Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Karel de grote

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • Klas onbekend | 2453 woorden
  • 12 oktober 2009
  • 84 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
84 keer beoordeeld

Persoon
Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Oorlogen van Karel de Grote
In de 46 jaren van zijn heerschappij voerde Karel meer dan 50 oorlogen, wat voor een middeleeuwse vorst meer dan gemiddeld is, maar gezien de duur van zijn bewind en de omvang van zijn rijk niet verwonderlijk. De meeste tijd van zijn bewind brengt Karel door met veldtochten. Zeker in het begin van zijn regering is een beeld te zien dat Karel van grens naar grens trekt, steeds zijn vijanden verslaat en dan wegtrekt naar de volgende veldtocht - waarna zijn tegenstanders weer voorzichtig hun verloren gebieden terugwinnen. Pas nadat Karel zijn militaire organisatie heeft gedecentraliseerd, weet hij aan alle grenzen zijn overwinningen in blijvende resultaten om te zetten.

De eerste oorlog van Karel de Grote.
Van alle oorlogen die hij heeft gevoerd begon hij het eerst aan die in Aquitanië, omdat deze in zijn ogen snel kon worden afgewerkt. Zijn vader Pepijn was deze al begonnen (dit was in 760), maar de oorlog was nog niet beëindigd. Toen Pepijn stierf, in 768, moest zijn zoon Karel er mee doorgaan. Karel ondernam hem toen zijn broer nog leefde en vroeg zijn broer Karloman om hulp te bieden. Zijn broer stelde hem teleur door de beloofde hulp niet te leveren, maar Karel zette toch de expeditie voort. Overal op het continent en vaak gelijktijdig voerdij hij militaire veldtochten. Het waren offensieve en defensieve campagnes of strafexpedities die een aanzienlijke uitbreiding van het Frankische koninkrijk tot gevolg hadden. Karel was ook verplicht de paus te verdedigen tegen de nieuwe inlijvingspogingen van de Longobarden.

De tweede oorlog van Karel de Grote was in het jaar 772.

De oostgrens van het rijk van Karel de grote lag aan de rivier de Elbe (zie kaartje)
Aan de oostgrenzen had Karel de Grote problemen met de Beieren en de Saksen. Hij probeerde met de Beieren vrede te sluiten door met de hertog van Beieren te praten. De hertog van Beieren heette Tassilo de 3e. Het lukte niet om vrede te sluiten, daardoor moest Karel de Grote optreden en hem in 788 afzetten wat het einde was van de Beierse onafhankelijkheid. Tegen de niet-christelijke Saksen ondernam Karel vanaf 772 een paar tochten en richtte hij een mark op (Dit is een grensgebied onder militair gezag). Ook ondernam hij de hardhandige kerstening van deze Germanen (Germanen zijn Saksen, Beieren, Vikingen etc.).
De verovering van Saksen verliepen niet van een leien dakje. Het volledige grondgebied tussen de Ems, de Elbe en de Noordzee bleef hardnekkig vasthouden aan het nationale heidendom, een ontoelaatbare zaak voor de christelijke Karel. Bij gebrek aan natuurlijke grenzen tussen het land der Saksen en het Frankische Rijk stond dit laatste bovendien voortdurend bloot aan aanvallen. Geen wonder dus dat Karel de Grote het gebied definitief klein wou krijgen. Het duurde 33 jaar eer de Saksische weerstand gebroken was, meer dan drie decennia van gewapende strijd waarin ook het kruis een deel had. De soldaten werden immers op de voet gevolgd door zendelingen die het volk moesten bekeren. Dankzij de terreur lukte Karels opzet om de eenmaking van het Germaanse grondgebied klaar te krijgen: in 803 gaf de Sakser Widukind het op. De verovering in Friesland verliep gelukkiger vreedzamer, terwijl die van Beieren bevestigd werd na enige pogingen vanwege hertog Tassilo. Karels bewind was alles allesbehalve vreedzaam. Hij was een groot veroveraar die er niet voor terug deinsde grove middelen te gebruiken om zijn gezag te vestigen.

De derde oorlog van Karel de Grote was in het jaar 773.
Karel de Grote had 4 vrouwen. Een daarvan was de dochter van de koning Desiderius. Door aansporen van Karels moeder was hij daar mee getrouwd. Maar in het jaar 772 verstootte Karel haar om onduidelijke redenen. Karel had nooit onenigheid met zijn moeder, behalve bij zijn scheiding van de dochter van koning Desiderius. In 773 brak er een oorlog uit tussen Karel de Grote en Desiderius (de koning van de longobarden) De reden van de oorlog was: De betrekkingen met de longobarden verslechterde en de vraag om hulp van paus Adrianus 1, die door de longobarden werd bedreigd en ook Karels echtscheiding was misschien een reden. Dit leidde tot een Frankische inval en de verovering van het rijk der longobarden. Karel de Grote werd hierdoor ook koning van de longobarden, dit gebeurde in het jaar 774. Bij dezelfde gelegenheid begaf Karel zich naar Rome en vestigde daar een protectoraat over de pauselijke staat (773-774). Rijk van Karel de Grote in 800 n. C.
Onder het bewind van Peppijn de Korte en zijn zoon Karel de Grote veroverden de Karolingen in de 8ste en 9de eeuw uitgestrekte gebieden en brachten grote delen van West-Europa onder één noemer. In 800 n. C. werd Karel de Grote door Paus Leo III tot keizer van het Westerse Rijk gekroond, een gebied dat later het Heilige Roomse Rijk werd genoemd. Deze kaart laat de omvang zien van het rijk in het jaar van de kroning van Karel de Grote. De vierde oorlog van Karel de Grote was in het jaar 778.
In het zuiden bond Karel de Grote de strijd aan met de Islam, dit was een grote vijand (zie kaartje). Zijn Spaanse tocht van 778 werd echter een mislukking en op de terug
tocht leed het Frankische leger tegen de Basken in Pyreneeën een zware nederlaag.

De vijfde oorlog van Karel de Grote was in het jaar 778.

Na deze vorige oorlog werd de oorlog tegen de Saksen hervat, die als het ware onderbroken leek. Nooit duurde een oorlog die het Frankische volk ondernam langer, was deze wreder en kostte hij meer moeite. Want de Saksen, zoals bijna alle stammen die en Germanië wonen, zijn van nature wildemannen; ze zijn aanhangers van de afgodencultus en staan vijandig tegenover de Frankische godsdienst. Dagelijks waren er incidenten die de vrede in gevaar konden brengen. De Frankische grenzen raken namelijk elkaar bijna overal in een open vlakte, behalve op enkel plaatsen waar uitgestrekten wouden of bergruggen liggen die het territorium van de twee duidelijk afbakenen. Moorden, plunderingen en brandstichtingen waren van beiden kanten aan de orde van de dag (de Saksen plunderden o.a. het Rijnland). De Franken waren hierdoor zo geërgerd dat ze niet langer genoegen namen met deze represailles, maar dit en open oorlog werd tussen de Franken en de Saksen.
Karel bond tegen hen de strijd aan en na een bloedige zevenjarige oorlog werd het land veroverd en in 785 aan een terreurregime onderworpen om het politieke gezag van de Franken en de heerschappij van de kerk te verzekeren.

Andere oorlogen van Karel de Grote
Ook tegen de Friezen werd oorlog gevoerd en Oost-Friesland werd bezet. Meer zuidelijk had Karel ruzie met de Avaren. In 791 ondernam hij een tocht tegen hen. Vanaf 785 begon de verovering van het noordoosten van Spanje, waar naderhand zoals in andere grenszones een mark, namelijk de Marca Hispanica, werd opgericht. Ook had Karel wel eens moeilijkheden met de Noormannen (ander woord voor vikingen).

Wapenuitrusting

1. Legionairs

Legionairs waren voorzien van een degelijke bewapening. De verdedigingswapens (arma) bestond ongeacht de verschillende variaties doorheen de tijd uit:
* harnas (kuras)
* beenbeschermers/stukken (ocreae)
* riem (cingulum)
* sandalen (caligae)
* helm (galea)
* schild (scutum)

De eigenlijke aanvalwapens (tela) van legionairs was zeer gevarieerd; het bestond uit:
* kort zwaard (gladius)
* dolk (pugio)
* werpspies (pilum)
* lans (hasta)

1.1 Verdedigingswapens (arma)

Galea:
Een galea was een helm die tegelijk hoofd, hals en oren bedekte. De helm kon van hard leer zijn, eventueel met metalen platen versterkt, of geheel van metaal. Soms was de helm versierd met rode of zwarte pluimen. Tijdens de mars bengelde de helm aan een leren riem op de borst van de soldaten.

Scutum:
Een scutum was een rechthoekige, licht gebogen schild en was vervaardigd uit op elkaar gelijmde houten platen. Het was ca. 1,25 m hoog en 0,8 m breed. Vaak was het met leer overtrokken en aan de rand beslagen met metaal. Centraal bevond zich een metalen schildknop om gemakkelijker de werpspiezen van de vijand af te weren. Op mars, wanneer men het schild niet nodig had, stak men het in een lederen hoes (tegumentum). In combinatie leverden verscheidene scuta de testudo op: een blokvormige infanterie opstelling waarbij de schilden van de soldaten een beschermend dak en wanden vormden.

Kuras:
Het kuras of harnas was van leer of metaal. In de late keizertijd droegen de soldaten wel maliënkolders (lorica hamata), hemden van metalen ringen of plaatjes. Het harnas van metalen stroken (lorica segmentata) werd aan de binnenkant bijeengehouden door leren banden. Het werd pas in de 1e eeuw n.Chr. ontworpen. Het was heel soepel maar zwaar, en de soldaten moesten elkaar helpen bij het aantrekken en dichtrijgen. Onder het harnas werd een ruige wollen tuniek gedragen. Aanvankelijk droegen de Romeinen geen broeken, maar geleidelijk kwamen korte broeken in de mode.

1.2 Aanvalwapens (tela)

Gladius:
De gladius was een kort, puntig, tweesnijdend zwaard. Het was vervaardigd uit ijzer met een variërende lengte van 60 tot 75 cm. Het snijdende vlak (kling) zat vast op een handvat dat uit hout, en soms been of ivoor bestond. Het werd eerder gebruikt om mee te steken dan om te houwen in het gevecht van man tegen man. Het was een steekzwaard en dus zeer effectief tegen ongeharnaste Galliërs. Het zwaard werd rechts gedragen in een met leder overtrokken houten schede aan de gordel of een draagriem. Op de buitenzijde van de schede waren vaak platen bronsblik aangebracht met decoraties.

Pugio:
De pugio was een kleine dolk die links gedragen werd. Net zoals de gladius, is de pugio van Spaanse herkomst.

Pilum:
De pilum was een werpspeer, het was het voornaamste wapen. Het wapen kon tot op een afstand van 25 tot 40 m doeltreffend worden geworpen. Het had een houten schacht van ca. 1 m met daarop een verlengstuk in metaal. De schacht vertoont op deze overgang een verdikt houten handvat dat gebruikt werd bij het werpen van de speer. De speerpunt had een hals uit zwak metaal; de bedoeling hiervan was dat na het werpen de punt omboog zodat de speer voor de tegenstander onbruikbaar werd en de speer aldus niet meer verwijderd kon worden van het schild. Weggooien van het schild was dan vaak de enige oplossing, met alle nadelen van dien.

Hasta:
De hasta was een zware lans van bijna 4 m lang met een geharde, stalen punt. De bedoeling van het wapen was niet er mee te werpen maar ermee te stoten. De hastati was een formatie waarbij men een muur vormde van hoge schilden, waaruit de lange hasta's dreigend naar voren staken.

2. Cavaleristen

De wapenuitrusting van de cavalerie verschilde sterk tegenover die van de infanterie. Ze beschikten over een veel lichtere uitrusting waardoor ze flexibeler waren dan de infanterie. De basisuitrusting bestond uit een vlak en kleiner ovalen schild (parma equestris) en een langere gladius. Typerend waren vooral de gezichtshelmen die vaak rijk versierd waren. Het waren paradehelmen met een scharnierend gezichtsmasker. De paarden zelf waren eerder klein, maar goed getraind. Dankzij overvloedig bronnenmateriaal zijn we goed ingelicht over de uitrusting van deze dieren. Afbeeldingen op grafstenen van ruiters laten vaak opgetuigde paarden zien: het zadel werd vastgehecht met borst-, staart-, en buikriemen, bestond uit een met leder overtrokken houten frame en was bekleed met een lang afhangend dek. De riemen en verbindingsstukken kenden vaak een uitgebreide versiering.

1) Verdeling
(ten tijde van Caesar): Voor hetmerendeel was het leger bevolkt door mensen uit de lagere klasse, die zich door een eed(sacramentum) voor 20 jaar verbonden. De kern van het legioen (legio), was de cohors.Ieder legioen had er 10, die zelfstandig konden optreden, en verdeeld waren in 3 manipuli,van elk 2 centuriae. Dus een legio bestond uit 10 x 3 x 2 x 100 = 6000 manschappen, maarfeitelijk waren het er veel minder door ziekten, gesneuvelden en gewonden.
2) Officieren
• Opperbevelhebber (imperator), was meestal een consul, of later de dictator (vb. Caesar) of de Keizer. zie afbeelding van Augustus als imperator, behangen met de krijgsmantel (paludamentum).
• Legatus, waren oorsponkelijk gezanten, toezichters aangesteld door de senaat om de imperator te controleren. Bij Caesar werden het persoonlijke afgevaardigden (een soort Generaals) die het opperbevel van de imperator konden overnamen bij diens afwezigheid (bvb in de winterkampen wanneer de oorlogen stillagen).
• Tribunus militum, 6 per legioen, zijn meestal jongelui van rijke afkomst, die snel carrière wilden maken, en deze post slechts enkele maanden bezetten, als springplank voor een politieke (senatoriale) carrière.
• Centurio. of honderd-man, voert een centuria aan. Men begon als centurio van de 6de centurie van de 10de cohors, en kon zich zo opwerken tot primipilus. Door zijn nauwe contacten met de soldaten en zijn grote legerervaring, is de centurio de eigenlijke ruggegraat van het Romeinse leger.
3) Veldtekens
• aquila : een zilveren of bronzen adelaar, veldteken van het legioen, met gespreide vleugels en donderwolk of bliksemschichten in de klauwen, zinnebeeld van kracht en snelheid. Dit signum legionis stond onder de bijzondere hoede van de primipilus, die het bij de aanvang van de mars aan de standaarddrager (aquilifer) overhandigde. Het was een zeer grote schande dit teken te verliezen. Wanneer het legioen een grote onderscheiding had gekregen, werd aan de vleugels van de aquila een eikenkrans gehangen.
• signum : kenteken van een manipulus : een lans met bovenaan de schacht een dwarshout en meestal bekroond met een geopende hand. Daaronder hingen erekransen, een maansikkel, kwasten, een plaatje met het nummer van het manipel en het legioen en andere versieringen. De vaandrig (signifer), een dappere kerel, droeg boven helm en harnas een berevel, wat hem een vervaarlijk uitzicht gaf. De signifer die zijn teken verloor werd ter dood gebracht. Een cohorte of een centurie had geen eigen veldteken.
4) Soldaten
De soldaten (milites) van de legioenen zijn uitsluitend Romeinse burgers. e auxilia ofhulptroepen werden gelicht in de provincies. Vooral de equitatus (ruiterij) die onderbevel stond van een Romeins officier (praefectus equitum), bestond uit Galliërs,Germanen, Spanjaarden, Numidiërs en Thraciërs. Elk legioen had een ruiterijafdeling(ala) van 300 tot 500 ruiters, verdeeld in 10 turmae, en elke turma nog eens in 3 á 5decuriae van 10 man. Zij moesten bij een aanval snelle bewegingen en omsingelingenuitvoeren en eventueel vluchtende vijanden achternazetten. De ruiterij had als kentekenhet vexillum. aedragen door de vexillarius.
Verder waren er slingeraars (funditores), boogschutters (sagitarii), genietroepen(fabri, o.l.v. de praefectus fabrum), oppassers (calones) en trosknechten (muliones) dieinstonden voor het vervoer van de impedimenta zoals tenten, wapens, werktuigen, handmolensen proviand op lastdieren en wagens.
Een grote groep verkenners (ex.ploratores), verspieders (speculatores), tolken(interpretes), herauten (praecones) handelaars (mercatores) en marketenters (lixae)volgden het leger.

Soorten

• castra stativa deden dienst als grensposten en garnizoenskazernes of dienden voor langere belegeringen, of vormden centra die instonden voor het materieel, de levensmiddelen en de algemene verpleging, of het waren winterkampen (hiberna) of zomerkampen ( aestiva).
• castra minora : tijdens hun veroveringstochten logeerden de Romeinen nooit in dorpen of nederzettingen, maar sloegen elke avond een eigen kamp op. Het voordeel was dat dit een maximum aan veiligheid bood, maar het had als groot nadeel dat het zeer zware eisen stelde aan de manschappen, die vaak doodvermoeid waren van de dagmarsen.

REACTIES

L.

L.

waar werd hij gekroond en hij had 5 vrouwen

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.