De stevigheid van de brug: Eerst waren we van plan onze brug te bouwen zoals de 2001-brug eruit ziet. Dat leek ons een erg sterke brug…Deze brug is nog niet in het echt gebouwd dus hebben we nog geen goede informatie over deze brug wat betreft de stevigheid van de constructie.
De informatie die we over de 2001-brug hebben gevonden staat op de website: http://www.gironet.nl/home/kkruijff/ Op deze pagina stonden ook een aantal plaatjes met zij- voor- en achteraanzichten vanuit verschillende plekken genomen.
Toch liep het uiteindelijk niet volgens plan…We hebben niet voor deze brug gekozen omdat er erg veel materiaal voor nodig was. En de brug leek ons een stuk slapper als we de steunpalen onder de brug weg lieten. Want je mocht geen palen op de grond zetten was de afspraak.
Onze brug is nu heel anders geworden en ik schat dat deze ongeveer 30 kilo kan hebben. Dat is een hoop vind ik, vooral als geen steunpalen op de grond mag zetten en de brug niet aan touwtjes aan het plafon mag ophangen. Als we echt de 2001-brug zouden willen bouwen, dan had dat best gekund. We moesten dan alleen het een en ander aan het ontwerp van de brug veranderen. Maar daar hebben we niet voor gekozen.
Onze eigen brug wordt vast en zeker sterk, mooi en stevig. Daar ben ik van overtuigd.
Nederland waterland In Nederland is veel water. Niet alleen slootjes maar ook grachten, meren, rivieren en kanalen. Elke dag moeten veel mensen dat water over. Mensen die lopen, fietsen, in een auto rijden of in een trein zitten. Om van de ene kant naar de andere kant van het water te kunnen komen, zijn bruggen gebouwd. In Nederland zijn veel bruggen. Alleen in Amsterdam zijn er al duizend. Heel vroeger waren de meeste bruggen van hout. Toen waren er nog geen treinen of auto’s. Mensen liepen over een houten brug die stevig genoeg was om hun gewicht te dragen. In onze tijd moet een brug sterker zijn. Zo sterk dat hij bijvoorbeeld een trein vol mensen moet kunnen dragen. Die trein is te zwaar voor een houten brug. Hij zou meteen instorten. Daarom werden er steeds meer bruggen van steen gebouwd, en later van ijzer of staal. Een architect bedenkt hoe de bruggen worden gebouwd en maakt de ontwerpen.
Soorten bruggen
Beweegbare bruggen
Bruggen zijn er in veel soorten en maten. Je hebt vaste en beweegbare bruggen. De belangrijkste beweegbare bruggen zijn de ophaalbrug, de basculebrug, de draaibrug en de hefbrug. Beweegbare bruggen zijn meestal niet erg groot en vrij laag. Een vaartuig met een hoge mast kan niet onder zo’n brug doorvaren. Pas als de beweegbare brug helemaal openstaat, kan een boot met een hoge mast verder varen.
Vaste bruggen
Als er vaak grote schepen onder een brug doormoeten, is een beweegbare brug niet handig. De brug moet dan te vaak open en dicht. Zo ontstaan er lange rijen van wachtende auto’s en fietsers. Het is dan slimmer om een vaste brug te bouwen. Deze brug kan niet open en dicht. Maar dat hoeft ook niet, want hij is zo hoog dat schepen er onderdoor kunnen varen.
Vaste bruggen zie je vaak over de grote rivieren of kanalen. Bijvoorbeeld over de Rijn, de Waal en het Amsterdam-Rijnkanaal. Ze zijn meestal groter dan beweegbare bruggen. Er zijn ook vaste bruggen met een beweegbaar deel. Als er grote schepen passeren, gaat alleen dat deel van de brug omlaag.
Ook moeten sommige bruggen wel vaste bruggen worden. Bijvoorbeeld als er een trein over moet: een trein kan ten slotte niet elke keer stoppen als de brug opengaat.
Beroemde bruggen
Niet alleen in Nederland, maar ook in de hele wereld zijn bruggen gebouwd. Sommige zijn zelfs beroemd. Dat komt omdat ze erg mooi zijn. Of omdat ze bijzonder zijn vanwege hun ontwerp. De bruggenbouwers doen hun best om een brug er mooi uit te laten zien. Want mensen kunnen zich een stad vaak herinneren aan de prachtige burg waar ze overheen reden. Zo denkt iedereen bij de Tower Bridge aan de stad van Londen. En in New York herinneren veel mensen zich de Brooklyn Bridge, ook een prachtige burg. Als je over die brug loopt, zie je de wolkenkrabbers van New York voor je liggen. In Florence in Italië vind je de Ponte Vecchio. Het grappige van deze brug is dat er allemaal winkeltjes op zijn gebouwd. In Rotterdam is in 1996 ook een mooie brug gebouwd: de Erasmusbrug. Sommige mensen vinden hem op een zwaan lijken. Daarom is ‘De Zwaan’ de bijnaam voor die brug geworden.
Tol
Een brug bouwen kost veel geld. Wie betaalt dat? Soms de mensen die over de brug moeten. Zij betalen dan geld om over de brug heen te mogen. Zo’n brug noemen we tolbrug. Het bedrag dat je betaalt, is tolgeld.
Meestal wordt er tolgeld gevraagd bij bruggen die heel duur waren om te bouwen. De regering heeft dan geld geleend om de brug te kunnen laten bouwen. Met het tolgeld kan de regering de lening weer terugbetalen. Een voorbeeld van een tolbrug is de Zeelandbrug in de provincie Zeeland. Het is de langste brug in Nederland. Hij is vijf kilometer lang. Als je de Zeelandbrug te voet oversteekt, ben je een uur aan het wandelen.
Er zijn ook bruggen waarbij de schipper moet betalen om te mogen passeren. Vroeger werd dat geld via een klomp aan de brugwachter gegeven.
De Golden Gate Bridge is San Francisco is zo opvallend vanwege de rode kleur. Elk jaar wordt er 150.000 liter rode verf op de brug gesmeerd.
Een brug over de Maas
De Maas is een brede rivier die door Rotterdam stroomt en uitkomt in zee. De Maas deelt de stad in twee stukken: het noorden en het zuiden van Rotterdam. In Rotterdam-Noord zijn veel winkels. In Rotterdam-Zuid waren veel minder winkels, woningen en kantoren. Daar wilde de gemeente Rotterdam verandering in brengen. Een mooie brug moest noord en Zuid met elkaar verbinden. Een brug voor auto’s, trams, bussen, fietsers en voetgangers. De brug tussen het noorden en het zuiden van Rotterdam moest ervoor zorgen dat er meer mensen in Rotterdam-Zuid zouden gaan wonen.
Het geld Maar de gemeente Rotterdam had niet genoeg geld om alles zelf te betalen. En ze vond het geen goed idee om er een tolbrug van te maken. De bewoners van Rotterdam moesten gratis over de brug kunnen. De gemeente vroeg daarom aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat in Den Haag of zij wilde meebetalen. Dat ministerie gaat over wegen en bruggen. De minister wilde wel geld geven. Toen er genoeg geld was, kwam de volgende vraag: wie moet de brug gaan bouwen?
Het ontwerp
De gemeente Rotterdam vroeg een paar architecten om een ontwerp voor de brug te maken. De tekening van architect Ben van Berkel vond iedereen het mooist. Hij mocht de Erasmusbrug gaan bouwen. Want zo zou de brug gaan heten. Ben van Berkel maakte een ontwerp voor een vaste brug. De Maas is een brede rivier. De brug moest 800 meter lang worden om helemaal over de rivier te passen. Dat is ongeveer de lengte van acht voetbalvelden achter elkaar. Waar moet je bij het bedenken van zo’n lang brug op letten? Ten eerste dat Rotterdam een belangrijke havenstad is. En de Maas een grote rivier waar veel grote schepen varen. Die schepen mochten geen last hebben van de nieuwe brug. Hij moest dus hoog genoeg zijn. Er mochten ook niet te veel pijlers onder de brug komen. Pijlers zijn grote betonnen poten waar de brug op steunt. Die pijlers staan in het water, en kunnen de schepen in de weg staan. Puzzelen Het was een moeilijke puzzel voor Ben van Berkel. Als hij weinig pijlers mocht gebruiken om de brug te ondersteunen, moest hij iets heel anders verzinnen. Uiteindelijk kwam hij op een idee. Op de brug moest een pyloon komen. Een pyloon is een heel hoge mast. Vanuit die mast moesten 32 dikke kabels naar de brug worden gespannen. Misschien heb je wel eens een tent opgezet. Dan weet je dat de scheerlijnen van de tent strak gespannen moeten zijn om de tent overeind te houden. De kabels van de Erasmusbrug zijn eigenlijk niks anders dan hele sterke scheerlijnen van staal. Ze worden ook wel tuien genoemd. De brug zou aan deze 32 dikke stalen tuien moeten blijven hanen. Daarom wordt zo’n brug ook wel een tuibrug genoemd. Door de tuien waren er nog maar vijf pijlers nodig. Beweegbaar deel Natuurlijk moesten er ook grote schepen onder de brug door kunnen varen. Ben van Berkel ontwierp daarvoor een beweegbaar deel in de brug: een klep werd gemaakt over het deel van de rivier waar grote fruitschepen langskomen. Een brug met een beweegbaar deel is een basculebrug. Hoe gaat die klep omhoog? Ongeveer zoals een wip. Als je daar samen met je vader op zit, zul je zien dat jij de lucht in gaat. Dat komt omdat je vader zwaarder is. De klep in de brug is ook een soort wip. Aan het uiteinde van de klep zit een heel zwaar gewicht. We noemen dat een contragewicht. Onder dat gewicht zit een grote open ruimte, een soort kelder. Als er een schip aankomt, wordt het contragewicht de kelder ingetrokken. Dat gebeurt automatisch. Met een druk op de knop gaat de klep omhoog. De bouw Veiligheid Het ontwerp voor de tuibrug werd door de architect met behulp van de computer getekend. Ben van Berkel liet de computer ook berekenen hoe sterk de brug moest zijn om een bepaald gewicht te kunnen dragen. Het was van grootbelang dat dit goed gebeurde. Stel je voor dat de brug zou instorten omdat er te veel auto’s overheen zouden rijden. Verder berekende Ben ook hoe sterk de tuien moesten zijn om de brug overeind te houden. Op die manier kwam hij erachter hoe hij een veilige brug kon bouwen. Beton en staal Na maanden van tekenen en berekenen, kon de brug echt gebouwd gaan worden. De Erasmusbrug zou van staal en beton worden. Voor de bouw waren dus een beton-aannemer en een staal-aannemer nodig. Een aannemer is iemand die een fabriek, huis of brug bouwt. De pijlers De vijf pijlers van beton werden in Antwerpen op een grote bouwplaats gemaakt. Die pijlers waren zo groot en zwaar dat ze niet op een vrachtwagen pasten. Gelukkig ligt Antwerpen, net als Rotterdam, aan zee. Daarom werden de betonnen pijlers op pontons gehesen. Pontons zijn grote, ijzeren bakken die kunnen drijven. Daar konden de pijlers opgelegd worden en overzee naar Rotterdam worden gevaren. Op de plaats waar de brug moest komen, lieten de bouwers vier pijlers het water in zakken. Een klein stukje pijler stak nog boven water uit. De vijfde pijler kwam op de oever te staan. De pyloon Hierna ging de staal-aannemer aan het werk. Hij bouwde de pyloon, de mast. Dat gebeurde op een bouwterrein in Vlissingen. De pyloon bestaat uit stalen platen die in elkaar worden gezet. Net als bij een bouwdoos. Een computer berekende precies hoe groot die platen moesten zijn. Toen de pyloon klaar was, werd hij, net als de pijlers, op een ponton naar Rotterdam gevaren. Met een enorm kraanschip (dit is een hijskraan op een schip) werd de pyloon op een van de vijf pijlers geplaatst. Veel mensen kwamen kijken hoe dat ging. Ook de basculebrug werd op een pijler geplaatst. In die pijler is ruimte voor de kelder waar het contragewicht van de klep in past. Behalve de pyloonpijler en de basculepijler zijn er nog drie pijlers. Twee daarvan staan in de rivier. Eén pijler staat op de oever. Samen met de tuien houden deze vijf pijlers de brug overeind. De pyloon is dan ook het pronkstuk van de Erasmusbrug. Sleepboten trekken de ponton waarop hij staat, voort. Het brugdek Er moest nu nog één ding gebeuren. Het brugdek moest worden geplaatst. Dat is het deel waar het verkeer overheen rijdt. Je kunt zeggen dat het de weg over de rivier is. Het dek bestaat uit 22 losse stukken. Net als de pyloon zijn die losse stukken van staal. Deze losse stukken werden deel voor deel aan elkaar vastgemaakt. Dat gebeurde door ze aan elkaar te lassen. Telkens als er een brugdeel gelast was, werd het met twee tuien vastgezet aan de pyloon. Zo zitten alle brugdelen vast aan één punt. De brug was nu klaar, maar nog wel wat kaal. De pyloon werd natuurlijk geschilderd en er werden lampen op geplaatst. Verder moesten de tramrails en de fietspaden nog worden aangelegd. Toen dat was gebeurd, kon de Erasmusbrug geopend worden. De brug is klaar Vier september 1996 was de grote dag. Koningin Beatrix opende de Erasmusbrug. Samen met de burgemeester van Rotterdam wandelde de koningin de brug op. Ze liepen tot bij de klep van de brug. Die stond open. Met een kruk op een knop zette koningin Beatrix de klep in beweging. Heel langzaam sloot de brug zich. Rotterdam-Noord en Rotterdam-Zuid waren nu door de brug verbonden. Na de opening liepen de inwoners van Rotterdam-Zuid en Rotterdam-Noord elkaar op de brug tegemoet. Nadat de koningin de Erasmusbrug had geopend, was het een weekend lang feest in Rotterdam.
Trillende tuien Al snel na de opening bleek dat de brug heen en weer ging. Mensen die over de brug liepen, fietsten of reden, voelde hoe de tuien, de dikke kabels, trilden. Zelfs het brugdek ging een beetje heen en weer. Hoe kon dit? Het bleek dat de tuien niet goed genoeg vastzaten. Wind en regen zorgden ervoor de ze gingen trillen. Om dat op te lossen, werden schokdempers aangebracht. Die zorgden ervoor dat de trillingen worden opgevangen. En daarvoor hield het trillen op. Een grote brug als de Erasmusbrug vraagt veel onderhoud. Wind, regen en water tasten het beton en het staal van de brug aan. Daarom moet de brug regelmatig geschilderd worden. De verf werkt als een beschermend laagje. Je kunt je voorstellen dat het een hele tijd duurt voordat die grote Erasmusbrug helemaal geschilderd is!
Opvallen Ben van Berkel vond dat de Erasmusbrug behalve nuttig ook mooi moest zijn. De brug moest opvallen. Daarom maakte hij in de pyloon een knik. Een pyloon met een knik bestond nog niet. Naar iets was nieuw is, komen altijd veel nieuwsgierige mensen kijken. Door de knik in de pyloon heeft de brug de bijnaam ‘De Zwaan’ gekregen. Ben van Berkel vond ook dat de brug in het donker moest opvallen. Hij plaatste daarom lampen op het brugdek. Als het donker is, schijnen die op de pyloon en tuien. Dus ook als je ‘s avonds over de Erasmusbrug wandelt, kun je hem nog bewonderen. Zo is de brug dag en nacht te zien. De Rotterdammers zijn erg trots op hun brug. Zij willen dat hij net zo beroemd wordt als de Tower Bridge in Londen of de Brooklyn Bridge in New York. Als er maar genoeg toeristen de Erasmusbrug fotograferen, lukt dat misschien wel.
website voor plaatjes: http://www.bridgesite.com
REACTIES
1 seconde geleden