Woordjes Hoofdstuk 1 en 2

ave = gegroet! ; hallo!

populus = volk

clamat = hij roept ; hij schreeuwt

et = en ; ook

valde = zeer

gaudet = hij verheugt zich ; hij is blij

nam = want ; namelijk

modo = zojuist ; juist

imperator = veldheer ; keizer

intrat = hij komt binnen ; hij gaat binnen

consul = consul

tribunus = tribuun

pater = vader

nunc = nu

turba = menigte

non = niet

tacet = hij zwijgt

audit = hij hoort ; hij luistert

tum = dan ; vervolgens

iterum = weer ; opnieuw

venit = hij komt

ecce = kijk!

simulacrum = beeld

plaudit = hij klapt in zijn handen ; hij applaudisseert

amat = hij is verliefd ; hij houdt van

enim = namelijk ; immers

ibi = daar

sedet = hij zit

ridet = hij lacht

spectaculum = schouwspel

placet = hij bevalt ; hij valt in de smaak

forum = forum ; markt; marktplein

Romanus = Romeins ; Romein

vocat = hij roept

amica = vriendin

amicus = vriend

via = straat ; weg

latus = breed

autem = maar ; echter

cur = waarom

nihil = niets

dicit = hij zegt

rogat = hij vraagt

laetus = blij ; vrolijk

est = hij is

respondet = hij antwoordt

novus = nieuw

serva = slavin

semper = altijd ; steeds

nemo = niemand

docet = hij onderwijst

dubitat = hij aarzelt

iam = al ; reeds

non iam = niet meer ; niet langer

magistra = lerares

bonus = goed

templum = tempel

altus = hoog

multus = veel

sunt = zij zijn

servus = slaaf

stat = hij staat

senator = senator

clarus = beroemd

etiam = ook