Picasso

Hoofdstuk 1 De inleiding. Picasso is op 25 oktober 1881 te Malaga in Spanje geboren. Picasso heette voluit Pablo Ruiz Picasso. Maar al snel liet hij zich bij de naam van zijn moeder noemen nl. Picasso, dat vond hij origineler. Van beroep was hij schilder dat had hij van zijn vader die ook schilder was. En verder was hij tekenaar, beeldhouwer, grafisch kunstenaar en keramist. Picasso hield niet van naar school gaan, hij ging veel liever naar tekenles. Hij had al jong talent. Duiven tekende hij als eerste (plaatje) Ook voorwerpen met precieze schaduwen kon hij goed tekenen. In 1895 wordt Picasso leerling aan de kunstacademie van zijn vader in Barcelona. Op een dag vroeg zijn vader of Picasso een schilderij van hem af wilde maken. Het resultaat was zodanig dat hij zei: " Mijn zoon heeft meer talent als ik, ik stop met schilderen" Zijn vader stopte inderdaad en Pablo Picasso ging door. Toen hij 16 jaar was vond de eerste tentoonstelling van zijn werk plaats. Op 20 jarige leeftijd ging Picasso naar Parijs, de kunstenaarsstad. Hij wilde nooit terug naar Spanje omdat hij tegen de Spaanse regering was. In het schildersleven van Picasso zijn een aantal periodes te herkennen. Hoofdstuk 2 De periodes. De blauwe periode was van 1901 tot 1904. Picasso schilderde in allerlei tinten blauw. Op papier verschenen bejaarden, arme mensen, zieken en blinden. Zelf had hij het ook niet breed. In die tijd schilderde hij bv. La Vie (plaatje) en de Strijkster in 1904. De strijkster heeft Picasso gemaakt naar aanleiding van een tekening van de schilder Degas. De kleuren zijn somber. De vrouw ziet er mager en uitgeput uit. Op deze manier schilderde hij veel in zijn blauwe periode. De rose periode was maar kort. Die duurde maar een jaar namelijk van 1905 tot 1906. In die periode schilderde hij veel scenes uit de circuswereld. Picasso voelde zich aangetrokken tot mensen die net als hij van vrijheid hielden en zichzelf wilden blijven. Hij schilderde vooral in de kleuren roze en zalm. Toen maakte hij bv. het schilderij: het meisje op de bal (1905) (plaatje) Tussen 1907 en 1909 was de negeride periode. Hij schilderde toen vooral afbeeldingen van houten beelden van goden uit Afrika, in donkere kleuren. Maar ook andere houten dingen bv. De tafel met het fruit en de broden in 1908. (plaatje) De driedimensionale werking van de voorwerpen werd in zijn werken belangrijk. De kubistische periode duurde lang , nl van 1910 tot 1925. Het kubisme is een richting in de schilderkunst die probeert op het platte vlak van een schilderij de verschillende kanten van een voorwerp uit te beelden, zodat je kunt zien hoeveel ruimte iets heeft. In die periode schilderde hij in allerlei kleuren. Hij schilderde bv De drie muzikanten in 1921. (plaatje) In dit werk vat Picasso al zijn ervaringen uit de kubistische periode samen. Je ziet drie figuren: een pierrot, een harlekijn en een monnik die samen een gesloten groep vormen. Het lijkt of ze gemaakt zijn van papierknipsels. Die knipsels zijn een herinnering aan de collages die hij gemaakt heeft in een eerdere periode van zijn kubisme. Ook is er nog een periode van 1926 tot 1935 ( het surrealisme, de kunstenaar geeft droombeelden weer, niet de werkelijkheid.) Hij maakte schilderijen van vreemd gevormde vrouwen. De delen van het lichaam zijn niet allemaal op zijn plaats; je moet er je eigen fantasie bij gebruiken. In 1930 kocht hij het kasteeltje Bois Geloup bij Gisors ( ten noord- westen van Parijs) Hij richtte hier een atelier in en begon te werken als beeldhouwer, vooral met smeedijzer. Die werken zijn dingen die niet echt iets voorstellen. Iedereen kan er iets anders in zien. De oorlog in Spanje breekt uit in 1936. Begin 1937 kreeg Picasso de opdracht om een groot doek te schilderen voor het Spaanse paviljoen voor de wereld tentoonstelling in Parijs ( 1937 ). In april van dat jaar wordt het stadje Guernica gebombardeerd door de Duitsers. Hierdoor krijgt Picasso het idee om Guernica te gaan schilderen voor de wereldtentoonstelling. (plaatje) Het schilderij was binnen 6 weken klaar. Guernica is in het zwart- wit geschilderd. Het is een verzet tegen de zinloze moorden en de angst van de bevolking in de oorlog. Op het schilderij zie je dat de Spaanse stad Guernica aangevallen wordt door Duitse vliegtuigen. Picasso beeldt dit uit d.m.v. stieren, paarden en vrouwen. In de oorlogsperiode (1940-1945) verbleef Picasso vaak in zijn atelier in Parijs. Hier kreeg hij niet veel nieuwe ideeën. Hij schilderde en tekende vaak: 1. Dora Maar, zijn vriendin

2. Hij maakte ook veel stillevens ( dingen waar geen leven in zit zoals een lamp, mes of vaas) 3. Schilderijen die opvallen doordat de gezichten vaak een voor- en zij-aanzicht hebben. In de na-oorlogse periode heeft Picasso weer zin in het leven. Hij doet veel aan beeldhouwen en allerlei voorwerpen in elkaar zetten. Bijvoorbeeld: DE STIERENKOP ( 1943 ) (plaatje)gemaakt van een fietszadel en een fietsstuur. Na de oorlog verhuisde Picasso naar Zuid-Frankrijk. Hier ontdekte hij 2 voor hem nieuwe vormen van kunst maken: 1. Het versieren van aardewerk
2. Het maken van litho's ( afdruk van een tekening in steen gemaakt) . Dit tekenen op steen deed hij met een zakmes. Hoofdstuk 3 En wat is nu het belangrijkste van Picasso!!! Het belangrijkste van Picasso is dat hij nooit de werkelijkheid schilderde. Hij gaf hieraan een eigen interpretatie. Hij maakte ook allerlei dingen met nieuwe technieken, hij hield van afwisseling. Hij was heel vooruitstrevend. Door het kubisme was hij een van de belangrijkste schilders en kunstenaars van de 20 ste eeuw. Al zijn schilderijen ondertekende hij steeds met de naam; Picasso. Slot: In 1972 , een jaar voor zijn dood maakte hij zijn laatste zelfportret. Zijn schilderijen hangen in alle belangrijke musea van de wereld. De meeste schilderijen van hem hangen in het Musee Picasso in Parijs. Picasso stierf op 8 april 1973 te Mougins in Frankrijk