Economie PO
Het hand in hand gaan van onze AOW-gerechtigde leeftijd en demografische veranderingen.
Vorige week keek ik een aflevering van Zondag met Lubach waarin de verhouding tussen werkenden en AOW’ers in Nederland werd besproken. Deze aflevering zette mij aan het denken. Stel je voor, je bevindt je in de situatie dat het pensioenstelsel niet via het omslagstelsel wordt geregeld (waarbij je premies betaalt die door de overheid in uitkeringen wordt uitbetaald), maar een zogenoemd ‘inwoonstelsel’. Bij dit zelfbedachte inwoonstelsel zorgen werkende mensen letterlijk voor een AOW’er. Vroeger, in 1956, zou de situatie zo zijn dat acht mensen in een huis wonen waarbij zeven werkenden zorgen voor één AOW’er. Dit lijkt goed te doen. Nu, in 2018, zouden er vier werkenden moeten zorgen voor één inwonende AOW’er. Deze werkenden moeten dus bijna het dubbele werk leveren om de ene AOW’er te kunnen onderhouden. Het houdt echter niet op; in de toekomst, rond 2040, zullen twee werkenden moeten zorgen voor één inwonende AOW’er. Dit is een erg scheve verhouding en geeft niet echt een rooskleurig toekomstbeeld. Om dit toekomstbeeld wat op te fleuren, heeft het kabinet besloten de AOW-leeftijd de komende jaren te verhogen naar 67 jaar en drie maanden. Naar mijn idee, een goede beslissing. Ik vind daarom ook dat het omhoog gaan van de AOW-leeftijd rechtvaardig is, gezien de demografische veranderingen in onze samenleving die ik hieronder verder toe zal lichten.
Allereerst stijgt onze levensverwachting waardoor we fysiek steeds langer in staat zijn om door te werken. Volgens recente cijfers van het CBS (CBS, 2017) leven we in 2016 gemiddeld vijf jaar langer dan in 1956 en de prognose is dat deze levensverwachting de komende jaren blijft stijgen (zie figuur 1). Als mensen steeds ouder worden, maar de AOW-leeftijd stijgt niet, zullen mensen gemiddeld een groter gedeelte van hun leven niet actief deelnemen in onze werkende samenleving. Naast het langer niets bijdragen op financieel gebied door gepensioneerden, zullen de hard werkende Nederlanders nog harder moeten werken om de gepensioneerden te kunnen financieren.
Daarnaast zijn er, zoals al in de inleiding besproken, in verhouding steeds meer ouderen in vergelijking tot de beroepsbevolking in Nederland, waardoor de grijze druk toeneemt. Het aantal ouderen in Nederland is sterk gestegen, iets dat ook wel vergrijzing wordt genoemd. De grijze druk, de verhouding tussen 20-65 jarigen en 65-plussers, is hierdoor sinds ongeveer 1950 continue toegenomen (Rick de Kruijf & Hans Langenberg, 2017), met name in kleine gemeenten (Van Solinge, 2017). Verder neemt het geboortecijfer in Nederland af waardoor er ontgroening plaatsvindt. De potentiële beroepsbevolking wordt daardoor dus kleiner. Wanneer gekeken wordt naar de opbouw van de beroepsbevolking verandert de vorm van een piramide, met veel jongeren en weinig ouderen, naar een urn, met minder jongeren en meer ouderen (zie figuur 2). Als de AOW-leeftijd hoger is, zal de grijze druk afnemen waardoor de vergrijzingskosten gelijker verdeeld over alle generaties.
Tegenstanders van de verhoogde AOW-leeftijd beweren dat doorwerken tot 67 jaar en drie maanden niet voor iedereen haalbaar is, met name voor mensen die fysiek of psychisch zwaar werk uitoefenen, zoals stratenmakers, timmermannen en verplegers. Het is inderdaad voor sommige beroepen niet mogelijk om deze tot de pensioengerechtigde leeftijd uit te oefenen. Toch betekent het niet dat mensen met fysiek of psychisch zwaar werk eerder met pensioen moeten. Het is namelijk belangrijk dat deze mensen zich op tijd omscholen, zodat ze tot hun pensioen minder zwaar werk kunnen doen (Ravesteijn, 2016). Econoom Willem Heeringa zegt in een interview: “De uitdaging is vooral om vaardigheden bij te houden of op tijd om te scholen. Een 'leven lang leren', zoals dat dan genoemd wordt.” (NOS, 2017). Een stratenmaker van wie zijn benen het begeven hebben, zou nog omgeschoold kunnen worden om vervolgens een kantoorbaan te hebben. Het halen van de AOW-leeftijd kan dus wel door iedereen behaald worden, zolang de mogelijkheden voor omscholing of bredere scholing geboden worden en de werknemers ervoor openstaan om een leven lang te blijven leren.
Het verhogen van de AOW-leeftijd heeft dus meer voordelen dan nadelen. Onze levensverwachting stijgt waardoor we in staat zijn om langer door te werken en door een hogere AOW-leeftijd zal de grijze druk afnemen. Hoewel tegenstanders beweren dat het voor sommige fysiek of mentaal niet mogelijk is om de hoge AOW-leeftijd te behalen, denk ik dat dit verholpen kan worden door omscholing of bredere scholing. Het omhoog gaan van de AOW-leeftijd is gezien de demografische veranderingen in Nederland dus rechtvaardig.
Het verhogen van de AOW-leeftijd heeft er in mijn ogen in ieder geval voor gezorgd dat de kans op een situatie dat we via het inwoonstelsel 1 op 1 voor een AOW-er moeten zorgen, heel erg klein is.
Bibliografie
CBS. (2017, 11 3). Levensverwachting 65-jarigen. Opgehaald van CBS: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/44/levensverwachting-65-jarigen
NOS. (2017, 11 20). 'AOW-leeftijd moet geleidelijk omhoog naar 69 jaar'. Opgehaald van NOS: https://nos.nl/artikel/2203748-aow-leeftijd-moet-geleidelijk-omhoog-naar-69-jaar.html
Ravesteijn, B. (2016, 5 17). Geen zware arbeid meer op latere leeftijd. Opgehaald van Erasmus University Rotterdam: https://www.eur.nl/nieuws/geen-zware-arbeid-meer-op-latere-leeftijd-0
Rick de Kruijf & Hans Langenberg. (2017). Vergrijzing en de Nederlandse economie. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek .
Van Solinge, H. (2017). Vergrijzing sterker in kleine gemeenten. Geron, 26-26.
REACTIES
1 seconde geleden