Fotografie, van camera obscura tot pixels

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • 2e klas aso | 2822 woorden
  • 10 april 2004
  • 120 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
120 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Van camera obscura tot pixels
Deel 1: de inleiding
Motivatie en interesse:

Ik koos het onderwerp fotografie, omdat ik hier al wel veel van weet, maar nog lang niet alles. De fotografie is zo uitbreid (zwart wit, sepia, kleur, film, aps, digitale,…), dat het me niet kan vervelen. Al vanaf ongeveer mijn vijfde levensjaar wou ik alsmaar foto’s trekken. Soms lukte deze ook heel (of toch vrij) goed. Dit jaar kocht ik dan ook zelf een digitaal fototoestel. De voor en nadelen ervan, komen ook in mijn jaarwerk voor. Sinds ik mijn eigen fototoestel heb, ben ik ook beginnen lezen over hoe ik betere foto’s zou kunnen trekken. Zo kwam ik op het idee om fotografie te kiezen. Ik ben eigenlijk veel harder geïnteresseerd in de digitale fotografie, maar het probleem is dat er over digitale fotografie geen specifieke uitvinder bestaat, maar dit door een bedrijf werd gedaan, en niet door een persoon. Mijn deel over de digitale fotografie zal dus uiteraard veel uitgebreider zijn dan de rest, maar dit wil niet zeggen dat ik aan de rest mijn voeten zal afvegen. Het is nog altijd een belangrijk onderdeel van de geschiedenis (voor mij toch).

Inleiding:

In mijn jaarwerk zal ik niet veel over de uitvinder(s) te vertellen hebben. Dit komt omdat er ook niet zo veel over te vinden is. Ik zal me dan wel meer bezighouden met de stijlen van de fotografie, en hoe die geëvolueerd zijn. Vooral zal het dan over het zwart-wit, kleur en uiteindelijk de digitale fotografie gaan. Als het lukt wil ik ook nog een klein hoofdstukje over de film doen. De verschillende onderdelen (zwart-wit, …) zou ik ook nog willen onderverdelen (vb portret, landschap, …). Uiteindelijk ben ik van plan om het deel van de digitale fotografie het groots te maken. Aangezien ik hierin ook het meest geïnteresseerd in ben (zie motivatie en interesse).

Geschiedenis van de fotografie:

- 16e tot 17e eeuw:
Tegen het einde van de 16e eeuw slaagde men erin de kwaliteit van beelden van de camera obscura scherp te verbeteren.
De camera obscura: werd al in 4 voor Christus uitgevonden door Aristotoles. De camera obscura (Latijn voor donkere kamer) is een verduisterde doos, waar in een van de wanden een piepklein gaatje is aangebracht, dat gaatje werd later de lens genoemd. Het licht dat door dit gaatje binnenvalt, projecteert op de tegenoverliggende wand het beeld dat zich buiten de doos bevind (aan de kant van het gaatje), maar dan wel ondersteboven. Wanneer men de achterkant (de kant waar het beeld op geprojecteerd wordt) van de camera obscura doorzichtig maakt (met bijvoorbeeld matglas) kan men het geprojecteerde beeld van buitenaf waarnemen.

Weetje: voordat rond 1800 de camera obscura als fototoestel werd gebruikt, werd hij als kermisattractie gebruikt. De mensen vonden het fantastisch om de buitenwereld ongezien waar te nemen, en dan nog wel ondersteboven. Je moet je voorstellen dat de mensen van die tijd nog nooit een foto hadden gezien, laat staan bewegende beelden. Ze konden die beelden dan wel niet opslaan, maar daar stoorden de mensen zich niet aan. De kunstschilders gebruikten de camera obscura als hulpmiddel om de werkelijkheid gemakkelijker waar te nemen.
- 18e eeuw:
Thomas Wedgewood en Sir Humphry Davy konden tegen het einde v.d. 18e eeuw op papier, dat bekleed was met zilverchloride, beelden vastleggen. Doch na verloop van tijd werd het hele papier volledig zwart, zodanig dat er niets meer mee aan te vangen was.
- 19e eeuw:
Joseph Nicephore Niepce slaagde er in 1827 in opnames te maken met de camera obscura. Het nadeel hiervan was de lange belichtingstijd die hiervoor nodig was Die belichtingstijd was maar liefst 8 uur bij helder weer! (ook nu nog is belichting soms een groot probleem. (Er zijn zelfs vele boeken over geschreven).
In 1831 kon Louis Jaques Mandé Daguerre beelden vastleggen op koperplaten. Door deze met verschillende producten te behandelen, konden deze ook bewaard worden.
Deze twee uitvinders zijn de belangrijkste in verband met fotografie. Voor hen waren er wel meerderen die probeerden foto’s te maken, maar Niepce en Daguerre waren de eersten die daar echt in slaagden.
Daguerre en Niepce gingen hun systeem samen beter uitwerken. Ondertussen ontwikkelde Wiliam Henry Fox Talbot (die al meerdere fotografische uitvindingen op zijn naam had staan) de negatieven. Door deze methode was een belichtingstijd van 30 sec. voldoende. Dat was voor die tijd zeer weinig.
belichtingstijd: we hebben het nu al dikwijls over de belichtingstijd gehad, maar wat is dat nu uiteindelijk?
De belichtingstijd is de tijdsduur dat een lichtgevoelige plaat of ander lichtgevoelig element (tegenwoordig is dat een negatief) aan het licht wordt blootgesteld. Dit is nodig om het beeld vast te leggen
Met lichtgevoelig element kan bijvoorbeeld fotografische film bedoeld worden zoals dat in een fototoestel wordt gebruikt.
Biografie: Louis Jaques Mandé Daguerre

Ik ga mijn biografie van Daguerre maken, omdat hij nog steeds beschouwd wordt als uitvinder van de fotografie.

Louis Jaques Mandé Daguerre werd geboren op 18 november 1787 te Cormeilles. Hij was een Franse (toneel)schilder en een natuurkundige. Hij is buiten uitvinder van de fotografie, ook
uitvinder van het diorama. Een diorama is een soort decorschildering waarbij door verschillende lichtinvallen (opvallend en doorvallend licht) gevarieerde beeldefecten verkregen werden. Rond 1826 (hij was toen  40 jaar) leerde hij Nicéphore Niepce (7 maart 1765 – 5 juli 1833) kennen (zie hoofdstuk geschiedenis, 19e eeuw). In 1829 sloten ze samen een samenwerkingsakkoord af, en zo zochten ze samen naar een methode om fotografische beelden vast te leggen. Op 5 juli 1833 stierf Niépce zeer plotseling. Nog geen een van zijn uitvindingen waren officieel erkend. Zo komt het dat Daguerre als uitvinder van de fotografie wordt beschouwd.
Pas enkele jaren na de dood van Niépce lukte het Daguerre om het proces te verbeteren (in 1839). Dit was het daguerreotype (zie verder). Over dit onderwerp schreef Daguerre 2 boeken.
Daguerre stierf in 1851 te Bry sur Marne. Zijn hele leven had in het teken van de fotografie gestaan. Hij is in zijn leven wel gesteund door Niépce, maar hij heeft zelf wel al de uitvindingen op zijn naam staan. De zoon van Niépce ging er mee akkoord dat de uitvindingen op zijn naam stonden, maar toch moeten we voor Niépce evenveel respect hebben als voor Daguerre. Zij zijn samen de uitvinders van de fotografie!
Daguerreotype:

Zoals je in het hoofdstuk biografie: daguerre kon lezen, werd in 1839 het daguerreotype uitgevonden door Daguerre. Het daguerreotype was voor die tijd de beste manier om een fotografisch beeld vast te leggen.
Een daguerreotype- foto werd op de volgende manier gemaakt:
Op een zilveren koperen plaat liet men jodiumdampen inwerken zodat zich een dunne laag van lichtgevoelig zilverjodium vormde. De beelden werden, na belichting in de camera (die belichting duurde 20 tot 30 minuten, naargelang het aanwezige licht), aan de inwerking blootgesteld en aldus ontwikkeld, waarna ze met een sterke gewone zoutoplossing gefixeerd werden.

De platen waar de uiteindelijke foto opstond, hadden de afmeting van 22 op16,5 cm. Deze plaat werd de volledige plaat genoemd.
Nu komt het daguerreotype niet meer voor als dagdagelijkse fotografie. Dit komt doordat er toch nog enkele nadelen gekoppeld waren aan dit soort fotografie. De beeldkwaliteit was in alle gaval wel verbluffend goed, maar de volgende tekortkomingen zorgen ervoor dat de techniek niet meer gebruikt wordt.
 De beelden konden niet gereproduceerd worden, omdat de plaat, eens ze ontwikkeld was, niet meer herontwikkeld kon worden. Elk beeld was dus uniek.
 De oppervlakte van de plaat was zeer kwetsbaar. Het kon ook gebeuren dat bij slechte omstandigheden de zilverlaag loskomt van de koperplaat.
 De genomen beelden waren in spiegelbeeld (links wordt rechts). In latere camera´ s werd soms gebruikt gemaakt van een spiegel om dit te corrigeren.
 De gebruikte chemicaliën (kwik en jood, later ook broom en chloor) waren zeer giftig en moeilijk veilig te gebruiken.
 De belichtingstijd kon dertig minuten bedragen. Dit was een groot nadeel. Vooral in portretfotografie: de persoon die gefotografeerd werd moest dertig minuten stil blijven zitten. Maar ook voor een landschap te fotograferen was het leuker om geen half uur te moeten wachten.
Om even terug te komen op de beeldkwaliteit, je zou zeggen dat een foto van die tijd korrelig beeld zou geven, net zoals een digitaal fototoestel in de donkere nu. Dit was echter niet het geval. Een voorbeeld hiervan: Jean Louis Gros, een amateurfotograaf, maakte de eerste foto´s van het Parthenon in Athene. Bij zijn terugkeer in Parijs ontdekte hij dat op de foto´s details van beeldhouwwerken kon bestuderen die hij ter plaatse over het hoofd had gezien.
Calotypie:

Terwijl Daguerre en Niepce hun systeem samen verder uitwerkten, ontwikkelde William Henry Fox Talbot een methode om fotografische negatieven te maken (dit kon je al lezen in
de geschiedenis van de fotografie). Door de negatieven kon men een onbeperkt aantal afdrukken bekomen. Daguerre had zijn inzichten noch niet openbaar gemaakt, toen Talbot ontdekte dat de belichting van de papieren negatieven nog extra ingekort kon worden, 30 seconden was voldoende (doormiddel van weer enkele chemische producten, waarvan het teveel zou worden om deze ook nog te gaan opnoemen). Talbot’s proces werd het calotypie genoemd.
In het jaar 1839 maakten zowel Daguerre als Talbot hun uitvinding bekend. Enkele jaren later kon de belichtingstijd worden ingekort tot enkele seconden. Dit gold ook voor het daguerreotype.
Natuurlijk had het werken met negatieven ook een nadeel, namelijk dat het papieren negatief een grofkorrelige structuur bezat. Toch heeft ook Talbot met zijn negatieven de wereld een grote dienst bewezen. Nu gebeurt de originele fotografie namelijk altijd op (een andere soort) negatieven

De natte plaat:

In 1851 ontwikkelde de beeldhouwer/fotograaf Frederick Scott Archer (1813-1857) de glasplaat in plaats van het papier als drager. Aangezien de negatieven in natte toestand zowel belicht als ontwikkeld moesten, was het noodzakelijk dat er een donkere kamer in de buurt was. In die donkere kamer moesten de platen onmiddellijk na de belichting ontwikkeld worden.
Omdat dit zeer lastig was (er waren fotografen die een donkere kamer meenamen getrokken door paarden) zocht men naar een methode om een negatief te ontwikkelen dat in droge toestand belicht kon worden en niet onmiddellijk ontwikkeld moest worden. Na een tijdje lukte het Joseph Swan.

Kleurenfotografie:

Zoals je waarschijnlijk al wel lang wist was vroeger alle fotografie zwart-wit. Al de vorige hoofdstukken hun technieken wareen zwart-wit. Ook nu gebruikt men zwart wit nog wel, maar dat is puur omdat dit ook zijn charmes heeft vb op een trouwfoto, geboortekaartje, portret, landschap, …
Tussen 1848 en 1860 ontwikkelden de twee Fransmannen Alexandre Bequerel en Abel Niepce de Saint- Victor (een neef van Niepce) de eerste kleurenfoto. Zij kon wel nog niet eeuwig bewaard worden. Pas in 1891 slaagde de Fransman Gabriel Lippmann erin het kleurenbeeld voor langere tijd te fixeren.

Kodak, het begin van de amateurfotografie:

Rond 1883 vond de Amerikaanse industrieel George Eastman de lange papierfilmstrook uit, die was bedekt met een lichtgevoelige emulsie. Later, in 1880 stichtte hij het bedrijfje kodak op, dat nu nog steeds bestaat. Het bedrijfje specialiseerde zich in productie van rolfilms en rolfilmcamera’ s.
Door deze uitvinding (de uitvinding van de rolfilm) begon het nieuwe tijdperk van de fotografie: de amateurfotografie.
In de 20ste eeuw werd door de verbetering van de zwart-wit fotografie het fotograferen voor iedereen toegankelijk. Je had geen grote kennis meer nodig om te kunnen fotograferen, en ook het materiaal was veel beperkter dan een kar met twee paarden voor. Ook op het vlak van kleurenfotografie werd alles beter. Met de opkomst van twee kleuromkeerfilms, Kodachrome (1935) en Agfacolour (1936) werd de kleurenfotografie uiterst populair. De kodacolour-kleurenfotografie, in 1941 geïntroduceerd, zwengelde die populariteit extra aan.
De volgende dingen waren extra uitvindingen, die het fotograferen nog leuker/handiger maakten:
 De flitslamp werd uitgevonden in de jaren ‘30. Ze verving het magnesium- poeder. Dat poeder werd op de gezichten van de personen die in beeld moesten komen gesmeerd, zodat het niet te donker zou zijn.
 Automatische rode- ogen reductie was een handige uitvinding bij de flash. Aangezien een foto met flash dikwijls rode ogen gaf (een snelle aanpassing van de ogen). Er wordt voordat de foto getrokken wordt, een klein, straf lampje aangestoken, zodat de ogen al wennen aan het licht.
 De zoom (jaar van uitvinding niet bekend) was nog zo een handige uitvinding. Een zoom zorgt ervoor dat je op het object dat je wilt trekken kan ‘inzoomen’ oftewel dichterbij komen zonder te moeten stappen (zoals honing zonder bijen).
 De polaroidcamera werd uitgevonden door Edwin H. Land in 1947. De gemaakte foto komt direct uit de camera op een speciaal papier, en na even drogen was de foto al klaar. Het handig bij bijvoorbeeld een ongeval, waar direct foto’ s van nodig zijn.
 …

digitale fotografie:

Nog niet zolang geleden brak er opnieuw een totaal ander tijdperk aan: het tijdperk van de digitale fotografie.
In tegenstelling tot de andere fotografische uitvindingen, heeft digitale fotografie geen specifieke uitvinder. Digitale fotografie werd door verschillende mensen uitgevonden. Maar waarom zou je voor digitale fotografie kiezen en niet voor de gewone, klassieke fotografie?

Voordelen digitale fotografie:

 Je hebt de kosten van fotorolletjes niet, omdat alles op een geheugen wordt geplaatst.
 Je kan gemaakte foto’ s direct uit het geheugen verwijderen of bekijken op het toestel.
 Het is gemakkelijk om een foto op de computer te zetten en daarna te bewerken.
 Je kan korte filmpjes maken.
 Je hebt digitale zoom, alhoewel dit niet altijd zo goed is
 Je kan je fototoestel direct aansluiten op een printer om foto’ s af te drukken.

Nadelen digitale fotografie:

 Zeker de goede toestellen zijn veel duurder dan gewone
 Foto’ s trekken in het donker is heel moeilijk en je moet er heel goed materiaal voor hebben.
 Goedkopere toestellen hebben minder goede beeldkwaliteit en nemen de foto ongeveer 1 sec na het afdrukken.
 Door het schermpje gaan de batterijen heel snel leeg

Hoe werkt een digitaal fototoestel?

Een digitaal fototoestel bevat geen filmrol, maar een geheugenkaart. Dit kan van het type memory-stick, sd-card, mmc-card, xs-card, compactflash-card, … zijn. Elk fototoestel heeft een ander soort kaart. Deze kaarten kunnen uit het toestel genomen worden, en hebben een bepaalde opslagcapaciteit (6 megabyte, 12 mb, 36 mb, 64 mb, 128 mb, … en zelfs 1 gigabite). Hoe hoger de capaciteit, hoe meer foto’ s je kan trekken in een steeds betere kwaliteit. De meeste toestellen hebben ook een klein intern geheugen van ongeveer 12 megabyte. Je kan het fototoestel dan aansluiten op de computer, en zo de foto’ s in de computer zetten. Daarna kan je ze gaan bewerken met programma’ s als Photoshop, paint-studio’s, … de foto’ s worden dan uit het geheugen wissen, zodat het opnieuw gebruikt kan worden.
Elk fototoestel heeft een verschillende resolutie. Die resolutie bepaalt de beeldkwaliteit (hoe hoger de resolutie hoe meer megabyte de foto!) en wordt uitgedrukt in megapixel. Een pixel is een stipje. Een digitale foto wordt opgebouwd uit allemaal pixel’ s, die hun eigen kleur aannemen, net zoals een tv of computer (een goedkopere camera kan daar wel eens een foutje in maken). Samen vormen dat bijvoorbeeld 3 megapixels. Dat zijn ongeveer 3 miljoen pixels. Je hebt twee verschillende resoluties: CMOS en CCD. CCD techniek is duurder maar geeft een betere kwaliteit dan CMOS.
Een camera waarmee je al een degelijke foto mee kan trekken heeft 2 megapixels nodig. Maar er bestaan professionele camera’ s van 12 megapixels!

Dit is op een (redelijk) gemakkelijke manier verteld hoe een digitaal fototoestel werkt. Het zou echter een eindwerk zijn om dit volledig uit te kunnen leggen
Een digitaal fototoestel bevat bijna alle technieken die een gewoon fototoestel heeft. Het heeft er zelfs meer. Je hebt in een digitaal fototoestel bijvoorbeeld ook zoom, zelfs digitale zoom bestaat. Maar dat laatste is niet zo goed, omdat dat kwaliteitsverlies oplevert. Ook flash is meestal aanwezig, en ga zo maar door. Ook kan je in een digitaal fototoestel de lichtintensiteit en zo kiezen. Als je dan weet dat je ook nog eens in de computer alle mogelijkheden hebt, is digitale fotografie eindeloos. Om boekdelen over te schrijven, zoals ik al zei.
Slot

Eens ik bezig was met het onderwerp fotografie, merkte ik dat het eindeloos was om eraan te beginnen. Dit deed me de moed ook wel verliezen. Zoveel technieken dat er waren, dat ik ze lang niet kon bespreken. Ik heb juist de belangrijkste dingen kunnen samenvatten. Ik was van plan om het deel van de digitale fotografie het grootst te maken, maar dit is me niet meer gelukt. Mijn jaarwerk was al lang genoeg en het was te ingewikkeld. Ook vond ik het moeilijk om met de juiste informatie te werken. Er was zoveel over te vinden, en het was moeilijk samen te vatten. Ik was dus heel blij toen ik merkte dat ik al bijna klaar was toen ik aan het hoofdstuk Kodak begon.
Ik heb er veel meer van geleerd dan dat ik dacht er van te leren. Ik wist bv. niet dat het 1e fotografieproces zo ingewikkeld was. Ik ben uiteindelijk wel blij dat ik voor dit onderwerp heb gekozen, maar soms vond ik het een beetje saai. Maar eens ik op gang was, was ik niet meer te stoppen.
Ik vond het wel spijtig dat ik niet zo veel meer over digitale fotografie kon doen.

REACTIES

B.

B.

hoi sander
Ik ben Brenda en ik heb op school een project
ons groepje houdt het over camera's kan je mij misschien wat site's geven ofzo??
als je dat wil doen graag...
mail me dan even...groetjes Brenda

20 jaar geleden

S.

S.

goed werkstuk!

19 jaar geleden

P.

P.

zou ik misschien gebruik mogen maken van jou werkstuk....

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.