Osmoseverschijnselen in een aardappelstaafje
Inleiding: het bestuderen van de invloed van de osmotische waarde van de omgeving op de lengte en stevigheid van plantaardig weefsel.
Wat is osmose? Osmose speelt een rol bij het opnemen en afgeven van stoffen die cellen opnemen en afgeven uit hun omgeving.
Wat is turgor? De druk die de cel uitoefent op de celwand, dit wordt veroorzaakt doordat water vanuit de celwanden de cel instromen en het volume groter wordt.
Wat is plasmolyse? Het volume van de cel wordt kleiner, terwijl de celwand niet verandert. De cel laat daardoor los van de celwand.
Wat is grensplasmolyse? Situatie waarbij de turgor 0 is en er geen plasmolyse optreedt.
Bij grensplasmolyse en plasmolyse is de osmotische waarde van het cytoplasma en het vacuolevocht gelijk aan die van het vocht in de celwanden.
Wat is saccharose? Saccharose is hetzelfde als gewone suiker.
Mijn verwachting (hypothese) voor de proef is dat de aardappelstaafjes allemaal een verschillende grootte aannemen, door het verschil in osmotische waarde binnen het aardappelstaafje en in de oplossing. Ik denk dat de aardappelstaafjes in de oplossing met de minste osmotische waarde de meeste turgor aannemen (dus groter worden) door de osmotische waarden maar dat de aardappelstaafjes in de oplossing met de meeste osmotische waarde kleiner worden.
Materialen:
- Een grote aardappel
- Een frietsnijder
- Pincet
- Mesje
- Liniaal
- 11 reageerbuisjes
- 11 flesjes saccharose-oplossing
- Reageerbuisjesrek
- Doekje
- Stift
Methode: Je gaat een grote aardappel in staafjes snijden, dit doe je met de frietsnijder, als dat gelukt is pak je 11 staafjes het liefst van de binnenkant zodat er geen schil op zit en makkelijker is met het snijden, vervolgens snij je de aardappelstaafjes op maat, ze moeten precies 40mm lang zijn, en de breedte moet ook gelijk zijn. Nu nummer je de reageerbuisjes van 0,0 tot en met 1,0, hetzelfde staat op de flesjes met de saccharose-oplossing. Zet alle buisjes in het rek. De reageerbuisjes vul je met de (al door de leraar gegeven) sacharose-oplossing, de saccharose oplossing variëren van 0 tot 1,0 molair, met intervallen van 0,1molair. 1 molair saccharose is dus 342 g/l. zorg dat je het reageerbuisje waar bijvoorbeeld 0,2 op staat vult met de oplossing van het flesje waar 0,2 op staat.
De buisjes vul je tot ongeveer 2cm van de bovenkant van het reageerbuisje. Nu doe je voorzichtig in elk buisje één aardappelstaafje, nu zet je het in de koelkast voor minimaal 24 uur.
Nadat de aardappelstaafjes 24 uur in de koelkast hebben gestaan, ga je nu de aardappelstaafjes voorzichtig met een pincet uit de reageerbuisjes halen, zorg dat je ze niet breekt of indeukt, want dan zijn de meetresultaten niet meer betrouwbaar, leg de staafjes op een doekje. Nu ga je ze 1 voor 1 meten op lengte (in mm) en stevigheid (++ voor het stevigste staafje vervolgens +,+- en – tot – voor het slapste staafje). Dit noteer je in een tabel en vervolgens verwerk je het in een grafiek.
Resultaten:
Concentratie sacharose in mol per liter |
Lengte (mm) |
Stevigheid (++, +, +-, -, --) |
0 |
45 |
++ |
0,1 |
48 |
++ |
0,2 |
43 |
++ |
0,3 |
41 |
+ |
0,4 |
41 |
+ |
0,5 |
40 |
+- |
0,6 |
39 |
- |
0,7 |
40 |
- |
0,8 |
38 |
-- |
0,9 |
40 |
-- |
1,0 |
39 |
-- |
Eigen meetresultaten.
Concentratie sacharose in mol per liter |
Lengte (mm) |
0 |
45,4 |
0,1 |
40,3 |
0,2 |
42,8 |
0,3 |
41,6 |
0,4 |
40,8 |
0,5 |
39,7 |
0,6 |
39,5 |
0,7 |
39,8 |
0,8 |
39,3 |
0,9 |
38,9 |
1,0 |
40,3 |
meetresultaten van het gemiddelde van de klas.
Cellen bij volledige turgor, afnemende turgor, grensplasmolyse en plasmolyse
Discussie en conclusie : eerst wil ik mijn lijn in de grafiek op basis van de meetresultaten vergelijken met de ideale lijn. De ideale lijn heb ik gemaakt door het toepassen van kennis. De verschillen in grootte kunnen komen door:
- De aardappel wat anders is, de ene is bijvoorbeeld steviger dan de ander.
- De metingen van de frietjes niet helemaal precies zijn
- De reageerbuisjes niet gevuld zijn met precies dezelfde hoeveelheid saccharose-oplossing.
ik weet dat de aardappelstaafjes in de oplossing met de minste osmotische waarde turgor vertonen, want aardappelstaafje 0,1 is behoorlijk gegroeid. Bij staafje 0,5 in de ideale lijn vind grensplasmolyse plaats, want dat staafje is niet gekrompen en niet gegroeid, de turgor is 0 en er treed geen plasmolyse op. Vanaf staafje 0,6 wordt het volume niet meer kleiner en niet meer groter, dit kan komen doordat de celwand niet meer kleiner kan worden. het volume van de cel wordt dus wel kleiner maar de celwand niet, waardoor de cel gaat loslaten van de celwand, vanaf staafje 0,6 is er dus sprake van plasmolyse.
Mijn hypothese klopt wel aardig. Het is inderdaad zo dat de staafjes in de oplossing met de minste osmotische waarde zijn gegroeid, en de staafjes in de oplossing met meer osmotische waarde zijn gekrompen, maar door de metingen blijkt dat de staafjes op en duur niet meer kleiner worden, door plasmolyse, dit staat niet in mijn hypothese omdat ik dit niet had gedacht.
Uit deze proef heb ik geleerd dat het heel belangrijk is om zeer nauwkeurig te werk te gaan, vooral met meten. Ook begrijp ik de basisstoffen nu beter doordat ik er zelf iets mee heb gedaan. En ik weet nu ook al weer veel beter hoe ik een verslag moet maken!
Het doel was het bestuderen van de invloed van de osmotische waarde van de omgeving op de lengte en stevigheid van plantaardig weefsel. En dit is gelukt.
REACTIES
1 seconde geleden