Boek I, v1-21, Aanhef
Vertaling
Muze, vertel mij over de man met vele listen, die zeer veel rondzwierf, nadat hij de heilige stad van Troje verwoest had. Hij zag de steden van vele mensen en leerde hen kennen in hun geest en vele smarten op zee leed hij in zijn ziel, terwijl hij zijn leven trachtte te behouden en de terugkeer van zijn vrienden.
Maar zo redde zijn vrienden niet, hoewel hij dit verlangde; want door hun eigen roekeloze daden, kwamen ze om, de dwazen, die de runderen van Hyperion Helios helemaal hadden opgevreten; maar hij ontnam hen de dag van de terugkeer.
Vertel van waar af ook, godin, dochter van Zeus.
Toen waren alle anderen, zo velen die ontvlucht waren aan de vreselijke ondergang thuis, ontsnapt aan de oorlog en de zee; maar hem alleen die verlangde naar de terugkeer en zijn vrouw, hield de machtige nimf Calypso, verhevene onder de godinnen, vast in haar gewelfde grotten, verlangend dat hij haar man zou zijn.
Maar toen het jaar kwam, terwijl de jaren voort wentelden, waarop de goden bepaalden dat hij naar huis terug mocht keren, naar Ithaca, zelfs toen hij niet veilig was in de strijd en te midden van zijn verwanten.
Alle goden hadden medelijden, behalve Poseidon, deze bleef hevig vol drift tegen de godgelijke Odyssees voordat hij zijn land bereikte.
Besluit (aanhef v1-10)
De aanhef van de Odyssee en de Ilias zijn zeer gelijkend.
- Als eerste woorden krijgen we het thema
o Odyssee: : de man, de held, Odyssees
o Ilias:: de wrok en de gevolgen ervan.
- Dan een werkwoord in de imperatief
o Odyssee:
o Ilias:
- Aangesproken vorm in de vocatief
o Odyssee:
o Ilias:
- Een 4lettergrepig adjectief dat het thema karakteriseert.
o Odyssee:
o Ilias:
- Dan een betrekkelijke bijzin
o Odyssee:
o Ilias:
- 2 zinnen met
o Odyssee:
o Ilias:
- Beide aanheffen verwijzen naar de veelheid van de feiten
o Odyssee:
o Ilias:
- En naar het leed waarover verteld zal worden
o Odyssee:
o Ilias:
Zo’n aanhef was traditioneel in de epische poëzie. Elke episch verhaal begon met zo’n aanhef, maar hier is het parallellisme zo treffend dat de aan hef van de Odyssee wel moet gemodelleerd zijn op die van de Ilias.
De aanhef begint v.1 en eindigt v.10 met de aanroeping van de muze, de dichter doet een beroep op de muze om hem kennis te verschaffen over zaken die buiten zijn eigen ervaring liggen. De muze is immers een godin die altijd heeft bestaan en dus ook alles heeft meegemaakt. De dichter laat ons hiermee verstaan dat het verhaal niet gebaseerd is op zijn fantasie, maar een waarheid is die bekrachtigd wordt door de godheid die door hem spreekt.
Er is echter nog een tweede punt opvallend aan deze aanhef. De gegevens die in de aanhef vermeldt worden, worden slechts in een derde van de Odyssee uitgewerkt, nl. boek 5-12: één punt daarvan wordt extra in de verf gezet in de aanhef, nl. het slechten van de runderen van Apollo. Dit gegeven wordt uitgewerkt in boek 12, dat Homeros het hier in de aanhef vermeldt, kan verklaard worden door zijn bekommernis om zijn held Odyssees vrij te pleiten dat hij als leider zijn eigen mannen niet heeft kunnen redden.
Maar het belangrijkste feit uit de Odyssee is de moord op de vrijers en hiervan is in de aanhef geen sprake. Bovendien bezoekt Odyssees in dit boek behalve de stad van de Faïaken geen enkele andere stad en ook wordt het feit dat hij de geest van andere mensen leert kennen, wordt niet benadrukt in het boek. Het grootste deel van de Odyssee speelt zich immers af in een onbeschaafde wereld van monsters en barbaren, wel heel ver weg van de steden van mensen. Maar van die vreemde wezens is in de aanhef geen sprake.
Men veronderstelt dus dat deze aanhef gemaakt werd voor een ander episch verhaal over odyssees, nl. de ‘Nostos van Odyssees’ die ging over Kreta en Egypte. Bovendien zijn van dat epos nog sporen terug te vinden in de Odyssee zelf, nl. waar Odyssees voorwendt een ander krijger te zijn uit de Trojaanse oorlog en hij zijn terugkeer via Kreta en Egypte vertelt.
Die ‘Nostoi’ verhalen bestonden over verschillende helden van de Trojaanse oorlog en we vinder er weer sporen van in de Odyssee, nl. de ‘Nostos van Nestor’ en de ‘Nostos van Menelaos’. Waarschijnlijk heeft Homeros die aanhef toch gebruikt voor de Odyssee, omdat hij zo verzorgd was opgebouwd en zo mooi was, ook al paste die niet 100 procent bij het verhaal.
Boek I, v113-135
Inleiding
Op een godenvergadering heeft Athena bij Zeus de terugkeer van haar beschermeling Odyssees bepleit. Zeus stemt ermee in en Hermes wordt naar Calypso gezonden om haar te vragen Odyssees te laten gaan.
Athena zelf gaat naar Odyssees’ paleis in Ithaca om zijn zoon Telemachos tot activiteit aan te sporen. Door haar tussenkomst zal Telamachos veranderen van een melancholicus in een flinke jongeman. Zo is hij beter in staat voor een hereniging met zijn vader en voor het heroveren van het paleis.
Athena verschijnt in de gedaante van Mentes, de leider van de Thapiërs, een vroegere gastvriend van odyssees. Hij is zogezegd op reis en wil zijn vriend Odyssees even een beleefdheidsbezoek brengen. In die gedaante gaat Athena aan de poort van het paleis staan en wacht daar zoals in die tijd gebruikelijk was tot men haar naar binnen leidt.
Vertaling
De godgelijke Telemachos zag haar als allereerst, want hij zat te midden van de vrijers terwijl hij neerslachtig was in zijn eigen hart terwijl hij zijn edele vader zag in zijn geest indien hij van ergens gekomen een verdrijving van de vrijers gedaan zou krijgen uit zijn eigen huis, dan zou hij zelf eer hebben en heersen over zijn huis. Terwijl hij deze dingen overdacht en te midden van de vrijers zat, zag hij Athena.
Woedend ging hij dadelijk naar het voorportaal, omdat hij boos was in zijn hart, de vreemdeling stond bij de deur te wachten. Nadat hij dichtbij was gaan staan, nam hij zijn rechterhand en nam de bronzen speer aan, hem aansprekend zei hij met deze gevleugelde woorden: “Gegroet vreemdeling, je zal bemind worden door ons, nadat je vervolgens de maaltijd gebruikt hebt, zal je vertellen wat je nodig hebt.”
Nadat hij zo gesproken had, ging hij voorop en Pallas Athena volgde hem. En toen ze binnen het hoge paleis waren, nadat hij de speer gebracht had naar de grote zuil, plaatste hij hem in de goedgepolijste speerhouder, waar toch ook vele andere speren van de dappere Odyssees talrijk in stonden.
Terwijl hij haar voerde, deed hij haar zitten op een zetel en hij spreidde een glad, glanzend deken onder haar, mooi en bont en een voetbankje onder haar voeten en zelf plaatste hij er een veelkleurige ligzetel bij voor zijn eigen, buiten de kring van de andere vrijers opdat de vreemdeling niet genoeg zou hebben van de maaltijd door storend lawaai en na gekomen te zijn tussen brutale mannen, opdat hij vragen zou stellen over zijn vader die weggegaan is.
Besluit
Deze passage toont ons de etiquette die gebruikelijk was in aristocratische milieus in de heroïsche tijd. Wanneer een gast arriveert, blijft die wachten aan het voorportaal hoewel de deur openstaat, hij wordt begroet door iemand van het huishouden die hem een hand geeft en die zijn speer aanneemt, dan wordt hij binnengeleid waarbij de gastheer voorop gaat. Er wordt hem een zitplaats gegeven en een maaltijd aangeboden, pas na het eten mag men de gast de reden van zijn bezoek vragen.
Boek I, v230-251
Vertaling
De wijze Telemachos sprak van zijn kant opnieuw tegen haar: “Vriend, aangezien je me die dingen vraagt en navraag doet; dit huis was ooit rijk en schitterend, zolang die man onder het volk was; nu hebben de goden het anders gewild en bedenken ze slechte dingen die hen onzichtbaar maakten onder alle mensen, aangezien ik niet zo zou treuren indien hij gestorven was, indien hij te midden van al zijn vrienden zou overwonnen zijn in het Trojaanse land ofwel in zijn eigen mensen hun handen ofwel hij de oorlog had doorstaan en dan hadden alle Grieken een grafheuvel voor hem gemaakt en had hij grote roem voor zijn kind verworven later.
Maar nu hebben de harpijen hem roemloos weggerukt, hij ging onzichtbaar en onhoorbaar weg en vele smarten en geweeklaag liet hij achter voor mij. Maar ik treur niet om hem alleen zuchtend, aangezien de goden nu andere slechte plannen voor mij bereidden. Want zoveel als edelen heersen over de eilanden Darlichos en Sami en het bosrijke Zakinthos, zoveel als er heersen over het rotsachtige Ithaca, zo velen dingen naar de hand van mijn moeder terwijl ze mijn huis leegvreten. Noch kan mijn moeder het vreselijke huwelijk afleveren, noch kan ze er een einde aan maken. Ze vernielen mijn huis al etend en ze zullen ook snel mij vernietigen.
Boek I, v325-364
Inleiding
In de tussenliggende verzen heeft Athena Telemachos aangeraden om inlichtingen in te winnen over zijn vader bij Nestor in Pilos en bij Menelaos is Sparta en om na die reis terug te keren naar Ithaca om de vrijers te verjagen. Ze spiegelt hem ook het voorbeeld van de roemrijke Orestes voor die de moord op zijn vader gewroken heeft, wanneer Athena ophoudt met spreken is ze plots verdwenen, een vogel vliegt weg door de opening boven de haard. Telemachos begrijpt dat het een god was en geen mens die tot hem gesproken heeft. Deze ontmoeting heeft Telemachos veranderd, hij is niet meer de melancholische jongen die weerloos zit te dromen over zijn verdwenen vader. Misschien heeft Shakespeare hieraan gedacht toen hij zijn ‘Hamlett’ schreef.
Telemachos gaat nu terug naar de vrijers.
Vertaling
De roemrijke aoide zong voor hen, zij die in stilte zaten te luisteren; hij bezong de droevige terugkeer van de Achaeërs die Pallas Athena opdroeg vanuit Troje.
Ze vernam in haar geest het door een god geïnspireerd gezang vanaf de bovenverdieping, de dochter van Ikaros, de zeer verstandige Penelope; ze ging de hoge trappen af uit haar kamer, maar niet alleen, want tegelijk volgden twee slavinnen met haar.
Toen de verhevene van de vrouwen aankwam bij de vrijers, ging ze staan bij de stevig gemaakte zuil van het dak, ze hield een glanzende sluier voor haar wangen en een betrouwbare slavin ging staan aan weerszijden van haar. Vervolgens sprak ze in tranen tot de goddelijke zanger: “Fèmios, want jij weet immers vele andere wonderbare verhalen van stervelingen, werken van zowel mannen als goden, die de aoiden bezingen, bezing één ervan voor hen, terwijl je erbij zit, laat hen in stilte hun wijn drinken; maar hou op met dat droevige gezang, dat mij steeds pijn in mijn binnenste hart doet, aangezien het onvergetelijke leed vooral mij bedrukt. Ik verlang altijd naar dat hoofd als ik het mij herinner van mijn man die grote roem over heel Griekenland en te midden van Argos verwierf.”
De verstandige Telemachos sprak van zijn kant haar toe: “Mijn moeder, waarom misgun je de trouwe zanger zich te vermaken zoals de geest hem aanspoort, de zangers zijn niet schuldig, misschien is Zeus schuldig, die geeft het aan de broodetende mannen wat hij wil, aan elk één. Er is geen reden tot boosheid op hem, om het slechte lot van de Grieken te bezingen; want dat gezang prijzen vooral de mensen, dat het nieuwste is voor de toehoorders. Dat jij in hart en ziel het verdragen om dat te aanhoren; want niet alleen Odyssees verloor de dag van de terugkeer in Troje, maar vele andere mannen gingen ten onder.
Maar ga naar je kamer en verricht er je eigen werken, weefgetouw en weefspoel, en beveel je slavinnen hun werk te verrichten. Het verhaal moet alle mannen aangaan en vooral aan mij; ik heb de macht in dit huis.”
Ze was zeer verbaasd en ging terug naar haar kamer, want ze plaatste het verstandige woord van haar kind in haar hart. Nadat ze naar boven was gegaan met de vrouwelijke slavinnen, weenden ze vervolgens om haar geliefde echtgenoot Odyssees, totdat de uilogige Athena een zoete slaap op haar ogen had gelegd.
Boek I, v421-444
Inleiding
Wanneer Penelope naar haar kamer gaat, maken de vrijers kabaal omdat ze met haar willen slapen. De nu plots dapper geworden Telemachos wijst hen brutaal terecht, zegt dat ze niet meer welkom zijn in het paleis en dat ze allen de volgende dag naar de volksvergadering moeten komen. De vrijers zijn verbaasd door de grote mond die Telemachos nu plots opzet, maar blijven toch doorfuiven tot de nacht valt.
Vertaling
Ze vermaakten zich, terwijl ze zich wenden tot de dans en het betoverende lied, ze bleven tot de avond op hen kwam. Terwijl ze zich vermaakten, kwam de zwarte avond op hen; toen ging elk van hen naar huis om zich te rusten te begeven. Maar Telemachos, waar voor hem een zeer mooie hoge slaapkamer was gebouwd op het voorhof op een rondom beschermde plaats, daarheen ging hij naar bed en overdacht er zijn vele zorgen.
De trouw kennende Eurukleia, dochter van Oops, zoon van Peisènor, droeg aangestoken fakkels samen met hem, die Laërtes ooit kocht met zijn eigen bezittingen.
Toen ze nog in haar jeugd was, gaf hij voor haar de prijs van twintig runderen, hij achtte haar gelijk waardig aan zijn trouwe echtgenote in het megaron, maar hij vermengde zich nooit met haar in bed, want hij vreesde de woede van zijn vrouw; ze droeg samen met hem de aangestoken fakkels en zij hield altijd het meest van hem van alle slavinnen en ze voedde hem toen hij een baby was.
Hij opende de deur van de stevig gemaakte slaapkamer, hij ging zitten op het bed en deed zijn zachte chiton uit. En wierp de chiton in de handen van het verstandige oude vrouwtje. Nadat ze de chiton had opgevouwen, had gladgestreken en aan een keerhanger had opgehangen bij het doorboorde bed, ging ze uit de kamer, ze trok de deur dicht met dezelfde haak. Daar overlegde hij heel de nacht in zijn geest, omhuld in een wollen deken de reis die Athena hem had verteld.
Boek II, v1-14
Inleiding
Sluit naadloos aan op het einde van Boek I.
Vertaling
Wanneer de vroeg geboren roosvingerige dageraad verscheen, zette de geliefde zoon van Odyssees zich in beweging uit bed. Nadat hij zijn kleren had aangetrokken, deed hij een scherpe speer om zijn schouder en bond mooie sandalen onder zijn glanzende voeten. Hij zette een stap om uit de slaapkamer te gaan, gelijkend op een god om te zien. Dadelijk beval hij de lang haar dragende herauten met heldere stemmen TEKST ONTBREEKT. De enen ontboden hem en de anderen verzamelden zich zeer snel, maar toen ze samen waren gekomen en vergaderd hadden, zette hij een stap om naar de markt te gaan met een speer in zijn hand, niet alleen maar twee beweeglijke honden volgden hem. Athena goot een goddelijke schoonheid naar beneden over hem, alle mannen bekeken hem terwijl hij naderde. Hij ging zitten op de zetel van zijn vader, de oude mannen weken.
Boek VI, v99-165
Inleiding
Wanneer Odyssees van het eiland van Calypso wegvaart, mag Poseidon zijn woede voor een laatste keer botvieren. Odyssees’ vlot wordt in een storm verbrijzeld en drie dagen en drie nachten zwemt Odyssees tot hij aanspoelt op het eiland Scheria. Hij valt in slaap in het struikgewas op het strand.
Nausica, de koningsdochter van de Faïaken, heeft die nacht een vreemde droom gehad (nl. dat ze een vreemde man ontmoet waarmee ze zal trouwen.) en ze gaat met haar slavinnen haar kleren wassen in een stroompje bij het strand.
Nu hebben ze de was gedaan en terwijl ligt te drogen op het warme zand, spelen ze met de bal op het strand.
Vertaling
Maar nadat de slavinnen en zijzelf zich tegoed hadden gedaan aan voedsel, speelden ze met de bal nadat ze hun sluier hadden afgeworpen, de bleekarmige Nausica ging hen vooraf in het gezang. Zoals de pijlenschietende Artemis van de bergen naar beneden gaat, van het heel hoog Taigetos gebergte of het Erumanthon gebergte, genietend van everzwijnen en snelle hinden. De in velden levende nimfen, dochters van de Aegusdragende Zeus, spelen samen met haar; Leto verheugt zich in haar hart. Boven allen stak ze uit met hoofd en haar om gemakkelijk herkenbaar te zijn, maar allen zijn ze mooi; zo onderscheidt het ongehuwd meisje zich tussen haar slavinnen.
3. Totale onverwachte verschijning
Maar toen ze op het punt stond naar huis terug te keren, nadat ze een muilezel had ingespannen en haar mooie kleren had gladgestreken, toen bedacht de uilogige godin Athena een ander plan, dat Odyssees zou wakker worden en het meisje met het mooie gelaat zou zien, die hem naar de stad van de Faiaakse mannen zou leiden. Vervolgens wierp de prinses een bal naar een slavin; maar ze miste de slavin en wierp ze in een diepe draaikolk en erbij riepen ze luid. De goddelijke Odyssees werd wakker en ging rechtop zitten en overdacht hij in zijn geest en in zijn ziel; “O, ik ongelukkige, van welke stervelingen heb ik nu het land bereikt? Zijn ze brutaal en wilden en onrechtvaardig of gastvrijen en hebben ze een godvrezende geest? Zo omringd vrouwelijk geroep van meisjes mij, de nimfen, die de toppen van de stille bergen bewonen en de bronnen van de rivieren en weiden rijk aan gras. Of ben ik ergens in de buurt van spraakbekwame mensen? Maar vooruit, laat ik zelf uitzoeken en bekijken.” Nadat hij zo gesproken had, kwam de goddelijke Odyssees tevoorschijn van onder de struiken, uit dicht opeen kreupelhout brak hij een tak met bladeren af met zijn stevige hand opdat hij zijn mannelijke schaamdelen rondom zou bedekken. Hij deed een stap om te gaan zoals een in bergen levende leeuw, vertrouwend op zijn kracht, die doorheen regen en wind gaat, in hem vlammen zijn ogen,; hij jaagt op runderen of schapen of in het veld lopende hinden; zijn maag beveelt hem een aanval te wagen op het klein vee en naar de stevige stal te gaan; Zo stond Odysseus op het puntzich te mengen onder de meisjes met mooie vlechten, hoewel hij naakt was; want de nood bereikte hem. Maar hij verscheen vreselijk, gehavend door het zeewater, bij hen en ze vluchtten naar alle kanten naar het vooruitspringende strand; alleen de dochter van Alkinos bleef; want Athena had de moed in haar geest geplaatst en had de vrees uit haar leden genomen. Ze stond standhoudend tegenover hem. Maar Odysseus overlegde of hij het meisje met het mooie gelaat zou smeken door haar knieën vast te grijpen, of hij zo vanop een afstand zou smeken met honingzoete woorden, of ze de stad wilde tonen en kleren wilde geven. Zo scheen het hem beter te zijn toen hij nadacht, van ver met honingzoete woorden te smeken, zodat hij het meisje in haar ziel niet boos zou maken door haar knieën te grijpen. Dadelijk sprak hij een honongzoet en behendig woord:
4. Odysseus’ bede
“ Ik smeek je bij de knieën, meesteres; Ben je nu een god of een sterveling? Indien je van de goden bent, die de hemel bewonen, want ik acht jou het meeste gelijk aan de dochter van Artemis, de dochter van de zeer grote Zeus, qua uitzicht en grootte en gestalte; maar indien je van stervelingen bent, bewoon je dit eiland, driemaal gelukkig zijn je vader en machtige moeder, driemaal gelukkig je broers; want zeer wordt hun geest altijd warm door blijde gedachten omwille van hen die zien dat zo’n kind op de dansvloer treedt. Hij, oppergelukkigst in zijn hart meer dan anderen, die beladen met bruidsgeschenken jou naar huis zal voeren.
Want nooit heb ik zo iemand met mijn ogen gezien, noch een man, noch een vrouw; de bewondering houdt mij gevangen die toekijkt. Zo bemerkte ik ooit op Delos aan het altaar van Apollo, zo’n jonge stam van een palmboom oprijzen; want ik ging ook daarheen, vele manschappen volgden me, op de reis waarop vele slechte smarten aan mij zouden gebeuren.
Odyssee 23, 1-110: Door Penelope herkent
1. Word wakker, Penelope!
De oude vrouw ging juichend naar de bovenverdieping om haar meesteres te vertellen dat haar echtgenoot in huis aanwezig was; maar haar knieën haastten zich, en haar voeten struikelden. Ze ging aan het hoofdeinde staan en sprak tegen haar het woord:
“ Word wakker, Penelope, lief kind, om dit met je eigen ogen te zien wat je elke dag verlangde. Odysseus kwam en bereikte het huis, hoewel hij laat toekwam. Hij doodde de brutale vrijers, die zijn huis veel last berokkenden en zijn eten opaten en zijn kind bedreigde.”
En van haar kant sprak de verstandige Penelope haar toe:
“ Lief moedertje, de goden die toch ook een zeer verstandige dwaas kunnen maken en een zwakzinnige op het pad van de bedachtzaamheid zetten; toch hebben ze je geschaad; vroeger was je gezond van verstand. Waarom toch spot je met mij, die een zeer bedroefd hart heb, terwijl je dat ver van de waarheid gezegd hebt, waarom wek je me uit mijn slaap die zoet is, die me vastbond na mijn eigen oogleden te hebben bedekt?
Want ik heb nog nooit zo geslapen sinds Odysseus wegging om het slechte Troje dat niet genoemd mag worden te bekijken. Maar ga nu naar beneden en ga terug naar het megaron.
Want ndien een andere van de vrouwen, die ik heb, me dat was komen melden en me zou gewekt hebben uit mijn slaap, dan zou ik haar snel vreselijk wegzenden om dadelijk naar het megaron te gaan: maar het helpt jou als oude vrouw.\"
Maar de voedster antwoordde van haar kant aan Penelope:
\" Ik bespot je niet, lief kind, maar Odysseus kwam waarlijk en bereikte het huis, zoals ik gezegd heb, de vreemdeling die allen beledigde in zijn paleis. Maar Telemachos wist al lang dat hij binnen was, maar door zijn gezond verstand verborg hij de plannen van zijn vader, totdat hij het de brutale manne betaald zette met geweld.\"
Zo sprak ze, en ze was blij en sprong uit haar bed en ze omhelsde de oue vrouw en ze liet een traan rollen van haar oogleden en ze sprak haar toesprekend met de volgende gevleugelde woorden:
\" Indien, vertel me naar waarheid, lief moedertje, indien hij echt zijn huis heeft bereikt zoals je zegt, hoe hij zijn hand heeft gelegd op de schaamteloze vrijers, hoewel hij alleen was, maar zij waren altijd samen binnen.\"
De vriendelijke voedster Eurykleia sprak haar van haar kant toe:
\" Ik heb het niet gezien, noch gehoord, maar ik hoorde alleen gekerm van de stervenden. Maar wij zaten in het binnenste van de stevig gemaakte slaapkamers vol angst. De goed vastgemaakte deuren hielden ons gevangen, totdat je zoon me tenslotte vanuit het megaron geroepen heeft, Telemachos. Want zijn vader had hem gezonden om mij te roepen. Ik vod Odysseus vervolgens staande tussen de ode lijken, zij lagen rond hem terwijl ze de harde grond bedekten op elkaar. Je had je in je hart verheugd als je hem had gezien, besmeurd met bloed en met vuil als een leeuw.
( Regel 50-110 ontbreken)
Zo sprak telkens weer iemand, maar ze wisten niet hoe het gebeurd was. Maar de huishoudster Eurykleia, waste in zijn huis de dappere Odysseus en zalfde hem in met olijfolie. En ze wierp rond hem een mooie mantel en een chiton. Zodat hij groter en voller was om te zien, en ze liet krullend haar hangen over zijn hoofd, gelijkend op een hyacint. Zoals wanneer een of andere goud giet over zilver vaardig, hem onderwees Hephaisto en Pallas Athena de veelzijdige kunsten en hij voltooit bekoorlijke werken. Zo omgoot ze de schoonheid rond zijn hoofd en schouders. Hij ging uit bad gelijkend op de goden qua gestalte. Dadelijk ging hij opnieuw zitten op de troon waar hij had gezten rechttegenover zijn echtgenote en sprak haar het woord toe: \" Bezetene, onder de tedere vrouwen hebben zij die de Olympuspaleizen bewonen een hardvochtig hart aan jou gegeven. Geen andere vrouw zou zich zo met een stug hart afwenden van haar man die na vele slechte dingen geleden te hebben in het 20ste jaar naar het vaderland zou terugkeren. Maar kom, moedertje, maak het bed klaar opdat ik zal gaan slapen, al is het alleen. Want ze heeft een ijzeren hart in haar binnenste.\"
Zo sprak de verstandige Penelope hem toe:
\" Dwaas, ik ben geenzins trots, noch vol minachting, noch ben ik al te verbaasd want ik weet zeer goed hoe je was toen je was weggegaan uit Ithaka op een schip met lange roeiriemen. Maar komaan, Eurykleia, maak voor hem het stevige bed klaar buiten de goedgebouwde slaapkamere, dat hij zelf gemaakt heeft. Nadat je het steviggebouwde bed naar buiten hebt geplaatst, gooi er het beddegoed op en de vachten en de dekens en de glanzende kussens.\"
Zo sprak ze terwijl ze haar echtgenoot uittestte. Maar Odysseus, die boos werd sprak zijn trouwe echtgenote toe: “Och vrouw, je hebt me daar voorwaar een kwetsend woord gezegd. Wie heeft mijn bed op een andere plaats gezet, het zou lastig zijn. Ook voor ieman die zeer kundig is. Tenzij een god zelf hem ter hulp komend het gemakkelijk zou plaatsen op een andere plaats als hij da zou willen, noch zou een levende sterveling van de mannen, zelfs niet wanneer hij in zijn volle kracht is het gemakkelijk loswrikken, aangezien een groot geheim in het kunstig vervaardigd bed zit. Maar ik heb het gemaakt en niemand anders. Er was een stam van een langbladerige olijfboom binnen de omheining, krachtig opschietend: hij was zo dik als een zuil. Ik bouwde de slaapkamre errond, totdat ik het voltooid had, met dikke stenen, ik heb er vanboven een goed dak opgebouwd; nadat ik er stevige deuren heb ingeplaatst, nadat ik het stevig heb vastgemaakt. Vervolgens hakte ik de kruin van de langbladerige olijfboom af. Nadat ik de schors vanaf de wortel had afgesneden schaafde ik het glad met brons, ook vakbekwaam, en ik maakte het recht met een paslood, de voet bewerkte ik met zorg, en ik doorboorde hem met een boor, van deze dingen beginnend timmerde ik mijn bed, tot ik het had voltooid, versierend met gous, zilver en ivoor en ik spande een lederen riem van een rund schitterend door purper. Zo toon ik jou dit geheim, ik weet geenzins of het bed op zijn plaats is, vrouw, of iemand van de mannen het ergens anders heeft geplaatst, nadat hij de stam van de olijfboom onderaan had afgesneden.\"
Zo sprak hij en haar knieën en eigen hart begaven het terstond, voor haar die de geheimen herkende, die Odysseus haar onomstotelijk had verteld: vervolgens liep ze dadelijk al wenend naar hem en ze wierp haar armen rond de hals van Odysseus, en ze kuste zijn hoofd en sprak het woord:
\" Odysseus, wees niet boos op mij, aangezien je toch ook in de andere zaken het meest verstandige van de mensen was. Maar de goden bedeelden ons leed toe, die ons misgunden bij elkaar blijvend te genieten van de jeugd en de drempel van de ouderdom te bereiken. Wees nu niet boos op mij of verwijt me niet omdat ik je niet eerst toen ik je zag zo heb omhelsd. Want altijd was mijn hart bang in mijn eigen binnenste dat iemand van de stervelingen die kwam me zou bedriegen met de woorden: want velen beramen slechte plannen. Helena, uit Argos geboren uit Zeus, zou zich niet vermengd hebben met een vreemde man in het liefdesbed, indien zij had geweten dat de krijgshaftigen zonen van de Archaeërs op het punt stonden haar opnieuw naar huis te voeren naar haar eigen vaderland. Want een god zette haar aan om die verwerpelijke daad te stellen: en niet eerder plaatste hij de ellendige verblinding in haar hart, waatuit vooreerst het leed ook ons bereikte. Maar nu, aangezien jij onomstotelijk de geheimen van ons bed hebt aangetoond dat nog geen enkele sterveling had gezien, maar alleen ik en jij en 1 slavin alleen, Aktoris, die mijn vader aan mij gaf toen ik herheen kwam, die voor ons de deuren van de goedgebouwde slaapkamer bewaakte, nu dus overtuig je inderdaad mijn ziel, hoewel het zeer stug is.\"
Zo sprak ze en ze wekte bij hem nog meer het verlangen op tot gejammer: hij huilde terwijl hij zijn geliefde echtgenote vasthield, hij had smarten gezien. Zoals wanneer het land welkom verschijnt aan zwemmers, van wie Poseidon het stevig gemaakte schip verbrijzeld had in de zee; voortgejaagd door de wind en krachtige golf: weinigen ontsnapten aan de grijsgrauwe zee naar het land door te zwemmen, veel zeezout kleefde op hun huid, maar zielsgelukkig bereikten ze het land, het onheil ontvlucht: zo welkom was de echtgenoot toen ze hem zag, en ze zou haar blanke armen nooit ofte nimmer nog van zijn hals laten gaan.
Odyssee door Homerus
6.8- Vertaling door een scholier
- Klas onbekend | 4799 woorden
- 5 juni 2009
- 46 keer beoordeeld
6.8
46
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.345 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Student Hanne en scholier Naomi over studiekeuzes: 'Het is jouw toekomst'
Amarins (26) studeert Scheikunde in Amsterdam: 'Ik wil graag weten hoe de wereld werkt'
Riquelme (13) turnt op topniveau: 'Het is echt hard werken'
REACTIES
1 seconde geleden