verbruik je veel meer brandstof en tevens slijt de motor veel sneller. -Sta je een tijdje te wachten, bijvoorbeeld om voorrang te verlenen of voor een rood verkeerslicht, en je mag weer doorrijden doe dit dan geleidelijk en rustig aan. Vol gas wegrijden levert alleen een hoop geluidshinder, extra slijtage aan de auto en een veel hoger brandstofverbruik op. Het levert in ieder geval geen of weinig tijdwinst op. -Ook als de ruiten bevroren zijn moet je niet alvast de motor starten om deze op temperatuur te laten komen. Je moet eerst alle ramen ijs- en sneeuwvrij maken. Daarna pas starten en wegrijden.
• SNELHEID: -Hoe sneller je rijdt, hoe meer brandstof je verbruikt. Meer brandstof kost je meer geld en is een zwaardere belasting voor het milieu. -Ook de manier hoe je op een bepaalde snelheid komt kan van invloed zijn op het brandstof gebruik. Als je in iedere versnelling ver doortrekt voordat je naar een hogere versnelling schakelt gebruik je veel meer brandstof dan dat je tijdig naar een hogere versnelling schakelt. Je kan het beste doorschakelen bij een toerental tussen de 2000 en 3500 toeren per minuut. -Ook schakelen naar een lagere versnelling moet je met beleid doen. Als je bijvoorbeeld terug schakelt bij een te hoog toerental, dan laat je de auto afremmen op de motor, waardoor hij meer brandstof gebruikt en onnodig geluid maakt. -Houd een zo laag mogelijke maximumsnelheid aan. Als je op een autosnelweg rijdt waar een maximumsnelheid geldt van 120 kilometer per uur en het is mogelijk om een lagere maximumsnelheid aan te houden zonder andere bestuurders te hinderen, dan is dit uiteraard beter voor het brandstofverbruik.
• ONDERHOUD: Laat je auto volgens het service boekje onderhouden. Alleen een auto in goede conditie verbruikt het minst mogelijke aan brandstof. Nu moet je niet denken dat het één keer per jaar naar de garage brengen van je auto voldoende is. Zelf moet je ook regelmatig bepaalde controles uitvoeren. Je kan hierbij denken aan: -Het controleren van de motorolie -Controleren van het luchtfilter -Je banden op de juiste spanning houden -Ook het reinigen van je auto moet op een milieuvriendelijke manier gebeuren. Als je zelf je auto op straat wilt wassen komen er veel meer schadelijke stoffen in het milieu terecht dan wanneer je met je auto door een wasstraat zou rijden, of dit in een speciale wasplaats zou doen.
• KATALYSATOR: Uitlaatgassen bevatten veel giftige en voor het milieu zeer schadelijke stoffen. Tegenwoordig is elke nieuwe auto voorzien van een driewegkatalysator. Een driewegkatalysator is een systeem dat in de uitlaat wordt aangebracht waardoor een hoop schadelijke stoffen niet in het milieu terecht komen. De driewegkatalysator kan kapot gaan als je geen loodvrije, maar loodhoudende benzine zou gebruiken.
• STROOM: Elk lampje of accessoire die je aanzet verbruikt stroom. Om deze stroom op te wekken verbruik je brandstof. Gebruik deze stroomverbruikers niet langer dan strikt noodzakelijk. Vooral de airco en de achterruitverwarming zijn grote stroomverbruikers. Het brandstofverbruik kan wel met 10% oplopen bij het gebruik van de airco. • KOOPTIPS: Als je een nieuwe auto koopt betaal je een bepaald bedrag aan verwijderingsbijdrage. Er zijn namelijk niet zoveel auto\'s die het eeuwige leven hebben. Op den duur komen ze bij een autosloperij terecht.
Ook onderdelen en vloeistoffen die afkomstig zijn van een auto moeten milieuvriendelijk worden verwerkt. Laat je het onderhoud door een garagebedrijf verrichten dan zorgt deze voor de milieuvriendelijke afvoer van schadelijke stoffen. Verricht je het onderhoud zelf dan moet je er voor zorgen dat deze schadelijke stoffen niet in het milieu terecht komen.
• LEKKER LUI: \"Schat, waar zijn de autosleutels. Ik moet even sigaretten halen.\" Dit zal gerust een veel voorkomende zin zijn in veel gezinnen. Mensen worden zo verschrikkelijk lui als ze eenmaal aan een auto gewend zijn dat ze voor de kortste afstanden al de auto pakken. Het rijden van korte afstanden zorgt voor een veel hoger brandstofverbruik, omdat de motor niet op bedrijfstemperatuur komt. In de eerste paar minuten van een rit is de slijtage aan de motor veel hoger dan als de motor op bedrijfstemperatuur is. Carpoolen is als twee of meer collega\'s samen naar het werk rijden. Ze spreken met elkaar af wie de ene week en wie de andere week rijdt. Hierdoor bespaar je 50% van het brandstofverbruik als je met twee mensen zou carpoolen. Bij het carpoolen met meerdere mensen neemt de brandstofbesparing alleen maar toe.
Als men voor korte afstanden niet de auto maar de fiets zou pakken bespaart men niet alleen brandstof, maar de conditie en de gezondheid zullen er ook niet slechter op worden.
• AUTO DELEN: Het idee is simpel: een auto is te duur om het grootste deel van de dag langs de kant van de weg te staan. Als verschillende mensen een auto delen, kan er geld, energie en ruimte bespaard worden. Je kan de auto delen met enkele vrienden of buren. Dit vraagt een kleine overeenkomst.
• CARPOOL: Geef de voorkeur aan een volle bak. Carpoolen betekent dat je de auto samen met anderen gebruikt. Door samen te rijden gebruik je de auto efficiënt. Het vraagt wel organisatie en wederzijds vertrouwen. Afspraken maken, een ommetje maken, vijf minuten wachten, het hoort er nu éénmaal bij. Langs opritten van autosnelwegen of langs grote wegen zijn er herkenbare parkings waar carpoolers elkaar kunnen ontmoeten. Werknemers die samenrijden naar het werk en de kosten delen, kan je flink per maand besparen. En je hebt \'s morgens een gezellige babbel.
• TAXI-AUTOVERHUUR: Indien er geen bus of tram is, biedt een taxi een oplossing. De taxi is ook handig als je kleine vrachtjes moet vervoeren. Voor grotere vrachten is een huurauto een oplossing. Beide lijken duur. Je dient inderdaad per rit heel wat neer te tellen. Als je openbaar vervoergebruiker bent en af en toe de taxi of een huurauto gebruikt, ben je goedkoper af dan met een auto. Een auto kost je alles inbegrepen toch minstens tienduizend frank per maand.
• FILES: Oplossingen voor files moeten in eerste instantie gezocht worden in het wegnemen van de oorzaken dat wil dus zeggen: -vermindering van het verkeersaanbod; -vergroting van de doorvoercapaciteit van de weg; -vergroting van de opnamecapaciteit van de bestemmingen; -wegnemen van verstoringen in de doorstroming; -wegnemen van verstoringen in de aandacht van bestuurders.
Bij 1: De Nederlandse overheid richt zich voor de regulering van het verkeersaanbod onder andere op het kostenaspect (spitsheffing, kilometerheffing). Verondersteld wordt dat automobilisten alternatieven kiezen als het autogebruik duurder wordt. Hierover bestaat discussie omdat er voldoende voorbeelden zijn waaruit blijkt dat automobilisten zich door verhoogde kosten (bijv. autoprijzen, parkeertarieven, belastingen, brandstofprijzen) slechts tijdelijk laten beïnvloeden. Andere mogelijkheden om het verkeersaanbod te verminderen zijn carpooling, het bij elkaar brengen van wonen en werken, het loslaten van de collectieve dagindeling, repressieve maatregelen, en het structureel verbeteren van alternatieven.
Bij 2 en 3: Tegenstrijdige politieke belangen staan oplossingen voor vergroting van de doorvoercapaciteit van de weg en opnamecapaciteit van de bestemmingslocaties vaak in de weg. Toch is vergroting van de capaciteit ongetwijfeld een van de belangrijkste hulpmiddelen in de filebeheersing.
Bij 4 en 5: Een file is een dynamisch verschijnsel waarin iedere automobilist vertraagd op de voorganger reageert. Daardoor kan een file als golfbeweging al ontstaan zonder dat er een aanwijsbare aanleiding is. Het Nederlandse wegennet is gedeeltelijk voorzien van een dynamisch geleidingssysteem met variabele snelheidsadviezen en rijstrookafsluitingen of -toevoegingen. Het doel daarvan is automobilisten tijdig te informeren over verstoringen waardoor dit gedrag gestabiliseerd wordt. In hoeverre dit systeem het fileprobleem doet verminderen is moeilijk vast te stellen. Ondanks deze verkeersbegeleiding zijn verstoringen onvermijdelijk.
• ALTERNATIEVEN: Bij het ontwikkelen van alternatieven d.m.v. het openbare vervoer moet vooral rekening worden gehouden met het volumevraagstuk en met de beschikbaarheid. Slechts 12% van de vervoersbehoefte wordt nu door het openbare vervoer vervuld, en 60% van de bevolking woont niet in de buurt van een bus- of treinstation. Daarnaast moet geconcurreerd kunnen worden met de aantrekkelijke kanten van het belangrijkste vervoermiddel, de auto. Deze zijn: -Vervoer per auto biedt een deur-tot-deur oplossing. Geen overstapverlies en de afstand tot het vervoermiddel is meestal kort. -De reistijd is meestal korter dan met alternatieven en redelijk goed voorspelbaar. -Vervoer per auto is voldoende veilig.
-Vervoer per auto is voldoende kosteneffectief. -Vervoer per auto biedt gemak bij het transporteren van goederen of mensen. -Vervoer per auto biedt een individueel klimaat. -Het huidige openbare vervoer kan de strijd met de auto nauwelijks aan. Het openbare vervoer van de 21e eeuw zal daarom opnieuw ontworpen moeten worden om enig succes te kunnen behalen. Alleen de alternatieven fiets, bromfiets en lopen evenaren op een aantal punten de auto, maar zijn slechts beperkt inzetbaar door de kleine actieradius.
Op technologisch gebied worden ideeën ontwikkeld op het gebied van voertuigbegeleiding, waarbij de controle over het voertuig geheel of gedeeltelijk uit handen wordt genomen van de bestuurder. Veel van deze oplossingen vragen een aangepaste infrastructuur en zijn dus nog verre van inzetbaar.
Er moeten dus goede alternatieve en oplossingen gezocht worden waardoor het auto rijden minder aantrekkelijk wordt. Helaas is dit niet makkelijk. mensen willen toch mobiel zijn wanneer zij willen. Wat ook zou helpen in Nederland is dat openbaar vervier minder duur wordt, of zelfs gratis. Kijk maar naar de trein en bus, alleen voor de studenten die een OV-jaarkaart hebben is dit aantrekkelijk. Wie gaat er nou meer betalen voor de trein als men ook lekker zelf goedkoper er met de auto kan komen. Men zou eigenlijk de brandstof, onderhoud, verzekering en wegenbelasting flink wat duurder moeten maken en het openbaarvervoer gratis maken of in ieder geval een stuk goed koper...Weg files, minder mileu vervuiling, en alles wordt uiteindelijk goedkoper...Maar helaas dit zal waarschijnlijk niet gebeuren...
Eventuele oplossingen van milieuproblemen met ammoniak in de veeteelt: Uit mest ontsnapt ammoniak. Dat ontstaat uit de stikstof in de mest. Om te voorkomen dat veel ammoniak uit de mest kan ontsnappen moeten pluimveehouders allerlei maatregelen in hun stallen nemen.
Aantal maatregelingen: • De mest met behulp van transportbanden snel afvoeren uit de stal en indrogen. Voor het drogen wordt warmte uit de stal gebruikt. In stallen met een kooihuisvesting kan zo de ammoniakvervluchtiging worden beperkt met bijna negentig procent. Bij andere stalsystemen is dat tussen de vijftig en tachtig procent lager.
• Stallen die voldoen aan de milieueisen, hebben een officiële erkenning als Groen Labelstal. www.minlnv.nl Ook houdt elke pluimvee-houder een mineralenboekhouding bij. Daarin noteert hij hoeveel mineralen zijn bedrijf binnenkomen (bijvoorbeeld via het diervoeder, de aankoop van dieren en kunstmest) en hoeveel het bedrijf verlaten bijvoorbeeld verkoop van eieren, mest, dieren en gewassen, die hij teelt). Over het mineralenoverschot betaalt de veehouder een heffing. Voor de afzet van de mest is een afzetcontract nodig.
• Sommige pluimveehouders werken samen in het project Het Zuivere Ei. Ze drogen de mest met behulp van de lichaamswarmte van kippen uit de stal. De lucht die bij droging vrijkomt, wordt langs een zogeheten ammoniakwasser geleid die de ammoniak uit de lucht zuivert. De wasser maakt van de ammoniak weer stikstof, wat net zoals bij kunstmest/stikstof, weer in de akkerbouw wordt gebruikt. Aan Het Zuivere Ei doen alleen bedrijven mee die een PVE/IKB-erkenning hebben. De stal moet een Groen Labelstal zijn.
Oplossingen voor de Economische groei:
NEDERLAND: In Nederland blijft de economie snel doorgroeien. De Europese economie profiteert van de liberalisering van de handel, en de totale persoonlijke consumptie neemt als gevolg van bevolkingsgroei, stijgend aantal huishoudens en hogere inkomens toe. Extra inkomen wordt voornamelijk uitgegeven aan toerisme, vervoer en luxe artikelen. De interne markt heeft een stimulerend effect op de economische groei, de concentratie van industrie activiteiten, de verstedelijking en de internationale handel. Op hun beurt leiden deze ontwikkelingen ertoe dat de vervoerssector sneller groeit dan de economie zelf.
De meeste \"omschakelende\" landen zijn zich duidelijk aan het herstellen van de schokken van begin jaren negentig. De dienstensector en de lichte industrie herstellen zich het eerst. Er zijn ingrijpende veranderingen te verwachten als gevolg van de verdere liberalisering van de landbouw, en mogelijk ook in de zware industrie. Tevens wordt verdere industrie groei verwacht.
EUROPA: Ook Europa is in snel tempo aan het veranderen. De steeds vrijere en grotere interne markt neemt de handel tussen de landen toe. De landbouwproductie wordt steeds verbeterd. De energieprijzen zijn niet hoog genoeg om een grotere verandering te kunnen vormen voor energiebesparing en zullen vanwege de dalende prijzen voor ruwe olie en bepaalde energieproductie op de lange termijn alleen maar lager worden. Passagiers en vracht worden via nieuwe vormen van hogesnelheidstransport door heel Europa vervoerd. Men krijgt er alleen maar meer vervoersmiddelen bij, alles wordt welvarender. Men begint eerder met autorijden en doordat mensen steeds ouder worden rijden ook tot latere leeftijd met de auto.
VERANDERINGEN: Dit zijn enkele van de belangrijkste milieubelastende factoren in Europa. Sommige veranderingen, zoals de verschuiving van vliegtuigen naar hogesnelheidstreinen voor reizen over middellange afstanden kunnen positief zijn; andere, zoals de toename van het autogebruik, zullen eerder schadelijk zijn. Is het milieubeleid in Europa toereikend om te zorgen dat economische groei en milieubelasting niet langer per stijgen, ik denk het niet. Grijpen de landen die op weg zijn naar een markteconomie de kansen voor milieuverbetering aan? We hopen het maar.
OPLOSSINGEN: Er zijn bijna geen oplossingen voor, tenzij de economie zo in elkaar zakt dat niemand meer iets extra\'s kan. Stel dat de economie in strort: - Minder auto\'s(2e auto gaat weg, jongeren kunnen het niet betalen) - Minder luxe(Zit er niet meer in) - De Industrie zakt in, men koopt minder. - Werkloosheid neemt toe, mensen worden werkloos en kunnen minder betalen. Als de economie groei alleen maar stijgt moeten er toch oplossingen komen: Bijvoorbeeld: - Per huishouden maar 1 auto. - Gratis openbaar vervoer. - Men moet dichter bij huis gaan werken. - De industrie moet betere en minder schadelijk grondstoffen gaan gebruiken. - Er moet meer gerecycled worden. - En zo zijn er nog zoveel dingen die men zelf eigenlijk zo kan verzinnen. Waarschijnlijk zal de economische groei stijgen en er zullen alleen maar meer mensen komen. Maar helaas gaat dit ten koste van het milieu. Het is onmogelijk om de stijgende economische groei en vermindering van milieu vervuiling samen te laten gaan.
Oplossingen voor de bevolkingsexplosie:
Veel mensen hebben geen duidelijk beeld over de gevaren van de steeds stijging bevolkingsaantal. Wetenschapsmensen zijn van mening, dat er sprake is van een ernstige bevolkingscrisis. Voor iedereen is het duidelijk dat de wereld wordt opgeroepen om de bevolkingsgroei te beëindigen. Mensen merken zelf wel dat de wereld voller raakt, en zien ook dat er steeds meer huizen worden bijgebouwd.In het najaar van 1994 waren de meeste regeringen het erover eens, dat de bevolkingsgroei moet worden beperkt, een erkenning van het bevolkingsprobleem.Indien van zoveel kanten op de gevaren van een overmatige bevolkingsaantal gewezen wordt, waarom wordt er dan zo weinig gedaan aan de aanpak van het probleem? Het antwoord is dat politieke en sociale beslissingen (meestal) niet worden genomen op basis van wetenschappelijke feiten. Er zijn machtige religieuze, politieke en economische groepen, die protesteren tegen elke actie om de bevolkingsgroei onder controle te krijgen.De tegenstanders van een bevolkingspolitiek gebruiken allerlei redenen om hun standpunten te ondersteunen.
De groei in aantallen neemt nog altijd toe, helaas.
Dit zijn de cijfers over de laatste twee eeuwen:
1800 ca. 1 miljard mensen
1920 ca. 2 miljard mensen
1960 ca. 3 miljard mensen
1975 ca. 4 miljard mensen
1987 ca. 5 miljard mensen
1998 ca. 6 miljard mensen
De tijd, die nodig is om de wereldbevolking met 1 miljard mensen te laten toenemen, wordt dus steeds korter. Ook al zou het aantal kinderen per vrouw op korte termijn flink afnemen, dan zal nog geruime tijd het aantal mensen als gevolg van de samenstelling van de bevolking fors groeien.
De meeste regeringen negeren het probleem angstvallig. Zij zijn in het algemeen meer bezig met korte-termijn kwesties dan met onderwerpen, die op lange termijn spelen. Vaak staan ze onder politieke en religieuze druk. De tegenstanders van geboorteregeling zijn dikwijls veel machtiger dan de voorstanders ervan.
MILEU: Arme mensen brengen in hun strijd om te overleven dikwijls grote schade aan het milieu toe. Zo geschiedde bij voorbeeld tachtig procent van de ontbossing op aarde in de ontwikkelingslanden. In veel landen wordt het bos is omgezet in landbouwgrond. De grond van een bos is erg vruchtbaar. En ook worden veel bossen gerooid voor nieuw bouwgrond. Maar door bevolkingsgroei, nieuw bouwland nodig was, werd daarvoor bos gerooid. Met het ontbreken van bos verloren de akkers hun natuurlijke bemesting en vruchtbaarheid. Bovendien werd het brandhout schaars. Vervolgens rooiden handelaren de verder gelegen bossen, waardoor de ontbossing nog sneller voortging. Bij gebrek aan brandhout ging de bevolking er toe over mest en stro als brandstof toe te passen. Het gevolg was dat stro niet langer gebruikt werd om de bodem tegen uitdroging te beschermenn de mest ontbrak om de vruchtbaarheid van de akkers te vergroten. Dit kan leiden tot een hongersnood, vooral in arme landen. De groei van de voedselproductie blijft sinds 1985 achter bij de groei van de wereldbevolking. Hoewel er een groot aantal gevallen van hongersnood, voedseltekort en conflicten over hulpbronnen zijn geweest, is er tot nu toe nog geen sprake geweest van een voedseltekort op wereld-schaal. Er is een enorm gebrek aan kennis over de verscheidenheid van de natuur. Er zijn naar schatting 13 tot 14 miljoen soorten planten en dieren in de wereld. Daarvan zijn er slechts 1,75 miljoen benoemd en geïdentificeerd. Ongeveer 30.000 soorten worden bedreigd met uitsterven als gevolg van menselijk handelen. Sommige mensen menen, dat het teloorgaan van een steeds groter aantal ecosystemen er niet toe doet, omdat we toch niet weten hoeveel soorten er zijn. Met andere woorden: vandalisme is niet erg, zolang de vandalen niet weten, wat ze vernietigen. Een dergelijke manier van redeneren getuigt van grote arrogantie en een miskenning van de rechten van toekomstige generaties. Een ander punt van zorg is dat een groot deel van onze medicijnen wordt gemaakt uit plantaardige grondstoffen. Door soms nog niet bekende soorten uit te roeien sluiten wij toekomstige ontwikkelingen in de medische en de farmaceutische wetenschap en daarmee de mogelijkheid om de kwaliteit van het leven te verbeteren definitief af. De variatie aan plantensoorten, die in de regenwouden voorkomt, geeft de mogelijkheid om door kruising met bestaande landbouwgewassen nieuwe soorten te telen, die bestand zijn tegen plantenziekten. Het is voor de mensheid dus om meerdere reden belangrijk de bijzondere ecosystemen die thans nog voorkomen, te behouden.
OPLOSSING VOOR DE BEVOLNGSGROEI???!!!: Alle welvaart is gebaseerd op natuurlijke hulpbronnen; zonder die bronnen zouden wij niet kunnen eten of drinken. Natuurlijke reserves die er eerst veel waren, lopen nu het gevaar om op te raken. Dat geldt bij voorbeeld voor de visserij en we zien het ook in de arme landen. De burgeroorlogen die daar steeds zijn, die eigenlijk de schuld worden gegeven aan etnische of religieuze doelstellingen, zijn in werkelijkheid ruzies over hulpbronnen. Ook zoetwaterwinning zal in de toekomst steeds vaker de oorzaak van burgeroorlogen zijn. Sommige optimisten maken berekeningen over de hoeveelheid voedsel, die de aarde zou kunnen produceren. Ze delen deze hoeveelheid door het aantal wereldbewoners en komen tot de conclusie, dat er absoluut geen honger hoeft te zijn. Hun conclusie zal helaas nooit tot zijn recht komen. Rijke landen zijn steeds minder geneigd zijn om hun welvaart te delen met arme landen. Zij zien zich nu bedreigd door een toenemende concurrentie met opkomende industrielanden zoals China en Thailand. De tendens is dat de meeste donorlanden de ontwikkelingshulp verlagen, terwijl de nood in de arme landen toeneemt. De druk van een snelle bevolkingsgroei zal leiden tot een groot probleem. Wij zien dit vooral in Afrika, waar veel ontwikkelingshulp is nog geen enkele daling van de bevolkingsgroei zichtbaar is. De in verband met de bevolkingsgroei zo noodzakelijke uitbreiding van scholen, fabrieken en infrastructurele voorzieningen blijft achterwege. In plaats daarvan is er sprake van een forse achteruitgang. De landbouw en de bosbouw verliezen productie door erosie en ontbossing. Dit heeft voor Afrika desastreuze gevolgen voor de levenstandaard gehad. De West-Europese industrielanden konden destijds ondanks een dichte bevolking tot welvaart komen. Daaruit mag men niet de conclusie trekken, dat een dergelijk ontwikkelingspatroon voor de Derde Wereld als geheel zal opgaan. Men moet beseffen, dat de bevolkingsgroei in de industrielanden destijds onder geheel andere omstandigheden plaatsvond dan thans in de ontwikkelingslanden. Aan het begin van de industriële revolutie was de bevolkingsdruk in Europa aanzienlijk minder dan in veel ontwikkelingslanden van dit moment. Toen de bevolking van Europa daarna ging groeien, ging ditsamen met de opbouw van industrieën, de aanleg van een infrastuctuur en verbetering van het onderwijs. De beschikbaarheid van goedkope grondstoffen speelde een belangrijke rol. Voorzover de Europese landen deze zelf niet hadden, konden zij ze buiten het eigen land verwerven door handel of door uitbuiting. De afname van de kindersterfte als gevolg van de voortuitgang van de medische wetenschap werd spoedig gevolgd door een afname van de gezinsgrootte. In tijden van economische neergang kon een deel van de groei van de beroepsbevolking door emigratie afvloeien naar Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland. Destijds waren dit nog zeer dun bevolkte werelddelen, die behoefte hadden aan arbeidskrachten en ook om andere redenen gebaat waren bij immigratie. Heel anders is de ontwikkeling in de ontwikkelingslanden geweest. Toen de moderne medische voorzieningen daar werden geïntroduceerd, ging dit niet gepaard met technische, sociale en economische veranderingen. In deze grote agrarische samenlevingen ontbrak een goede infrastructuur, een industrie en een goed opgeleide beroepsbevolking. Daardoor is een ongekend sterke stijging van de bevolkingsgroei opgetreden, die niet werd opgevangen door een meegroeiende infrastructuur. De ontwikkelingslanden zijn helaas op dit moment veel dichter bevolkt dan het Europa van voor de industriële revolutie. Het groeitempo van de bevolking ligt er veel hoger. Emigratie van bewoners van de ontwikkelingslanden naar de rijke industrielanden is niet een werkbare oplossing om de problemen aldaar te verlichten. De economie is kwetsbaar geworden, de hulpbronnen zijn schaarser en het werkloosheidscijfer is hoger. Nieuwe immigranten hebben doorgaans een opleiding, die niet aansluit bij de behoeften van het immigratieland. De neiging om immigranten op te nemen zal daardoor afnemen. De bewering, dat ontwikkelingen in wetenschap en techniek er voor zullen zorgen, dat voor de mens een acceptabel bestaan verzekerd is, blijkt niet uit de ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar. In 1968 leefden ongeveer 1 miljard mensen met een redelijke levensstandaard en 2,5 miljard mensen in armoede. In 1990 was ondanks alle spectaculaire ontwikkelingen het aantal mensen met een redelijke levensstandaard toegenomen tot 1,2 miljard en het aantal armen tot 4,1 miljard. Het aantal arme mensen stijgt dus veel sneller dan het aantal mensen met een redelijke levensstandaard.
VOORLICHTING: Juiste voorlichting op de lange duur tot afnemende geboortecijfers. Voorlichting op zich is echter onvoldoende, omdat vrouwen in de Derde Wereld niet vrij zijn om de grootte van hun gezin te bepalen. Doorgaans zijn middelen voor geboorteregeling niet beschikbaar. Verder is de vrouw meestal niet vrij om zelf tot een keuze met betrekking tot de grootte van haar gezin te komen: anderen (haar man, haar schoonfamilie, de religie) hebben vaak een doorslaggevende inbreng.
VOORBEHOEDSMIDDELEN: Het beschikbaar stellen van middelen voor geboortebeperking zal waarschijnlijk al leiden tot een snelle daling van het aantal geboorten. Ook betere opleidingen voor meisjes zullen op langere termijn dit effect hebben. Wij moeten bedenken, dat de moeders in de arme landen vaak de meest weerloze slachtoffers van de overbevolking zijn. Men kan denken aan de schrijnende situaties, die ontstaan bij gebrek aan voedsel en drinkwater. Zeker in geval van burgeroorlogen, die vaak een direct gevolg zijn van overbevolking .Veel vrouwen in de Derde Wereld hebben ook een slechte gezondheid als gevolg van een groot aantal zwangerschappen en geboorten.
KINDERARBEID ZOU VERBODEN MOETEN WORDEN: In de arme landen komt veel kinderarbeid voor. Kinderen zorgen voor een aanvulling op het gezinsinkomen. Weinigen vragen daarbij naar de rechten van deze kinderen. Zij vormen een goedkoop en gemakkelijk te exploiteren reservoir van arbeidskrachten. Dit werkt allerlei vormen van uitbuiting in de hand. Ze maken lange dagen, zijn ondervoed en ontvangen te weinig onderwijs. Het gevolg is dat zij later, ongeschoold en ongezond, minimaal bij zullen dragen aan de ontwikkeling van hun land. Kinderen zijn voor de ouders dat wil zeggen in de derde wereld, een steun. Ze werken voor hun gezin, en later hebben ze mensen die hen verzorgen op hun oude dag. Als kinderarbeid nou verboden wordt zullen de grote van de gezinnen dalen. • Niet alleen in arme landen maar ook in welvarende landen zullen er oplossingen moeten komen, overal stijgt de bevolking.
Conclusie:
Wanneer wij in Nederland goede leefomstandigheden willen behouden, is een afname van de bevolking noodzakelijk. Ons land is veruit het dichtst bevolkte land van de Europese Unie. Het groeitempo van onze bevolking ligt bovendien ver boven dat van de andere Europese landen. De situatie in ons land zal daardoor steeds opvallender gaan afwijken van die in de rest van Europa.In het jaar 1800 telde Nederland ruim 2 miljoen inwoners. Dat aantal steeg tot 5 miljoen in 1900 en tot 10 miljoen in 1950. Het zal oplopen tot 16 miljoen in het jaar 2000 en ook dan is het einde nog lang niet in zicht. Niemand kan voorspellen wanneer het einde aan de bevolkingsgroei zal komen en welk aantal inwoners Nederland dan zal moeten huisvesten. Hoewel de wereldbevolking en de bevolking van Nederland tot een ontoelaatbare omvang dreigen uit te groeien, doet onze overheid niets om de bevolkingsgroei te stoppen. Een beleid, dat is gericht op en vermindering van het geboorte-overschot én het immigratie-overschot, is voor ons land absoluut noodzakelijk om een sociale en een economische achteruitgang in de toekomst. Maar heel de wereld zal hier aan mee moeten werken, het is namelijk een wereldprobleem.
Oplossing voor de Chemische Producten: Vrijwel alle milieuproblemen zijn terug te voeren op de kwalijke gevolgen van een te grote concentratie van bepaalde schadelijke stoffen in lucht, water of bodem. Soms komen deze stoffen vrij na een vulkaanuitbarsting of een andere natuurramp. In alle overige gevallen is de mens de hoofdverantwoordelijke voor de uitstoot van deze stoffen.
Schadelijke stoffen komen op drie belangrijke manieren vrij. Ten eerste zorgt menselijk en dierlijk afval voor vervuiling. Ten tweede komen veel stoffen vrij bij de productie en consumptie van energie. Ten slotte hebben we gevaarlijke stoffen nodig om allerlei producten te maken die het leven veraangenamen. Als we deze producten niet meer nodig hebben gooien we ze weg, waarna ze in het milieu terechtkomen.
Voor opwekking van energie worden grote hoeveelheden stoffen gebruikt die schadelijk zijn voor het milieu. Olie, gas, steenkool en uranium voeden onze energiecentrales, maar zorgen ook voor de uitstoot van koolstof en zwavel, lekkende olietankers en radioactief afval. Niet alleen de productie, maar ook het gebruik van energie vervuilt het milieu. De industrie is een grootverbruiker van energie. Maar ook de consument heeft veel energie nodig, thuis en in de auto, waardoor allerlei stoffen worden uitgestoot. Asbest werd gebruikt om daken en wanden te isoleren, kwik zit in thermometers, cadmium in batterijen en televisietoestellen. Met aluminiumfolie verpakken we boterhammen en een leven zonder plastic is nauwelijks meer voor te stellen. Voor het telen van gewassen gebruiken we bestrijdingsmiddelen, om het huis schoon te maken schoonmaakmiddelen. Enzovoorts. Om al deze producten te maken gebruikt de industrie een grote hoeveelheid gevaarlijke stoffen, waarbij ook veel afval vrijkomt. Ook als we de producten eenmaal gebruikt hebben, zullen de spullen (van boterhamzakjes tot koelkasten) op een afvalberg komen en op deze manier het milieu vervuilen. Stoffen zijn het meest schadelijk als zij de kans krijgen zich over een groot gebied te verspreiden. Als schadelijke stoffen terecht zijn gekomen lucht, water of bodem is het uiterst moeilijk om het op te ruimen. Een belangrijk speerpunt van het overheidsbeleid is daarom verspreiding van schadelijke stoffen te voorkomen.
OPLOSSINGEN: De beste manier om de verspreiding van schadelijke stoffen tegen te gaan, is te voorkomen dat zij vrijkomen (preventie). De afgelopen jaren zijn daarom veel giftige of schadelijke stoffen verboden. Zo mogen cfk\'s (gebruikt in koelvloeistof voor koelkasten) al een aantal jaren niet meer gebruikt worden. Andere stoffen, als cadmium, lood en kwik, mogen alleen nog maar gebruikt worden als ze absoluut noodzakelijk zijn en niet door een minder schadelijke stof vervangen kunnen worden. Ook het gebruik van zink, koper, chroom, nikkel, zwavel en bestrijdingsmiddelen moet worden teruggebracht.
Soms is preventie niet mogelijk. Daarom worden steeds strengere eisen gesteld aan afvalverwerkingsinstallaties om verspreiding van schadelijke stoffen te voorkomen. Bijvoorbeeld door krachtige filters in schoorstenen te installeren. • De Nederlandse regering heeft het beleid rond milieugevaarlijke stoffen vastgelegd in de Strategienota Omgaan Met Stoffen (SOMS) uit 2001. Deze nota formuleert maatregelen om het gebruik van gevaarlijke stoffen te beperken en om de risico\'s daarvan te verminderen. Het beleid is vooral gericht op het voorkomen van vervuiling door producenten en gebruikers.
• Vanaf 2004 moeten alle in Nederland verkrijgbare stoffen voorzien zijn van een zogenoemd \"geverifieerd stofprofiel\". Daaruit kan worden afgeleid hoe gevaarlijk een stof is. Gevaarlijke stoffen zullen aan de hand van het profiel worden ingedeeld in vijf gevarencategorieën.
• In 2015 moeten alle gevaarlijke stoffen voorzien zijn van basisgegevens en zo nodig van een risicobeoordeling. Andere maatregelen die in de nota worden aangekondigd, zijn onder meer: het openbaar maken van stof- en productinformatie, het beëindigen van het gebruik van onaanvaardbaar gevaarlijke producten en het niet meer toepassen van gevaarlijke stoffen in consumentenproducten.
CFK’S: WAAROM MOGEN DEZE NIET MEER GEBRUIKT WORDEN? Internationaal zijn er afspraken gemaakt om de productie en het gebruik van de belangrijkste ozonaantastende stoffen te beëindigen. Voor CFK\'s ging dat verbod begin 1996 in. De zachte CFK\'s mogen nog tot 2030 worden gebruikt en dreigen de belangrijkste vervangers van de harde CFK\'s te worden, hoewel ze oorspronkelijk als \'overgangsproduct\' waren bedoeld. De concentratie HCFK\'s in de atmosfeer neemt sinds een paar jaar sterk toe. Een slechte ontwikkeling, want door hun kortere levensduur leveren ze juist de komende 20 jaar een bijdrage aan de aantasting van de ozonlaag. En de afbraak is juist in die periode waarschijnlijk op haar hoogtepunt - door het effect van alle CFK\'s die in het verleden in de atmosfeer terechtkwamen. Milieuorganisaties willen dat ook de toepassing van HCFK\'s eerder aan banden wordt gelegd.
REACTIES
1 seconde geleden