Stereotypes en Identiteiten in de Vliegeraar in Sociocultureel en Historisch Perspectief

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • wo | 10538 woorden
  • 12 augustus 2010
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5
14 keer beoordeeld

ELLEN KIL
LITERATURE FROM A NATIONAL AND POSTNATIONAL PERSPECTIVE
PROF. DR. THEO D\'HAEN

STEREOTYPES EN IDENTITEITEN IN DE VLIEGERAAR IN SOCIOCULTUREEL EN HISTORISCH PERSPECTIEF

INHOUDSOPGAVE

0. INLEIDING    2
1. STEREOTYPES OVER AFGHANISTAN    2
1.1. ALGEMEEN    3
1.2. OVERNAME VAN STEREOTYPES    4
1.3. VERANDERING VAN STEREOTYPES    6
1.4. DISTANTIËRING VAN STEREOTYPES    9
2. IDENTITEIT BEPAALD DOOR SOCIOCULTURELE FACTOREN    10
2.1. CONFLICTEN TUSSEN PASHTUN EN HAZARA\'S    10
2.2. OORLOGEN UIT DE VLIEGERAAR    13
2.3. CULTURELE GEGEVENS    15
2.4. HET BEGRIP \'TUSSENIDENTITEIT\'    17
3. CONCLUSIE    19
4. BIBLIOGRAFIE    20



0. INLEIDING

Met deze analyse trachten we na te gaan in hoeverre het boek De Vliegeraar van Khaled Hosseini stereotypes belichaamt en welke houding de auteur tegenover deze denkbeelden aanneemt. Vervolgens bestuderen we de identiteit van de personages in sociocultureel en historisch kader. Met deze studie trachten we na te gaan in hoeverre de theorieën van Marco Cinnirella, Edward Said en Henriette Louwerse ook van toepassing zijn op dit boek.

1. STEREOTYPES OVER AFGHANISTAN

Volgens Marco Cinnirella (1997) zijn stereotypes geloofssystemen die houdingen, gedragslijnen en persoonskarakteristieken associëren met leden van een bepaalde sociale categorie. Zo wordt een inheemse groep positief gedefinieerd t.o.v. een uitheemse groep die als inferieur beschouwd wordt. Aan onderlinge verschillen binnen deze uitheemse bevolkingsgroep wordt hierbij geen aandacht besteed. Dit soort denkbeelden komt tot stand door het verlangen van een dominante groep zichzelf positief te onderscheiden van een andere groep. Deze drang naar zelfrespect heeft volgens sociologen negatieve consequenties voor de minderheidsgroep. Vaak worden stereotiepe motieven herhaald waardoor individuen zichzelf stereotiep beginnen voor te stellen. Stereotiepe ideeën zijn abstract en tegengesteld aan de realiteit, maar ze brengen onze voorstelling van de werkelijkheid tot stand.

Dufay meent dat we drie houdingen t.o.v. stereotypes kunnen aannemen: ze overnemen, veranderen of er afstand van doen. Overname van stereotypes vinden we vaak terug in populaire of triviale literatuur die opvallende gelijkenissen met series vertoont. De lezer koestert dan ook bepaalde vaste verwachtingen. Bij de alternatie van stereotypes wordt met deze denkbeelden gespeeld. Dit gebeurt vaak in postmoderne literatuur. Dergelijke teksten zetten ons aan personages als individuen te bekijken en niet als types. Bij het afstand nemen van stereotypes worden deze denkbeelden bekritiseerd. Ironie kenmerkt dit distantiëringsproces.

Stereotiepe voorstellingen kunnen we gemakkelijk met Said in verband brengen. Deze wetenschapper stelde namelijk een theorie op over de Ander die ook op stereotiepe voorstellingen toepasbaar is. Volgens het oriëntalisme van Edward Said kan geen enkele identiteit op zichzelf zonder tegenstellingen met andere entiteiten bestaan, ondanks de invloed die de verschillende entiteiten op elkaar uitoefenen. Dit geldt ook voor literatuur: elke literatuursoort wordt gedefinieerd ten opzichte van een ander soort literatuur. Vanwege het ideologische en nationalistische karakter van teksten is literatuur streekgebonden en kan ze in geografisch kader bestudeerd worden. De term \'westerse literatuur\' kan bij gevolg gedefinieerd worden als contrasterend met de oosterse. Deze culturele tegenstelling tussen west en oost verleent het westen culturele hegemonie, want bij het construeren van een beeld van de Ander, in dit geval de Oriënt, wordt voorbij gegaan aan de grote diversiteit aan talen, culturen, levensbeschouwelijke opvattingen etc. van dat gebied. Vanwege dit superioriteitsgevoel binnen de eigen cultuur zijn racistische vooroordelen over de Ander, in dit geval het oosten, omnipresent in westerse literatuur. In deze verhandeling gaan we na in hoeverre het omgekeerde geldt: stelt Khaled Hosseini het westen stereotiep en homogeen voor of probeert hij zowel zijn eigen islamitische cultuur als de westerse samenleving heterogeen te weerspiegelen?

In elk geval vinden we bij Hosseini tal van stereotypes. In deze analyse bespreken we dan ook eerst welke stereotypes behouden blijven. Vervolgens onderzoeken we met welke stereotypes gespeeld wordt. Tot slot gaan we na van welke vooroordelen het boek zich distantieert. Hiermee trachten we na te gaan in hoeverre de tegenstelling tussen Oost en West weergegeven wordt. Ook gaan we na in welke mate de Ander als negatief wordt voorgesteld. Aangezien De Vliegeraar een populair boek is, zouden we – als we Cinnirella mogen geloven – ervan uit kunnen gaan dat dit overloopt van stereotypes, maar in hoeverre klopt zijn stelling? Wordt populaire literatuur steeds gekenmerkt door overname of zien we ook distantiëring en ironie? Met deze analyse trachten we er meer over te weten te komen.

Voor dit onderzoek raadpleegden we verscheidene internetsites en artikels uit tijdschriften waar deze stereotypes worden opgesomd. Ook stereotiepe denkbeelden over migranten in het algemeen en over onze Amerikaanse medemens komen aan bod.

1.1. ALGEMEEN

In dit onderdeel schetsen we enkele stereotypes uit onze westerse maatschappij over migranten en in het bijzonder de Afghanen. Ook stereotypes over de Amerikanen komen aan bod.

Louwerse (2007) stelt dat migranten hun verleden ophemelen en hun heden als vijandig beschouwen. Uit drang zichzelf positief te definiëren t.o.v. de Ander dichten vele westerlingen migranten negatieve eigenschappen toe. Zo hekelen sommige rechtse politici migranten, omdat ze de taal van hun nieuwe thuisland niet zouden leren, zich niet aan de westerse cultuur zouden aanpassen of van de westerse welvaartmaatschappij profiteren.

Over de Afghanen benadrukken weblogs dat deze bevolkingsgroep eer, respect en familie hoog in het vaandel draagt. Anderen klagen dan weer de verknechting van de vrouw aan of menen dat gevluchte Afghanen ook na de Amerikaanse overwinning op de Taliban nog lang niet naar hun land terug kunnen keren.

Wikipedia stelt dan weer dat het woord \'islam\' letterlijk \"overgave aan God\" of \'onderwerping\' betekent. Verder wijst de encyclopedie op het fundamentele, religieuze principe dat een aanhanger van de islam (Moslim) zich overgeeft aan God\'s wil en wetten.

Volgens Nancy Hatch Dupree in \'Cultural Heritage and National Identity in Afghanistan\' vormt individuele trots en de eer van de familie de rots waarop de sociale status rust. Standvastigheid, zelfvertrouwen en onafhankelijkheid kenmerken dan ook de Afghaanse bevolking. Afghanen dragen hun familie als institutie hoog in het vaandel. Familieplichten dienen dan ook vervuld te worden. Respect voor vrouwen en loyaliteit tegenover vrienden staan centraal. Tevens keert een doorsnee Afghaan zich af van praalzucht. Hij gelooft in een patriarchale maatschappij met tal van beleefdheidsregels: gepaste klederdracht, begroetingen met voorgeschreven formules en gastvrijheid. Ontmoetingen tussen familie, vrienden en gasten kunnen ook spiritueel getint zijn. Fanatisme wordt als misstap beschouwd; hoewel Afghanen het bewijs van hun moslimgeloof tentoon spreiden, gedragen ze zich niet allemaal ultraconservatief. Welvoeglijk gedrag en een lichaamshouding die waardigheid uitstraalt, zijn cruciaal; toch kunnen gedragscriteria van groep tot groep en van familie tot familie variëren. Afghanen tonen een diep respect voor ouderen en willen hun waarden doorgeven aan jongeren.

Enkel relaties tussen man en vrouw worden getolereerd. Beide seksen leven gescheiden in verschillende werk- en ontspanningsruimtes. Qua architectuur zijn hun huizen spaarzaam gemeubileerd op de versierde tapijten na.

Voorts waarderen Afghanen de schoonheid van de natuur in hun omgeving. Daarom houden ze vaak een picknick in hun tuin of aan de oever van een rivier.

Afghanen worden nogal vaak met de Taliban geassocieerd. Deze religieuze groepering staat voor het strikt naleven van islamitische regels. De stroming is sociaal egalitair en sterk anti-sjiitisch. Deze beweging wordt nogal vaak met terrorisme in verband gebracht. Tot de ingevoerde regels behoorde dat vrouwen niet meer alleen over straat mochten en zich in een alles bedekkende boerka moesten kleden, dat meisjesscholen werden gesloten, muziek werd verboden en bioscopen en televisiestudio\'s gesloten. In de tijd van de Taliban mocht niet gevoetbald worden, noch met vliegers gespeeld vanwege de zogenaamde frivoliteit ervan. Nu zijn beide sporten weer volop in opmars.

1.2. OVERNAME VAN STEREOTYPES

Net als Nancy Hatch Dupree typeert ook Khaled Hosseini Afghanen als gastvrij. Baba, de vader van Amir (het hoofdpersonage en de verteller van dit verhaal), nodigt geregeld mensen uit voor een maaltijd, hoe armoedig hij ook leeft: \"Ons smerige appartement, één slaapkamer, stonk naar vieze sokken en kattendrollen, maar we waren omgeven door mensen die we kenden, althans, mensen die Baba kende. Hij nodigde regelmatig de hele gang met buren te eten. De meeste waren Afghanen die op hun visum zaten te wachten. Altijd was er wel iemand die een drumstel meenam en een ander een harmonium. De thee stond te trekken, en wie een beetje zangstem had, zong tot de zon opkwam, de muggen ophielden met zoemen en klappende handen pijn gingen doen. \"Daar was u gelukkig, Baba. Het leek meer op thuis,\" zei ik. \"Peshawar was goed voor mij, niet voor jou.\"\" (4,8)  Ook tijdens het regime van de Taliban blijven de Afghanen zich gastvrij opstellen: op weg naar Kabul mogen Amir en zijn chauffeur Farit meteen bij Farit\'s broer blijven overnachten. Ook Hassan ontvangt zijn teruggekeerde moeder gastvrij, hoewel die hem als baby achterliet.

Tevens dragen de personages uit het boek familie hoog in het vaandel. Wanneer Amir beseft dat Sohrab zijn neef is, besluit hij hem immers te adopteren, terwijl hij voordien adoptie verafschuwde. Ook voor zijn echtgenote bood de adoptie van een onbekend kind geen oplossing: \"Ik heb altijd gedroomd dat ik een kind in mijn armen zou houden, en zou weten dat mijn bloed het negen maanden had gevoed, dat ik het ooit in de ogen zou kijken en er tot mijn verbijstering jou of mezelf in zou zien, dat de baby zou opgroeien en jouw glimlach zou hebben of de mijne.\" (5,3) De generaal beaamt die ambivalente gevoelens: \"Dat adoptiegedoe, Batja, ik weet niet of dat nou wel wat is voor ons Afghanen. […] Om te beginnen willen ze als ze opgroeien weten wie hun echte ouders zijn en dat kun je ze ook niet kwalijk nemen. Soms verlaten ze het huis waar jij jarenlang geploeterd hebt om ze te onderhouden en gaan op zoek naar de mensen door wie ze op de wereld zijn gezet. Bloed is iets heel krachtigs, Batja, dat moet je nooit vergeten. […] Als je een kind adopteert, weet je niet wiens bloed je in je huis opneemt. […] Mensen trouwen hier [in Amerika] uit liefde. Familienamen en afkomst spelen geen rol en zo adopteren ze ook. Zolang de baby maar gezond is, is iedereen gelukkig, maar wij zijn Afghanen, Batja.\" (5,3) Als blijkt dat Sohrab Amir\'s neef is, keurt zowel Soraya als de generaal het adoptieplan goed. Een bloedband betekent voor veel Afghanen een geldig motief. Wanneer Amir Sohrab wil ophalen in het weeshuis, mag hij pas binnen als blijkt dat hij een halfoom van de jongen is. Het uitzoeken van familierelaties vormt voor vele Afghanen het begin van hun kennismaking: \"Zet twee Afghanen die elkaar nooit ontmoet hebben in een kamer, en binnen tien minuten hebben ze uitgeknobbeld hoe ze met elkaar verwant zijn.\" (6,6)

Verder handelen ze volgens vaste regels en etiquette: \"Vaders en zoons konden vrijelijk over vrouwen praten, maar geen enkel Afghaans meisje, tenminste geen fatsoenlijk en moradam Afghaans meisje, hoorde haar vader over een jongeman uit. En geen enkele vader, zeker geen Pashtun met nang  en namus , zou nooit een mojarat met zijn dochter bespreken, tenzij de knaap in kwestie een castigar, een huwelijkskandidaat was, die zijn vader gestuurd had om op de deur te kloppen, zoals de eerbaarheid voorschreef.\" (4,4)

Daarnaast vieren eer en kuisheid hoogtij voor sommige Afghaanse personages uit dit boek. Wanneer Baba ongeneeslijk ziek wordt, houdt hij dit voor iedereen verborgen: \"Ik wil van niemand medelijden.\" (4.6) Om zijn eer te bewaren zwijgt Baba eveneens over zijn relatie met de vrouw van zijn Hazara-vriend Ali: \"Het was een schandelijke situatie. Mensen zouden erover praten. Het enige wat een man toen had, wat hij toen was, was zijn eer, zijn naam. Als mensen zouden kletsen: we konden het aan niemand vertellen. Dat begrijp je toch wel.\" (6,1) Verder zoekt een Afghaanse man in zijn behoefte aan eer een smetteloze bruid: \"Afghaanse mannen en al helemaal mannen uit achtenswaardige families waren wispelturige schepsels. Een roddel hier, een insinuatie daar, en ze gingen er als verschrikte vogels vandoor.\" (4,4) Ook de generaal heeft \"nang en namus, eer en trots, de grondbeginselen van een Pashtun-man, vooral als het om de kuisheid van een echtgenote ging of een dochter.\" (4,3) Ook in andere opzichten is generaal Taheri voortdurend gericht op eigen eer. Wanneer zijn dochter de docentenopleiding volgt, veracht hij haar, omdat enkel juristen of politicologen bij hem in hoog aanzien staan: \"Iedereen kan les geven.\" (5,2) Tot slot voelt de jonge Sohrab zich in zijn eer, kuisheid en reinheid geschonden na door Asef seksueel misbruikt te zijn: \"Ik ben zo vies en zondig. […] Die mannen hebben dingen gedaan.\" (8,2) Hij neemt andermans zonden dus gewoon op zich; zozeer wordt hij erdoor aangetast en geschonden.

Voorts tonen de meeste personages diep respect voor ouderen. Zo gedraagt Hassan zich uiterst vergevingsgezind bij de terugkeer van zijn oude moeder die hem als baby aan zijn lot overliet: \"Hij pakte Sanaubar\'s hand met beide handen vast en zei dat ze kon huilen als ze dat wilde, maar dat het niet hoefde, want ze was nu thuis.\" (5,9)

Tevens genieten de personages van de natuur. Zo gaat Amir met Sohrab picknicken of wandelt hij graag in het stadspark rond.

Verder leven beide seksen meestal gescheiden, aldus generaal Taheri: \"Zelfs fatsoenlijke jongens moeten af en toe op de vingers getikt worden, dus het is mijn plicht om je eraan te herinneren dat je op deze markt onder gelijken bent.\" (4,5) Man en vrouw kijken elkaar zelden recht aan; enkel steelse blikken zijn toegelaten. Dit geldt ook bij het groeten aan de hand van voorgeschreven formules: \"Ik stond uit beleefdheid op, drukte mijn hand tegen mijn borst en boog mijn hoofd. \"Salaam Aleikum,\" zei ik. De vrouw […] boog ook haar hoofd. \"Salaam,\" antwoordde ze nauwelijks verstaanbaar. We maakten geen moment oogcontact.\" (6,4)

Opvallend genoeg voegt de auteur nog een aantal stereotypes toe bij de beschrijving van zijn volk. Een voorbeeld hiervan vormt de overdrijving van de Afghanen: \"Het verhaal wil dat mijn vader ooit in Balukistan met zijn blote handen een beer tegen de grond heeft gewerkt. Als het een verhaal over iemand anders was geweest, zou het zijn afgedaan als laaf, die Afghaanse neiging tot overdrijving, helaas bijna een nationale kwaal. Als iemand opschepte dat zijn zoon arts was, was de kans groot dat die jongen op de middelbare school ooit een voldoende voor een biologieproefwerk had gehaald, maar niemand twijfelde ooit aan het waarheidsgehalte van een verhaal over Baba, en – als ze het wel deden – had Baba altijd nog de drie evenwijdige littekens die rafelig over z\'n rug liepen.\" (1,4) Verder beschrijft de auteur de praatziekheid van de Afghanen: \"Iedereen in het busje zat onafgebroken door elkaar heen te praten, bijna schreeuwend. Zo praten Afghanen nu eenmaal.\" (3,1) Daarnaast typeert een Pakistaanse hoteldirecteur hen als roekeloos. Tot slot toont de auteur hoe de meeste Afghanen zichzelf en de anderen tegen onrecht verdedigen. Farit vermoordt bijna de directeur van het weeshuis, omdat die kinderen verkoopt, Sohrab doet Asef zijn oog verliezen om Amir te verdedigen, Baba wurgt Karim wanneer een baby tijdens het vluchttransport gestikt blijkt te zijn, Hassan verdedigt Amir tegen pesterijen, enz. Enkel het hoofdpersonage durft in het begin van het verhaal niet voor zijn vrienden opkomen, maar zal later wel alles in het werk stellen om Sohrab – koste wat kost – te adopteren.

Ook stereotypes over de Amerikaanse samenleving komen voor. Zo blijkt ook hier de Amerikaan zich optimistisch te gedragen: \"In feite hebben zelfs de meer gematigde Moslimlanden twijfels over adoptie, omdat in veel van die landen de islamitische wet, de sharia, adoptie niet erkent en de Taliban zijn nou niet bepaald gematigd, niet?\" \"Dus je vindt dat ik het moet opgeven?\" \"Ik ben in de Verenigde Staten opgegroeid, Amir. Als ik in Amerika iets geleerd heb, dan is het dat opgeven even hoog in aanzien staat als pissen in de fles met limonade van een padvindster.\" (8,5) Amerika wordt dus ook hier geassocieerd met optimisme en doorzettingsvermogen dat leidt tot succes.

Verder typeert de auteur een aantal beroepen op stereotiepe wijze. Zo worden artsen als koel beschouwd: \"\"De leiding is schoon,\" verkondigde hij, terwijl hij z\'n latex handschoenen afstroopte. Ik had liever dat hij ophield het zo te noemen. We waren geen badkamers.\" (5,3) Voorts komt het enthousiasme en de gedrevenheid van advocaten aan bod: \"Hij glimlachte regelmatig innemend een fietsenrek bloot. […] \"Ik wilde het zo-even binnen al tegen je zeggen over wat je probeert te doen, maar ik wil zeggen: ik vind het geweldig.\" Hij zwaaide toen hij wegreed.\" (8,6)

Daarnaast vinden we in dit boek ook autocategorisatie of overname van eigenschappen van een dominante groep of persoon om erbij te horen. Zo zal Amir veinzen zich in voetbal te interesseren om zijn vader te behagen: \"\"Zo lang mogelijk deed ik mijn best om geïnteresseerd te lijken. Ik juichte met hem mee als de ploeg van Kabul een doelpunt maakte tegen Kandahar en schreeuwde beledigingen tegen de scheidsrechter als die een penalty tegen onze ploeg gaf, maar Baba voelde mijn gebrek aan oprechte interesse en legde zich neer bij het sombere feit dat zijn zoon nooit zou voetballen en er ook nooit naar zou kijken.\" (1,5)

1.3. VERANDERING VAN STEREOTYPES

Met dit boek toont Khaled Hosseini dat bepaalde stereotypes niet op elke migrant van toepassing zijn. In eerste instantie staat bij het hoofdpersonage individuele trots niet altijd op de voorgrond. Wanneer Soraya hem vertelt geen maagd meer te zijn, wil hij toch met haar trouwen: \"\"En, heb je moeite met wat ik je verteld heb?\" \"Een beetje,\" zei ik. Ik was het aan haar verplicht om de waarheid te spreken. Ik kon niet beweren dat mijn trots, mijn iftigar, helemaal niet gekwetst was, omdat zij met een man samen was geweest, terwijl ik nog nooit met een vrouw had geslapen. Het zat me wel een beetje dwars, ja, maar ik had er veel over nagedacht in de weken voor ik Baba gevraagd had om castigari te doen. En uiteindelijk kwam altijd weer deze vraag bij me op: \"Was ik niet de laatste om iemand om zijn verleden te straffen?\" […] Ik vermoedde dat Soraya Taheri in veel opzichten een beter mens was dan ik, en slechts één daarvan was moed.\" (4,7)

Familie wordt niet door iedere Afghaan geëerd, zeker niet in periodes van oorlog en onrust: \"Voor geld of onder bedreiging verklikten mensen elkaar: de ene buur de ander, het kind zijn ouders, de ene broer de ander, de huisbediende zijn meester, de ene vriend de andere.\" (3,6) Daarnaast blijken vaders als Baba niet altijd trots op hun kinderen: \"\"Er ontbreekt iets aan die jongen.\" \"Ja, een gemeen trekje.\" \"Zelfverdediging heeft niets te maken met gemeen zijn. Weet jij wat er altijd gebeurt als die jongens uit de buurt hem pesten? Hassan bemoeit zich ermee en verdedigt hem. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien, en – als ze thuis komen – dan zeg ik tegen hem: hoe komt Hassan aan die schram op zijn gezicht? En dan zegt hij: \"Hij is gevallen.\" Een jongen die niet voor zichzelf opkomt, wordt een man die nergens tegenop kan.\"\" (1,5)

Verder toont de auteur ons dat de meeste migranten, maar niet elke migrant, melancholisch op het verleden terugblikken: \"Voor mij was Amerika een plaats om mijn herinneringen te begraven, voor Baba een plaats om over de zijne te treuren.\" (3,8) Ook Sohrab wil naar zijn verleden terugkeren, een verleden met ouders en zijn vriend Rahim Khan: \"Waar hij naar verlangde, was zijn oude leven. Wat hij kreeg, was mij en Amerika: niet dat dat nou zo\'n vreselijk lot was, alles in aanmerking genomen, maar dat kon ik niet tegen hem zeggen. Als er een zwerm demonen in je hoofd rondspookt, is het een luxe dingen in perspectief te kunnen zien.\" (8,9) Uit wanhoop, verdriet, verlatingsangst, vrees voor nieuw geweld en schaamte om wat hem seksueel werd aangedaan, onderneemt Sohrab een zelfmoordpoging, maar Amir vindt hem nog net op tijd en probeert hem zo goed mogelijk op te vangen, zodat hij aan het einde van het verhaal weer een beetje kan glimlachen. Sohrab\'s melancholie slaat in deze passage om in nostalgie, omdat hij zich na maanden weer een beetje gelukkig voelt. Amir\'s enthousiaste pogingen om Sohrab te helpen, gevoed door optimisme, werpen hier hun eerste vruchten af.

Daarnaast slaagt niet iedereen erin zich onafhankelijk op te stellen, hoe zijn ouders dat ook wensen: \"\"Ik wou dat u die chemo een kans gaf, Baba.\" Baba stak de sleutels in zijn zak en trok me onder de gestreepte luifel van het gebouw uit de regen. Hij duwde tegen mijn borst met de hand waarin hij zijn sigaret vasthield. \"Bas, ik heb mijn beslissing genomen.\" \"En ik dan, Baba? Wat moet ik dan?\" En mijn ogen vulden zich met tranen. Een blik van afkeer trok over zijn nat geregende gezicht. […] \"Jij bent eenentwintig, Amir, een volwassen man, je… […] Dus je wilt weten hoe het met jou moet? Dat heb ik je nou al die jaren proberen bij te brengen, dat je die vraag nooit zou moeten stellen.\"\" (4,6)

Ook het beeld van de Afghaan vol zelfvertrouwen wordt gealterneerd. De meeste personages geloven in zichzelf en in hun eigen kunnen. Zo is Sohrab ervan overtuigd raak te zullen schieten met zijn katapult en gelooft Baba in zijn weeshuis, ook al veronderstellen anderen dat het gebouw zal instorten. Amir twijfelt echter voortdurend aan zichzelf. Om die reden durft hij aanvankelijk niet naar Kabul te vertrekken, maar uiteindelijk besluit hij toch voor Sohrab op te komen.

Voorts alterneert de auteur het stereotiepe denkbeeld van de slaafse Afghaanse vrouw en haar autoritaire man. Amir benadert zijn vrouw immers met veel respect en het koppel neemt alle belangrijke beslissingen samen: \"We hadden het thuis over adoptie gehad. Soraya was op z\'n zachtst gezegd ambivalent. […] \"Als we het doen, moeten we ook geen enkele twijfel hebben en we moeten het er samen over eens zijn. Anders is het niet eerlijk tegenover de baby.\"\" (5,3) Hoewel westerse weblogs de verknechting van de Afghaanse vrouw aanklagen, sluit dit boek toch meer aan bij het artikel van Nancy Hatch Dupree. Deze auteur meent immers eveneens dat Afghanen hun vrouwen met groot respect benaderen, wat ook blijkt uit dit verhaal. Het patriarchale karakter van de Afghaanse maatschappij vereist gehoorzaamheid aan de vader en aan de man, maar zelfs de generaal toont ondanks zijn autoritaire aanpak toch respect voor zijn vrouw. Huwelijken worden geregeld, maar dat neemt niet weg dat beide partners elkaar beminnen.

Verder dissocieert het boek de doorsnee Afghaan van de Taliban en het fundamentalisme. De intolerantie van de Taliban en de mullahs wordt door de inheemse bevolking aan de kaak gesteld: \"Kennelijk verwar je wat je op school leert met echt onderwijs. […] Wil jij weten hoe je vader over zonden denkt? […] Dan zal ik je dat vertellen[…], Maar één ding moet je nu eerst goed begrijpen, Amir. Je zult van die idioten met baard nooit of te nimmer iets van waarde opsteken. […] Pis op de baard van al die intolerante apen. […] Die doen niets anders dan hun bidkralen bevoelen, reciteren uit een boek in een taal die ze niet eens begrijpen. […] God sta ons bij als Afghanistan ooit in hun handen valt. […] Er is slechts één zonde, niet meer dan één, en dat is diefstal. Elke andere zonde is een variatie op diefstal.\" (1,4) […] \"Als je iemand vermoordt[…], steel je een leven. Je steelt het recht van zijn vrouw op een echtgenoot en berooft zijn kinderen van hun vader. Als je een leugen vertelt, steel je iemands recht op de waarheid. Als je iemand bedriegt, steel je zijn recht op een rechtvaardige behandeling.\" (1,5) Ook Rahim Khan verafschuwt de intolerantie van de Taliban: \"Ik was bij een voetbalwedstrijd in het Kasy Stadion in 1998, Kabul tegen Mazara-i-Sharif, geloof ik. De spelers mochten trouwens niet in een broekje voetballen, onfatsoenlijk bloot, neem ik aan.\" Hij lachte vermoeid. \"Hoe dan ook, Kabul maakte een doelpunt en de man naast me juichte luid. Ineens stapt een jonge bebaarde knaap, zo op het oog hoogstens een jaar of achttien, die door de gangpaden patrouilleerde, op me af en slaat me met de kolf van zijn Kalasjnikov tegen m\'n voorhoofd. \"Als je dat nog eens doet, dan snijd ik je tong af, oude lul.\" Rahim Khan wreef met een knoestige vinger over het litteken. \"Ik was oud genoeg om z\'n grootvader te zijn en daar zat ik. Het bloed gutste over m\'n gezicht en ik zat me te verontschuldigen tegenover die hondenzoon.\" (5,5) Respect voor ouderen blijkt dus evenmin voor iedere Afghaan een vereiste te zijn.

Daarnaast getuigt niet overal de huizenbouw van eenvoud en spaarzame meubilering. Net zoals het doorsnee Afghaanse huis telt Baba\'s woning veel tapijten, maar vanwege hun rijkdom blijven ook andere versieringen niet uit: \"Iedereen was het erover eens dat mijn vader, mijn Baba, het mooiste huis had gebouwd van de hele Wasir-Akbar-Khan-Wijk, een nieuwe welvarende wijk in het noordelijke deel van Kabul. Sommigen vonden het zelfs het mooiste huis van heel Kabul: een brede opgang met aan weerszijden rozenstruiken leidde naar het uitgestrekte huis met de marmeren vloeren en de brede ramen. De vloeren van de vier badkamers waren belegd met rijk versierde mozaïektegels door Baba zelf uitgekozen in Isfan. Goud bestikte tapijten, die Baba in Kalkuta gekocht had, hingen aan de muren. Een kristallen kroonluchter hing aan het gewelfde plafond. Boven waren mijn slaapkamer, Baba\'s kamer en zijn studeerkamer, ook wel de rookkamer genoemd, die altijd naar tabak en kaneel rook.\" (1,2)

Tot slot valt het ons op dat Amir Amerikaanse eigenschappen overneemt. Zo kenmerkt de Amerikaanse samenleving zich door de vergetelheid van het verleden of \'amnesia\'. Na zijn komst in Amerika zal ook Amir zijn verleden proberen te vergeten totdat hij er opnieuw mee geconfronteerd wordt door Rahim Khan die hem ertoe overhaalt terug te keren naar Afghanistan. Voorts getuigen Amerikanen van openheid en dus neemt Amir zich na zijn ontmoeting met Rahim Khan voor de waarheid niet meer te verhullen naar analogie met zijn Amerikaanse medemens. Ook zijn vrouw Soraya geeft blijk van eerlijkheid en openheid, wanneer ze Amir voor het huwelijk opbiecht geen maagd meer te zijn. Tot slot geeft Amir geen blijk van melancholie, maar eerder van doorzettingsvermogen en optimisme tijdens zijn talrijke pogingen om contact te krijgen met Sohrab; ondanks diens depressieve en zwijgzame houding blijft Amir proberen hem op te vrolijken.

1.4. DISTANTIËRING VAN STEREOTYPES

Dit boek doet afstand van verscheidene vooroordelen. In de eerste plaats distantieert de auteur zich van de vooronderstelde luiheid van migranten: \"Nauwelijks een maand nadat we in de Verenigde Staten waren aangekomen, vond Baba een baan vlak achter Washington Boulevard als pompbediende bij het benzinestation van een Afghaanse kennis. Hij was binnen een week na aankomst op zoek gegaan naar werk. Zes dagen per week draaide Baba diensten van twaalf uur met tanken, de kassa bedienen, olie verversen en autoramen wassen. Soms bracht ik hem zijn lunch en dan zag ik hem op de planken zoeken naar een pakje sigaretten terwijl een klant stond te wachten aan de toonbank vol olievlekken, Baba\'s gezicht wit weggetrokken onder het felle neonlicht. […] Op de dag dat hij werk vond, gingen Baba en ik naar onze begeleidster bij de sociale dienst in San José, mevrouw Dobbins. […] Baba liet de stapels voedselbonnen op haar bureau vallen. \"Dank u, maar ik wil niet,\" zei Baba. \"Ik altijd werken, in Afghanistan werken, in Amerika werken. Dank u wel, mevrouw Dobbins, maar ik wil niet geld voor niets.\" […] \"Ik doe dit werk al vijftien jaar, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt,\" zei ze. Zo maakte Baba een einde aan die vernederende ogenblikken met de voedselbonnen bij de kassa en nam hij één van zijn grootste angsten weg, dat een Afghaan zou zien dat hij eten kocht met geld van liefdadigheid. Baba liep het kantoor van de bijstand uit als een man die is genezen van kanker.\" (3,8) Toch zal de generaal echter wel van de bijstand leven en hierom door zijn dochter bekritiseerd worden; toch leidt deze laatste geen lui leven, omdat hij zich ook bezig houdt met andere zaken als handel op de vlooienmarkt en het onderhouden van politieke betrekkingen.

Verder distantieert Amir zich van een berustende houding tegenover het lot en legt hij zich niet neer bij God\'s wil, wanneer Rahim Khan dodelijk ziek blijkt te zijn: \"\"Laat me u dan mee naar huis nemen. Ik zoek een goeie arts voor u. Ze komen voortdurend met nieuwe behandelingen.\" […] \"Ik heb hier diverse goeie artsen bezocht en zij zeggen hetzelfde. Ik vertrouw ze en ik geloof ze, er is zoiets als Gods wil.\" \"Alleen wat je doet en wat je niet doet, bestaat,\" zei ik. Rahim Khan lachte: \"Ha, nu klink je net als je vader.\"\" (5,6)

Bovendien ontkent de auteur de vermeende religiositeit van de Taliban: \"Hoe ik bij de Taliban terecht gekomen ben? Zoals jij je herinnert, ben ik niet een erg religieus type.\" (7,3) Sohrab, een gewone Hazara-jongen blijkt veel meer religiositeit aan de dag te leggen. Na zijn aankomst in Islamabat gaat Sohrab meteen op zoek naar de moskee. Hij vreest God\'s oordeel om wat hij met Asef gedaan heeft.

Tevens wordt het begrip \'religiositeit\' voortdurend in vraag gesteld en met de nodige ironie benaderd, zeker bij het kijken naar een tolkshow: \"De mullahs kwamen tot de slotsom dat Ayub\'s zoon wel degelijk naar de hel zou gaan vanwege de manier waarop hij zijn broek had zitten. Ze beweerden dat het in de Hadith stond.\" (8,3) Van extreem religieus fundamentalisme is bij de meeste personages uit dit verhaal geen sprake; zo zal Baba drinken niet als zondig beschouwen en werd dit in Kabul voor de komst van de Taliban oogluikend toegestaan.

Tot slot blijken gevluchte Afghanen uit dit boek wel naar hun thuisland terug te kunnen keren na de overwinning op de Taliban; zo ook de generaal: \"Een maand geleden was de generaal eindelijk naar Afghanistan ontboden om daar minister te worden en twee weken geleden was hij erheen gevlogen.\" (9,2)

2. IDENTITEIT BEPAALD DOOR SOCIOCULTURELE FACTOREN


De relatie tussen het literaire werk en de specifieke sociale en individuele omstandigheden van zijn schepper is altijd complex en delicaat. Vooral bij migrantenschrijvers domineert de bezorgdheid om hun identiteit: omdat identiteit altijd met cultuur en een thuissituatie verbonden is, moeten zij hun identiteit steeds herdefiniëren in een poging zich te onderscheiden van een dominante groep. De beweeglijkheid van hun thuis en hun streven naar eigenheid bemoeilijken dit identificatieproces. In het voorgaande hebben we reeds aangetoond hoe Hosseini zich distantieert van stereotypes over de islam en het onrecht van dominante groepen als de Taliban aanklaagt. In dit onderdeel bestuderen we de Afghaanse cultuur en geschiedenis. We gaan na welke historische factoren en culturele fenomenen in dit werk aan bod komen. Vervolgens analyseren we hoe de personages hun identiteit uitbouwen in deze mengelmoes van culturen en historische gebeurtenissen.

2.1. CONFLICTEN TUSSEN PASHTUN EN HAZARA\'S


Terwijl Amir een soenniet en Pashtun is, behoort zijn vriend (en bediende) Hassan tot de Sjiitische Hazara\'s. Laten we even de voorgeschiedenis van beide bevolkingsgroepen en hun etnische spanningen schetsen.
Ondanks hun talrijke conflicten hebben de Pashtun en de Hazara\'s toch ook een aantal zaken gemeenschappelijk: ze spreken dezelfde taal, het Perzisch, Farsi of in Afghanistan dari genoemd; verder geloven beide volkeren in djinns (mannelijke of vrouwelijke geesten), in magische elementen (zoals het boze oog), in Allah als God en in Mohammed als profeet en boodschapper; het voornaamste heilige boek is de Koran en sommige erediensten houden ze gezamenlijk. De islam kent geen erfzonde, maar meent wel dat ieder om zijn daden beoordeeld zal worden. Verder eet deze groepering geen varkensvlees en zijn alcoholische dranken verboden. Naast hun gemeenschappelijke geloofsovertuigingen leven Pashtun en Hazara\'s in elkanders nabijheid. Hazara\'s leven in de steden in dienst van de Pashtun.

Toch vertonen de groeperingen ook onderlinge verschillen. Terwijl bij soennitische moslims politiek en geestelijk leiderschap niet gecombineerd wordt, geldt dat wel voor sjiieten. Kenmerkend voor de sjiieten is het gezag dat zij aan de imam toekennen. Ook handhaven zij andere feestdagen. Een ander verschil tussen Hazara\'s en Pashtun ligt in hun uiterlijk. Aangezien de Hazara\'s van Turks-Mongoolse voorouders afstammen, hebben ze Chinese uiterlijke trekken.

Terwijl tien miljoen Pashtun Afghanistan bevolken en hiermee de grootste etnische groep in Afghanistan vormen, leefden er slechts vijf miljoen Hazara\'s waarvan één miljoen door de Taliban werd uitgemoord en waarvan vele anderen vluchtten. In het huidige Afghanistan leven ongeveer 2.870.000 mensen uit deze bevolkingsgroep. Voordien werd deze minderheidsgroep reeds door de Pashtun gediscrimineerd.

De Hazara\'s hebben verscheidene oorlogen en gedwongen ballingschappen doorstaan. Vanaf het ontstaan van modern Afghanistan in het midden van de 18e eeuw, werden ze vervolgd door de Pashtun en werden ze gedwongen om te vluchten uit vele delen van het huidige Afghanistan naar Hazarajat. In andere delen moesten ze dan weer hogere belastingen betalen dan andere bevolkingsgroepen. Hierdoor kwam de Hazara-populatie in opstand, maar hun opstanden werden steeds door de Pashtun neergeslagen.

In De Vliegeraar vinden we tal van verwijzingen naar deze discriminatie terug. In de eerste plaats toont de auteur hoe de Hazara\'s onderdrukt en gepest worden: \"Ze hadden het over zijn platte neus vanwege Ali\'s en Hassan\'s karakteristieke Mongoloïde trekken. Jarenlang was dat het enige dat ik van de Hazara\'s wist, dat ze afstammelingen van de Mongolen waren en dat ze er een beetje als Chinezen uitzagen. In schoolboeken werden ze nauwelijks genoemd. Er werd alleen even zijdelings aan hun voorouders gerefereerd. Toen ik op een dag in Baba\'s studeerkamer in zijn spullen snuffelde, vond ik één van de oude geschiedenisboeken van mijn moeder. Het was geschreven door een Iraniër[…]. Ik las dat mijn volk, de Pashtun, de Hazara\'s had vervolgd en onderdrukt, dat de Hazara\'s in de 19e eeuw tegen de Pashtun in opstand hadden willen komen, maar dat deze hen met onbeschrijflijke bruutheid hadden onderdrukt. In het boek stond dat mijn volk de Hazara\'s had vermoord en verdreven, hun huizen hadden platgebrand en hun vrouwen had verkocht. Eén van de redenen dat de Pashtun de Hazara\'s afslachtten, was dat de Pashtun soennieten waren en de Hazara\'s sjiieten. Er stonden veel dingen in die ik niet wist, dingen waar mijn leraren het niet over hadden gehad, dingen waar Baba het ook niet over had gehad. Er stonden ook dingen in die ik wel wist, zoals dat Hazara\'s muisetende platneuzige pakezels werden genoemd. Ik had sommige jongens uit de buurt die dingen naar Hassan horen roepen.\" (1,3) Zelden behandelt een Pashtun een Hazara als gelijke: \"\"Heb je je wel eens afgevraagd waarom hij je nooit bij spelletjes betrekt als ie gasten heeft, waarom hij alleen maar met jou speelt als er niemand anders is? Dat zal ik jou vertellen, Hazara, omdat jij voor hem niets meer bent dan een lelijk huisdier, iets waarmee hij kan spelen als hij zich verveelt, iets waarnaar hij kan trappen als ie kwaad is. Maak jezelf vooral niet wijs dat je meer bent dan dat.\" \"Amir Aga en ik zijn vrienden,\" zei Hassan. Hij was rood aangelopen.\" (2,8)

Verder beschrijft Amir hoe de Hazara\'s ook in zijn jeugd bij de val van de monarchie en onder het communisme vanzelfsprekend als bedienden werden beschouwd: \"Dat Hassan als analfabeet zou opgroeien net als Ali en de meeste Hazara\'s, stond al vast toen hij geboren werd, of misschien zelfs al op het moment dat hij in Sanaubar\'s baarmoeder werd verwekt, want wat heeft een bediende nou eenmaal aan het geschreven woord?\" (1,7) Tevens gedraagt Amir zich zeer dominant t.o.v. Hassan\'s vader, wanneer die bezorgde vragen stelt over zijn zoon, omdat hij niet weet wat er met hem schort en vermoedt dat Amir meer weet: \"\"Hoe kan ik nou weten wat er met hem aan de hand is,\" snauwde ik. \"Misschien is die ziek. Mensen worden zo vaak ziek, Ali. Moet ik bevriezen of ga je vandaag nog die kachel aansteken?\"\" (3,1) Amir blijkt zich hier echt als een meester op te stellen en verzwijgt hoe Hassan seksueel misbruikt werd. Toch dragen Ali en Hassan hem een diep respect toe: \"Hassan wist het. Hij wist dat ik alles gezien had in die steeg, dat ik daar gestaan had en niets gedaan. Hij wist dat ik hem verraden had en toch redde hij me opnieuw, misschien voor het laatst. Op dat moment hield ik van hem, ik hield meer van hem dan ik ooit van iemand gehouden had en ik wilde hen allemaal vertellen dat ik de adder onder het gras was, het monster in het meer. Ik was dit offer niet waard. Ik was een leugenaar en een bedrieger en een dief, en ik zou het ook verteld hebben, ware het niet dat een deel van me blij was, blij dat dit allemaal binnenkort achter de rug was. Baba zou hen ontslaan, het zou wel even moeilijk zijn, maar het leven zou doorgaan. Dat wilde ik doorgaan, vergeten, met een schone lij beginnen. Ik wilde weer kunnen ademhalen.\" (3,5) Ook Ali, Hassan\'s vader, blijft op eender welk moment beleefd, maar toch beslist en zelfzeker. Wanneer hij weet hoe Hassan seksueel misbruikt werd zonder dat Amir hem te hulp schoot, zegt hij zeker van zijn stuk: \"\"Met alle respect, Aga Sahib, maar u kunt me niets verbieden,\" zei Ali. \"We werken niet meer voor u.\"\" (3,5) Bij zijn terugkeer naar Rahim Khan blijft Hassan zich onderdanig opstellen: Hij en Farsana brachten hun spullen naar de achterhut waar hij geboren was. Ik smeekte hen om één van de logeerkamers boven te betrekken, maar Hassan wilde daar niet van horen.\" (5,8) Zijn zoon Sohrab neemt die beleefde houding over, zelfs in het gevecht, wanneer de Taliban Asef Amir in elkaar slaat: \"Ophouden, Aga, alstublieft. […] Doe hem geen pijn meer.\" (7,5) Later vertelt Sohrab aan Amir: \"Vader zei altijd dat het verkeerd is om zelfs slechte mensen pijn te doen, omdat die niet beter weten en omdat slechte mensen soms goede mensen worden.\" (8,1)

Het conflict tussen Hazara\'s en Taliban was politiek, militair en religieus. In 1998 viel ook Hazarajat in de handen van de Taliban. Door de Taliban werden Hazara\'s massaal uitgemoord, verkracht of tot ballingschap gedwongen. Om de gevaren van Afghanistan te ontvluchten, emigreerden velen naar Pakistan.

Onder het regime van de Taliban zullen ook Sohrab\'s ouders zonder pardon neergeschoten worden: \"Kort na mijn vertrek deed het gerucht de ronde dat een Hazara-gezin alleen in het grote huis in Wazir-Akbar woonde [het huis van Rahim Khan]. Dat zeiden de Taliban tenminste. Een stel Talib-ambtenaren kwam om de zaak te onderzoeken en Hassan te ondervragen. Ze beschuldigden hem ervan dat hij loog, toen hij zei dat hij daar bij mij woonde, al ondersteunden veel buren onder wie degenen die mij belde, zijn verhaal. De Talibs noemden hem een leugenaar en een dief, net als alle Hazara\'s, en ze gaven hem opdracht om voor zonsondergang het huis te verlaten. Hassan protesteerde. […] Ze namen hem mee naar buiten de straat op […], ze dwongen hem te knielen […] en ze schoten hem door het achterhoofd. Farzana kwam gillend naar buiten en viel hen aan […]. Ze schoten ook haar dood, zelfverdediging, beweerden ze later. […] De moord op Hassan en Farzana werd afgedaan als een geval van zelfverdediging. Niemand zei er iets over, hoofdzakelijk uit angst voor de Taliban, denk ik, maar niemand had aanvechting om enig risico te nemen voor een stel Hazara-bedienden.\" (6,1)

Verder verwijst de Taliban Asef ook naar de uitmoording van de Hazara\'s: \"Als je een echte show had willen zien, dan had je erbij moeten zijn in Mazar. […] We hebben ze [de Hazara\'s] laten liggen voor de honden.\" (7,1) Het traumatische van discriminatie en geweld tegenover de Hazara\'s komt hier dus ruimschoots aan bod.

Om het geweld te ontvluchten gaat Sohrab mee naar Amerika, maar ook daar kan hij niet aan kritiek ontsnappen vanwege zijn Hazara-uiterlijk. Amir moet steeds voor hem opkomen: \"weet u, generaal Sahib, mijn vader ging naar bed met een vrouw van zijn bediende. Zij baarde hem een zoon, Hassan genaamd. Hassan is dood. De jongen die daar op de bank ligt te slapen, is Hassan\'s zoon. Hij is mijn neefje. Vertelt u dat maar als de mensen vragen stellen. […] En dan nog iets, generaal Sahib. ]…] In mijn aanwezigheid hebt u het nooit meer over hem als Hazara-jongen. Hij heeft een naam en die is Sohrab.\" (9,1) Ook andere Afghanen vallen hen lastig met vragen: Intussen waren de vragen over ons geadopteerde en beslist excentrieke zoontje gelukkig verstomd, en in aanmerking genomen hoe tactloos vragen van Afghanen soms zijn, was dat een behoorlijke opluchting. Mensen vroegen niet meer waarom hij nooit wat zei, waarom hij niet met andere kinderen speelde en ze verstikten ons gelukkig niet meer met hun overdreven medeleven, het trage schudden van hun hoofd, een chic chic of een ogumbi chara: ach arme kleine zwijgende jongen. De nieuwigheid was eraf. Net als verschoten behang was Sohrab in de achtergrond opgegaan.\" (9,2)

Na 11 september 2001 kreeg Afghanistan een internationale regering en werd te Taliban weggezonden. Deze redde de Hazara\'s van de etnische zuiveringen door de Taliban. Sindsdien verbeterde de situatie voor de Hazara\'s aanzienlijk. Dankzij de inmenging van de NATO, genieten de Hazara\'s meer vrijheid en gelijkheid dan ooit tevoren. Zo kunnen Hazara\'s nu hogere studies volgen en hoge regeringsfuncties bekleden. Nochtans is de discriminatie nog niet verdwenen. In De Vliegeraar komt deze laatste periode niet meer aan bod.

2.2. OORLOGEN UIT DE VLIEGERAAR

Het boek De Vliegeraar speelt zich af vanaf de monarchie tot de val van Afghanistan. Daarom schetsen we even kort naar welke periodes Hosseini in zijn boek refereert. Reeds vanaf 1793 was Afghanistan een monarchie, maar pas vanaf 1953 werd Afghanistan door het communistische regime geholpen. In 1959 voelde Mahummed Dawud Kahn zich sterk genoeg om het tegen het conservatieve establishment op te nemen: de sluierplicht werd afgeschaft, vrouwen uit de Koninklijke familie toonden zich ongesluierd in het openbaar, de eerste vrouwelijke studenten schreven zich in en de Pashtun rond Kandahar verloren hun vrijstelling van grondbelasting. Ook Amir\'s moeder doceerde in deze periode Arabische literatuur aan de universiteit.

Bij de val van de monarchie in 1973 komt Amir voor het eerst in aanraking met oorlogsgeweld: \"Tot de vroege ochtenduren bleven we zo bij elkaar gekropen zitten. Het schieten en de explosies hadden nog geen uur geduurd, maar ze hadden ons erg veel angst aangejaagd, want niemand van ons had ooit eerder schoten op straat gehoord. Het was een onbekend geluid voor ons. De generatie Afghaanse kinderen wier oren niets anders dan het geluid van bommen en geweervuur zouden kennen, was nog niet geboren.\" […] Kabul ontwaakte de volgende ochtend en vernam dat de monarchie tot het verleden behoorde. De koning, Zahir Shah, zat op dat moment in Italië. In zijn afwezigheid had zijn neef, Daoud Khan, met een coup zonder bloed te vergieten een eind gemaakt aan het veertigjarige bewind van de koning.\" (1,9)

Opvallend genoeg verwijzen Afghanen in deze periode niet alleen naar hun eigen geschiedenis. Ook westerse gebeurtenissen komen aan bod in een gesprek met Asef: \"\"Hitler, dat was nog eens een leider, een groot leider, een man met een visie. Ik zeg tegen Daoud Khan dat ie niet moet vergeten dat als ze Hitler zijn karwei hadden laten afmaken, de wereld er nu beter aan toe zou zijn geweest.\" \"Baba zegt dat Hitler gek was, dat ie heel veel onschuldige mensen had laten vermoorden.\"\" (2,1) Later blijkt Asef nog altijd Hitler\'s politiek te belichamen: \"Afghanistan is net een prachtig landhuis vol vuilnis en iemand moet die vuilnis buitenzetten.\" […] \"Daar hebben ze in het westen een uitdrukking voor. Dat noemen ze etnische zuivering.\" (7,4) Cinnirella\'s uitspraak dat stereotypes de verdrukking van een bevolkingsgroep goed kunnen praten, blijkt dus ook in de geschiedenis van de Pashtun en de Hazara\'s te kloppen.

Eind jaren \'70 maakte de monarchie plaats voor een republikeins, maar communistisch regime. Geleidelijk groeiden bepaalde islamitische verzetsgroepen die vanuit Pakistan opereerden. Ze beriepen zich allen op de islam en de jihad, maar hadden duidelijke verschillen in hun interpretatie van de islam. Er waren fundamentalistische, traditionele, vooruitstrevend islamitische en gematigde groepen. De diverse facties kregen steun uit Iran, Pakistan, VS en Europa. Tegenover hen stond voornamelijk het Russische leger. In 1989 trokken de Russische troepen uit het land.

Om deze politieke chaos te ontlopen migreren vanaf de jaren \'70 veel Afghanen naar de VS op zoek naar werk en veiligheid. In totaal leven er nu 300.000 Afghanen waarvan 10.000 in Zuid-California.

In de woelige periode eind jaren \'70 zal ook Amir met zijn vader naar Amerika in het Californische Fremont emigreren uit het onrustige Kabul zonder iemand in vertrouwen te nemen: \"De volgende ochtend zou Jalaludin, onze zevende bediende in vijf jaar, waarschijnlijk denken dat we even waren gaan wandelen of een eindje rijden. We hadden hem niets gezegd. Je kon niemand in Kabul meer vertrouwen. […] Het probleem was dat niemand wist bij welke groep je hoorde.\" (3,6)

In 1996 nam de Taliban Kabul in handen. Deze groepering bestond hoofdzakelijk uit Pashtun en werd in 2001 door Amerika uit het land verdreven.

Na de verwoestingen van de Taliban kent Afghanistan armoede. Amir reageert hierop ontsteld: \"Puin en bedelaars, waar ik ook keek, dat is wat ik zag. [….] Bijna niemand zat naast een volwassen man. Door de oorlogen waren vaders in Afghanistan een zeldzaam artikel geworden.\" (6,5) Afghaanse moeders mogen niet werken en sturen daarom (in dit verhaal) hun kinderen naar weeshuizen: \"Dit onderkomen is beter dan de straat, maar niet heel veel beter. Dit gebouw is niet bedoeld om te wonen. Het was vroeger een magazijn van een tapijtfabrikant, dus er is geen warm water en ze hebben de put laten droog vallen. Ik heb de Taliban talloze keren om geld gevraagd om een nieuwe put te graven, maar ze friemelen wat aan hun rozenkrans om te zeggen dat er geen geld is.\" (6,7)

Verder kenmerkt deze periode zich door wrede processen en steniging: \"Mensen reikhalsden, wezen, stonden op hun tenen.\" (6,7) Deze openbare rechtspraak en terechtstelling werd door de Taliban uit dit boek gezien als massale opvoeding.

De oorlog van de VS tegen de Taliban vormt voor het hoofdpersonage een vreemde ervaring: \"Op een dinsdagochtend, afgelopen september, stortten de twee torens van het World Trade Center in en in één klap veranderde de wereld. De Amerikaanse vlag verscheen plotseling overal. […] Kort na de aanvallen bombardeerde Amerika Afghanistan. De noordelijke alliantie nam de macht over en de Taliban zochten als ratten een goed heenkomen in de grotten. Ineens stonden mensen in de rij voor de kassa te praten over de steden van mijn jeugd: Kandahar, Herat, Mazara-i-Sharif.\" (9,1)

2.3. CULTURELE GEGEVENS

Het Afghaanse volk is ingedeeld in clans en stammen die weer opgedeeld zijn in clans, stammen en families. Hun maatschappij kent een egalitair rechtsprincipe. Jongens worden bij voorkeur uitgehuwelijkt aan de dochter van de broer van de vader; zo zal ook Ali uit De Vliegeraar met zijn volle nicht Sanaubar trouwen. Dit huwelijksprincipe geldt echter niet altijd in de steden. Tevens komt polygamie dikwijls voor. De vrouw neemt sommige bezittingen uit haar familie mee bij haar huwelijk. In de stad beperken haar taken zich vaak tot de verzorging van man en kinderen. Toch wil dit alles niet zeggen dat de vrouw geen eigen sociale positie heeft buiten de familie. Zeker op het platteland, waar de vrouw veelal hard meewerkt bij het verzorgen van de dieren en gewassen, kan zij een nauwe relatie opbouwen met haar dorpsbewoners. De familie oefent controle uit op haar in functie van de eer van haar man. Deze sociale controle zal de stadsvrouw Sanaubar uit De Vliegeraar echter niet beletten haar man te verlaten in het gezelschap van een groep dansers.

Contacten tussen het platteland en de steden worden bemoeilijkt door een schaarste aan wegen. Nomaden trekken daarom rond van dorp tot dorp om handel te drijven. Afghaanse nomaden komen ook in dit verhaal aan bod: \"We hoorden de karavaan naderen, het blaten van de schapen, het mekkeren van de geiten, het rinkelen van de bellen rond de nek van de kamelen. We renden naar buiten om te zien hoe de karavaan door onze straat voort shockte, mannen met stoffige, verweerde gezichten, en vrouwe met lange kleurige sjaals en met kralen en zilveren banden rond hun polsen en enkels. We gooiden kiezels naar hun geiten[…]\" (1,6) Maar niet alleen door nomaden wordt handel gedreven; de auteur geeft ook een gekleurd portret van de Afghaanse en Pakistaanse winkels van vroeger en nu: \"Het gekrioel van de stad dat in een waas aan me voorbijtrok, deed me denken aan een drukkere, vollere versie van het Kabul dat ik kende, met name van de kotsje morga of kippenbazaar, waar Hassan en ik wel in chutney gedoopte aardappelen en kersenwater kochten. De straten zaten verstopt met fietsers, rondshauwende voetgangers en riksja\'s, die blauwe rook uitpuften, die allemaal door een doolhof van nauwe laantjes en stegen zigzagden. Waardige kooplui gehuld in dunne dekens verkochten in rijken opeen gepakte kraampjes lampenkappen van dierenhuiden, tapijten, geborduurde sjaals en koperen spullen. De stad verging van het kabaal. De kreten van de kooplui klonken na in mijn oren, vermengd met het geschetter van Hindimuziek, het gesputter van riksja\'s, en het belgerinkel van de door paarden getrokken karren. Volle geuren, zowel aangename als onaangename, golfden door het autoraam naar binnen. Het kruidige aroma van pakura en de nihari waar Baba zo gek op was geweest, vermengd met scherpe dieselwalmen, de stank van verrotting, vuilnis en uitwerpselen. Even voorbij de rode bakstenen gebouwen van de universiteit van Peshawar reden we een wijk in die mijn praatzieke chauffeur Afghanistan noemde. Ik zag snoepwinkels en tapijtkooplui, kebabkraampjes, kinderen met smerige handen die sigaretten verkochten, petieterige restaurantjes met de landkaart van Afghanistan op hun ramen geschilderd en om de haverklap een bureautje van een hulpverlenende instantie.\" (5,5)

Propaganda werd met de radio gevoerd. Televisie kwam slechts laat in opmars. Ook in De Vliegeraar wordt het nieuws met de radio verstrekt. Aangezien niemand een tv had, gaat Baba naar Pakistan om het W.K. voetbal op de televisie te bekijken.

Daarnaast heeft Afghanistan een archeologisch museum, provinciale musea en archieven. Ondanks hun schaarse kennis over het verleden voelen Afghanen zich trots op hun erfenis en werden grote moskeeën na de oorlog opnieuw versierd. Hierover vertelt Hosseini niet veel, maar Amir\'s liefde voor geschiedenis en Sohrab\'s interesse in moskeeën komt wel in het hele verhaal tot uiting.

Verder is de liefde voor poëzie algemeen verbreid. De ideale persoonlijkheid vormt de oorlogsdichter: dapper in de strijd en welsprekend op de dorpsvergadering. De Perzische taal houdt de eer voor Iranese, Indische en Centraal-Aziatische dichters levend. Ook Russische en Amerikaanse dichters worden in vertaling gelezen. Niettegenstaande deze grote bewondering voor poëzie telt Afghanistan veel analfabeten. Vooral op het platteland woont een groot aantal ongeletterden, terwijl de steden door een hogere graad van alfabetisering gekarakteriseerd worden. Gedurende de jaren \'50 en \'60 werd een groeiende kloof zichtbaar tussen het conservatieve en vaak moeilijk toegankelijke platteland en de weinige steden.

Ook in De Vliegeraar dragen Afghanen poëzie hoog in het vaandel; zelfs een bedelaar vertelt: \"\"Zoals de dichter zegt: \'hoe logisch leek de liefde, en toen kwam de ellende.\'\" Een glimlach trok over z\'n gezicht. \"Ik ken die gazan. Dat is van Hafez.\" \"Dat klopt,\" antwoordde de oude man. \"En ik kan het weten, want ik heb er vroeger college over gegeven.\" (6,6) Verder kenmerken talrijke verwijzingen naar het heldendicht over Rostam en Sohrab de plot.

Daarnaast circuleren in Afghanistan veel humoristische, grappige verhalen. Ook muziek is in hun cultuur ingebed. Deze muziek kent veel streekgebonden variaties. Niet alleen feestelijkheden als geboortes, familie-uitstapjes, verlovingen en huwelijken, maar ook de komst en het afscheid van eregasten of de seizoensveranderingen worden met muziek verlevendigd. Tevens liggen in de meeste Afghaanse auto\'s tal van cassettebandjes met regionale muziek om aan de verzoeken van passagiers te voldoen. Ook moderne muziek en muziek met Indiaanse instrumenten geniet een grote populariteit.

Op 21 maart begint het Afghaanse (Iranese, Perzische en Koerdische) nieuwe jaar. Dit gaat gepaard met talrijke festiviteiten geassocieerd met relikwieën in Mazara-i-Sharif en Kabul. Daarnaast worden arbeidsdag, moederdag en studentendag gevierd met parades en tal van lofredes. Verder vieren ze in Mazara-i-Sharif en Kabul apothekersdag samen met Nazrow, de dag waarop prijzen werden uitgeloond aan de beste dieren, fruitsoorten en groenten.

Wat feesten betreft, besteedt Hosseini in De Vliegeraar vooral veel aandacht aan de huwelijksplechtigheden. Eerst vraagt een vader voor zijn zoon de hand van iemands dochter. Daarna eten de verloofden in het huis van de toekomstige bruid: \"Ik hoorde van de andere kant van de deur gepraat, gelach en zachte Afghaanse muziek. Het klonk als een klassieke gazan, gezongen door Ustad Sarahang. Ik belde aan. Een gezicht gluurde tussen de gordijnen van het raam in de vestibule door en verdween. \"Ze zijn er,\" hoorde ik een vrouwenstem zeggen. Het praten hield op. Iemand zette de muziek af. Khanum Taheri [de toekomstige schoonmoeder] deed de deur open. […] Ik drukte een kus op haar hand, zoals Baba me de avond tevoren had opgedragen.\" (4,9) Voor de Shirini-kori of officiële verloving werd niet uitgegaan. Ook het huwelijk wordt uitgebreid beschreven: het tekenen van het huwelijkscontract of nigha, het bruiloftslied, het Afghaanse voedsel en de luide muziek tot de buren de politie bellen. Onder de Taliban was muziek echter alleen bestemd voor Talib-oren (7,2).

Ook over begrafenisrituelen en de festiviteiten na Nieuwjaar wordt in dit boek verhaald. Zo viert een grote groep Afghanen Nieuwjaar in tenten: \"Afghanen begroetten elkaar, omarmden en kusten elkaar, wisselden etenswaren uit. Iemand stak de kolen in een barbecue aan en al gauw werden mijn zintuigen overspoeld met de geur van knoflook en morg kebab. Er klonk muziek van een zanger die ik niet kende en het gegiechel van kinderen.\" (9,2) Ook wordt er gevliegerd tijdens dit laatste feest. We merken dus duidelijk dat de Afghaanse feesten en de muzikaliteit die ermee gepaard ging, gedetailleerd omschreven worden.

Opvallend genoeg wordt in dit verhaal ook aandacht besteed aan volkse wijsheden uit Afghanistan zoals: \"Men zegt dat de ogen de spiegel van de ziel zijn.\" (1,3) Het lange wachten wordt volgens de Afghanen eveneens beloond: \"Het kan me niet schelen. Ik kan best wachten. \'t Is net als met zure appels.\" (8,6)

Een ander opvallend kenmerk vormen de talrijke Arabische woorden in de tekst (cf. vorige citaten). Hiermee laat de auteur ons kennis maken met zijn taal en de eigenheid ervan.

2.4. HET BEGRIP \'TUSSENIDENTITEIT\'

Louwerse stelt migrantenauteurs voor als tussenfiguren: ze komen in aanraking met meerdere culturen en nemen hiervan kenmerken over; ze beschrijven de Ander nooit als inboorling of migrant en benaderen door te reizen meerdere culturen in termen van flexibiliteit. Hierdoor verandert hun identiteit voortdurend en onderscheiden ze zich van allerlei collectieve denkbeelden en dominante groeperingen. Door deze gulden middenweg tussen meerdere culturen worden ze soms als verraders van hun eigen cultuur beschouwd en staan ze tussen meerdere culturen: talen, streekgebonden gewoontes en sociale codes worden vermengd. Steeds moeten ze zich aanpassen aan nieuwe situaties die ze in vraag stellen. Als \'zich thuis voelen\' betekent gemeenschappelijke achtergronden delen, dan is een thuis voor migranten beweeglijk en onderhevig aan veranderingen die vaak een ongewenste uitdaging vormen, maar uiteindelijk toch hun leven verrijken. Door het vertrouwde met het onvertrouwde te versmelten en grensfenomenen te beschrijven stellen migrantenauteurs de culturele orde voortdurend in vraag.

Dit alles geldt ook voor Amir uit het boek De Vliegeraar. In eerste plaats wordt Amir\'s persoonlijkheid gekenmerkt door Amerikaanse en Afghaanse eigenschappen, met name optimisme, een gematigde eerzucht en streven naar vooruitgang, openheid, geijkte begroetingsformules, gastvrijheid, welvoeglijk gedrag, …

Verder zal hij noch Amerika, noch Afghanistan als zijn thuisland beschouwen. In Amerika trekt hij voortdurend op met Afghanen: hij huwt een Afghaanse vrouw, heeft Afghaanse vrienden en gaat naar Afghaanse feesten. Hoewel hij schrijft voor een Amerikaans doelpubliek en graag in het multiculturele Amerika leeft, voelt hij zichzelf geen Amerikaan. Zijn geboorteland kan hij echter niet meer als thuis beschouwen. Wanneer hij naar zijn land terugkeert, moet hij zich aanpassen aan de strenge regels van de Taliban qua gedrag en qua kledij door een zwarte baard te dragen. Als ze voorbij rijden, kan hij zijn blik niet van hen afwenden: \"Je moet ze nooit aanstaren, begrepen? Nooit!\" (6,6) In zijn eigen land voelt hij zich totaal niet op zijn gemak: \"Vreemd[…], ik voel me net een toerist in eigen land.\" (6,3) Zijn chauffeur Farit reageert hierop: \"Hij wees naar een oude man in haveloze kleren die over een onverhard pad shockte met een grote juten zak vol armtierig gras op zijn rug gebonden. \"Dat is het echte Afghanistan, Aga Sahib. Dat is het Afghanistan dat ik ken. En u? U bent hier altijd al een toerist geweest. Alleen wist u dat niet.\"\" (6,3) […] \"De terugkeer naar Kabul was net een weerzien met een oude vergeten vriend aan wie je kunt zien dat het leven niet goed voor hem geweest is, dat hij dakloos en berooid is.\" (6,5) Afghanistan vormt voor hem geen thuis; enkel mooie landstreken en de mensen die veel voor hem betekenen schat hij naar waarde en maken deel uit van zijn thuis. Om zijn multiculturele achtergrond in de verf te zetten gebruikt hij veel woorden in het Farsi.

Daarnaast wordt Amir voortdurend geconfronteerd met nieuwe situaties zoals het nieuws dat Hassan zijn halfbroer en Sohrab zijn neef is: \"\"Stelletje Godvergeten leugenaars! […] Hoe konden jullie dat nou voor me verborgen houden en voor hem! […] Ik ben achtendertig en ik hoor net dat mijn hele leven één grote leugen is. Wat kunt u zeggen om daar nog iets aan te verhelpen? Niets, helemaal niets!\" En toen stormde ik de flat uit.\" (6,1) Wanneer zijn eerste woede bekoeld is na het schokkende nieuws, besluit hij vrij snel de zorg voor Sohrab op zich te nemen. Zich flexibel opstellen en zich aanpassen aan nieuwe situaties – hoe moeilijk en schokkend ook – vormt voor hem dus geen probleem.

Tot slot wordt zijn Amerikaans getinte en tolerante manier van denken door het nieuwe regime van zijn thuisland niet gewaardeerd; daarom heeft Asef het idee hem te laten arresteren voor landverraad: \"In mijn kringen ken ik mensen die geloven dat het verlaten van je watan, als het je het hardst nodig heeft, neerkomt op verraad. […] Ik kan je ervoor laten doodschieten.\" (7,2) Het begrip \'tussenidentiteit\' is dus in alle opzichten op Amir van toepassing.

Andere personages als generaal Taheri willen dan weer wel naar hun geboorteland terugkeren na de oorlog tegen de Taliban en lijken zich er thuis te voelen vanwege de hoge functie die ze daar bekleden. Zij functioneren daarom in mindere mate als tussenfiguur en blijven typisch Afghaans qua opvattingen en traditionele waarden, bvb wanneer het gaat om adoptie.

De verteller van het luisterboek, Sander De Heer, kan zich goed inleven in de rol van de personages. Door zijn stemnuances enkel in functie van het verhaal te gebruiken, doet hij alle dimensies van het verhaal tot hun recht komen. Zijn eigen leefwereld sluit echter niet bij hen aan. Als geboren en getogen Nederlander horen we duidelijk dat hij het Farsi niet meester is; Aleikum wordt gewoon met Nederlandse \"ij\" uitgesproken terwijl de \"e\" hier behouden dient te blijven, Batja wordt met Nederlandse \"a\" uitgesproken, terwijl het hier om de \"a\" uit het Engelse \"sugar\" zou moeten gaan, enz. Ondanks zijn boeiende vertelstrategie laat deze Nederlandse soapacteur op die manier het typisch Perzische en Arabische verloren gaan. Toch merken we wel dat hij streeft naar een correcte uitspraak; zo zal de \"u\" in de Perzische of Arabische woorden zoals de Nederlandse \"oe\" uitgesproken worden i.p.v. als de letter \"u\" uit het Nederlandse woord \"bus\" . Verder geeft Sander De Heer met zijn rustige manier van vertellen de luisteraar voldoende tijd om zich in de Afghaanse cultuur in te leven. Zo zet hij de luisteraar ertoe aan andere culturen met openheid en vol begrip te benaderen: in tegenstelling tot andere soapacteurs die stereotypes bekrachtigen, toont hij zijn luisteraar hoe Amir tussen meerdere culturen staat en in welk soort complexe situaties hij verzeild raakt. Hiermee moedigt hij de luisteraar aan afstand te doen van stereotypes en de migrant niet als anders en minderwaardig te beoordelen.

3. CONCLUSIE

De verhouding tussen de Amerikaanse maatschappij en Afghanistan komt ruimschoots aan bod in dit werk. Hosseini beschrijft Afghaanse migranten niet in termen van allochtoon en autochtoon, maar als tussenfiguren met Afghaanse en Amerikaanse karaktertrekken. Cultuur staat niet noodzakelijk in verbinding met één natie. Door te reizen komen de personages in aanraking met meerdere culturen en stellen ze culturele waarden in vraag. Zeker Amir distantieert zich hierdoor van dominante groeperingen en collectieve of stereotiepe denkbeelden, maar ook de thuisblijvers verafschuwen het autoritaire regime van de Taliban.

Dankzij de alternatie van stereotypes en de interactie tussen verscheidene bevolkingsgroepen leert de lezer bepaalde vooroordelen te nuanceren en zich flexibel op te stellen t.o.v. de migrant. Net als Witte tanden (2000) van Zadie Smith toont het boek hoe in onze multiculturele samenleving personen niet raciaal gecategoriseerd kunnen worden. Terwijl bij Smith alle personages een even belangrijke positie bekleden, belicht Hosseini de gebeurtenissen en personages vanuit Amir\'s standpunt, maar deze personages worden hierdoor niet naar de achtergrond verdrongen. Zeker Soraya, Hassan, Ali, Baba, Rahim Khan en Sohrab vertonen hoogst persoonlijke trekken.

In tegenstelling tot migrantenauteurs als Bouazza in Paravion (2003) besteedt Hosseini vooral aandacht aan de individuele identiteit van de personages en wordt het collectieve minder onder woorden gebracht. Enkel de westerse samenleving wordt vrij homogeen beschreven en komt niet in al haar diversiteit aan bod, omdat het boek vooral aandacht besteedt aan de leefwereld van Afghaanse migranten.

De Afghaanse cultuur wordt in al haar diversiteit (met aandacht voor feesten, taal, poëzie en andere gebruiken) beschreven, maar versmelt met de westerse cultuur doordat de personages ook westerse eigenschappen als openheid en optimisme overnemen. De vermenging van Arabische en Perzische woorden met het Engels of andere westerse talen in de vertalingen van het boek weerspiegelt eveneens deze culturele versmelting. Van creolisering kunnen we echter niet spreken, omdat de Arabische woorden steeds vertaald worden.

Doordat het boek qua stijl aansluit bij westerse romans, werd het voor het grote publiek toegankelijk; dit leidde tot populariteit, waardoor de Afghaanse literatuur ook in het westen meer aandacht krijgt en in mindere mate geminoriseerd wordt.

Ondanks de stabiliteit van nationale stereotypes in vergelijking met andere vooroordelen, heeft Hosseini toch geprobeerd om een groot deel van deze denkbeelden uit de wereld te helpen; stereotypes worden in zijn verhaal bevestigd, gealterneerd of ontkracht. Cinnirella\'s stelling dat in populaire literatuur stereotypes zelden worden gealterneerd, gaat dus niet op voor dit boek. Tevens belicht het verhaal de geschiedenis vanuit diverse invalshoeken. Niet alleen de visie van Hazara\'s en Pashtun, maar ook de ingesteldheid van de Taliban en van de Amerikaanse bevolking wordt omschreven. Met een veelheid aan personages en achtergrondinformatie geeft de auteur ons een duidelijk beeld van de Afghaanse samenleving. Hiermee druist hij in tegen de simplistische en vaak negatieve voorstelling van onze Afghaanse medemens in de media en op weblogs. Hoewel sommige groeperingen als de vernielzuchtige Taliban in het algemeen, koele artsen, corrupte weeshuisdirecteurs en gemotiveerde advocaten stereotiep en ongecompliceerd worden voorgesteld, vertonen de hoofdpersonages hoogst individuele karaktertrekken.

Door een belangrijke Nederlandse mediafiguur het audioboek te laten inlezen, houdt de uitgever rekening met de macht van de media en de manier waarop ze stereotiepe denkbeelden in de wereld brengen of uit de wereld kunnen helpen. In tegenstelling tot andere mediafiguren (die stereotiepe denkbeelden bekrachtigen), leert Sander De Heer zijn luisteraar om vooroordelen te relativeren en niet in termen van goed of kwaad over de Afghaanse bevolking te denken. Vanwege zijn rustige stem die blijk geeft van respect voor andere culturen, wordt het luisterboek evenals het gedrukte boek positief onthaald  en pleit het evenzeer voor een multiculturele en vreedzame samenleving zonder zinloos geweld.

4. BIBLIOGRAFIE

Cinnirella Marco, \'Ethnic and National stereotypes: A Social Identity Perspective\', In: C.C. Barfoot (ed.) Beyond Pug\'s Tour. National and Ethnic Stereotyping: Theory and Literary Practice (Amsterdam, 1997), pp. 37-51;
Dupree Nancy Hatch, \'Cultural Heritage and National Identity in Afghanistan\', Third World Quarterly, 23, 5 (2002),  977-989;
Hosseini Khaled, De Vliegeraar. Audioboek (amsterdam, 2007).
Louwerse Henriette, Homeless entertainment: On Hafid Bouazza\'s Literary Writing (Oxford, 2007);
Said Edward W., Orientalism (London, 2003), p. xi-xxiii, 1-4, 49-73, 166-197;
Said Edward W., Culture and Imperialism (New York, 1994), p. 35-72;
Vogelsang Willem, Afghanistan (Amsterdam, 2002);
http://en.wikipedia.org/wiki/Hazara
http://nl.wikipedia.org/wiki/Afghanistan
http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Afghanistan
http://nl.wikipedia.org/wiki/Islam
http://nl.wikipedia.org/wiki/Sander_de_Heer
http://www.embassyofafghanistan.org/diaspora.html
http://www.leidschdagblad.nl/nieuws/cultuur/luisterboeken/article2952829.ece
http://www.planet.nl/planet/show/id=2932021/contentid=813114/sc=d6aea2
http://www.volkskrantblog.nl/bericht/184286

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.