Ironie in de verhalen van Rascha Peper

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 8614 woorden
  • 2 juni 2001
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
42 keer beoordeeld

DE IRONIE IN DE VERHALEN VAN: RASCHA PEPER

\'De essentie van schrijven is schrijven tegen de dood. Je schrijft om te blijven bestaan. Kennelijk gaat daar voor mij een therapeutische werking van uit, want sinds ik schrijf ben ik een stuk vrolijker.\' (Marie Claire, november 1996)

Voorwoord Voor het vak Nederlands werd de opdracht gegeven een scriptie te schrijven over een onderwerp. Het onderwerp ‘de ironie in de verhalen van Rascha Peper’, dat dhr. Sormani mij had geadviseerd, sprak me aan en het leek me een goed en boeiend, maar ook een moeilijk onderwerp. En omdat ik, na het lezen van de boeken en een aantal krantenknipsels over Rascha Peper, merkte dat zij naast ironische aspecten ook in elk boek steeds weer terugkerende elementen liet terug komen, leek het mij goed een extra dimensie aan het onderwerp te geven door deze elementen erbij te betrekken, zoals bijvoorbeeld de liefde, die in elk boek terug komt.

Het leek me interessant om mijn mening hier over te kunnen vormen na intensief bezig te zijn geweest met het onderwerp en me erin verdiept te hebben en dit is een goede motivatie om een boeiende scriptie te maken.

Ik had voor ik aan deze scriptie begon nog niets van Rascha Peper gelezen, ik had zelfs nog nooit van haar gehoord. Ik zag deze scriptie dus als een echte uitdaging.

Inleiding De bedoeling van deze scriptie is het onderzoeken van de ironie in een aantal werken van Rascha Peper. Dit is een belangrijk thema in de werken van de schrijver, die niet autobiografisch schrijft met uitzondering van de roman Oesters en het verhaal Meeuwen. Naast boven genoemd thema zullen het surrealisme, de hartstochtelijke liefde van de eenling als hoofdpersoon en de fascinatie die een obsessie wordt leidt tot een deceptie eruit worden gelicht. Als achtergrondinformatie zullen eerst een Biografie en een Bibliografie gegeven worden.

Vervolgens worden een aantal boeken en verhalen besproken worden, te beginnen met het verhaal De waterdame. Dit verhaal is een verhaal van een moeder aan haar dochter over haar moeder, die geestesziek was. Ten tweede het verhaal Meeuwen dat over een vrouw gaat met liefde voor een veel oudere man, maar trouwt met een leeftijdsgenoot. Dan de roman Oesters dat een soort gelijk verhaal heeft als dat van Meeuwen. Het vierde boek heet Russische blauw dat gaat over een jonge historicus gaat met een grote fascinatie voor de Romanovs, de laatste tsaren familie. Als laatste zal Dooi worden behandeld, een boek dat gaat over een man die vastgevroren met zijn boot op het IJsselmeer zit. Er gebeuren rare dingen met hem.

Na deze boekbesprekingen worden in de conclusie de te onderzoeken punten besproken, de manier van gebruiken in de verschillende boeken en de rol ervan in de boeken getoond

Biografie Rascha Peper is pseudoniem van Jenneke Strijland. Dit pseudoniem verzon ze toen ze een manuscript wilde opsturen naar een uitgever waarvan haar buurman directeur was. Zij werd geboren op 1 januari 1949 in Driebergen. Ze groeide op in een beschermd milieu, waarbij naar eigen zeggen de godsdienst miste. Ze studeerde Nederlands, met als hoofdvak Middelnederlandse literatuur, in de roerige jaren zestig toen literatuur in dienst van de revolutie van het proletariaat moest staan, en werkte enige tijd als lerares. In 1983 verhuisde ze naar Wenen vanwege het werk van haar partner, die in dienst was van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar begon ze, omdat ze zich nogal \"op zichzelf teruggeworpen\" voelde en omdat ze ernstig ziek werd, serieus werk te maken van het schrijven. In die tijd ontstond de eerste versie van haar boek Oesters. Na de publicatie van haar eerste verhalen in Hollands maandblad en Tirade, zette ze zich aan het herschrijven van deze roman omdat ze \"in alle valkuilen van een beginnend schrijver was getuind\". Najaar 1999 verhuisde ze naar New York, waar haar man als diplomaat bij de VN-missie werkzaam is.

Rascha Peper zette in het titelverhaal van haar debuut De waterdame uit 1990 direct de toon voor een oeuvre waarin afwisseling (in karakters, stijl, plaats en tijd) troef is. Een constante factor is haar fascinatie voor \'stille wateren en sluimerende hartstochten,\' zoals de jury van de AKO Literatuur Prijs het formuleerde toen zij in 1994 Rico\'s vleugels voor deze prijs nomineerde. In 1996 ontving ze de Multatuliprijs voor Russisch blauw.

Rascha Peper streeft ernaar boeken te schrijven die vooral boeien door een meeslepend verhaal en hecht minder aan literaire vormexperimenten. Haar romans zijn heerlijke leesboeken met een sterke plot, boeiende karakters en sfeervolle details. Haar thema\'s ontleent ze vaak aan berichten uit de krant. Zoals de figuren in haar werk een gepassioneerde verzamelwoede hebben, zo verzamelt zij zelf krantenknipsels waarin ze een verhaal ziet. Deze werkwijze brengt met zich mee dat Peper geen autobiografisch schrijfster is, wier werk voornamelijk te herleiden is tot zaken uit haar eigen leven. Het enige boek waarvoor dit niet zonder meer opgaat is Oesters.

Bibliografie 1990 De waterdame, Utrecht (verhalen) 1991 Oesters, Amsterdam (roman) 1992 Oefeningen in Manhaftigheid, Amsterdam (novelle) 1995 Russisch Blauw, Amsterdam (roman) 1997 Alle verhalen, Amsterdam (verhalen) 1998 Een Spaans hondje, Amsterdam (roman) 1999 Dooi, Amsterdam (roman)

De Waterdame

Primaire gegevens: Uit: De Waterdame
Veen
Utrecht 1990
Eerste druk 1990

Titelverklaring: De waterdame slaat op het geestelijk zwakke meisje Clara. Zij noemt zichzelf zo, maar niemand weet waarom en als het haar gevraagd wordt geeft ze geen antwoord. Later pleegt ze zelfmoord door zichzelf te verdrinken. Ze is dus een waterdame.

Samenvatting: Een dochter zit thuis en bekijkt vol bewondering een foto van haar oma, want het was een erg mooie vrouw. Haar moeder is erg negatief over de vrouw op de foto. Ze was gek en had nooit iets goed gedaan. Dan ontstaat het verhaal over de Waterdame.

De vrouw op de foto is Clara. Ze was de jongste van vier dochters. Een nakomertje. Ze was erg apart. Tot haar vierde jaar had ze nog nooit een woord gezegd, alleen brabbelde ze soms wat in zichzelf. Na haar vierde sprak ze opeens redelijk opgebouwde zinnen. Praten deed ze niet. Ze noemde zichzelf de waterdame en als iemand dan om uitleg vroeg dan zei ze geen woord. Clara was lichamelijk volkomen gezond, maar geestelijk was ze erg zwak. Ze was bang voor vreemde mensen, vooral voor vreemde mannen. Ook op latere leeftijd kwam dit verschijnsel nog bij haar voor, al gaf ze hen wel een handje als moeder dat vroeg, maar praten deed ze nooit. Ook voor haar vader was ze bang, want ze had angst voor mensen met een bulderende lach en die had hij. Haar moeder leerde haar lezen en schrijven. Dat eerste deed ze met ware hartstocht. Ze las alles wat er maar voor handen was. Maar of ze het begreep wist niemand.

Toen ze achttien was pleegde ze een moord. Nou ja, zo spraken ze er in het dorp over. De familie noemde het een ongeluk. Toen de familie thuis kwam - Clara was alleen thuis geweest - vonden ze een kennis met ingeslagen schedel half in de schouw liggend en Clara had bloed op haar gezicht. Ze werd door de rechtbank naar een kliniek voor geesteszieken gestuurd, waar ze maar een jaar bleef.

Op een zomer middag reed een jonge man de poes van Clara aan. Hij vond dit verschrikkelijk en bracht haar een nieuw poesje. En helemaal tegen de verwachting in, omdat hij een vreemde was, vroeg ze hem, waarom hij een nieuw poesje voor haar had meegebracht. Hij antwoordde met “ik ben liever een koerier van het leven dan van de dood.” Hij, Leonardt Bosschaert, was verliefd geworden op haar en wilde haar vaker zien. Dit werd hem afgeraden, omdat zij ondoordringbaar was. Toch bleef hij komen en kreeg bij haar meer voor elkaar dan de familie. Uiteindelijk trouwden ze met elkaar. En uit hen werd ik, de moeder van de vrouw die de foto bekijkt, geboren. Tijdens haar zwangerschap liet ze al niets van vreugde blijken, maar men hoopte dat dat goed zou komen. Ze stootte haar baby af. Ze kon niet tegen het gehuil van de baby, vroeger trouwens ook al niet. Uiteindelijk wilde ze de baby niet meer zien en werd ze echt gek. Ze knipte van elke stof de kanten en bewaarde die in haar schaakdoos, die ze vroeger ook al als verzameldoos gebruikte.

Een tijdje later werd ze opgenomen in een inrichting. Toen ze op een gegeven moment weer alleen naar buiten mocht om te wandelen kwam ze niet meer terug. Ze werd gevonden in een vijver. Na een half jaar hertrouwde haar man. Toen z’ n dochter tien jaar was, een jaar na de zelfmoord, overleed ook hij.

Als de kleindochter van Clara thuis is bekijkt ook haar dochter de foto en ze vraagt haar moeder wat voor een vrouw haar overgrootmoeder was. Ze antwoordt: Een Waterdame.

Thema: Het levensverhaal van een geesteszieke vrouw.

Motieven: - Zieke; door haar geestelijke zwakheid weet Clara niet te reageren op haar
omgeving en kan dit ook niet. Vandaar ook dat ze niet om kan gaan met haar baby en met niemand contact heeft , behalve met Leonardt.

- De schaakdoos; in haar jeugd verzamelt Clara al garen en dat soort dingen in haar schaakdoos. Later als ze helemaal is doorgedraaid knipt ze van alle stoffen de zijkantjes en stopt ze in haar doosje.

- Poesjes; dat zijn de enige levende wezens bij wie ze zich echt op haar gemak voelt. De dood van haar poesje bij de aanrijding is dan ook verschrikkelijk. Maar gelukkig krijgt ze een nieuw poesje van Leo.

Personages: De hoofdpersoon is Clara, de Waterdame. Zij is al uitvoerig beschreven in de
samenvatting en er zal niet verder op haar ingegaan worden.

De andere bijfiguren zijn: De moeder van Clara, de vader van Clara, haar zusters een oudtante, Leonardt, haar dochter ( de verteller van het verhaal ), de dochter daar weer van en haar zoontje. Deze bijfiguren worden niet of nauwelijks beschreven en ik zal er dus verder niet op ingaan.

Perspectief en verteller: Het verhaal is geschreven personale vertelsituatie en je maakt het verhaal mee vanuit het perspectief van de hoofdpersoon.

Tijd en ruimte: Het gedeelte van het verhaal waarin over de waterdame wordt verteld is chronologisch opgebouwd, begint ab ovo en heeft een gesloten einde. Het totale verhaal begint in medias res. De vertelde tijd is twaalf jaar en de verteltijd is negentien bladzijden
Meeuwen

Primaire gegevens: Uit: Meeuwen
Veen
Amsterdam 1990
Eerste druk 1990

Titelverklaring: De meeuwen zijn de figuren die zijn aangebracht op een sexy lingeriesetje dat Olga ziet hangen in een nieuwe lingeriewinkel. In het begin staat het haar niet aan, later koopt ze het.

Samenvatting: Olga staat voor een lingerie zaak en ziet in de etalage een super sexy lingeriesetje hangen. In de linker lies zijn kleine vogels uitgesneden, meeuwen, en aan de rechterkant zijn ze er grijswit op geschilderd. Bij de bh is het precies anders om. Ze moet er niks van weten. Het is veel te duur. Nee, ze houdt het liever bij de gewone lingerie en koopt alles los van elkaar en altijd alles in de aanbieding. Louis, haar partner en fiscaal recht student, wil het haar aanbieden, maar wil ze het gewoon niet hebben. Ze denkt terug aan haar relatie met de veel oudere Ben, een man die bij volle maan niet kon slapen en ook de normale nachten gebruikte hij onregelmatig voor zijn slaap. Maar haar relatie met hem is overgegaan, maar heeft aan Louis een goede partner. Uiteindelijk heeft ze toch het setje gekocht, maar als ze het dan aan heeft voelt ze zich er niet fijn in. Kippenvel breekt uit van het ene op andere moment. Ze gaat met opgetrokken knieën op het bed zitten. Het verleidelijke ondergoed komt niet echt tot z’ n recht.

Thema: Een vrouw koopt iets, hoewel ze dit niet wil, maar ze wordt beïnvloed door haar partner.

Motieven: - Sexy lingeriesetje; eerst wil Olga hier niets van weten, ze wil het niet eens krijgen. Later koopt ze het zelf, maar het komt bij haar niet echt tot zijn recht.

- Volle maan; haar vorige partner Ben kon niet slapen tijdens volle maan en Olga zelf houdt altijd bij wanneer het volle maan is en weet dan ook altijd wanner het volle maan wordt.

Personages: De hoofdpersoon is een vrouw, genaamd Olga. Ze heeft een relatie met een oudere man gehad, Ben. Nu heeft ze met ene Louis een verhouding.

De enige belangrijke bijfiguur is Louis, die Olga overhaalt het lingeriesetje te kopen. De andere bijfiguren worden nauwelijks genoemd.

Perspectief en verteller: Het verhaal is geschreven in de personale vertelsituatie en je maakt het verhaal mee vanuit het perspectief van de hoofdpersoon

Tijd en ruimte: Het verhaal is chronologisch verteld met enkele flashbacks naar haar relatie met Ben. Het begint in medias res en heeft een gesloten einde. De vertelde tijd is ongeveer een halve week. En de verteltijd is dertien bladzijden. Het verhaal speelt zich voornamelijk af bij Olga thuis, maar ook in en rond de lingeriewinkel. Oesters

Primaire gegevens: Uit: Oesters
Veen
Amsterdam 1991
Eerste druk 1991

Oesters heeft 130 bladzijden en telt 23 genummerde hoofdstukken, die weer door witregels zijn onderverdeeld. Om en om vertellen zij het verhaal van Olga’s relatie met Frank de Winter, het verleden, en het verhaal over Olga in Wenen, het heden. Enkele keren wordt die regelmaat onderbroken. Het verhaal komt overeen met het verhaal “Meeuwen.”

Titel verklaring: De oesters verwijzen naar Olga’s relatie met Frank. Toen Olga Frank pas ontmoet had gingen ze bij hem in Breskens Oesters eten. Ze proefde en rilde vol afgrijnzen. Rillingen die aan verslaving ook vooraf gingen noemde Frank het. Later vergelijkt zij haar hardnekkigheid met de grote zuigkracht van oesters. En het verdriet om het overlijden van Frank zet zich vast als een oester op een dakpan.

Motto: Aan het verhaal gaat een motto vooraf, een fragment uit het gedicht “het onherroepelijke” van Ida Gerhardt: Eeuwigheid, overstaar mij hier die nauwelijks te ademen waag, die in het hart mijn dode draag in de gesloten sarkopaag.

Samenvatting: Olga is op advies van haar man, Harold Kingley, naar een psychiater gegaan. Ze is pas hersteld van een ziekte, maar ze denkt voortdurend aan een vriend uit het verleden. Zo wil ze blijkbaar haar ziekte doen vergeten.

Die vriend was de 59 jarige Frank de Winter. Ze had hem ontmoet, toen ze bij een kennis in Frankrijk logeerde. Ze reed met hem mee en zou in Gent de trein naar Amsterdam pakken. Tijdens de rit stelde hij voor om bij hem thuis te slapen en dat hij haar de volgende dag op de pont vanuit Breskens zou zetten. Maar uiteindelijk bleef ze een paar nachten bij hem slapen en werd verliefd op hem. Het rare was dat zij de eerste nacht nog had gedacht dat Frank een oogje op haar had en dat ze dat maar eng vond, want hij had haar opa kunnen zijn. Toen ze weer op haar kamer in Amsterdam was had ze er geen spijt van, maar vond het eigenlijk niet normaal om verliefd te zijn op iemand van bijna 40 jaar ouder. Toch bleef ze hem ieder weekend bezoeken en hun relatie begon steeds vastere vormen aan te nemen.

Het verleden blijkt een groot probleem. Bij de psychiater herinnert ze zich weer van alles. Hoe haar vakantie met Frank in Florence was, de reactie van haar moeder, toen die hoorde over de relatie tussen Frank en haar dochter en hoe Frank haar ten huwelijk vroeg. Op dat moment besefte ze pas echt dat het leeftijdsverschil te groot was. Een maand later ontmoet ze Harold tijdens een party en ze worden ‘s ochtends naast elkaar wakker. Harold wil zich helemaal aan Olga binden, maar Olga wacht daarmee en wil hem op afstand houden. Ze houdt veel van hem maar heeft een enorm schuldgevoel tegenover Frank. Ze heeft namelijk nog steeds een relatie met hem en dit weet Harold niet. Frank weet ook nog niet van de relatie tussen Olga en Harold. Uiteindelijk vertelt ze het aan Harold, die dit niet kan accepteren. Toch blijft ze hem bezoeken, al is het minder vaak. Vlak daarna moet Harold een tijdje weg naar Amerika, een goede gelegenheid voor Olga om het hele gebeuren een Frank te vertellen. Maar als ze bij hem in bed ligt hoeft ze er niet eens zelf over te beginnen, want Frank heeft het al door. Hij is verschrikkelijk boos, maar kan het in zijn hart wel begrijpen. Dan zorgt Olga ervoor dat ze elkaar een keer ontmoeten. Harold kan het goed met Frank vinden en keurt hem goed. En dat was Olga’s bedoeling.

Harold en Olga trouwen en verhuizen naar New York. Ze had daarvoor nog innig afscheid genomen van Frank.

Anderhalf jaar later leest ze in Amerika in een Nederlandse krant dat Frank was overleden. Ontroostbaar is ze, helemaal als ze tijdens een bezoek aan Nederland de Vanitas (vergankelijkheid), een schilderij, van Frank geërfd bleek te hebben. Dit verdriet ging over in de loop der jaren, totdat ze ziek werd en alles weer naar boven kwam. Voor Olga was er maar een uit weg, de dood.

Thema: Het hoofdthema is melancholie. Olga wordt elke keer weer geconfronteerd met haar herinneringen aan Frank de Winter, het verdriet om de keuze die zij heeft moeten maken en om de vergankelijkheid van dingen in haar leven. Daarnaar verwijst ook de titel in het boek: “Soms zet verdriet zich vast als een oester op en dakpan en zit daar stilletjes en laat zich niet wegspoelen.” Op de achtergrond speelt ook het thema angst voor de dood mee.

Motieven: - De kat Herr Funke; dit is de kat van Harold en Olga, waar zij vaak haar uitweg zoekt.

- Kraaien; kraaien komt Olga tegen op de Michaelerplatz. Ze zijn een teken van dood. Olga heeft een gemene ziekte gehad, die haar bijna fataal was geworden en Frank komt te overlijden.

- Stilte; Olga geniet van de stilte. Vandaar ook dat ze zich enorm aangetrokken voelt tot een affiche met de reproductie van een schilderij bij de psychiater met als onderschrift “Das Stilleben im 19. Jahrhundert. En tijdens een afscheidsreceptie van een collega van haar man trekt zij zich terug in de stille tuin.

- Van Oudshoorn, Emants, de Tachtigers, Rilke, Proust Huysmans; In Amsterdam kon Olga hier niet bij iemand mee aankomen, maar bij Frank wel. Zij hield van deze literatuur, want het kon niet filosofisch, zwaarmoedig en tragisch genoeg zijn. Hoe bloemrijker hoe mooier.

- Literatuur; in het bijzonder Verzameld werk van Willem Elsschot en gedichten van Ida Gerhardt. Met deze twee komt zij vaak in aanraking als zij bij Frank in Zeeland is.

- De Vanitas (vergankelijkheid); dit is een schilderij van Frank dat zij erfde na zijn overlijden.

- Het schedeltje op het bureau van de psychiater; het stond met zijn neusje omhoog gericht, parmantig, alsof het dier ook na de dood zijn mannetje nog wel staat. Hier
kon Olga haar ogen niet van afhouden. Er stond ook op de Vanitas een schedeltje en er was er ook een te zien in de vitrine in het museum.

- Trouwen; Kees wilde met Olga trouwen, Frank ook. Harold was als het ware de lachende derde, want hij trouwde met Olga.

Personages: De hoofdpersoon is Olga. Ze is verlegen en heeft weinig levenservaring. Ze wordt per toeval verliefd op Frank, die 59 jaar is. Ze trouwt met Harold Kingley en verhuist vaak. Niet alleen in Nederland. Ze had Marxistische ideeën. Ze leest eerst Russische literatuur, maar door de invloed van Frank begint ze ook Nederlandse literatuur te lezen.

Bijfiguren: - Frank Winter is een kunsthandelaar. Hij is een lange magere man van achter in de vijftig met kortgeknipt wit haar. Hij is voor Olga een soort vaderfiguur, stelt haar op haar gemak en dringt niet aan op een verhouding. Hij is nuchter en probeert niet jonger te lijken dan dat hij is. Hij is tevreden met de relatie met Olga.

- Harold Kingley is een carrièremaker. Hij volgt twee studies. Hij studeert snel en goed en benut zijn tijd efficiënt. Hij is iemand bij wie alles lukt wat hij wil. Hij dringt wel op een relatie met Olga aan, wat in het begin niet lukt, maar uiteindelijk wel en trouwt met haar. Voor zijn werk moet hij vaak verhuizen. Dit heeft niet echt een goede uitwerking op Olga.

- Hannah, de populaire vrou met een bos blonde krullen, ranke benen in minirok. Ze was fel Marxiste en vast net zo fel in bed, dat straalde tenminste van haar af. Zij komt niet veel in het verhaal voor.

- Arthur, de internist bij wie Olga altijd haar verhaal over Frank heeft verteld. Verder doet ze dat bij niemand. Niet bij Harold, niet bij haar moeder, niemand niet. Hij was een zware, gemoedelijke, slordigogende man, niet het prototype van een medicus.

- Herr Doktor Kroch, de psychiater van Olga. Hij spreekt welluidend, zangerig Weens dat past bij zijn zware gestalte. Hij is, naar Oostenrijkse maatstaven, informeel, artistiek zelfs. Hij heeft een peper- en zoutkleurige ringbaard.

- Kees was een vriend van de ouders van Olga. Hij zit haar telkens te plagen door te zeggen dat ze met hem moet trouwen. Vroeger was hij de minnaar van Olga\'s moeder. Hij is humoristisch maar bedoeld het soms serieus.

- De moeder van Olga wordt bijna niet in het boek genoemd, alleen dat ze het niet eens is met de relatie tussen Frank en haar dochter. Hetzelfde geldt voor de vader van Olga.

Perspectief en Verteller: De roman is geschreven in een auctoriaal vertelperspectief. De alwetende vorm.

Tijd en Ruimte: Het verhaal is in twee verhaaldraden verteld, die chronologisch verlopen. Het verhaal loopt van 1969 – het jaar na het maagdenhuis – tot 1984. Hoofdstuk 1 begint eind februari 1984, in het laatste hoofdstuk is het juli. Er zijn meerdere ruimten die een rol spelen in het verhaal: Amsterdam, waar Olga studeert, het huis van Frank Winter in Zeeland, de behandelkamer van de psychiater in het oude huis in wenen waar Olga met Harold woont.

Primaire gegevens: Uit: Russisch blauw
Veen
Amsterdam 1998
Eerste druk 1995

Het boek Russisch blauw heeft 260 bladzijden en telt elf hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn onderverdeeld in paragrafen die weer door witregels zijn onderverdeeld.

Titelverklaring: Russisch blauw slaat op de kleur van het jasje dat de hoofdpersoon Lex Grol koopt net na het moment van de ontdekking van zijn leven.

Motto: Dit boek bevat geen motto

Samenvatting: De dertigjarige Lex Grol, een jonge historicus, koestert een grote fascinatie voor de Romanovs. Die fascinatie heeft voor een deel te maken met zijn eigen leven, omdat zijn moeder ooit uit het communistische Rusland naar Nederland is gebracht. In het begin van de roman is Lex werkeloos. Hij heeft zijn studie geschiedenis achter zich gelaten en past op het mooie huis met zwembad van de ouders van een jeugdvriend van hem, Sweder. Op een dag wordt hij gebeld door een professor, genaamd Frits Schürkenbrett, met de vraag of hij hem wil helpen bij het schrijven van een boek over de Russische tsaren.

Vanaf dat moment stort hij zich weer vol overgave op de boeken over de Romanovs. Belangrijk daarbij is de manier waarop de familie aan zijn eind kwam. Volgens bronnen is de gehele tsarenfamilie dood geschoten, maar enkele wetenschappers stellen daarbij kanttekeningen. Misschien is de zwakste telg uit de familie, de jonge Alexej, ongedeerd gebleven. Zijn graf is nooit gevonden. En Alexej leed aan dezelfde ziekt als Lex: hemofilie. Door deze overeenkomst identificeert Lex zich met de Russische kroonprins. Die identificatie verdiept zich als uit bronnen blijkt dat Alexej jaren lang onder een andere naam in een werkkamp van de Sovjets heeft gezeten. En die naam, Semonov, komt overeen met de naam van Lex zijn moeder. In zijn fantasie reconstrueert Lex het leven van Alexej en hij wil door genenonderzoek laten vaststellen of hij zijn erfelijke ziekte overgedragen heeft gekregen. De stille, teruggetrokken boekenwurm zou wel eens een directe afstammeling kunnen zijn van de Romanovs.

Dit alles blijkt een illusie, want zijn moeder blijkt zijn moeder helemaal niet te zijn. Dit heeft zij altijd voor hem verborgen gehouden uit angst voor zijn reactie. Zijn echte moeder blijkt een vriendin van zijn vader te zijn, allebei om het leven gekomen tijdens een auto-ongeluk. Hij heeft een illusie nagejaagd, maar is in die periode wel persoonlijk gegroeid. Door de vermeende afstamming voelt hij zich niet langer meer de jongen uit de patatwijk, maar een man met natuurlijke flair en overtuigingskracht. Dat levert hem in ieder geval een vriendin op, Loti, die hij in een euforisch moment voor de ommekeer had aangesproken.

Thema: Een jonge historicus met een grote fascinatie voor de laatste Russische Tsaren familie, de Romanovs, meent een grote ontdekking te hebben gedaan.

Motieven: - Oorbelletje; al in het begin van het boek vindt Lex een oorbel in het zwembad. Hij trekt de vreemdste conclusies, hij denkt zelfs dat het daar gekomen is tijdens een wilde vrij partij tussen bouwvakkers en hun vriendinnen. Uiteindelijk blijkt het van een illegale zwemster te zijn. Dat is het meisje Loti. Eerst is hij erg boos op haar, aan het einde van het boek is het zijn vriendin.

- Foto’s; Lex heeft veel foto’ s verzameld van de Romanovs. Keer op keer bestudeert hij ze. Op een gegeven moment, als hij al een tijdje in de waan is af te stammen van de Romanovs, merkt hij dat op een bepaalde foto de stoelen, waarop Alexej zit, ook voorkomen in zijn ouderlijk huis. Hierdoor voelt hij zich nog meer verwant met de tsaren familie.

- Hemofilie; zowel Lex als de tsarevitsj hebben deze ziekte. Dit is een van de dingen die hem steeds een bewijs geven van zijn theorie over zijn afkomst.

- De tuin van het huis waarop hij past; elke keer als Lex de boeken over de tsaren bestudeert trekt hij zich terug in die tuin, waar hij alle rust krijgt die hij wil.

Personages: Hoofdpersoon van dit verhaal is Geerten Alexander Grol, een jonge historicus met een grote fascinatie voor de laatste Russische tsaren familie, de Romanovs. Hij is 30 jaar en lijdt aan hemofilie, ook heeft hij wel eens last van een galbultenaanval. Hij leeft erg op zichzelf. Nooit heeft hij een echte vriendin gehad, maar hij fantaseert vaak over mooie vrouwen. Wat opvalt is dat, wanneer hij nog denkt dat hij een jongen van normale afkomst is, hij denkt dat hij niet echt iemand is en sinds zijn vermoeden over een tsaristische afkomst voelt hij zich iemand met flair en krijgt een relatie met Loti. Dit is zijn enige ontwikkeling die van hem zien in dit boek. Bijfiguren: - Loti Swart, het meisje dat illegaal in het zwembad zwemt. Loti staat voor Leonore Olga Theresia Irene. Ze heeft een mooie bos rood haar en een goed lichaam. Ze houdt veel van zwemmen en is daar dan ook erg goed in.

- Sweder, een jeugdvriend van Lex. Op Lex z’ n moeder na is hij de enige die weet van de theorieën van Lex met betrekking tot zijn afkomst.

- Anja Grol, de moeder van Lex, is op vierjarige leeftijd vanuit Rusland geadopteerd door de familie Kokernoot. Ze was getouwd met Johan Grol, wat nooit echt een fleurig huwelijk is geweest. Ze heeft nooit tegen Lex durven vertellen dat zij z’ n biologische moeder niet is.

- Johan Grol was de biologische vader van Lex. Hij was een echt carrièremaker wat niet altijd even leuk was voor zijn vrouw. Hij was een van eerste mensen met een auto en ging ‘s winters skiën. Tijdens een auto kwam hij met de biologische moeder van Lex om het leven.

Verder komen er in dit boek nog enkele personages, maar die worden nauwelijks genoemd en worden daarom in deze personagebeschrijving niet genoemd.

Perspectief en Verteller: De roman is geschreven in de personale vertelsituatie en je beleeft het verhaal vanuit het perspectief van Lex die alle personen in de omgeving observeert.

Tijd en ruimte: Het verhaal is chronologisch verteld met tijdsverdichtingen en een enkele flashback. Het verhaal begint in medias res en eindigt met een gesloten einde, hoewel je wel nog met een paar vragen blijft zitten zoals “is de moeder van Lex nou ook geen afstammeling van de Romanovs”.

De vertelde tijd is van eind juni tot begin augustus 1996. Ongeveer de periode van een zomervakantie. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in het huis en de tuin waar Lex op past. Ook het huis van zijn moeder en het sigarenwinkeltje van mevrouw Demse zijn plaatsen waar het verhaal zich afspeelt.

Primaire gegevens: Uit: Dooi
Veen
Amsterdam 1999
Eerste druk 1999

Dooi heeft 158 bladzijden. Het boek is ingedeeld in 10 hoofdstukken. De meeste hoofdstukken zijn circa twintig bladzijden lang.

Titelverklaring: De titel van het verhaal is Dooi. Dooi heeft in het verhaal twee betekenissen: - De dooi van het ijs waarin de boot van Ruben, De Harnasman, vastligt. - De dooi van het “harnas” dat Ruben ten gevolge van jeugdtrauma’ s heeft opgedaan

Motto: Het verhaal heeft geen motto.

Samenvatting: Ruben Saarloos, een vertaler van achtenvijftig jaar is op tweede kerstdag samen met zijn vrouw Ina en hun woonboot, de Harnasman, het IJsselmeer opgevaren om een nieuwe motor te testen. Ze leggen aan bij een klein verlaten eilandje, met de bedoeling daar een of twee nachten te blijven. Ze worden hier door strenge vorst overvallen en komen niet meer van het eiland weg. Zijn vrouw vertrekt wegens werkverplichtingen van de boot, voordat de dooi is ingevallen. Hijzelf blijft alleen achter op het schip, omdat Ruben bang is dat zijn schip door het kruien van het ijs zal zinken. Bovendien wil hij niet bij anderen logeren. In volstrekte eenzaamheid brengt hij hier zijn dagen door. Ruben heeft nauwelijks contact met de buitenwereld. Hij brengt de tijd door met het verkennen van het eiland en het vertalen van een vissenboek. Zijn eenzaamheid stelt hem in staat om zich op dit vissenboek te concentreren. Het boek wat Ruben aan het vertalen is gaat over vissen. Onder andere over de coelacanth. Dat wekt bij hem herinneringen op aan zijn vader. \'s Nachts droomt hij over zijn vader. Zijn vader heeft zijn hele leven gewijd aan een vergeefse onderneming: het vinden van een coelacanth, een raadselachtige vis. Door deze onderneming heeft Ruben\'s vader zijn gezin verwaarloosd. Bovendien heeft het overlijden van zijn nichtje Mady hem diep getroffen. Ruben heeft hiervan geleerd zich te pantseren tegen wat het leven tegen je kan doen. Hij wantrouwt mensen en hij is mensenschuw. Slechts zijn boot de Harnasman bemint hij nog met hartstocht. Hij heeft een saai en prikkelloos bestaan. Hij is een harnasman geworden. Door de afzondering op het ijs kan hij eens ernstig over zichzelf en zijn leven nadenken. Als de dooi invalt krijgt Ruben steeds meer last van eenzaamheid. Hij kan zich niet meer concentreren op zijn boek. Bovendien komen er geen schaatsers meer in de buurt van zijn boot en hij wordt ook niet meer bevoorraad. Met wassen nam Ruben het ook niet zo nauw. Voor wie zou hij het doen? Dan komt de dood hem opzoeken. Aangekondigd door opdringerige aanwezigheid van kraaien, Vlaamse gaaien en dode konijnen. Bovendien is er telefoon voor meneer Omshof ( bargoens voor dood ), die zich op zijn boot zou bevinden en hij ziet een spookschip. Dan komt de dood op schaatsen. Juist nu er door geen mens meer geschaatst wordt, duikt er een schaatsster op. Het blijkt hier om een roodharig meisje te gaan dat in Amsterdam het verband onderzoekt tussen prikkels en de ziekte van Alzheimer. Het valt Ruben op dat zij luchtig gekleed is (zomerkleren?) en dat zij er smal en bleek uitziet. Hij vindt het vreemd dat zij het niet koud heeft. Deze roodharige schaatser brengt weer kleur in het leven van Ruben, zij ontdooit de harnasman. De schaatsster belooft de volgende dag terug te komen. Zij zal dan ook de door hem gewenste sigaren meebrengen. Deze schaatsster bezoekt Ruben drie keer. Het leven is voor hem nu best aangenaam. Bij de tweede ontmoeting leest hij in de schaatsen van de schaatsster de naam Bente Nerwanen. Hij vermoedt dat zij zo heet. Op de derde dag neemt zij hem lucifers mee en de Daily Mirror. In de Daily Mirror staat een artikel over de coelacanth. Bovendien bedrijven ze tijdens deze derde ontmoeting de liefde. Na deze drie ontmoetingen wordt het ijs rondom de harnasman door de kustwacht doorbroken. Iedereen is enthousiast dat Ruben door de kustwacht ontzet wordt, behalve Ruben, hij beseft dat hij Bente voorlopig niet meer zal zien. Terug in de bewoonde wereld start Ruben een zoektocht naar Bente, net zoals zijn vader dat bij de coelacanth deed. Bij de VU, waar Bente werkzaam zou zijn, vertellen ze Ruben dat Bente al bijna een jaar dood is. Ruben bezoekt voorts het graf van Bente. Hij beseft dat hij Bente nooit meer zal zien en hij staakt zijn zoektocht. Op het einde van het verhaal heeft Ruben een dialoog met de dood die Ruben komt halen. Dankzij Bente heeft Ruben zijn jeugdtrauma\'s verwerkt en is hij weer een mens geworden. Ruben is klaar voor de dood. Hij is rijp om te sterven, want hij heeft vrede met zijn leven. Hij vindt het best dat de dood spoedig zal komen. Ruben koopt uiteindelijk nog een antieke scheepslantaarn. Hij ziet dus weer licht in de Duisternis. Misschien heeft Bente hem toch nog de kracht gegeven om verder te leven. En als hij zal sterven, dan sterft Ruben tenminste met vrede.

Thema: Het thema van dit verhaal is de dood. Dit is een verrassend uitgewerkt thema, omdat de dood Ruben overal achtervolgd. De dood is altijd nadrukkelijk aanwezig. Bovendien komt de dood hem opzoeken. Het verhaal is dan ook een duel tussen Ruben en de dood. Ruben heeft op het eind van het verhaal zijn angst voor de dood overwonnen. Bente heeft Ruben geholpen om zijn jeugdtrauma\' s te verwerken. Na de komst van Bente heeft Ruben vrede met zijn leven. Ruben is klaar voor de dood en zal wellicht spoedig sterven.

Blz. 155: \"Maar nu ben ik niet wanhopig en ook niet bang. Ik vind het best dat je komt\". (Ruben tegen de dood).

Motieven: Motieven die het thema ondersteunen: - Het nadrukkelijk aanwezig zijn van krassende kraaien (teken van de dood). - Het in de spiegel kijken van de kraaien. De dood is Ruben\'s spiegel. - Het spookschip dat Ruben in de verte ziet. - De aanwezigheid van Vlaamse gaaien (teken van de dood). - Dode konijnen. - Het telefoontje, waarin Ruben werd verteld dat meneer Omsof (de dood) aan boord is - Het kraken van Ruben\'s boot. Het lijkt alsof er nog iemand aan boort is. Dit is de dood. - De aanwezigheid van Bente Nerwanen, een meisje dat uit de dood is opgestaan. - Het te vroege sterven van Ruben\'s nichtje Mady en van Ruben\'s vader.

Overige motieven: - Jeugdtrauma\'s: Ruben Saarloos heeft zijn jeugdtrauma\'s nooit kunnen verwerken. Door een gebrek aan warmte en mislukkingen in zijn jeugd heeft Ruben geen vrede met zijn leven.

- Pantsering tegen een moderne en kille maatschappij. Ten gevolge van deze pantsering is Ruben mensenschuw geworden.

- Verliefdheid en gevoel: Ruben keert zich voor zijn \"ontdooiing tegen gevoel en warmte. Hij is een kille persoonlijkheid. Een voorbeeld hiervan is op blz. 19 te zien: \"Nou kweenie, zei het meisje, ik had gewoon de hele dag vlinders in me buik.\" \"Met een grom zette hij (Ruben)de radio weer uit.\" \"Vlinders in je buik, een van de ergste uitdrukkingen\". Een paar dagen later had Ruben zelf vlinders in zijn buik en kwam hij tot de conclusie dat hij verliefd was.

- Het ontstaan van dementie ten gevolge van emotionele oorzaken bij Ruben.

- Schuldgevoel: Ruben voelt zich schuldig tegenover zijn vrouw Ina als hij met Bente de liefde bedrijft. Bovendien voelt hij zich schuldig als hij hoort dat Bente dood is. Hij dekt dat Bente door hem zijn schuld op het gevaarlijke ijs is omgekomen.

- Relatieproblemen: De vader van Ruben misbruikt zijn vrouw, zijn vrouw moet altijd voor hem klaarstaan, terwijl vader Saarloos altijd weg is en het geld van zijn vrouw meeneemt. Ruben op zijn beurt bedriegt zijn vrouw Ina, als hij met Bente de liefde bedrijft.

- De dooi van ijs: Het is een symbool van het bevroren harnas van Ruben dat ontdooit.

- Vuur en licht: Het vuur ontdooit Ruben. Als Ruben ontdooit is dan ziet hij weer licht in het donker. De belangrijkste symbolen voor vuur zijn: de vuurrode haarkleur van Bente en de lucifers die zij meeneemt. Het belangrijkste symbool voor licht is de scheepslantaarn die Ruben op het einde van het verhaal, als hij zij trauma\'s verwerkt heeft, koopt.

- Het oproken van een sigaar: Als Ruben de laatste sigaar, die Bente hem gegeven heeft, opgerookt heeft, is het hoofdstuk Bente voor hem afgesloten.

Personages: Ruben Saarloos is het hoofdpersoon van dit boek. Zijn naam Ruben Saarloos betekent Ruben zonder Saar (geliefde). Hij bemint enkel zijn boot nog met hartstocht. Ruben Saarloos is achtenvijftig jaar en vertaler van beroep. Ruben is getrouwd met Ina, zij hebben geen kinderen. Je komt in het boek steeds meer te weten over hem. Bovendien maakt hij een ontwikkeling door in het boek. Hij is dus een round character. Ruben vertaalt Egelse wetenschappelijke boeken. Ondanks het feit dat hij de meeste boeken gruwelijk vindt, kan hij zich bij dit werk in zichzelf terugtrekken en heeft hij hierbij geen last van anderen. Helemaal alleen op het IJsselmeer is Ruben dan ook in zijn element, hij wordt niet lastiggevallen. Ruben wordt op het IJsselmeer tijdelijk uit zijn gewone doen gehaald om eens goed over zichzelf te kunnen nadenken. Op zijn boot maakt hij een louche indruk, met zijn slordige kleren en zijn stoppelbaard. Ruben is een slechte persoonlijkheid: hij is geremd en niet levensblij. Bovendien is hij mensenschuw. Waarschijnlijk lijdt Ruben aan dementie. Ruben heeft er een hekel aan om onder de mensen te komen, hij heeft vooral een hekel aan de collega\'s van zijn vrouw. Ook wensen enkele mensen hem sterkte met zijn verblijf op zijn boot. Ruben gelooft echter niet dat zij dit serieus menen.

Hij heeft last van jeugdtrauma\'s. Hij werd in zijn jeugd verwaarloosd door zijn vader, die zijn leven in het teken gezet had van een kansloze onderneming: het vinden van de enige overgebleven coelacanth. Met zijn moeder kon hij ook niet goed overweg. Bovendien heeft het overlijden van zijn nichtje Mady hem diep getroffen. Mady was een van de weinige lichtpuntjes in zijn jeugd. Door deze gebeurtenissen heeft Ruben in zijn jeugd op het punt gestaan om zelfmoord te plegen. Door een opeenstapeling van gebeurtenissen is Ruben zich gaan pantseren tegen wat het leven met je kan doen. Hij is een \"harnasman\" geworden. Alleen warme persoonlijkheden zijn in staat om hem te helpen, zoals zijn nichtje Mady, en de schaatsster die hem op zijn boot bezoekt. Bente brengt weer kleur en vuur in zijn leven. Zijn vrouw Ina slaagt er niet in om Ruben te ontdooien. Na drie ontmoetingen zou hij Bente echter nooit meer zien. Bente was van de ene op de andere dag verdwenen.

Bijfiguren: - Bij de analyse van de schaatsster die Ruben opzoekt, ga ik er vanuit dat dit Bente Nerwanen is die uit de dood is opgestaan. De dood komt Ruben dus opzoeken.

Bente is een van de twee warme personages die Ruben kunnen helpen (Bente en Mady). Ondanks het feit dat Bente weinig over zichzelf verteld, kom je in de loop van het verhaal steeds meer over haar te weten. Zij is dus een round character. Bij de eerste ontmoeting met Ruben was zij geheel in het zwart gekleed (de dood). Het valt Ruben bovendien op, dat zij erg luchtig gekleed is. De echte Bente Nerwanen is in de zomer (begin juli) overleden. Vermoedelijk staat Bente uit de dood op en bezoekt zij Ruben in de zomerkleding waarin zij gestorven is. Bente is rond de twintig jaar oud. Zij heeft een lichte, sproetige huid en rode haren. Bovendien is zij bleek en mager. Dit is een teken van de dood. Opvallend is dat Bente weinig over zichzelf loslaat. Ruben komt maar weinig over Bente te weten. Bente blijkt echter het nodige van Ruben te weten. Als Ruben haar vraagt de Volkskrant mee te nemen, neemt zij hem de Dailey Mirror mee, waarin een stuk over de coelacanth staat. De coelacanth en de zoektocht van zijn vader, is Ruben\'s dagelijkse spiegel.

- De vader van Ruben, Bram Saarloos, was een vader die geen vader kon zijn. Zijn vader was een man die zijn leven in het teken had gezet van de zoektocht naar de als enig overgebleven coelacanth. Bram Saarloos startte deze zoektocht door het verlangen om de twintigste eeuw, met al haar technologische ontwikkelingen de rug toe te keren. Bij deze zoektocht stond hij alleen tegenover een rijke Brit. Zijn onderneming was dus kansloos. Aangezien de kenmerken van zijn vader in de loop van het verhaal niet veranderen, is hij een flat character. Voor Ruben was zijn vader een vreemde, nerveuze en bruine man. Ruben noemt een verblijf van zijn vader: \"enkele onwennige weken, waarin iedereen zich behoedzaam en geforceerd gedroeg\". Vervolgens verdween zijn vader met het spaargeld van zijn moeder om weer een nieuwe zoektocht naar de coelacanth te beginnen.

- De moeder van Ruben wordt in het verhaal nauwelijks beschreven. Ook maakt zij geen ontwikkeling door. Zij is dus een flat character. Zijn moeder werd door haar man in de steek gelaten met twee kleine kinderen. Toen er geen inkomsten meer binnenkwamen ging zij lesgeven op een gereformeerd gymnasium. Haar man nam vervolgens al het spaargeld af voor zijn kansloze onderneming. Omdat ze troost zocht in haar eenzaamheid en verbittering, werd zij overdreven godsdienstig. Ondanks dat Ruben zich tegen zijn vader keerde, kon hij met zijn moeder ook niet goed overweg. Zij was geen warme persoonlijkheid.

- Ina Saarloos is de vrouw van Ruben Saarloos. Ze maakt geen ontwikkeling door in het verhaal en is dus een flat character. Ina heeft blond haar met een slordig knotje. In tegenstelling tot Ruben is Ina levenslustig en heeft zij een groot vertrouwen in de mensheid. Ina werkt als secretaresse op een accountantskantoor. Ruben kan goed met Ina op schieten, al heeft hij nog nauwelijks hartstochtelijke gevoelens voor haar. Dat Ruben\'s huwelijk na dertig jaar nog niet verdord was, kwam dan ook door Ina. Maar ze kon hem niet de warmte geven die hij nodig had, daardoor werd hij verliefd op Bente.

- Mady was de vijftien jaar jongere zus van Ruben\'s moeder. Mady was een warme persoonlijkheid, die de strengheid en soberheid in het gezin Saarloos doorbrak. Zij was een van de weinige lichtpuntjes in de jeugd van Ruben. Mady zou veel te vroeg sterven, toen zij tijdens een zomervakantie in Turkije van een dak viel. Aangezien Mady slechts sporadisch in het verhaal voorkomt en ook geen ontwikkeling doormaakt, is zij een flat character.

Perspectief en verteller: De roman is geschreven in de personale vertelsituatie en je beleeft het verhaal door de ogen van Ruben die alle personen in zijn omgeving observeert.

Tijd en Ruimte: Het verhaal is chronologisch verteld met enkele flashbacks en aan het einde tijdsverdichting. Flashforwards heb ik niet kunnen ontdekken. Het verhaal begint medias res en eindigt met een gesloten einde. De vertelde tijd is van begin januari tot en met mei en de verteltijd is 158 bladzijden. Het verhaal speelt zich voornamelijk af op een klein eilandje in het bevroren IJsselmeer. Maar ook Amsterdam, Nibbixwoud en het universiteitscomplex van de VU zijn plaatsen van handeling.

Conclusies

We vinden in het werk van Peper veelvuldig terugkerende elementen terug, maar deze komen telkens in een ander perspectief voor. Van deze elementen wil ik er enkele bespreken die in de behandelde boeken belangrijk zijn en ook grote overeenkomsten vertonen, namelijk de ironie, de hartstochtelijke liefde in combinatie met de eenling als hoofdpersoon, het surrealisme en een fascinatie die tot een obsessie wordt draait op een deceptie uit.

De ironie in de verhalen: Dit is een onmisbaar element in het werk van Rascha Peper en komt in alle gelezen werken voor dit onderzoek aan de orde. De ene keer is het wat duidelijker dan de andere keer. De hoofdpersoon is ongetwijfeld elke keer de persoon die het lot van de ironie ondergaat, behalve in het verhaal “De waterdame”. In “Oesters” en in “Meeuwen” zien we een duidelijk voorbeeld van ironie. De hoofdpersoon heeft een relatie met een veel oudere man. Door de druk uit de omgeving denkt ze er goed aan te doen om de relatie te beëindigen en te trouwen met een leeftijdsgenoot. Uiteindelijk blijkt dat ze toch liever bij haar vorige partner was gebleven. Dit is een typisch voorbeeld van ironie.

Een ander voorbeeld van ironie komen we tegen in “Russisch blauw.” Een jongeman heeft nooit echt sterk in zijn schoenen gestaan, totdat hij merkt dat hij wel eens van tsaristische afkomst kon zijn. Hij heeft meer zelfvertrouwen en houdt er een vriendin aan over. Het blijkt allemaal niet waar te zijn. Ook dit is weer ironie.

Ook “Dooi” heeft een ironisch karakter. Ruben Saarloos heeft een vrouw, die hem niet kan geven wat hij verlangt. Als hij op zijn boot zit ontmoet hij het meisje Bente, op wie hij verliefd wordt. Uiteindelijk dood blijkt ze niet te bestaan, want ze is al een jaar dood.

In “De waterdame” is maar een kleine vorm van ironie te zien als die er is. Een jonge man ontmoet een hele mooie jonge vrouw. Ze heeft een probleem; ze is geestelijk ziek.. Er valt bijna niet met haar te praten. Toch lukt het hem om tot haar door te dringen. Hij trouwt met haar met zij wordt gek en moet naar een psychiatrische instelling, waar ze zelfmoord pleegt. De hartstochtelijke liefde in combinatie met de eenling als hoofdpersoon:

Een ander erg opvallend element in de werken van Peper is “de liefde in combinatie met de eenling als hoofdpersoon.” Elke hoofdpersoon in de werken Peper vindt zijn ware liefde. Maar de relatie die dan ontstaan is geen alledaagse relatie. Ook zien we dat de relaties verschillend zijn van elkaar.

In het verhaal “De waterdame” is dit niet echt een belangrijk element, maar het valt op, omdat de waterdame, Clara, geen contact heeft met vreemden en er normaal gesproken al helemaal geen relatie mee zou beginnen. Een ander oorzaak waardoor het opvalt is de volgende. Het valt op als je de ander werken van Peper hebt gelezen. De hoofdpersoon krijgt een relatie met een persoon van het andere geslacht. Er ontstaat een aparte relatie. In dit verhaal zit het hem niet zozeer in het leeftijdsverschil, maar in de geestelijke gesteldheid van de vrouw. Ze is geestesziek en kan niet communiceren met andere mensen. Dit loopt uit de hand en de relatie wordt beëindigd. Een ander opvallend verschijnsel in die verschillende relaties. Bijna allemaal lopen de relaties stuk.

Een dergelijk verschijnsel vinden we in het verhaal “Meeuwen” en in de roman “Oesters.” Het verschil in de relatie tussen de man en de vrouw met “De waterdame” is, dat het hier gaat om het grote verschil in leeftijd. Zowel in “Oesters” als in “Meeuwen” heeft de vrouwelijke hoofdpersoon Olga een relatie met een veel oudere man. Zij hebben het fijn bij hun partner, maar door druk uit de omgeving verlaten zij hun partner en trouwen met een leeftijdgenoot. Maar na twintig jaar begint hun geweten te knagen en blijven ze met de vraag zitten of ze er wel goed aan hebben gedaan.

In “Russisch blauw” zien we een hoofdpersoon, die eigenlijk nog nooit een vriendinnetje heeft gehad. Enkel in zijn dromen fantaseerde hij over hen. Hij komt per toeval in aanraking met Loti, die illegaal in zijn zwembad zwemt. Als op een gegeven moment het ijs breekt, blijkt het dat ze goed met elkaar op kunnen schieten en er ontstaat een ware liefde. Dit is in tegenstelling tot de andere verhalen een redelijk normale relatie tussen een man en een vrouw.

In “Dooi” vindt iets vreemds plaats. De hoofdpersoon, net als in “Russisch blauw” een man, is getrouwd met Ida. Maar op zijn boot krijgt hij een heftige, kortstondige relatie met Bente Nirwanen. Een vrouw die later al een jaar dood blijkt te zijn. Ook hier weer een aparte relatie. Een relatie met de dood.

Surrealisme: Dit is ook geen onbelangrijk element in de verhalen van Peper. Het duidelijkste voorbeeld van surrealisme zien we in “Dooi.” Ruben, de hoofdpersoon, krijgt een relatie met een schaatsster die dood blijkt te zijn. Zij komt opdagen als de de dooi al is ingeslagen en zij schaatst in zomerkleren.

Ander voorbeelden van het surrealisme in “Dooi” zijn het spookschip dat Ruben ziet, het telefoontje voor meneer Omshof, wat bargoens voor dood is. Zo zijn er nog meer dingen die de dood aankondigen, wat erg surrealistisch is, want normaal gesproken komt de dood niet op bezoek.

Hoewel dit niet echt in de andere boeken, die ik gelezen heb, voorkomt vind ik het toch wel een element van dien aard dat het even genoemd moet worden.

Een fascinatie die tot een obsessie wordt draait op een deceptie uit: Het duidelijkste voorbeeld van dit kopje komt voor in “Russisch blauw.” De jongeman Lex Grol koestert een fascinatie voor de Romanovs. Hij laat dit achter zich liggen, totdat hij mee moet werken aan een boek over de Romanovs. Zijn fascinatie herleeft weer en wordt een obsessie op het moment dat hij het gevoel heeft een afstammeling te zijn van de Romanovs. Als uiteindelijk blijkt dat er niets van zijn vermoeden werkelijkheid is, leidt zijn obsessie tot een deceptie.

In “De waterdame” is er een soortgelijke gebeurtenis. Clara spaarde vroeger al stofjes en bewaarde die in haar schaakdoos. Later wordt dit een obsessie en knipt ze van elk kledingstuk de rand. Als ze dit niet meer mag, wordt dit een deceptie voor haar en uiteindelijk gaat het helemaal fout met haar geestelijke gesteldheid.

In “Dooi” koestert de vader van Ruben, Bram Saarloos, een fascinatie voor de coelacanth. Dit leidt tot een obsessie en hij vertrekt om de laatste coelacanth te zoeken. Hij verwaarloost daarmee zijn gezin. Aangezien hij het op moest nemen tegen een rijke Brit, leidde zijn obsessie al gauw tot een deceptie. In “Oester” koestert Frank een fascinatie voor oesters, stillevens, en Jan Cremer. Maar dit leidt in geen van de drie gevallen tot obsessie en al helemaal niet tot deceptie.

Nawoord Na enkele weken intensief bezig te zijn geweest wil ik in dit nawoord mij ervaringen wat betreft het onderwerp bespreken en zoals al aangegeven in het voorwoord een mening vormen over de stijl van schrijven en het taalgebruik van Rascha Peper. Het was zeker niet onaardig om de boeken van Peper te lezen, al waren ze soms heel erg saai. Er wordt dan een hele precieze beschrijving van iets gegeven en dan ook vaak op het moment dat je het juist niet wil hebben, omdat het dan net zo lekker leest. En al ben ik geen echte lezer toch vond ik het leuk hoe een boek verliep en afliep. Ook vond ik het erg leuk om er achter te komen waarom Peper zo schrijft, al is dat niet in mijn scriptie naar voren gekomen. Ideeën doet ze op uit krantenknipsels. Het taalgebruik van Peper was absoluut niet moeilijk. Het enige waar ik soms moeite mee had, was de opbouw. Een goed voorbeeld daarvan is “Oesters.” Aan het begin had ik absoluut niet door hoe het verhaal nou eigenlijk verliep.

Het moeilijkste aan deze scriptie vond en vind ik het onderzoek naar de ironie. Maar ik hoop dat dit toch goed is gelukt. Al met al was het een leuke, maar zware ervaring en ik denk dat het een goede toevoeging is aan mijn eindexamendossier.

Bronvermelding Primaire literatuur:

De waterdame Rascha Peper
Oesters ,, Russisch blauw ,, Dooi ,,

Secundaire literatuur: Literaire knipselkrant over Rascha Peper
Internet:

www.scholieren.nl
www.schrijversnet.nl

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.