Opera De combinatie van muziek en toneel kwam al bij de oude Grieken, in de 5e eeuw voor Christus, en in de middeleeuwen voor. Een opera is een drama dat geheel of voor het grootste gedeelte gezongen wordt door solisten, vaak ook met een koor en dat instrumentaal begeleid wordt. De eerste werkelijke opera was de “Dafne” van Perdi.
De opera ontwikkelde zich in alle landen verschillend.
Operette De operette is een komische opera van zeer luchtig karakter, met zeer veel gesproken dialoog.
De muziek van een operette wordt gecomponeerd op een reeds bestaand libretto.
Na 1945 was de bloeitijd van de operette voorbij, mede door de veranderende muzikale smaak, en toen werd haar plaats ingenomen door de reeds in de jaren dertig in de VS populaire musical.
Musical Een belangrijk onderscheid met de operette is het feit dat de muziek van een musical niet wordt gecomponeerd op een reeds bestaand libretto, maar dat zij groeit uit een nauwe samenwerking van componist en librettist.
Een musical is van oorsprong een Anglo-Amerikaans theaterstuk waarin muziek, zang en dans een grote rol spelen.
Als voorloper van de musical wordt meestal ‘The beggar’s opera’ (1728) van de Engelsman John Gay genoemd, omdat er gesproken tekst in zit.
Het ontstaan van de musical hing nauw samen met: · het succes dat de Weense en Franse operettes aan het eind van de 19e eeuw in de Verenigde Staten oogstten · met de emigratie van Europeanen naar Amerika in dezelfde periode · met de tijdelijke breuk tussen Europa en Amerika tengevolge van de Eerste Wereldoorlog
-Deze omstandigheden leidden in 1915 in de Verenigde Staten tot het ontstaan van een muzikale komedie, die duidelijk haar Europese afkomst verried, maar aan de andere kant ook het typisch Amerikaans gevoel voor show en ritme, zowel in de muziek als in de choreografie en de enscenering. Daardoor kreeg de muzikale komedie een eigen karakter.
-Tot 1940 werd door musical componisten van Europese origine, zoals de Amerikaanse Hongaar Siegmund Romburg (‘The prince student’ 1932) nog graag teruggegrepen naar gegevens die ook voor een Weense operette hadden kunnen dienen, maar ook in dat opzicht werd de musical al snel een zelfstandig genre.
De musical heeft ook dankbaar gebruik gemaakt van oudere vormen van het Amerikaanse lichte muziektheater, zoals de extravaganze, de burlesque, de ballas opera en de minstrel show. Ook de revue heeft een heel sterke invloed op de musical gehad; het onderscheid tussen de beide genres was vaak heel klein. Bij heel veel musicals leek het ‘verhaal’ alleen maar een voorwendsel om op spectaculaire wijze ‘show’ te bedrijven. Men brengt de musicals, waarin dit het geval is, soms in een aparte categorie onder: de musical comedy, met als tegenhanger: de musical play. ‘Show boat’ uit 1927 van Jerome Kern wordt wel als de eerste musical play beschouwt. In dit werk immers staan muziek, tekst en alle andere elementen uitsluitend in dienst van de handeling en ze gaan geen eigen wegen.
Richard Rodgers en Oscar Hammerstein gaven in 1943 de musical play min of meer zijn definitieve vorm met ‘Oklahoma!’.
De termen ‘musical comedy’ en ‘musical play’ zijn niet exclusief Amerikaans. In het Engelse lichte muziektheater werden ze al rond de eeuwwisseling gebruikt, naast wijdlopige omschrijvingen als bijvoorbeeld ‘an original romantic musical drama’.
“Musical’ is geen Amerikaans patent meer. In Europa worden er onder andere allerlei vormen van moderne operette mee aangeduid. In Nederlands ontstond, op initiatief van de impresario John de Crane, een serie door-en-door-Nederlandse musicals, waarvoor Harry Bannink de muziek en Anne M.G. Schmidt de tekst schreef.
Eén van de opvallendste kenmerken van de Amerikaanse musical van ná de Tweede Wereldoorlog is dat vele werken thema’s hadden, die men nu niet bepaald met ‘licht’ muziektheater associeert, zoals bijvoorbeeld de verschrikkingen van het Nazidom. In ‘The Sound of Music’ kwamen die nog in een romantische sfeer aan de orde; in ‘Cabaret’ werden ze onverhuld getoond. Vreemdelingenhaat speelde een rol in “The West Side Story’ en het lot van de joden in tsaristisch Rusland werd in ‘Fiddler on the roof’ duidelijk gemaakt.
Ook uit de Bijbel werd stof voor musicals gehaald. De geschiedenis van Noach en de Ark vormt het verhaal van ‘Two by Two’ en Jezus is de hoofdpersoon in ‘Godspell’ van Stephen Schwartz en in ‘Jesus Christ Superstar’ van het Engelse duo Andrew Lloyd Webber en Tim Rice, dat op Broadway voor het eerst werd opgevoerd.
De Amerikaanse musical bracht nog meer nieuwigheden. Zo werd door ‘Hair’ en andere ‘rock-musicals’ de rockmuziek een vertrouwd geluid in het theater. In ‘A chorus line’ was het ballet belangrijker dan de handeling.
Een interessante ontwikkeling is ook dat er van tijd tot tijd musicals verschijnen, die qua aanpak, onderwerp en muziek een duidelijke hang naar de opera vertonen. Dat geldt voor sommige werken van Stephen Sondheim en voor werken als “Les misérables’ en bijvoorbeeld ‘Evita’.
In Europa zijn Engeland en Nederland de enige landen waar de Amerikaanse musical een grote populariteit verwierf, en waar ook een nationale musical productie op gang is gekomen.
Om commerciële redenen worden veel musicals verfilmd.
Musicals
1927 The Jazz Singer
1939 The Wizard of Oz
1951 Show Boat
1952 Singing in the Rain
1955 Guys & Dolls
1956 The King and I
1961 West Side Story
1964 My Fair Lady
1965 The Sound of Music
Enkele bekende musicals
Saturday Night Fever
Grease
Fame
Miss Saigon
Cats
Phantom of the Opera
Enkele Nederlandse musicals: Oliver (1960) Heerlijk duurt het langst (1965) En ik dan (1968) En nu naar bed (1971) Wat een planeet (1974) Foxtrot (1977)
Muziek analyse
The West Side Story
Majeur/mineur: majeur
Melodie/begeleiding: melodie komt steeds terug, soms met uitbreiding, of als variatie
Herhaling/variatie: herhaling (+uitbreiding +variaties)
Imitatie: Komt steeds terug door verschillende stemmen + uitbreiding komt steeds terug door verschillende stemmen
Tempo: langzaam à sneller
Dynamiek: zacht à harder
Instrumenten: symfonie orkest (klarinet, strijkers, fluit, slagwerk (trombone, xylofoon?)(Strijkers= cello, violen)
Tommy – Go to the mirror!
Majeur/mineur: majeur
Herhaling/variatie: couplet à “refrein” àcouplet à “refrein” à couplet à “coda” (2e en 3e couplet zijn variaties op het 1e )
Tempo: langzaam
Instrumenten: symfonie orkest (strijkers, zang, slagwerk, fluit, koper- en houtblazers) (strijkers= cello, viool) (zang= solo, koor) begeleiding: slagwerk (triangel ofzo)
-voor elk couplet zit hetzelfde soort loopje-couplet wordt gesproken, behalve de laatste regel
Enkele begrippen
Opera
Recitatief: half sprekend gezongen stuk
Aria: solozang uit een opera
Ouverture: voorspel/openingsstuk
Frans: ballet
Vorspiel (Wagner) = Ouverture
Operette
Libretto: tekst van een opera
Offenbach “Orpheus…” à Duitser Parijs scène
Musical
Ensceneren: in scène zetten, voor het toneel gereedmaken
Revue: los samenhangend en gevarieerd en op actualiteiten zinspelend toneelspel
Extravaganze: buitensporig
Burlesque: een koddig, boertig stuk
Ballas opera: ?
Ministrel show: ?
REACTIES
1 seconde geleden
K.
K.
Hoi Leony
Ik heb je werkstuk gebruikt en ik wou ff zeggen dat het mee heel erg geholpen heeft, bedankt.
Koen.
22 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
ik vindt dat je opleiding schrijft dat dan ook een opleiding moet zijn van musicals
8 jaar geleden
Antwoorden